Bijlage 5.2. behorend bij afdeling 5.2 (eisen deskundigheid en opleiding toezichthoudend medewerker stralingsbescherming).
Bijlage 5.2, onderdeel A: kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor medische toepassingen.
De eindtermen voor de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische toepassingen
zijn primair bedoeld voor de medewerker die toezicht houdt op toepassingen met medisch-beeldvormende
röntgenapparatuur ten einde werknemer en omgeving tegen de nadelige gevolgen van ioniserende
straling bij radiologische toepassingen te beschermen en daarmee – indirect – ook
de patiënt beschermt. De medisch professional is primair verantwoordelijk voor zijn/haar
medisch handelen en is daarmee verantwoordelijk voor de bescherming van de patiënt
met inachtneming van de bescherming van werknemer en omgeving.
Kerncompetentie 1
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische toepassingen geeft in
afstemming met de stralingsbeschermingsdeskundige inhoudelijk adviezen en aanwijzingen
van preventieve aard en bewaakt de veiligheid van medewerkers en leden van de bevolking
voor de betreffende toepassing op het gebied van ioniserende straling.
|
Nadere typering van de context
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische toepassingen heeft wettelijke
taken met betrekking tot het verzorgen van opleiding en bij- en nascholing van werknemers
en het voorlichten van werknemers over toepasselijk vastgestelde procedures en ter
plekke geldende regelgeving.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
medische toepassingen in staat is:
-
1. zorg te dragen dat de toepasselijk vastgestelde procedures ten aanzien van stralingsbescherming
en ter plekke geldende regelgeving worden nageleefd;
-
2. zorg te dragen dat voorschriften en instructies ter kennis worden gebracht aan medewerkers
en andere betrokkenen;
-
3. protocollen op te stellen met betrekking tot stralingshygiënisch werken.
-
4. zorg te dragen voor voorlichting aan derden over stralingsbeschermingsaangelegenheden;
-
5. werknemers aan te spreken op onveilig/ongewenst gedrag betreffende stralingsveiligheid;
-
6. uit hoofde van zijn functie contact te onderhouden met werknemers (al dan niet blootgesteld)
op de afdeling over stralingsbeschermingsaspecten; bij zwangere medewerkers op het
moment van melding;
-
7. toezicht te houden op de klinische workflow, zodat het risico van stralingsblootstelling
van werknemers en leden van de bevolking is geminimaliseerd;
-
8. de regels, geldende veiligheidsnormen/eisen en protocollen toe te passen ten behoeve
van stralingsbescherming van personeel, leden van de bevolking en daarmee tevens van
patiënten;
-
9. zorg te dragen voor de lokale organisatie van persoonsdosimetrie;
-
10. te controleren dat voor personen die radiologische handelingen verrichten de passende
persoonsgerichte stralingsbeschermingsvoorzieningen worden getroffen;
-
11. toe te zien op de uitvoering van werkplekgerelateerde en individuele dosismonitoringsprogramma’s;
-
12. zorg te dragen voor het juiste gebruik van apparatuur, voorzieningen en beschermingsmiddelen;
-
13. werkzaamheden te verrichten in overleg met de stralingsbeschermingsdeskundige voor
de uitvoering van Risico Inventarisaties en Evaluaties Stralingshygiëne (RIAS);
-
14. structurele taken te verrichten betreffende kwaliteitsbewaking, stralingsveiligheid
en de opvolging daarvan (Plan-Do-Check-Act (PDCA) cyclus;
-
15. verbeteruitkomsten te implementeren op basis van de uitkomsten van de risico-inventarisatie
en evaluatie (RI&E) of inspectie- en auditbevindingen;
-
16. werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de stralingsbeschermingsdeskundige, verband
houdend met vergunningen en aangifteregelingen;
-
17. toepassingsspecifieke vragen bij een inspectiebezoek te beantwoorden;
-
18. in afstemming met stralingsbeschermingsdeskundige de regie bij stralingsincidenten
te nemen en op de hoogte te zijn van de lokale procedures betreffende incidenten en
ongevallen.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische
toepassingen:
-
1. op de hoogte is van de landelijke standaarden voor RI&E;
-
2. de methoden kent voor prospectieve risicoanalyse;
-
3. de systematiek van kwaliteitsborging (PDCA-cyclus) kent;
-
4. kennis heeft van de drie hoofdprincipes van de stralingsbescherming (rechtvaardiging,
ALARA, dosislimieten);
-
5. alle relevante dosis- en aanverwante begrippen kent, begrijpt en kan toepassen die
in de regelgeving worden genoemd;
-
6. de aard van röntgenstraling begrijpt en de wijze waarop deze wordt geproduceerd en
verder het elektromagnetische spectrum, röntgenspectra, interactie van röntgenstraling
met materie en achtergrondstraling;
-
7. het ALARA-beginsel toepast op handelingen en werkzaamheden van uiteenlopende complexiteit;
-
8. bekend is met de gangbare dosisbeperkende hulpmiddelen en de effectiviteit daarvan
in verschillende situaties.
Kerncompetentie 2
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische toepassingen houdt toezicht
op het handhaven van de relevante wet- en regelgeving op het gebied van ioniserende
straling binnen het – door de stralingsbeschermingsdeskundige vastgestelde – kader
van de betreffende medische toepassing(en).
|
Nadere typering van de context
De rol van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische toepassingen
is altijd dezelfde: lokaal toezicht houden op de handelingen met straling teneinde
de stralingsbescherming van werknemers en leden van de bevolking te waarborgen. De
toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische toepassingen werkt binnen
de kaders en verantwoordelijkheid van de stralingsbeschermingsdeskundige.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
medische toepassingen in staat is:
-
1. toezicht te houden op de stralingsbescherming rondom de betreffende medische toepassing;
-
2. te signaleren wanneer stralingstoestellen alsmede de hulp- en beveiligingsmiddelen
niet voldoen aan de eisen van goed en veilig werken;
-
3. onvoorziene gebeurtenissen te signaleren;
-
4. zorg te dragen voor rapportage en meldingen aan betrokken stralingsbeschermingsdeskundige
en/of klinisch fysicus;
-
5. er voor te zorgen dat de afgesproken periodieke controles worden uitgevoerd;
-
6. kwaliteitsrapportages op te stellen voor de afdeling en de stralingsbeschermingsdeskundige;
-
7. voor de betreffende medische toepassing een Kernenergiewetdossier kan opstellen en
bijhouden conform landelijke en lokale richtlijnen;
-
8. mede zorg te dragen voor het uitvoeren van de taken van de Commissie Stralingshygiëne;
-
9. afwijkingen/non-conformiteit met betrekking tot vastgelegde afspraken en procedure
te rapporteren aan de betrokkenen (bijvoorbeeld arts, MBB’er/laborant, klinisch fysicus,
stralingsbeschermingsdeskundige);
-
10. zorg te dragen dat stralingsbronnen (toestellen) die vermeld zijn in vergunning of
verleende schriftelijke interne toestemming afdoende zijn beveiligd tegen onbevoegd
gebruik;
-
11. de verantwoordelijkheid te nemen dat radiologische handelingen die naar zijn oordeel
een ontoelaatbaar stralingsrisico vormen of een calamiteit (kunnen) veroorzaken worden
beperkt of beëindigd conform afgesproken protocollen;
-
12. zich op de hoogte te stellen van het lokale beleid voor kwaliteitsbewaking en het
te volgen veiligheidsbeleid.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische
toepassingen:
-
1. de functie kent van de verschillende onderdelen van de beeldvormende apparatuur;
-
2. de invloed kent van het aanpassen van de diverse instelparameters en het gebruiken
van de diverse opties van een diagnostiektoestel op beeldkwaliteit en dosis;
-
3. eenvoudige afschermingsberekeningen kan uitvoeren;
-
4. stralingsniveaus op de correcte wijze weet te meten;
-
5. voldoende kennis heeft van radiobiologie om de achtergronden van dosislimieten en
-referentieniveaus te begrijpen en aan derden te kunnen uitleggen;
-
6. de relevante (meetbare) parameters voor dosimetrie en beeldkwaliteit kent binnen de
betreffende medische toepassing(en), zoals de operationele grootheden: dosis-oppervlakteproduct,
DOP; omgevingsdosisequivalent, H*(10) en persoonsdosisequivalent, Hp(10);
-
7. zich bewust is van de formele aspecten van een toezichthoudende rol en hoe die in
een (ziekenhuis)organisatie is waar te maken;
-
8. eventueel noodzakelijke wijzigingen signaleert in de RI&E en de op grond daarvan benodigde
wijzigingen in de indeling van werknemers en dit voorlegt aan de SBD;
-
9. afdelingsprotocollen en andere stralingsrelevante zaken kan toetsen aan de Kernenergiewetvergunning
en de vigerende wet- en regelgeving.
Kerncompetentie 3
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische toepassingen werkt actief
aan de eigen deskundigheidsbevordering en aan die van medewerkers met betrekking tot
de stralingsbescherming bij de betreffende medische toepassing(en).
|
Nadere typering van de context
Kennis, met betrekking tot regelgeving, werkmethoden en toepassingen, kan snel verouderen
en moet daarom continu worden bijgehouden en uitgebreid. Dit geldt niet alleen voor
de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische toepassingen zelf, maar
ook voor de werknemers, die binnen het betreffende toepassingsgebied, onder zijn toezicht
staan.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
medische toepassingen in staat is:
-
1. zorg te dragen voor eigen bij- en nascholing op het gebied van stralingsbescherming;
-
2. zorg te dragen voor bij- en nascholing van medewerkers op het gebied van stralingsbescherming;
-
3. instructie en voorlichting te geven aan nieuwe medewerkers en bij gebruik nieuwe apparatuur,
inclusief het gebruik van hulpmiddelen die de stralingsbelasting kunnen verlagen;
-
4. collega’s te trainen bij de implementatie van gewijzigde protocollen waarbij stralingsbescherming
een rol speelt;
-
5. effectief te communiceren met alle betrokkenen over stralingsrisico’s en werkwijzen;
-
6. te reflecteren op eigen competenties, kennis en vaardigheden.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming medische
toepassingen:
-
1. kennis heeft van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving uit (o.a. Kew, Arbo);
-
2. kennis heeft van de inhoud van de Kernenergiewetvergunning;
-
3. de relevante aanbevelingen en rapporten van de Overheid (o.a. de ministeries van SZW,
VWS, ANVS, Inspecties) en beroepsgroepen/commissies (o.a. NVMBR, NVKF, NCS) kent;
-
4. invulling kan geven aan het systeem van praktische stralingsbescherming binnen de
betreffende medische toepassing(en);
-
5. communicatieve en didactische kennis en vaardigheden heeft.
Bijlage 5.2, onderdeel B-1: kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor tandheelkunde (basisniveau).
|
Opleiding toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor tandheelkunde (basisniveau)
Onderwerp
|
EQF1
|
1
|
Atomaire structuur, stralingsproductie en interactie van straling
– Bouw van materie
– Ionisatie, excitatie
– Elektromagnetische straling
– Kwadratenwet
– Wisselwerking straling met materie; foto-en comptoneffect
– Afhankelijkheid effecten van fotonenergie
– Verzwakkingscoëfficienten en transmissie
|
4
|
|
|
|
2
|
Radiologische grootheden en eenheden
– Geabsorbeerde dosis
– Stralingsweegfactor en equivalente dosis
– Weefselweegfactoren en effectieve dosis
– Gray, sievert
|
4
|
|
|
|
3
|
Fysische eigenschappen van röntgentoestellen
– Bouw en werking röntgenbuis; productie van straling
– Stralingskwaliteit en energiespectrum
– Invloed buisspanning op dosis en contrast
– Invloed van buisstroom op dosis en contrast
– Effect van filtering
– Bundelbegrenzing
|
5
|
|
|
|
4
|
Principes van stralingsdetectie
– Dosismeters (zowel persoonlijk als ruimtedosimetrie)
– Gebruik van dosismeters (zowel persoonlijk als ruimtedosimetrie)
– Beeldvormende systemen (film, SPP, CCD, CMOS e.a.)
|
4
|
|
|
|
5
|
Principe van en procedures voor rechtvaardiging
– Kosten-baten analyse (rechtvaardiging van het protocol/procedure in het algemeen
en voor de specifieke patiënt in het bijzonder).
|
6
|
|
|
|
6
|
Principes van radiobiologie, biologische effecten van straling
– Interactie van straling en levend weefsel
– Factoren van invloed op het biologisch effect
– Stochastische en deterministische effecten
– Principe van lineaire dosis-effect relatie
|
4
|
|
|
|
7
|
Risico’s op tumoren en erfelijke afwijkingen
– Latentietijd
– Genetische effecten
|
5
|
|
|
|
8
|
Optreden van weefselreacties (deterministische effecten)
|
4
|
|
|
|
9
|
Algemene principes van stralingsbescherming inclusief optimalisatie
- Effect van afstand
- Effect van filtering
- Effect van diafragmering
- Rechtvaardiging, ALARA en dosislimieten
- Afschermende werking van materialen
|
6
|
|
|
|
10
|
Toepassing van stralingsbescherming
– Stralingsrisicoinventarisatie en -analyse
– Persoonsdosimetrie
– Ruimtedosimetrie
– Organisatorische maatregelen
|
6
|
|
|
|
11
|
Toepassing van stralingsbescherming ten opzichte van patiënten
– Toepassing rechtvaardigingsprincipe
– Keuze apparatuur
– Keuze opnametechniek in relatie tot diagnostische vraagstelling
– Bundelbegrenzing
– Effecten van filtering
– Keuze receptor
– Keuze opnametechniek
– Beleid van röntgenopnamen en zwangerschap
– Kwaliteitsbewaking en foutherkenning
– Gebruik van loodkraag (schild) en loodschort
– Bepaling van noodzaak overige beschermende maatregelen
|
6
|
|
|
|
12
|
Toepassing van stralingsbescherming ten opzichte van personeel en medewerkers
– Wanneer is persoonsdosimetrie noodzakelijk
– Toezicht op stralingsbescherming in de praktijk
– Verantwoordelijkheden naar stralingsbeschermingsdeskundige
– Stralingshandelingen bij zwangerschap
– Bouwkundige aspecten
|
6
|
|
|
|
13
|
Diagnostische referentieniveaus
– Intra-orale opnamen
– Extra-orale opnamen
– Bijzondere opnamen (o.a. CBCT)
– Vergelijking met andere opnametechnieken
|
5
|
|
|
|
14
|
Risico bij zwangerschap en voor de foetus
|
5
|
|
|
|
15
|
Kwaliteitsbewaking en kwaliteitsbevordering
– Referentiedoses
– Praktijkinstructies en protocollen
– Standaardisatie van opnametechniek
– Beeldoptimalisatie en beeldbewerking
|
5
|
|
|
|
16
|
Nationale regelgeving en (inter)nationale richtlijnen
– ICRP-Europese richtlijnen
– Kernenergiewet en Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming
– Melding en vergunning
– Praktijkrichtlijn NMT en veldnormen
|
5
|
1 European Qualifications Framework for Lifelong Learning. Het betreft een voorstel
tot harmonisatie van de verschillende opleidingsniveaus in de landen van de Europese
Unie, waarbij niveau 1 het laagste niveau is en niveau 8 het hoogste.
Bijlage 5.2, onderdeel B-2: kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor tandheelkunde (Conebeam CT)
|
Opleiding toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor tandheelkunde (Conebeam
CT, CBCT)
Onderwerp
|
EQF
|
0
|
De inhoud van de opleiding toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor tandheelkunde
(Basisniveau) wordt bekend verondersteld
|
|
|
|
|
3
|
Fysische eigenschappen van CBCT
– Principe van CBCT
– CBCT systemen
– Mogelijkheden voor belichtingsinstellingen
– Selectie volume en resolutie
– Effect van buisspanning
– Effect van buisstroom
– Effect van beam hardening
|
5
|
|
|
|
4
|
Principes van stralingsdetectie bij CBCT
– Beeldacquisitiesystemen
– Principe van CT-beeldreconstructie
– Partial volume effect
– 3D-rendering en visualisatie
|
5
|
|
|
|
5
|
Principe van en procedures voor rechtvaardiging
– Kosten-baten analyse (rechtvaardiging van het protocol/procedure in het algemeen
en voor de specifieke patiënt in het bijzonder) met betrekking tot CBCT.
|
6
|
|
|
|
10
|
Toepassing van stralingsbescherming bij CBCT
– Effect van bundelbegrenzing en beperking Volume of Interest
– Effect van aantal basisprojecties
– Effect van opnamehoek
– Resolutie
– Risicoanalyse en vereiste afscherming rondom toestel.
|
6
|
|
|
|
11
|
Toepassing van stralingsbescherming ten opzichte van patiënten
– Effecten van belichtingsinstellingen op de patiëntendosis
|
6
|
|
|
|
12
|
Toepassing van stralingsbescherming ten opzichte van personeel en medewerkers
– Stralingsbelasting op de omgeving bij CBCT-toestellen
– Effecten van belichtingsinstellingen op de omgevingsdosis
|
6
|
|
|
|
13
|
Diagnostische referentieniveaus
– Voor verrichtingen met CBCT
|
5
|
|
|
|
15
|
Kwaliteitsbewaking en kwaliteitsbevordering bij een CBCT
– Controle op goede werking
– Vereiste training van gebruiker
|
6
|
|
|
|
16
|
Nationale regelgeving en (inter)nationale richtlijnen
– Besluit stralingsbescherming
– Risicoanalyse
– Afscherming rondom CBCT-toestel
– Melding/vergunning
– Rechtvaardiging
– SedentexCT
– Vergelijking met andere opnamemodaliteiten
– Praktijkinstructies en protocollen
|
6
|
|
|
|
17
|
Interpretatie en diagnostiek
– Anatomie en het normale beeld
– Implantologie
– Endodontologie
– Gnathologie
– Traumatologie
– Overige pathologie
– Herkennen van fouten in belichtingsinstelling, positionering en gevolgen van mechanische
problemen.
– Artefacten
|
6
|
Bijlage 5.2, onderdeel C: kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor de veterinaire toepassing van röntgenapparatuur.
De eindtermen zijn verdeeld in drie categorieën met de aanduidingen K (kennis), V
(vaardigheden) en C (competenties). Deze zijn in de genoemde volgorde hiërarchisch
gerangschikt en een hogere categorie-aanduiding impliceert dat ook aan de voorgaande
categorie of categorieën moet zijn voldaan (K < V < C).
Kerncompetentie 1:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor de veterinaire toepassing
van röntgenapparatuur verricht handelingen en/of houdt toezicht op de uitvoering van
de handelingen met röntgentoestellen op een gerechtvaardigde en veilige manier om
onnodige blootstelling van zichzelf en anderen te voorkomen. Hierbij worden rechtvaardiging,
optimalisatie (ALARA-principe) en de dosislimieten in acht genomen.
|
Nadere typering van de context
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor de veterinaire toepassing
van röntgenapparatuur zal toezien op een verantwoord gebruik van röntgenstraling en
wanneer mogelijk gebruik maken van alternatieven. Hij dient een actieve rol te vervullen
in de toepassing van het ALARA-principe als het gaat om afstand nemen en afscherming.
Ook de opnametechniek is van belang: wanneer röntgenopnamen gemaakt worden met een
goede opnametechniek en een correcte diagnostische beeldkwaliteit, kan voorkomen worden
dat er opnamen moeten worden overgemaakt. Dit is een belangrijke vorm van stralenreductie.
Het is dan ook essentieel voor de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor de veterinaire toepassing van röntgenapparatuur om praktische vaardigheden op
te doen tijdens de opleiding.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor de veterinaire toepassing van röntgenapparatuur:
-
1. toeziet op risicobeperking volgens het ALARA principe en de praktische implicaties
daarvan (zoals tijd, afstand en afscherming) voor medewerkers en bezoekers van de
praktijk. Hij zal dit principe adequaat en overtuigend uitdragen en implementeren
(C);
-
2. het gebruik van röntgenstraling te allen tijde kan verantwoorden (rechtvaardiging)
(C);
-
3. bekend is met strooistralenrichting en actief toeziet de hoeveelheid strooistralen
te verminderen (bv. door diafragmering) (C);
-
4. in het kader van afstand nemen, de kwadratenwet weet toe te passen (V);
-
5. de belangrijkste projectierichtingen bij gezelschapsdieren en paarden kan maken (inclusief
juiste centrering) en de juiste naamgeving van deze opnamerichtingen gebruikt (V);
-
6. een correcte belichting voor een opname kan gebruiken en helderheid en contrast kan
verbeteren door het aanpassen van de kV en mAs (V);
-
7. wanneer nodig het contrast van een opname kan verbeteren door diafragmeren en/of het
gebruiken van een strooistralenrooster (V);
-
8. de invloed kent van kV en mAs op de geabsorbeerde dosis en op de hoeveelheid strooistraling
(V).
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
de veterinaire toepassing van röntgenapparatuur kennis heeft over:
-
1. de bouw en onderdelen van de röntgenbuis, lichtvizier en diafragma inclusief hun functies;
-
2. de buisspanning en buisstroom in relatie tot de kwaliteit van beeldvorming;
-
3. het mechanisme van het opwekken van röntgenstraling;
-
4. het energiespectrum en de filterwaarde;
-
5. de warmteontwikkeling binnen een röntgenbuis en de spreiding hiervan (o.a. draaianode,
lijnfocusprincipe);
-
6. de verschillende typen toestellen en detectiemethoden/beeldopnemers (fotografische
emulsie/analoge film, CR/DR en fluorescopie, inclusief de voor- en nadelen);
-
7. het gebruik van een strooistralenrooster (inclusief de opnametechnische voordelen
en consequenties qua belichtingswaarden);
-
8. de verschillende vormen van onscherpte;
-
9. het principe van vergroting en vertekening;
-
10. de veterinaire anatomie, inclusief de kenmerken van de te onderscheiden weefseltypen
in relatie tot de kwaliteit van de beeldvorming.
Kerncompetentie 2:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor de veterinaire toepassing
van röntgenapparatuur zorgt ervoor dat de administratie voor het beheer en gebruik
van de röntgentoestellen volgens de geldende wetgeving op orde is. Hij weet wanneer
het nodig is experts te consulteren en volgt na- en bijscholing om kennis op peil
te houden en op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen.
|
Nadere typering van de context
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor de veterinaire toepassing
van röntgenapparatuur is ervoor verantwoordelijk dat met een röntgenapparaat gewerkt
wordt binnen een veilige werkomgeving (inclusief beschermingsmiddelen) volgens de
huidige wet- en regelgeving en dient te zorgen voor schriftelijke en mondelinge instructies
voor medewerkers. Hij ziet erop toe dat een correcte administratie wordt gevoerd en
weet wanneer hij experts moet raadplegen, bijvoorbeeld voor het opstellen of laten
goedkeuren van de risicoanalyse. Bij de controle van de administratie wordt ook de
blootstelling van de medewerkers en derden (inclusief dosislimieten) in ogenschouw
genomen.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor de veterinaire toepassing van röntgenapparatuur:
-
1. de grenzen kent van zijn of haar eigen kennis en deskundigheid (C);
-
2. de rol kent van een geregistreerd stralingsbeschermingsdeskundige en deze indien noodzakelijk
om ondersteuning vraagt (C);
-
3. reflecteert op zijn of haar eigen stralingsrisicoperceptie en integriteit en zich
open stelt voor intervisie en kritiek (C);
-
4. een overzichtelijk administratief beheersysteem bijhoudt met up-to-date Kernenergiewetdossier
en stralingshygiënisch jaarverslag (V);
-
5. toeziet op de aanwezigheid van een adequate, door een stralingsbeschermingsdeskundige
goedgekeurde (en evt. opgestelde) risicoanalyse, gerelateerd aan het gebruiksdoel,
met inachtneming van de stralingsrichting (V);
-
6. toeziet op planning en uitvoering van de acceptatietest voor ingebruikneming van een
toestel, het periodieke onderhoud van het toestel en de periodieke controle van röntgen-
en stralingsmeetapparatuur en (persoonlijke) beschermingsmiddelen, dit alles door
of onder toezicht van een stralingsbeschermingsdeskundige (V);
-
7. heldere werkprotocollen opstelt/beoordeelt en toeziet op naleving hiervan (V);
-
8. zorg draagt voor een veilige werkomgeving die volgens de wettelijke voorschriften
is ingericht en aangeduid (C);
-
9. weet waar en hoe de relevante wet- en regelgeving te raadplegen en zich op de hoogte
houdt van relevante wijzigingen (V);
-
10. er op toeziet dat de dosislimieten niet worden overschreden (V);
-
11. in voldoende mate de weg kent op het internet en in de literatuur om de eigen kennis
actueel te houden en bekend is met het systeem van na- en bijscholing in Nederland
en de administratie hiervan (C);
-
12. geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen kiest voor de werkzaamheden (V);
-
13. zorgt voor geschikte persoonsdosimetrie voor blootgestelde werkers (V);
-
14. verbeterpunten implementeert naar aanleiding van uitkomsten van een risicoanalyse
en/of inspectie.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
de veterinaire toepassing van röntgenapparatuur kennis heeft over:
-
1. de betrokken overheidsinstanties en inspecties, inclusief Euratom en ICRP;
-
2. de Kernenergiewet en onderliggende relevante besluiten en regelingen;
-
3. de verschillende professionele rollen van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
en de stralingsbeschermingsdeskundige;
-
4. de vergunnings- en meldingsplicht van röntgentoestellen;
-
5. dosismeters en persoonlijke controlemiddelen (ionisatiekamers, TLD, GM telbuizen,
DOP-meter);
-
6. het principe van dosisreductie door afscherming.
Kerncompetentie 3
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor de veterinaire toepassing
van röntgenapparatuur beschikt over communicatieve vaardigheden om gevraagd en ongevraagd,
op overtuigende wijze inhoudelijk adequate adviezen en aanwijzingen van preventieve
aard te verstrekken over het werken met ioniserende straling en de stralingsrisico’s
aan medewerkers en eigenaren van dieren.
|
Nadere typering van de context
Omdat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor de veterinaire toepassing
van röntgenapparatuur verantwoordelijk is voor het gebruik van röntgenstraling bij
een dier, moet hij de risico’s hiervan kennen en kunnen uitleggen. Om de risico’s
goed te begrijpen is kennis over algemene fysische onderwerpen, dosimetrie en de biologische
effecten van straling essentieel. Om de risico’s op een proactieve en heldere manier
te kunnen overdragen, dient de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming over
een professionele houding en communicatieve vaardigheden te beschikken. Naast de communicatie
met medewerkers en eigenaren van dieren betreft dit ook de communicatie met deskundigen
en de inspectiedienst.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor de veterinaire toepassing van röntgenapparatuur:
-
1. indien noodzakelijk met alle betrokkenen mondeling en of schriftelijk communiceert
over zaken betreffende stralingsbescherming, de stochastische effecten en weefselreacties
van straling en zwangerschap gerelateerde zaken (humaan) (C);
-
2. indien noodzakelijk wijst op de risico’s van strooistraling (inclusief de richtingsgevoeligheid
hiervan) (V);
-
3. stralingsrisico’s in het perspectief ziet van de andere aanwezige risico’s en de maatschappelijke
context (V);
-
4. toelichting kan geven over dosimetrie (geabsorbeerde dosis, equivalente dosis en effectieve
dosis en stralings- en weefselweegfactoren) en dosis-effect relaties (V);
-
5. incidenten herkent en beoogt te voorkomen en correct reageert op voorziene en onvoorziene
onbedoelde gebeurtenissen en deze rapporteert (V).
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
de veterinaire toepassing van röntgenapparatuur kennis heeft over:
-
1. algemene fysische onderwerpen, inclusief de bouw van het atoom (model van Bohr), ionisatie,
excitatie, luminescentie, het begrip straling (deeltjes vs. elektromagnetische straling)
en het elektromagnetisch spectrum;
-
2. onderscheid tussen ioniserende en niet-ioniserende straling;
-
3. de fysische eigenschappen van alfa-, bèta-, röntgen- en gammastraling;
-
4. karakteristieke straling en remstraling;
-
5. de interactiemechanismen van straling;
-
6. relatie tussen foto-elektrische en Compton-effecten en dikte, dichtheid en atoomnummer
(Z) van het object en de golflengte van de straling;
-
7. open vs. gesloten bronnen, uitwendige bestraling vs. inwendige besmetting;
-
8. de effecten van straling op biologisch materiaal (directe en indirecte effecten/ stochastische
effecten en weefselreacties (radicalen); effecten op cel- en weefselniveau; somatische
en genetische effecten en teratogene effecten);
-
9. methoden voor stralingsmeting en (persoons)dosimetrie;
-
10. achtergrondstraling.
Bijlage 5.2, onderdeel D: kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor de splijtstofcyclus.
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor de splijtstofcyclus kent twee
niveaus:
-
1. toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor de splijtstofcyclus (niveau C),
-
2. toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor de splijtstofcyclus (niveau B).
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor de splijtstofcyclus niveau
B is in de nabijheid van een handeling of is oproepbaar. De toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming voor de splijtstofcyclus niveau C zal lokaal aanwezig zijn of
in de nabijheid zijn van een handeling en zal altijd onder een geconsigneerd toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming voor de splijtstofcyclus niveau B werkzaam zijn.
De kerncompetenties voor deze twee niveaus worden in bijlage 5.2 onderdelen D-1 en
D-2 verder uitgewerkt.
Bijlage 5.2 onderdeel D-1. Kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor de splijtstofcyclus (niveau C)
Kerncompetentie 1:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-C houdt, voor
de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is, toezicht en handhaaft de relevante
wet- en regelgeving op het gebied van ioniserende straling. Hij geeft in afstemming
met de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-B op overtuigende
wijze inhoudelijk adequate adviezen aan de werknemers en organisatie in het nucleaire
veld.
|
Nadere typering van de context
Deze werkzaamheden worden voor een groot deel ter plaatse of in de nabijheid van de
handeling uitgevoerd. Daarnaast omvatten de werkzaamheden administratieve taken en
het deelnemen aan regulier overleg. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
splijtstofcyclus-C schakelt de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-B
in voor de aan toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-B
voorbehouden taken en handelt verder binnen de door de toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming splijtstofcyclus-B aangegeven kaders. De toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming splijtstofcyclus-C stemt waar nodig met de toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming splijtstofcyclus-B op professionele wijze af ter waarborging
van de kwaliteit van de stralingsbescherming bij de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk
is.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
binnen de nucleaire industrie:
-
1. audits en inspecties uitvoert op de werkplek;
-
2. betrouwbaar en reproduceerbaar het stralingsniveau (cps/dosis/dosistempo) en een (oppervlakte)besmetting
meet;
-
3. verkregen meetgegevens interpreteert in het kader van dosisbeperkingen en limieten;
-
4. oordeelt of handelingen voldoen aan de gestelde eisen in de Kernenergiewet (Kew) vergunning, Interne Toestemming (indien van toepassing) en interne regelingen;
-
5. Inzicht heeft in de risico’s van de industrie waarin hij werkt;
-
6. proactief bijstuurt: de benodigde instrumenten en vaardigheden inzet om te interveniëren
indien dit naar zijn oordeel nodig is;
-
7. intervenieert door onderbreken/stilleggen van de werkzaamheden indien hiertoe aanleiding
is;
-
8. intervenieert door advisering van blootgestelde werknemers, management en toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-B of stralingsbeschermingsdeskundige;
-
9. bijdraagt aan het opstellen van een adequate risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E);
-
10. bijdraagt aan het opstellen, evalueren en verbeteren van adequate werkplannen en procedures
en daarbij het principe van een Plan-Do-Check-Act-cyclus (PDCA-cyclus) hanteert;
-
11. bijdraagt aan een vergunningsaanvraag of -wijziging;
-
12. bijdraagt aan de indeling in bewaakte en gecontroleerde zones, inclusief de beschrijving
van toegangsprocedures en uitgangsprocedures;
-
13. het spanningsveld tussen het toepassen van het optimalisatie-/ALARA-principe en de
daarmee gepaard gaande kosten adequaat hanteert;
-
14. de brongerichte aanpak en het ALARA principe in de praktijk implementeert;
-
15. bijdraagt aan adviezen (zowel gevraagd als ongevraagd) voor beleid gericht op risicobeperking
en praktische implicaties daarvan voor medewerkers, bezoekers en de leefomgeving;
-
16. adequaat adviseert en oordeelt over inzet/toepassing van bepaalde werkwijzen bij stralingsbronnen;
-
17. bijdraagt aan de advisering bij nieuw- en verbouw met betrekking tot bouwkundige voorzieningen
en inrichting in relatie tot de stralingshygiëne;
-
18. bijdraagt aan het opzetten van een regulier kwaliteitsmonitoringsysteem in het kader
van de PDCA-cyclus;
-
19. geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen adviseert;
-
20. adviseert over het gebruik van geschikte meetapparatuur;
-
21. dosimetriegegevens verwerkt van blootgestelde werknemers;
-
22. controle op besmettingen uitvoert of laat uitvoeren;
-
23. meetinstrumenten periodiek op juiste werking controleert of laat controleren;
-
24. blootstellingspaden kent en de effectieve (volg)dosis door uitwendige bestraling en
inwendige besmettingen berekent;
-
25. (externe) werkers instrueert en/of begeleidt bij werkzaamheden in nucleair gebied
waar nodig;
-
26. op de hoogte is van de ‘best practices’ en adequate maatregelen om verspreiding van
radioactieve stoffen te voorkomen en daarnaar handelt;
-
27. op de hoogte is van de ‘best practices’ en adequate maatregelen omtrent handelingen
met splijtstoffen en daarnaar handelt.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend toezichthoudend medewerker stralingsbescherming:
-
1. (voor)kennis heeft van de wiskunde, fysica, natuurkunde en scheikunde op het examenniveau
van ten minste het havo of gelijkwaardig;
-
2. over basisvaardigheden beschikt om vakliteratuur te kunnen lezen;
-
3. kennis heeft van de basisanatomie en fysiologie van de mens;
-
4. kennis heeft van radioactief verval (inclusief moeder-dochter relaties);
-
5. kennis heeft van de fysische eigenschappen van alfastraling, bètastraling, fotonen
en neutronen en in beperkte mate van protonen;
-
6. bekend is met de nuclidenkaart en de daarop vermelde gegevens in berekeningen kan
toepassen;
-
7. kennis heeft van de radiobiologische eigenschappen van alfastraling, bètastraling,
fotonen, neutronen en protonen;
-
8. kennis en inzicht heeft in de radiobiologie om risicoschattingen te maken;
-
9. kennis heeft van relevante meetapparatuur en hun geschiktheid voor toepassing bij
straling van diverse aard;
-
10. kennis heeft van dosistempo monitoren en besmettingsdetectoren en kennis heeft van
hun toepassing;
-
11. adequate afschermingsmaterialen kent voor relevante stralingstypen;
-
12. correcte afschermingsberekeningen uitvoert voor alle relevante stralingstypen;
-
13. kennis heeft van secundaire effecten bij straling;
-
14. dosisberekeningen voor externe straling uitvoert met behulp van bronconstanten en/of
vuistregels;
-
15. eenvoudige inwendige-besmettingsberekeningen uitvoert met behulp van dosisconversiecoëfficiënten
(e50-waarden);
-
16. alle dosis- en aanverwante begrippen kent die in de vigerende regelgeving en vergunningen
worden genoemd;
-
17. kennis heeft om een audit/inspectie uit te voeren;
-
18. kennis heeft van de drie hoofdprincipes van de stralingsbescherming (rechtvaardiging,
optimalisatie/ALARA, limieten);
-
19. globale kennis heeft van de achtergrondstraling (aard, type, oorsprong, dosisbelasting
per pad);
-
20. de regels kent die gelden voor radioactieve afvalstoffen;
-
21. de vereiste inhoud van een Kernenergiewetdossier en de eisen aan overige administratieve
verplichtingen kent;
-
22. kennis heeft van actuele en relevante wet- en regelgeving voor radioactieve stoffen;
-
23. kennis heeft van actuele en relevante wet- en regelgeving voor kerninstallaties, splijtstoffen
en ertsen;
-
24. globale kennis heeft van beveiliging van stralingsbronnen (non-proliferatie);
-
25. bekend is met transportregelgeving (ADR) met betrekking tot radioactieve stoffen en
splijtstoffen en ertsen, etiketten (her)kent, een transportindex-bepaling uitvoert
en een vervoersdocument correct invult;
-
26. kennis heeft van neutronen activatie;
-
27. kennis heeft van kriticiteit;
-
28. kennis heeft over het voorkomen, verzwakken en versterken van kriticiteit;
-
29. globale kennis heeft van de splijtstofcyclus;
-
30. globale kennis heeft van uranium verrijking;
-
31. globale kennis heeft van de werking van een kernreactor (zoals PWR, RR).
Kerncompetentie 2:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-C draagt, voor
de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is, bij aan een adequate afhandeling van
een (voorziene) onbedoelde gebeurtenis of (dreigend) incident.
|
Nadere typering van de context
Adequate preventie en voorzorgsmaatregelen sluiten niet uit dat op zeker moment een
incident, waarbij stralingsrisico’s een rol spelen, dreigt of zich daadwerkelijk voordoet.
In een dergelijke situatie wordt van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
splijtstofcyclus-C verwacht dat deze eerstelijnsacties onderneemt, de toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-B of stralingsbeschermingsdeskundige
(waarschuwt en zich vervolgens aan diens aanwijzingen houdt.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming:
-
1. bij een (dreigend) incident, een adequate inschatting maakt van de urgentie/risicogrootte;
-
2. bij een (dreigend) incident de passende maatregelen, detectie- en meetmethoden kent,
toepast of laat toepassen en de daaruit voortkomende meetresultaten interpreteert;
-
3. de situatie snel overziet omdat hij bekend is met de situatie en de locatie en bekend
is met de handelingen;
-
4. bij onbedoelde gebeurtenissen of incidenten (verdere) contaminatie van de omgeving
voorkomt door het toepassen van de juiste maatregelen;
-
5. de verantwoordelijkheid die bij zijn rol past actief op zich neemt;
-
6. bijdraagt aan het terugbrengen van een ontstane afwijkende situatie naar de normale
werksituatie;
-
7. bijdraagt aan het opstellen van een decontaminatieplan en dit uitvoert of laat uitvoeren;
-
8. tijdig een eerste dosisschatting geeft aan de hand van meetwaarden en gegevens zoals
vermeld in het Handboek Radionucliden (of vergelijkbaar);
-
9. bijdraagt aan adequate regie en samenwerking met andere deskundigen en disciplines
(bijvoorbeeld met de afdeling Communicatie/Voorlichting), inclusief eventuele meldingen
aan de Inspectie;
-
10. bijdraagt aan de evaluatie van het incident en de vertaling van de uitkomsten daarvan
naar beleid en interne procedures.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming:
-
1. kennis heeft van de risico-inventarisatie en -evaluatie;
-
2. kennis heeft van (uitwendige) decontaminatiemethoden voor mens en materiaal;
-
3. indien mogelijk in overleg met de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
splijtstofcyclus-B of stralingsbeschermings-deskundige maar zo nodig zelfstandig inschat
wanneer de situatie acute medische hulp vereist als gevolg van stralingsincidenten;
-
4. blootgestelde personen (of zij die denken te zijn blootgesteld) op onderbouwde wijze
adequaat informeert;
-
5. globale kennis heeft van gebeurde ongevallen in de nucleaire wereld;
-
6. praktische vuistregels voor zowel inwendige besmetting (Ainh = 3x neussnuitsel) als
uitwendige bestraling kent en deze vlot toepast.
Kerncompetentie 3:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-C kent zijn positie
binnen het bedrijf en communiceert effectief naar zowel blootgestelde werkers als
naar de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-B en stralingsbeschermingsdeskundige.
Tevens werkt de toezichthoudend medewerker splijtstofcyclus-C actief aan de eigen
deskundigheidsbevordering en aan die van anderen waarvoor hij verantwoordelijk is.
|
Nadere typering van de context
Met de juiste houding, overtuiging en communicatieve vaardigheden zal de toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-C effectief zijn werk kunnen uitvoeren.
Daarnaast is het van belang dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
splijtstofcyclus-C op de hoogte is van de meest recente ontwikkelingen. Kennis, zoals
met betrekking tot regelgeving en werkmethoden/toepassingen, veroudert soms snel en
moet daarom continu worden bijgehouden en uitgebreid. Dit geldt niet alleen voor de
toezichthoudend medewerker stralingsbescherming zelf, maar ook voor de werkers die
in de organisatie onder zijn toezicht staan. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
splijtstofcyclus-C heeft taken met betrekking tot de voorlichting aan en instructie
van (blootgestelde) werkers (al dan niet zwanger). Verder zal de toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming splijtstofcyclus-C betrokken zijn bij calamiteitenoefeningen.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming:
-
1. met alle betrokkenen (op de eigen werkvloer en de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
splijtstofcyclus-B of stralingsbeschermingsdeskundige) effectief communiceert over
stralingsrisico’s, werkwijzen, enz.;
-
2. het beleid gericht op risicobeperking en praktische implicaties adequaat en overtuigend
uitdraagt;
-
3. zijn positie in de afdeling en/of organisatie goed inschat (organisatiesensitiviteit)
en daardoor proportioneel handelt;
-
4. op aanwijzing van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-B
bijdraagt aan de voorbereiding en begeleiding van overheidsinspecties;
-
5. zich bewust is van zijn positie in de stralingsbeschermingsorganisatie en zijn verhouding
tot de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-B en daarnaar
handelt;
-
6. zijn deelgebied binnen de stralingsbescherming in voldoende mate overziet en daarin
een bepaalde diepgang verwerft zodat hij daadwerkelijk als deskundig wordt gezien
en daar overtuigende en onderbouwde adviezen en voorlichting over kan geven;
-
7. adequate en effectieve, doelgroepgerichte (werk)instructie en voorlichting geeft,
zowel aan individuen als aan groepen;
-
8. risico’s voor zwangere (blootgestelde) werknemers kan inschatten en adequaat advies
kan geven, waar nodig in overleg met een toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
splijtstofcyclus-B en stralingsarts;
-
9. blootgestelde personen (of zij die denken te zijn blootgesteld) op onderbouwde wijze
adequaat informeert;
-
10. de inhoud van, en de deelnemers aan, instructie of voorlichting administreert in het
Kew-dossier;
-
11. stralingsrisico’s in een maatschappelijke context plaatst;
-
12. de relatie tussen de stralingsrisico’s en die van andere risico’s op de werkvloer
vergelijkt met het (arbo)risicobeleid en daarbij rekening houdt met verschillen in
risicoperceptie;
-
13. bijdraagt aan het opstellen en beoordelen van leesbare werkprotocollen;
-
14. reflecteert op zijn eigen normen en waarden, integriteit en ethiek;
-
15. de grens van zijn expertise onderkent en zichzelf bijschoolt;
-
16. zich open stelt voor, of – indien hij zijn eigen expertise in twijfel trekt – actief
verzoekt om intervisie, kritiek of advies, in het bijzonder van de toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-B;
-
17. reflecteert op zijn eigen risicoperceptie ten aanzien van stralingsblootstelling.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming:
-
1. verschillende technieken van communicatie kent;
-
2. ethische problemen herkent;
-
3. weet wat wordt bedoeld met risicoperceptie;
-
4. globale kennis heeft van andere risico’s dan stralingsrisico’s binnen het bedrijf
en de verhouding kent tussen de verschillende risico’s;
-
5. bekend is met de administratie van instructie in het Kew-dossier;
-
6. bekend is met bij- en nascholingsmogelijkheden en in voldoende mate de weg kent in
de literatuur en op internet om de eigen kennis op peil te houden;
-
7. zich bewust is van (de grenzen van) zijn eigen vaardigheden en competenties.
Bijlage 5.2 onderdeel D-2. Kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor de splijtstofcyclus (niveau B)
De eindtermen voor de opleiding tot toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
splijtstofcyclus op B-niveau bestaan uit twee modules. De eerste module is gelijk
aan de opleiding tot stralingsbeschermingsdeskundige op het niveau van coördinerend
deskundige. De tweede module, de module splijtstofcyclus, bestaat uit twee delen:
Deel twee van de module splijtstofcyclus kan ook gebruikt worden voor de toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus op C-niveau in navolging op een opleiding
verspreidbare stoffen op C-niveau.
Deel een: Toezichthoudende taken
Kerncompetentie 1:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus op B niveau houdt,
voor de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is, toezicht en handhaaft de relevante
wet- en regelgeving op het gebied van ioniserende straling. Hij geeft in afstemming
met de stralingsbeschermingsdeskundige op overtuigende wijze inhoudelijk adequate
adviezen aan de werknemers en organisatie in het nucleaire veld.
|
Nadere typering van de context
Deze werkzaamheden worden voor een groot deel ter plaatse of in de nabijheid van de
handeling uitgevoerd. Daarnaast omvatten de werkzaamheden administratieve taken en
het deelnemen aan regulier overleg. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
splijtstofcyclus-B schakelt de stralingsbeschermingsdeskundige in voor de aan stralingsbeschermings-deskundige
voorbehouden taken en handelt verder binnen de door de stralingsbeschermingsdeskundige
aangegeven kaders. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-B
stemt waar nodig met de stralingsbeschermingsdeskundige op professionele wijze af
ter waarborging van de kwaliteit van de stralingsbescherming bij de toepassing waarvoor
hij verantwoordelijk is.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
binnen de nucleaire industrie:
-
1. audits en inspecties uitvoert op de werkplek;
-
2. oordeelt of handelingen voldoen aan de gestelde eisen;
-
3. inzicht heeft in de risico’s van de industrie waarin hij werkt;
-
4. proactief bijstuurt: de benodigde instrumenten en vaardigheden inzet om te interveniëren
indien dit naar zijn oordeel nodig is;
-
5. intervenieert door onderbreken/stilleggen van de werkzaamheden indien hiertoe aanleiding
is;
-
6. intervenieert door advisering van blootgestelde werknemers, management en stralingsbeschermingsdeskundige;
-
7. bijdraagt aan het opstellen van een adequate risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E);
-
8. bijdraagt aan het opstellen, evalueren en verbeteren van adequate werkplannen en procedures
en daarbij het principe van een Plan-Do-Check-Act-cyclus (PDCA-cyclus) hanteert;
-
9. bijdraagt aan een vergunningsaanvraag of -wijziging;
-
10. bijdraagt aan de indeling in bewaakte en gecontroleerde zones, inclusief de beschrijving
van toegangsprocedures en uitgangsprocedures;
-
11. bijdraagt aan adviezen (zowel gevraagd als ongevraagd) voor beleid gericht op risicobeperking
en praktische implicaties daarvan voor medewerkers, bezoekers en de leefomgeving;
-
12. bijdraagt aan de advisering bij nieuw- en verbouw met betrekking tot bouwkundige voorzieningen
en inrichting in relatie tot de stralingshygiëne;
-
13. bijdraagt aan het opzetten van een regulier kwaliteitsmonitoringsysteem in het kader
van de PDCA-cyclus;
-
14. (externe) werkers begeleidt bij werkzaamheden in nucleair gebied, waar nodig.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming:
-
1. kennis heeft van neutronen activatie;
-
2. kennis heeft van kriticiteit;
-
3. kennis heeft over het voorkomen, verzwakken en versterken van kriticiteit;
-
4. globale kennis heeft van de splijtstofcyclus;
-
5. globale kennis heeft van uranium verrijking;
-
6. globale kennis heeft van de werking van een kernreactor (zoals PWR, RR).
Alle overige kennis en vaardigheden om deze competentie uit te voeren zijn aan bod
gekomen in de opleiding tot stralingsbeschermingsdeskundige (niveau coördinerend deskundige).
Kerncompetentie 2:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus op B niveau draagt,
voor de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is, bij aan een adequate afhandeling
van een (voorziene) onbedoelde gebeurtenis of (dreigend) incident.
|
Nadere typering van de context
Adequate preventie en voorzorgsmaatregelen sluiten niet uit dat op zeker moment een
incident, waarbij stralingsrisico’s of kriticiteitsrisico’s een rol spelen, dreigt
of zich daadwerkelijk voordoet. In een dergelijke situatie wordt van de toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus-B verwacht dat deze eerstelijnsacties
onderneemt en de stralingsbeschermingsdeskundige waarschuwt.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming:
-
1. globale kennis heeft van gebeurde ongevallen in de nucleaire wereld.
-
2. kennis heeft van actuele en relevante wet- en regelgeving voor kerninstallaties, splijtstoffen
en ertsen;
Alle overige kennis en vaardigheden om deze competentie uit te voeren zijn aan bod
gekomen in de opleiding tot stralingsbeschermingsdeskundige (niveau coördinerend deskundige).
Kerncompetentie 3:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus kent zijn positie
binnen het bedrijf en communiceert effectief naar zowel blootgestelde werkers als
naar de stralingsbeschermingsdeskundige. Tevens werkt de toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming actief aan de eigen deskundigheidsbevordering en aan die van
anderen waarvoor hij verantwoordelijk is.
|
Nadere typering van de context
Met de juiste houding, overtuiging en communicatieve vaardigheden zal de toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming-splijtstofcyclus effectief zijn werk kunnen uitvoeren.
Daarnaast is het van belang dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming-splijtstofcyclus
op de hoogte is van de meest recente ontwikkelingen. Kennis, zoals met betrekking
tot regelgeving en werkmethoden/toepassingen, veroudert soms snel en moet daarom continu
worden bijgehouden en uitgebreid. Dit geldt niet alleen voor de toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming zelf, maar ook voor de werkers die in de organisatie onder zijn
toezicht staan. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming-splijtstofcyclus
heeft taken met betrekking tot de voorlichting aan en instructie van (blootgestelde)
werkers (al dan niet zwanger). Verder zal de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming-splijtstofcyclus
betrokken zijn bij calamiteitenoefeningen.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
splijtstofcyclus op niveau B naast de opgedane vaardigheden in de stralingsbeschermingsdeskundige
opleiding (niveau coördinerend deskundige) ook:
-
1. op aanwijzing van de stralingsbeschermingsdeskundige bijdraagt aan de voorbereiding
en begeleiding van overheidsinspecties;
-
2. zich bewust is van zijn positie in de stralingsbeschermingsorganisatie en zijn verhouding
tot de stralingsbeschermingsdeskundige en daarnaar handelt;
-
3. de relatie tussen de stralingsrisico’s en die van andere risico’s op de werkvloer
vergelijkt met het (arbo)risicobeleid en daarbij rekening houdt met verschillen in
risicoperceptie.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming:
Overige kennis en vaardigheden nodig om kerncompetentie 3 uit te voeren
zijn aan bod gekomen in de opleiding tot stralingsbeschermingsdeskundige (niveau coördinerend
deskundige).
Deel 2 specifieke nucleaire kennis
Kerncompetenties:
1. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus houdt, voor
de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is, toezicht en handhaaft de relevante
wet- en regelgeving op het gebied van ioniserende straling. Hij geeft in afstemming
met de stralingsbeschermingsdeskundige op overtuigende wijze inhoudelijk adequate
adviezen aan de werknemers en organisatie in het nucleaire veld.
2. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus draagt, voor
de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is, bij aan een adequate afhandeling van
een (voorziene) onbedoelde gebeurtenis of (dreigend) incident.
3. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus kent zijn positie
binnen het bedrijf en communiceert effectief. Tevens werkt de toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming actief aan de eigen deskundigheidsbevordering en aan die van
anderen waarvoor hij verantwoordelijk is.
|
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming splijtstofcyclus:
-
1. kennis heeft van actuele en relevante wet- en regelgeving voor kerninstallaties, splijtstoffen
en ertsen;
-
2. kennis heeft van neutronen activatie;
-
3. kennis heeft van kriticiteit;
-
4. kennis heeft over het voorkomen, verzwakken en versterken van kriticiteit;
-
5. globale kennis heeft van de splijtstofcyclus;
-
6. globale kennis heeft van uranium verrijking;
-
7. globale kennis heeft van de werking van een kernreactor (zoals PWR, RR);
-
8. globale kennis heeft van gebeurde ongevallen in de nucleaire wereld.
Bijlage 5.2, onderdeel E: kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen.
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve
stoffen kent drie niveaus, waarbij om pragmatische redenen is aangesloten bij de grenzen
van de Richtlijn Radionuclidenlaboratoria, die in elk geval voor reguliere handelingen aansluiten bij de graduele aanpak:
-
1. toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve stoffen
(niveau B) voor radionuclidenlaboratoria op B-niveau (Amax = 2000 Reinh)
-
2. toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve stoffen
(niveau C) voor radionuclidenlaboratoria op C-niveau onder directe verantwoordelijkheid
van een stralingsbeschermingsdeskundige (Amax = 20 Reinh)
-
3. toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve stoffen
(niveau D) voor radionuclidenlaboratoria op D-niveau onder directe verantwoordelijkheid
van een stralingsbeschermingsdeskundige (Amax = 0,2 Reinh)
De kerncompetenties voor deze drie niveaus worden in bijlage 5.2, onderdelen E-1,
E-2 en E-3 nader uitgewerkt.
Bijlage 5.2, onderdeel E-1. Kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau B).
Voor een toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve
stoffen (niveau B) zijn geen aparte eindtermen geformuleerd – deze persoon dient de
opleiding tot stralingsbeschermingsdeskundige op het niveau van een (algemeen) coördinerend
deskundige succesvol te hebben afgerond.
Bijlage 5.2, onderdeel E-2. Kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C).
Kerncompetentie 1:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve
stoffen (niveau C) houdt, voor de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is, toezicht
en handhaaft de relevante wet- en regelgeving op het gebied van ioniserende straling
en geeft in afstemming met de stralingsbeschermingsdeskundige op overtuigende wijze
inhoudelijk adequate adviezen aan de werknemers en organisatie.
|
Nadere typering van de context
Deze werkzaamheden worden voor een groot deel op of in de nabijheid van het laboratorium
uitgevoerd. Daarnaast omvatten de werkzaamheden administratieve taken en het deelnemen
aan regulier overleg. Voor de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C) is dit doorgaans een belangrijk nevenbestanddeel
van zijn overige werkzaamheden. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C) schakelt de stralingsbeschermings-deskundige
in voor de aan de stralingsbeschermingsdeskundige voorbehouden taken en handelt verder
binnen de door de stralingsbeschermingsdeskundige aangegeven kaders. De toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C)
stemt waar nodig met hem op professionele wijze af ter waarborging van de kwaliteit
van de stralingsbescherming bij de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C):
-
1. bijdraagt aan het opstellen van een adequate risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E),
gerelateerd aan het ondernemingsdoel met inachtneming van de werknemersbelangen; zich
bewust is van het spanningsveld tussen verschillende (deel)belangen en dat in de praktijk
soepel en flexibel hanteert zonder het te behalen doel (een veilige werkplek) uit
het oog te verliezen;
-
2. adequate werkplannen en procedures opstelt, evalueert en verbetert; daarbij rekening
houdt met de organisatiespecifieke kenmerken/ risico’s/ toepassingsmogelijkheden/
aanwezige deskundigheden en daarbij het principe van een Plan-Do-Check-Act-cyclus
(PDCA-cyclus) hanteert;
-
3. de brongerichte aanpak in de praktijk kan implementeren;
-
4. bijdraagt aan adviezen (zowel gevraagd als ongevraagd) voor beleid gericht op risicobeperking
en praktische implicaties daarvan voor medewerkers, bezoekers van de toepassing en
de leefomgeving en dit beleid adequaat en overtuigend uitdraagt en implementeert binnen
de toepassing;
-
5. het spanningsveld tussen het toepassen van het optimalisatie-/ALARA-principe en de
daarmee gepaard gaande kosten adequaat hanteert;
-
6. zijn positie in de afdeling en/of organisatie goed inschat (organisatiesensitiviteit)
en daardoor proportioneel handelt;
-
7. zich bewust is van zijn positie in de stralingsbeschermingsorganisatie en zijn verhouding
tot de stralingsbeschermingsdeskundige en daarnaar handelt;
-
8. op basis van kennis van verschillende detectiemethoden adequaat adviseert en oordeelt
over inzet/toepassing van bepaalde werkwijzen bij stralingsbronnen;
-
9. bijdraagt aan de advisering bij nieuw- en verbouw met betrekking tot bouwkundige voorzieningen
en inrichting in relatie tot de stralingshygiëne;
-
10. betrouwbaar en reproduceerbaar het stralingsniveau (dosistempo), een oppervlaktebesmetting,
de activiteit (bijvoorbeeld in excreta) en de dosis meet (meettechniek, meetstatistiek);
-
11. kennis heeft van het periodiek op juiste werking controleren van meetinstrumenten;
-
12. bijdraagt aan het opzetten van een regulier kwaliteitsmonitoringsysteem in het kader
van de PDCA-cyclus;
-
13. geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen adviseert voor de te onderscheiden werkzaamheden/handelingen
(wijze van blootstelling) en situaties;
-
14. risico’s voor zwangere (blootgestelde) werknemers kan inschatten en adequaat advies
kan geven, waar nodig in overleg met een stralingsbeschermingsdeskundige en stralingsarts;
-
15. aan blootgestelde werkers de meest geschikte vorm van persoons-dosimetrie verstrekt
en deze beheert;
-
16. verkregen meetgegevens interpreteert en duidt in het kader van dosisbeperkingen en
-limieten;
-
17. correcte afschermingsberekeningen uitvoert, blootstellingspaden en afgeleide operationele
limieten bepaalt en de effectieve (volg)dosis door uitwendige bestraling en inwendige
besmettingen berekent.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C):
-
1. (voor)kennis heeft van de wiskunde, fysica, natuurkunde en scheikunde op het examenniveau
van ten minste het havo of gelijkwaardig;
-
2. over basisvaardigheden beschikt om vakliteratuur te kunnen lezen en toe te kunnen
passen (wiskunde, statistiek, rekenvaardigheden, werken met spreadsheets etc.);
-
3. kennis heeft van de drie hoofdprincipes van de stralingsbescherming (rechtvaardiging,
optimalisatie/ALARA, limieten);
-
4. kennis heeft van de basisanatomie en fysiologie van de mens;
-
5. voor alle relevante stralingstypen afschermingsberekeningen maakt;
-
6. de verleende Kernenergiewetvergunning interpreteert en weet wanneer deze gewijzigd
moet worden;
-
7. bijdraagt aan de berekening van de terreingrensdosis en de dosis van medewerkers en
bezoekers;
-
8. kennis heeft van actuele en relevante wet- en regelgeving;
-
9. globale kennis heeft van beveiliging van stralingsbronnen;
-
10. bijdraagt aan een vergunningsaanvraag of -wijziging;
-
11. alle dosis- en aanverwante begrippen kent die in de vigerende regelgeving en vergunningen
worden genoemd en er mee werkt;
-
12. de vereiste inhoud van een Kernenergiewetdossier en de eisen aan overige administratieve
verplichtingen kent en deze toepast voor de eigen werksituatie;
-
13. de regels kent en toepast die gelden per onderdeel van de levenscyclus/ logistieke
beheersketen van radioactieve stoffen (inclusief radioactieve afvalstoffen);
-
14. bijdraagt aan de indeling in bewaakte en gecontroleerde zones, inclusief de beschrijving
van vereiste bouwkundige voorzieningen (laboratorium inrichting) en toegangsprocedures;
-
15. bekend is met transportregelgeving (ADR) met betrekking tot radioactieve stoffen,
vaststelt of de eisen van ADR klasse 7 van toepassing zijn, etiketten (her)kent, een
transportindex-bepaling uitvoert en een vervoersdocument correct invult;
-
16. de ICRP-modellen voor inwendige-besmettingsberekeningen kent en daarmee eenvoudige
berekeningen uitvoert;
-
17. het optimalisatie-/ALARA-beginsel toepast op handelingen en werkzaamheden van uiteenlopende
complexiteit;
-
18. bekend is met de nuclidenkaart en de daarop vermelde gegevens in berekeningen kan
toepassen;
-
19. voldoende kennis en inzicht heeft in de radiobiologie om risicoschattingen te maken
en daarop gebaseerde adviezen te geven aan (blootgestelde) werknemers;
-
20. adequate en effectieve, doelgroepgerichte (werk)instructie en voorlichting geeft,
zowel individueel als in groepen; de inhoud van, en de deelnemers aan deze instructie
of voorlichting administreert in het Kew-dossier;
-
21. kennis heeft van de fysische en radiobiologische eigenschappen van alfastraling, bètastraling,
positronen en fotonen en in beperkte mate van neutronen en protonen;
-
22. kennis heeft van relevante detectiemethoden en hun geschiktheid voor toepassing bij
radioactieve stoffen van diverse aard;
-
23. kennis heeft van secundaire effecten bij straling (remstraling);
-
24. globale kennis heeft van de achtergrondstraling (aard, type, oorsprong, dosisbelasting
per pad).
Kerncompetentie 2:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve
stoffen (niveau C) draagt, voor de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is, bij
aan een adequate afhandeling van een (voorziene) onbedoelde gebeurtenis of (dreigend)
incident.
|
Nadere typering van de context
Adequate preventie en voorzorgsmaatregelen sluiten niet uit dat op zeker moment een
incident, waarbij stralingsrisico’s een rol spelen, dreigt of zich daadwerkelijk voordoet.
In een dergelijke situatie wordt van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C) verwacht dat deze eerstelijnsacties
onderneemt, de stralingsbeschermingsdeskundige waarschuwt en zich vervolgens aan diens
aanwijzingen houdt.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C):
-
1. bij een (dreigend) incident, een adequate inschatting maakt van de urgentie/risicogrootte;
-
2. de daarbij passende maatregelen, detectie- en meetmethoden kent, toepast of laat toepassen
en de daaruit voortkomende meetresultaten interpreteert;
-
3. de verantwoordelijkheid die bij zijn rol past actief op zich neemt;
-
4. bijdraagt aan het terugbrengen van een ontstane afwijkende situatie naar de normale
werksituatie;
-
5. tijdig een eerste dosisschatting geeft aan de hand van meetwaarden en gegevens zoals
vermeld in het Handboek Radionucliden (of vergelijkbaar);
-
6. bijdraagt aan adequate regie en samenwerking met andere deskundigen en disciplines
(bijvoorbeeld met de afdeling Communicatie/Voorlichting), inclusief eventuele meldingen
aan de Inspectie;
-
7. bijdraagt aan de evaluatie van het incident en de vertaling van de uitkomsten daarvan
naar beleid en interne procedures.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C):
-
1. de situatie snel overziet omdat hij bekend is met de bronnen en de locatie, bekend
is met de handelingen en kennis heeft van de risico-inventarisatie en -evaluatie;
-
2. praktische vuistregels voor zowel inwendige besmetting als uitwendige bestraling kent
en deze vlot toepast;
-
3. indien mogelijk in overleg met de stralingsbeschermingsdeskundige maar zo nodig zelfstandig
inschat wanneer de situatie acute medische hulp vereist als gevolg van stralingsincidenten;
-
4. blootgestelde personen (of zij die denken te zijn blootgesteld) op onderbouwde wijze
adequaat informeert.
Kerncompetentie 3:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve
stoffen (niveau C) werkt actief aan de eigen deskundigheids-bevordering en aan die
van anderen waarvoor hij verantwoordelijk is.
|
Nadere typering van de context
Kennis veroudert soms snel, zoals met betrekking tot regelgeving en werkmethoden/toepassingen
en moet daarom continu worden bijgehouden en uitgebreid. Dit geldt niet alleen voor
de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming zelf, maar ook voor de werknemers
die in de organisatie onder zijn toezicht staan. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C) heeft wettelijke taken met betrekking
tot het verzorgen van opleiding en bij- en nascholing van werknemers en het voorlichten
van werknemers over toepasselijk vastgestelde procedures en ter plekke geldende regelgeving,
zoals beschreven in artikel 7.2 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming. Verder zal de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare
radioactieve stoffen (niveau C) betrokken zijn bij calamiteitenoefeningen en op aanwijzing
van de stralingsbeschermingsdeskundige bijdragen aan de voorbereiding en begeleiding
van overheidsinspecties.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C):
-
1. met alle betrokkenen (op de eigen werkvloer en de stralingsbeschermingsdeskundige)
effectief communiceert over stralingsrisico’s, werkwijzen, enz.;
-
2. zijn deelgebied binnen de stralingsbescherming in voldoende mate overziet en daarin
een bepaalde diepgang verwerft zodat hij daadwerkelijk als deskundig wordt gezien
en daar overtuigende en onderbouwde adviezen en voorlichting over kan geven;
-
3. stralingsrisico’s in een maatschappelijke context plaatst;
-
4. de relatie tussen de stralingsrisico’s en die van andere agentia en risico’s op de
werkvloer vergelijkt met het (arbo)risicobeleid en daarbij rekening houdt met verschillen
in risicoperceptie;
-
5. leesbare werkprotocollen opstelt/beoordeelt;
-
6. reflecteert op zijn eigen normen en waarden, integriteit en ethiek;
-
7. de grens van zijn expertise onderkent en zichzelf bijschoolt;
-
8. zich open stelt voor, of – indien hij zijn eigen expertise in twijfel trekt – actief
verzoekt om intervisie, kritiek of advies, in het bijzonder van de stralingsbeschermingsdeskundige;
-
9. reflecteert op zijn eigen risicoperceptie ten aanzien van stralingsblootstelling.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C):
-
1. aan het systeem van stralingsbescherming praktische invulling geeft binnen zijn toepassing;
-
2. bekend is met bij- en nascholingsmogelijkheden en in voldoende mate de weg kent in
de literatuur en op internet en om de eigen kennis op peil te houden;
-
3. zich bewust is van de kritische succesfactoren van op diverse doelgroepen afgestemde
(risico)communicatie;
-
4. zich bewust is van (de grenzen van) zijn eigen vaardigheden en competenties.
Kerncompetentie 4: De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare
radioactieve stoffen (niveau C) beschikt over kennis, vaardigheden, attitudes en competenties
die specifiek betrekking hebben op radioactieve stoffen in verspreidbare vorm.
|
Nadere typering van de context
In de kerncompetenties 1 tot en met 3 zijn in generieke zin de basiscompetenties weergegeven
waarover een toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve
stoffen (niveau C) dient te beschikken. De uitwerking van deze competenties is in
de meeste – maar niet alle – gevallen nog algemeen van aard. De toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C) dient met
betrekking tot het verspreidbare karakter van radioactieve stoffen specifieke kennis
te hebben.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C):
-
1. op de hoogte is van de ‘best practices’ en adequate maatregelen om verspreiding van
radioactieve stoffen te voorkomen en daarnaar handelt;
-
2. bij onbedoelde gebeurtenissen of incidenten (verdere) contaminatie van de omgeving
voorkomt door het toepassen van de juiste maatregelen, bijdraagt aan het opstellen
van een decontaminatieplan en dit uitvoert of laat uitvoeren.
-
3. het gebied ‘werken met radioactieve stoffen in verspreidbare vorm’ in voldoende mate
overziet;
-
4. RI&E methodieken voor verspreidbare radioactieve stoffen toepast;
-
5. bijdraagt aan het opzetten of aankopen en het implementeren van een administratiesysteem
voor radioactieve stoffen;
-
6. besmettingssurveys initieert en uitvoert of laat uitvoeren;
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C):
-
1. globaal bekend is met toepassingen van radioactieve stoffen in verspreidbare vorm
in research-, medische of industriële omgevingen;
-
2. kennis heeft van (de werking van) de toegepaste meetapparatuur zoals besmettingsmonitoren
en vloeistofscintillatietellers en deze kan toepassen;
-
3. kennis heeft van relevante RI&E methodieken en hiermee kan rekenen;
-
4. kennis heeft en vaardigheden bezit van (uitwendige) decontaminatiemethoden voor mens
en materiaal;
-
5. beschikt over goede organisatorische vaardigheden voor het administreren van inkoop,
verbruik, afval en voorraad van radioactieve stoffen.
Bijlage 5.2, onderdeel E-3: kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D).
Kerncompetentie 1:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve
stoffen (niveau D) houdt, voor de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is, toezicht
en handhaaft de relevante wet- en regelgeving op het gebied van ioniserende straling
en geeft in afstemming met de stralingsbeschermingsdeskundige inhoudelijk adequate
adviezen van preventieve aard aan de werknemers en organisatie.
|
Nadere typering van de context
Dit preventieve werk wordt voor een groot deel op of in de nabijheid van het laboratorium
uitgevoerd. Daarnaast omvatten de werkzaamheden administratieve taken en het deelnemen
aan regulier overleg. Voor de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D) is dit doorgaans een belangrijk nevenbestanddeel
van zijn overige werkzaamheden. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D) schakelt de stralingsbeschermingsdeskundige
in voor de aan stralingsbeschermings-deskundige voorbehouden taken en handelt verder
binnen de door de stralingsbeschermingsdeskundige aangegeven kaders. De toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D)
stemt waar nodig met hem op professionele wijze af ter waarborging van de kwaliteit
van de stralingsbescherming bij de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D):
-
1. een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) globaal kan begrijpen en ernaar kan
handelen;
-
2. bijdraagt aan het opstellen, evalueren en verbeteren van adequate werkplannen volgens
het principe van een Plan-Do-Check-Act-cyclus;
-
3. de brongerichte aanpak in de praktijk kan implementeren;
-
4. bijdraagt aan adviezen voor beleid gericht op risicobeperking en praktische implicaties
daarvan voor medewerkers;
-
5. zich bewust is van zijn positie in de stralingsbeschermingsorganisatie en zijn verhouding
tot de stralingsbeschermingsdeskundige en daarnaar handelt;
-
6. op basis van globale kennis van verschillende detectiemethoden in overleg met de stralingsbeschermingsdeskundige
adviseert en oordeelt over inzet/toepassing van bepaalde werkwijzen bij bekende stralingsbronnen;
-
7. betrouwbaar en reproduceerbaar het stralingsniveau (oppervlaktebesmetting, dosistempo)
meet;
-
8. persoonlijke beschermingsmiddelen adviseert en gebruikt voor de te onderscheiden werkzaamheden/handelingen
(wijze van blootstelling) en situaties;
-
9. in overleg met een stralingsbeschermingsdeskundige risico’s voor zwangere blootgestelde
werkers kan inschatten en adequaat advies kan geven;
-
10. aan blootgestelde werkers, op aanwijzing van de stralingsbeschermingsdeskundige, de
meest geschikte vorm van persoonsdosimetrie toekent;
-
11. verkregen meetgegevens interpreteert en duidt in het kader van normen en limieten;
-
12. de effectieve dosis door uitwendige bestraling via vuistregels berekent of door eenvoudige
metingen bepaalt en adviezen betreffende afscherming kan geven;
-
13. aan de hand van eenvoudige berekeningen de effectieve volgdosis door inwendige besmetting
bepaalt;
-
14. de stralingsbeschermingsdeskundige inschakelt voor de aan hem voorbehouden taken en
op professionele wijze zijn contact met de stralingsbeschermingsdeskundige gebruikt.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D):
-
1. (voor)kennis heeft van de wiskunde, fysica en scheikunde op het examenniveau van het
havo (profiel NG / NT) / mbo (technische richting).
-
2. kennis heeft van de drie hoofdprincipes van de stralingsbescherming (rechtvaardiging,
optimalisatie/ALARA, limieten);
-
3. globale kennis heeft van de basisanatomie en fysiologie van de mens;
-
4. voor alle toegepaste stralingstypen afschermingsberekeningen kan interpreteren en
eenvoudige afschermingsberekeningen kan maken;
-
5. de vereiste inhoud van een Kernenergiewetdossier en de eisen aan overige administratieve
verplichtingen kent en deze toepast voor de eigen werksituatie;
-
6. kennis heeft van actuele en relevante wet- en regelgeving;
-
7. dosis- en aanverwante begrippen kent die in de Kernenergiewet worden genoemd en er mee werkt;
-
8. de regels kent en toepast die gelden per onderdeel van de levenscyclus/logistieke
beheersketen van radioactieve stoffen;
-
9. de indeling in bewaakte en gecontroleerde zones kent;
-
10. globaal bekend is met transportregelgeving (ADR7) met betrekking tot radioactieve
stoffen;
-
11. bekend is met de nuclidenkaart en de daarop vermelde relevante gegevens in berekeningen
kan toepassen;
-
12. voldoende kennis en inzicht heeft in de radiobiologie om risicoschattingen te interpreteren;
-
13. effectieve, individueel gerichte (werk)instructie geeft;
-
14. globale kennis heeft van de fysische en radiobiologische eigenschappen van alfastraling,
bètastraling, positronen, fotonen;
-
15. globaal secundaire effecten kent bij hoogenergetische straling (remstraling);
-
16. globale kennis heeft van de achtergrondstraling.
Kerncompetentie 2:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve
stoffen (niveau D) draagt, voor de toepassing waarvoor hij verantwoordelijk is, bij
aan een adequate afhandeling van een (voorziene) onbedoelde gebeurtenis of (dreigend)
incident.
|
Nadere typering van de context
Adequate preventie en voorzorgsmaatregelen sluiten niet uit dat op zeker moment een
incident, waarbij stralingsrisico’s een rol spelen, dreigt of zich daadwerkelijk voltrekt.
In een dergelijke situatie wordt van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D) verwacht dat deze eerstelijnsactie
onderneemt, de stralingsbeschermings-deskundige waarschuwt en zich vervolgens aan
diens aanwijzingen houdt.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D):
-
1. bij een (dreigend) incident, in overleg met de stralingsbeschermings-deskundige, de
urgentie/risicogrootte adequaat inschat;
-
2. (verdere) contaminatie van de omgeving voorkomt door het toepassen van de juiste maatregelen;
-
3. de daarbij passende maatregelen, detectie- en meetmethoden kiest, initieert en/of
toepast en de daaruit voortkomende meetresultaten interpreteert;
-
4. in overleg met de stralingsbeschermingsdeskundige een decontamina-tieplan opstelt
en uitvoert;
-
5. de verantwoordelijkheid die bij zijn rol past actief op zich neemt;
-
6. tijdig een conservatieve dosisschatting geeft aan de hand van meetwaarden en gegevens
van de toepaste radioactieve stoffen;
-
7. bijdraagt aan de evaluatie van het incident.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D):
-
1. de situatie snel overziet omdat hij bekend is met de bronnen en de locatie, en bekend
is met de handelingen;
-
2. praktische vuistregels voor zowel inwendige besmetting als uitwendige bestraling kent
en deze vlot toepast;
-
3. blootgestelde personen (of zij die denken te zijn blootgesteld) op onderbouwde wijze
adequaat informeert.
Kerncompetentie 3:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve
stoffen (niveau D) werkt actief aan de eigen deskundigheidsbevordering en aan die
van anderen waarvoor hij verantwoordelijk voor is.
|
Nadere typering van de context
Kennis veroudert soms snel, zoals met betrekking tot regelgeving en werkmethoden/toepassingen
en moet daarom continu worden bijgehouden en uitgebreid. Dit geldt niet alleen voor
toezichthoudend medewerker stralingsbescherming zelf, maar ook voor de werknemers
die in de organisatie onder zijn toezicht staan. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D) heeft wettelijke taken met betrekking
tot het verzorgen van opleiding en bij- en nascholing van werknemers en het voorlichten
van werknemers over toepasselijk vastgestelde procedures en ter plekke geldende regelgeving,
zoals beschreven in artikel 7.2 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming. Verder zal de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare
radioactieve stoffen (niveau D) betrokken zijn bij calamiteitenoefeningen en op aanwijzing
van de stralingsbeschermingsdeskundige bijdragen aan de voorbereiding en begeleiding
van overheidsinspecties.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D):
-
1. met alle betrokkenen (op de eigen werkvloer en de stralingsbeschermingsdeskundige)
effectief communiceert over stralingsrisico’s, werkwijzen, enz.;
-
2. zijn deelgebied binnen de stralingsbescherming in voldoende mate overziet en daar
overtuigende en onderbouwde adviezen en voorlichting over kan geven;
-
3. de relatie tussen de stralingsrisico’s en die van andere agentia en risico’s op de
werkvloer vergelijkt met het (arbo)risicobeleid en daarbij rekening houdt met verschillen
in risicoperceptie;
-
4. bijdraagt aan het opstellen/beoordelen van leesbare werkprotocollen;
-
5. reflecteert op zijn eigen normen en waarden, integriteit en ethiek;
-
6. de grens van zijn expertise onderkent en zichzelf bijschoolt.
-
7. zich open stelt voor, of – indien hij zijn eigen expertise in twijfel trekt – actief
verzoekt om intervisie, kritiek of advies, in het bijzonder van de stralingsbeschermingsdeskundige;
-
8. reflecteert op zijn eigen risicoperceptie ten aanzien van stralingsblootstelling.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D):
-
1. aan het systeem van stralingsbescherming praktische invulling geeft binnen zijn toepassing;
-
2. in voldoende mate de weg kent op internet en in de literatuur om de eigen kennis op
peil te houden en zich in overleg met de stralingsbeschermingsdeskundige bijschoolt.
-
3. zich bewust is van de kritische succesfactoren van op diverse doelgroepen afgestemde
(risico)communicatie;
-
4. zich bewust is van (de grenzen van) zijn eigen vaardigheden en competenties.
Kerncompetentie 4:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve
stoffen (niveau D) beschikt over kennis, vaardigheden, attitudes en competenties die
specifiek betrekking hebben op radioactieve stoffen in verspreidbare vorm.
|
Nadere typering van de context
In de kerncompetenties 1 tot en met 3 zijn in generieke zin de basiscompetenties weergegeven
waarover een toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve
stoffen (niveau D) dient te beschikken. De uitwerking van deze competenties is in
de meeste – maar niet alle – gevallen nog algemeen van aard. De toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D) dient met
betrekking tot het verspreidbare karakter van radioactieve stoffen specifieke kennis
te hebben.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D):
-
1. op de hoogte is van de ‘best practices’ en adequate maatregelen om verspreiding van
radioactieve stoffen te voorkomen en daarnaar handelt;
-
2. bij onbedoelde gebeurtenissen of incidenten (verdere) contaminatie van de omgeving
voorkomt door het toepassen van de juiste maatregelen, bijdraagt aan het opstellen
van een decontaminatieplan en dit uitvoert of laat uitvoeren.
-
3. het aandachtsgebied ‘werken met radioactieve stoffen in verspreidbare vorm’ in voldoende
mate overziet;
-
4. RI&E methodieken voor verspreidbare radioactieve stoffen toepast;
-
5. bijdraagt aan het implementeren van een administratiesysteem voor radioactieve stoffen;
-
6. besmettingssurvey’s initieert en uitvoert of laat uitvoeren.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D):
-
1. globaal bekend is met toepassingen van radioactieve stoffen in verspreidbare vorm
in research-, medische of industriële omgevingen;
-
2. globale kennis heeft van (de werking van) besmettingsmonitoren en vloeistofscintillatietellers
en deze kan toepassen;
-
3. kennis heeft en vaardigheden bezit van (uitwendige) decontaminatiemethoden voor mens
en ruimtes;
-
4. beschikt over voldoende organisatorische vaardigheden voor het administreren van inkoop,
verbruik, afval en voorraad van radioactieve stoffen.
Bijlage 5.2, onderdeel F: kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor handelingen met van nature voorkomend radioactief materiaal.
Kerncompetentie 1:
Het verrichten van metingen, het houden van toezicht op handelingen met van nature
voorkomend radioactief materiaal en het verstrekken van aanwijzingen, het nemen van
maatregelen, zodanig dat werkzaamheden verantwoord en veilig uitgevoerd worden in
overeenstemming met door de stralingsbeschermingsdeskundige gestelde voorschriften
en richtlijnen.
|
Nadere typering van de context
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor handelingen met van nature
voorkomend radioactief materiaal houdt toezicht op handelingen met van nature voorkomend
radioactief materiaal waarbij normaal gesproken de blootstelling kleiner is dan 1
mSv/jaar. Deze handelingen met van nature voorkomend radioactief materiaal worden
veelal uitgevoerd in een omgeving met andere (overheersende) veiligheid- en gezondheidsrisico’s.
Om tot een juiste risico inschatting te komen en de juiste afwegingen te kunnen maken
met betrekking tot de voor te schrijven beschermingsmaatregelen, is het van belang
dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voldoende bekend is met de
industrie waarin de handelingen uitgevoerd worden, en dat de toezichthoudend medewerker
stralingsbescherming zich voldoende op de hoogte stelt van de in deze industrie, en
tijdens de specifieke handelingen aanwezige veiligheids-, gezondheids- en milieurisico’s.
De toezichthoudende taken van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming worden
uitgevoerd binnen de taken en verantwoordelijkheden zoals deze zijn vastgelegd in
de voorschriften en procedures van de organisatie waarbinnen de handelingen worden
uitgevoerd. In deze organisatie werkt de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
onder verantwoording van de stralingsbeschermingsdeskundige en legt aan hem zo nodig
verantwoording af.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor handelingen met van nature voorkomend radioactief materiaal:
-
1. zorgdraagt voor een veilige en verantwoorde omgang met het van nature voorkomend materiaal,
door middel van het opvolgen van de door de stralingsbeschermingsdeskundige gestelde
voorschriften, richtlijnen en aanwijzingen;
-
2. uitsluitend toezicht houdt op handelingen die gerechtvaardigd zijn en waartoe de toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming door de stralingsbeschermingsdeskundige geautoriseerd
is;
-
3. in overleg met betrokkenen de voor de handelingen vereiste beschermingsmiddelen en
werkmethodiek bepaalt;
-
4. zorgt voor het juiste gebruik van (persoonlijke) beschermingsmiddelen en indien nodig
een speciaal werkgebied inricht;
-
5. in de voorbereiding van en tijdens de uitvoering van handelingen het ALARA principe
toepast;
-
6. in staat is toezicht te houden op de naleving van de door de stralingsbeschermingsdeskundige
gestelde voorschriften, richtlijnen en aanwijzingen, en op de gemaakte werkafspraken;
-
7. aanvullende maatregelen treft indien dit vanwege de bescherming tegen het van nature
voorkomend radioactief materiaal noodzakelijk is;
-
8. handelingen stil legt indien niet aan de gestelde eisen of werkafspraken voldaan kan
worden;
-
9. vrijkomende onderdelen, materialen, afval en reststoffen op basis van door de stralingsbeschermingsdeskundige
gestelde eisen classificeert als besmet of niet-besmet met natuurlijke radionucliden
en de hoeveelheid van nature voorkomend radioactief materiaal zo veel mogelijk beperkt;
-
10. in staat is representatieve monsters te nemen en deze conform de voorschriften te
versturen;
-
11. zorgt dat met natuurlijke radionucliden besmette onderdelen, materialen, afval en
reststoffen deugdelijk verpakt en opgeslagen worden;
-
12. zorg draagt voor de juiste opvolging in geval van calamiteiten.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
handelingen met van nature voorkomend radioactief materiaal:
-
1. voldoende bekend is met de eigenschappen van ioniserende straling en radioactiviteit,
de specifieke kenmerken van het van nature voorkomend radioactief materiaal, de schadelijk
eigenschappen van het van nature voorkomend radioactief materiaal en de wijze waarop
mens en milieu hiertegen voldoende beschermd kunnen worden;
-
2. bekend is met de grootheden voor radioactiviteit, besmetting en straling en meeteenheden;
-
3. bekend is met de door de stralingsbeschermingsdeskundige gestelde voorschriften, richtlijnen
en aanwijzingen en de wettelijke context hiervan;
-
4. voldoende bekend is met beschikbare (persoonlijke) beschermingsmiddelen voor handelingen
met van nature voorkomend radioactief materiaal en de effectiviteit daarvan;
-
5. bekend is met het ALARA principe en in staat dit toe te passen;
-
6. voldoende bekend is met de beschikbare meetapparatuur, in staat is deze op een verantwoorde
wijze te gebruiken en bekend is met de gestelde limieten;
-
7. bekend is met de gangbare procedures in geval van calamiteiten;
-
8. zijn kennis en vaardigheden op peil houdt.
Kerncompetentie 2:
Het adequaat communiceren met betrokken medewerkers (onder meer voorlichting en instructie),
de operationele en/of projectorganisatie en de stralingsbeschermingsdeskundige, en
het verzorgen van de door de stralingsbeschermingsdeskundige voorgeschreven rapportage
en administratie.
|
Nadere typering van de context
Handelingen met van nature voorkomend radioactief materiaal kunnen in een omgeving
met een complexe verantwoordelijkheidsstructuur worden uitgevoerd. Daarnaast kunnen
andere werkzaamheden van invloed zijn op handelingen met van nature voorkomend radioactief
materiaal en zijn vaak meerdere werknemers direct bij de handelingen met van nature
voorkomend radioactief materiaal betrokken. Het is daarom van belang dat de toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming zich hiervan bewust is en met alle relevante betrokkenen
effectief communiceert.
In deze context gaat het er om dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor handelingen met natuurlijke bronnen:
-
1. bekend is met de taken en de bevoegdheden die betreffende stralingsbeschermingsorganisatie
aan de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming stelt en de stralingsbeschermingsdeskundige
informeert indien deze taken niet conform de voorschriften uitgevoerd (kunnen) worden;
-
2. ervoor zorgt dat betrokken medewerkers voldoende voorlichting ontvangen met betrekking
tot ioniserende straling, radioactieve stoffen, het van nature voorkomend radioactief
materiaal en de vereiste beschermingsmaatregelen;
-
3. voldoende bekend is met voor handelingen met van nature voorkomend radioactief materiaal
beschikbare (persoonlijke) beschermingsmiddelen en er voor zorgt dat betrokken werknemers
voldoende geïnstrueerd worden met betrekking tot de voor de handelingen vereiste beschermingsmiddelen
en werkmethodiek;
-
4. de stralingsbeschermingsdeskundige voldoende informeert door middel van voorgeschreven
rapportages, registraties en meldingen;
-
5. voldoende overleg voert met de stralingsbeschermingsdeskundige en de stralingsbeschermingsdeskundige
informeert indien procedures niet werkbaar en/of de uitvoering onvoldoende in overeenstemming
met het ALARA-principe kan zijn;
-
6. voldoende overleg heeft met de operationele organisatie en uitvoerenden en zich laat
informeren over andere veiligheids- en gezondheidsrisico’s die het werk met zich meebrengt;
-
7. conform de voorschriften het lokale dossier bijhoudt en in geval van wijzigingen en
afwijkingen de stralingsbeschermingsdeskundige daarover informeert.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
handelingen met van nature voorkomend radioactief materiaal:
-
1. bekend is met de door de stralingsbeschermingsdeskundige gestelde voorschriften, richtlijnen
en aanwijzingen en de wettelijke context hiervan;
-
2. de stralingsbeschermingsdeskundige kent en bekend is met de stralingsbeschermingsorganisatie;
-
3. bekend is met de taken en de bevoegdheden die de betreffende stralingsbeschermingsorganisatie
aan de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming stelt;
-
4. beschikt over voldoende communicatieve vaardigheden en (achtergrond) informatie om
voorlichting en instructie te kunnen geven;
-
5. beschikt over voldoende administratieve vaardigheden.
Bijlage 5.2, onderdeel G: kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor versnellers.
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor versnellers kent drie niveaus,
welke aansluiten bij de drie niveaus voor de toezichthoudend medewerker voor verspreidbare
radioactieve stoffen (zie bijlage 5.2, onderdeel E):
-
1. toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor versnellers (niveau B), door
wie of onder wiens toezicht handelingen worden uitgevoerd met verspreidbare radioactieve
stoffen met een maximale activiteit groter dan 20 Reinh .
-
2. toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor versnellers (niveau C), door
wie of onder wiens toezicht handelingen worden uitgevoerd met verspreidbare radioactieve
stoffen met een maximale activiteit tot 20 Reinh.
-
3. toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor versnellers (niveau D), door
wie of onder wiens toezicht handelingen worden uitgevoerd met verspreidbare radioactieve
stoffen met een maximale activiteit tot 0,2 Reinh of waarbij geen activering optreedt.
De kerncompetenties voor de drie niveaus toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor versnellers zijn in onderstaande tabel samengevat.
Toezichthoudend medewerkers stralingsbescherming voor versnellers:
|
Kerncompetenties
|
niveau B
|
Kerncompetenties zoals beschreven voor de stralingsbeschermingsdeskundige op het niveau
van coördinerend deskundige (bijlage 5.1, onderdeel C)
|
niveau C
|
Kerncompetenties zoals beschreven voor de toezichthoudend medewerkers stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C), aangevuld met de specifieke kerncompetentie
5 voor de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor versnellers zoals hieronder
beschreven.
|
niveau D
|
Kerncompetenties zoals beschreven voor de toezichthoudend medewerkers stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen (niveau D), aangevuld met de specifieke kerncompetentie
5 voor de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor versnellers zoals hieronder
beschreven.
|
Specifieke kerncompetentie voor de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor versnellers:
Kerncompetentie 5:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor versnellers beschikt over
kennis, vaardigheden en competenties die specifiek betrekking hebben op versnellers.
|
Nadere typering van de context:
Kerncompetentie 5 is een doornummering van de kerncompetenties 1 t/m 4 genoemd in
de leerdoelen van de opleiding voor de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor verspreidbare radioactieve stoffen, zoals beschreven in de bijlage 5.2, onderdeel
E-2 (voor niveau C) en onderdeel E-3 (voor niveau D). Hierin geven kerncompetenties
1 tot en met 3 in generieke zin de basiscompetenties weer waarover een toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming voor verspreidbare radioactieve stoffen dient te beschikken.
De uitwerking van deze competenties is in de meeste – maar niet alle – gevallen nog
algemeen van aard. Kerncompetentie 4 van bijlage 5.2, onderdelen E-2 en E-3, beschrijft
de specifieke leerdoelen voor de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
verspreidbare radioactieve stoffen (niveau C en D) met betrekking tot het verspreidbare
karakter van radioactieve stoffen.
In kerncompetentie 5 komen de specifieke leerdoelen aan de orde die de toezichthoudend
medewerker versnellers niveau C of toezichthoudend medewerker versnellers niveau D
moet beheersen met betrekking tot het veilig kunnen werken met en rondom een versneller.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor versnellers:
-
1. op basis van kennis van verschillende detectiemethoden adequaat adviseert en oordeelt
over inzet/ toepassing van bepaalde werkwijzen bij handeling met alle relevante stralingstypen.
-
2. bij nieuw- en verbouw naar gelang de afspraken met de stralingsbeschermingsdeskundige
adviseert over de gewenste bouwkundige voorzieningen met betrekking tot stralingsveiligheid
en in het bijzonder voor mogelijk te activeren materialen rondom de versneller ter
minimalisering van radioactief afval bij toekomstige decommissioning.
-
3. op de hoogte is van de ‘best practices’ en adequate maatregelen ten bate van de stralingsbescherming
rondom een versneller en daarnaar handelt;
-
4. bij onbedoelde gebeurtenissen of incidenten (verdere) bestraling/ contaminatie van
de omgeving voorkomt door het toepassen van de juiste maatregelen, bijdraagt aan het
opstellen van de onderdelen (over)bestraling en decontaminatie) in het bedrijfsnoodplan
en dit uitvoert of laat uitvoeren.
-
5. het gebied ‘werken met een versneller’ in voldoende mate overziet;
-
6. basale kennis heeft van principes van Monte Carlo berekeningen.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
versnellers:
-
1. voor alle gangbare toegepaste stralingstypen in een eenvoudige casus afschermingsberekeningen
maakt voor alle relevante stralingstypen.
-
2. kennis heeft van de fysische en radiobiologische eigenschappen van neutronen, protonen,
hoogenergetische fotonen en zware (on)geladen deeltjes.
-
3. secundaire effecten kent bij hoogenergetische straling (remstraling en γ,n-reacties).
-
4. kennis en vaardigheden bezit over het omgaan met (onverwacht) hoge stralingsvelden
en (over)bestraling van personen (medewerkers).
-
5. kennis heeft van activeringsreacties in materiaal rondom de versneller en in lucht.
Bijlage 5.2, onderdeel H: kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
binnen de industriële radiografie.
In de beschrijvingen van de kerncompetenties wordt specifiek onderscheid gemaakt tussen
kennis (K), vaardigheden (V) en competenties (C).
Kerncompetentie 1:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming binnen de industriële radiografie
zorgt voor een veilige uitvoering van lokale taken.
|
Nadere typering van de context
De handelingen worden binnen de terreingrenzen van het eigen bedrijf of op wisselende
plaatsen in geheel Nederland uitgevoerd. De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
binnen de industriële radiografie zal ter plaatse zelfstandig of met collega(’s) moeten
handelen. Er wordt gewerkt met zeer sterke bronnen van ioniserende straling. Door
de relatief hoge risico’s zijn verantwoordelijkheidsgevoel en veiligheidsgevoel van
groot belang.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
binnen de industriële radiografie:
-
1. (mede) toezicht houdt tijdens transport, zowel intern als extern (C). De toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming binnen de industriële radiografie is niet de verantwoordelijk
persoon tijdens het transport maar zal wel kennis moeten hebben van ADR klasse 7 (K);
-
2. een werkplek gerelateerde monitoring uitvoert (V);
-
3. lokale regelgeving en procedures kent (K);
-
4. werkplannen begrijpt (C);
-
5. vooraf een risicoschatting maakt en daarbij bepaalt of een werkplan uitgevoerd kan
worden of dat er contact gezocht moet worden met de verantwoordelijk stralingsbeschermingsdeskundige
voor nader overleg (C);
-
6. een gecontroleerde zone correct uitzet (V);
-
7. de veiligheid waarborgt (V);
-
8. rekening houdt met lokale omgevingsfactoren (C);
-
9. werkt volgens het ALARA principe (C);
-
10. incidenten herkent en voorkomt (C);
-
11. bij een noodsituatie het gebied veilig stelt en de bedrijfseigen noodprocedure in
gang zet (C);
-
12. verslag uitbrengt aan het (lokaal) management (V);
-
13. juist omgaat met het materiaal bij industriële radiografie (V);
-
14. het materiaal bij industriële radiografie onderhoudt (V);
-
15. ervoor zorgt dat bronnen op de juiste manier teruggeplaatst worden in de bergplaats
(V).
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming binnen
de industriële radiografie:
-
1. een degelijke kennis heeft van straling en stralingsbronnen (K), en zich bewust is
van de mogelijke gevaren die hieruit kunnen ontstaan (C);
-
2. kennis heeft van chemische notatievormen, rekenkundige voorvoegsels, machten en eenvoudige
algebraïsche rekenregels (K);
-
3. kennis heeft van het basisprincipe van radioactief verval (K);
-
4. bekend is met de eenheden Becquerel en Curie en de omrekenfactor ertussen (K);
-
5. het verschil kent tussen alfa, bèta-, gamma-, röntgen- en neutronen-straling (K);
-
6. de wisselwerking met materie van gamma, röntgenstraling en neutronen begrijpt (K);
-
7. kennis heeft van het werkingsprincipe van een röntgenbuis (K);
-
8. kennis heeft van de invloed van buisspanning en buisstroom (K);
-
9. kennis heeft van de begrippen geabsorbeerde dosis, equivalente dosis en effectieve
dosis (K);
-
10. de orde grootte binnen de dosimetrie begrijpt (V);
-
11. kennis heeft van de biologische effecten van straling bij hoge en lage dosis (K);
-
12. op de hoogte is van dosiswaarden door achtergrondstraling (K);
-
13. weet waarmee het vervoermiddel voor transport van radioactieve bronnen uitgerust moet
zijn (K);
-
14. transport index (TI) kan bepalen (K);
-
15. kennis heeft van de gevaar etiketten en waarschuwingssignalering voor ioniserende
straling (K);
-
16. kennis heeft van de drie maatregelen voor het beschermen tegen uitwendige straling
(afstand, tijd en afscherming) (K);
-
17. weet wat een dosis(tempo)monitor wel en niet kan meten (K);
-
18. kennis heeft van het verschil tussen een persoons- en een omgevingsdosistempo-monitor
(K);
-
19. kennis heeft van de limietwaarden voor een gecontroleerde zone (K);
-
20. kennis heeft van het werkingsprincipe van de TLD en EPD (K);
-
21. kennis heeft van de praktische beveiligingseisen voor hoogactieve bronnen (HASS) en
van de reden achter de beveiligingseisen (K);
-
22. kennis heeft van de praktische beveiligingseisen van röntgenapparaten (K);
-
23. weet wat te doen wanneer er afgeweken moet worden van de standaard procedure (V);
-
24. kennis heeft van in het verleden gebeurde ongevallen en incidenten met radiografische
bronnen en de geleerde lessen daaruit begrijpt (K);
-
25. op de hoogte is van periodieke controle van ingekapselde bronnen (lektesten) en van
röntgentoestellen (K).
Kerncompetentie 2
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming binnen de industriële radiografie
voert een sluitende administratie van de handelingen onder zijn toezicht.
|
Nadere typering van de context
De administratieve taken zijn een klein maar belangrijk deel van de werkzaamheden.
Het gaat hier vooral om het voorkómen van het verlies van radioactieve bronnen.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
binnen de industriële radiografie:
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming binnen
de industriële radiografie:
-
1. op de hoogte is van de voor industriële radiografie belangrijke (internationale en
nationale) organisaties en regelgeving (K);
-
2. bekend is met de uitgangspunten van de kernenergiewet (rechtvaardiging, ALARA, limieten) (K);
-
3. globale kennis heeft van de vigerende wetgeving omtrent het gebruik van ioniserende
straling (K);
-
4. kennis heeft van de wettelijke dosislimieten (K);
-
5. zijn verantwoordelijkheden kent (C).
Kerncompetentie 3:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming binnen de industriële radiografie
onderhoudt contact met de stralingsbeschermingsdeskundige en communiceert op overtuigende
wijze met overige werknemers en eventuele omstanders.
|
Nadere typering van de context
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming binnen de industriële radiografie
zal voldoende communicatieve vaardigheden moeten bezitten om de werksituatie te beschrijven.
Ook moet hij voldoende vaardig zijn om omstanders op veilige afstand te houden en
hen een gerust gevoel te geven. Tot slot moet hij zijn ervaring kunnen delen met zijn
collega.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
binnen de industriële radiografie:
-
1. contacten onderhoudt met de stralingsbeschermingsdeskundige en met het management
(V);
-
2. advies en uitleg geeft aan overige werknemers en in staat moet zijn goed om te gaan
met omstanders (C);
-
3. begrijpt in welke bedrijfsstructuur hij werkzaam is en wat de wettelijke regels en
eisen zijn (C).
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming binnen
de industriële radiografie:
-
1. een eenvoudige uitleg over straling kan geven (V);
-
2. de juiste attitude heeft (C);
-
3. handigheden beheerst om toeschouwers op de juiste manier te benaderen (C);
-
4. zijn positie, bevoegdheid en verantwoordelijkheid kent binnen de bedrijfsorganisatie
(C).
Leerdoelen stralingspracticum voor de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
binnen de industriële radiografie:
Vanwege het belang dat aan het practicum in de opleiding wordt gehecht, worden op
basis van de genoemde eindtermen de specifieke en minimale practicumleerdoelen hieronder
samengevat. De intentie van het practicum is vaardigheden te verwerven die relevant
zijn voor de werkomgeving.
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming binnen de industriële radiografie:
-
1. kan meetapparatuur gebruiken voor het meten van fotonstraling;
-
2. kan een afscherming construeren bij fotonstraling;
-
3. voert betrouwbare dosis(tempo)metingen uit;
-
4. meet invloed op de dosis bij verschillende afstanden tot de bron;
-
5. meet invloed op strooistraling bij verschillend kV en collimator/blender gebruik;
-
6. voert oefening uit van het omgaan met een noodsituatie.
Bijlage 5.2, onderdeel I: kerncompetenties toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor meet- en regeltoepassingen.
De geformuleerde eindtermen voor toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
meet- en regeltoepassingen zijn verdeeld in drie categorieën met de volgende aanduidingen
K (kennis), V (vaardigheid), en C (competentie). Toepassen van C impliceert dat aan
K en V moet zijn voldaan.
Kerncompetentie 1:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor meet- en regeltoepassingen
verricht handelingen en/of houdt toezicht op de uitvoering van handelingen, zodanig
dat de werkzaamheden verantwoord en veilig uitgevoerd worden om onnodige blootstelling
van zichzelf en anderen te voorkomen. Hierbij worden de gestelde voorschriften en
richtlijnen, rechtvaardiging, optimalisatie (ALARA-principe) en de dosislimieten in
acht genomen.
|
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor meet- en regeltoepassingen:
-
1. toeziet op risicobeperking volgens het ALARA principe en de praktische invulling daarvan
in de praktijk (zoals tijd, afstand en afscherming). Hij zal dit principe adequaat
en overtuigend uitdragen en implementeren (C);
-
2. zorgdraagt voor een veilig en verantwoord gebruik van de toepassing, door middel van
het opvolgen van de gestelde voorschriften, richtlijnen en aanwijzingen (C);
-
3. zorgt voor het juiste gebruik van (persoonlijke) beschermingsmiddelen en indien nodig
speciale werkgebieden inricht (K);
-
4. in staat is toezicht te houden op de naleving van het gestelde in het zorgsysteem
en gemaakte werkafspraken (V);
-
5. aanvullende maatregelen treft indien dit vanwege de bescherming noodzakelijk is (V).
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
meet- en regeltoepassingen:
-
1. voldoende kennis heeft van de eigenschappen van ioniserende straling en radioactiviteit;
-
2. voldoende kennis heeft van de grootheden voor radioactiviteit en besmetting;
-
3. voldoende kennis heeft van soorten blootstelling en de meeteenheden kan interpreteren;
-
4. enige kennis heeft van de biologische effecten van straling bij hoge en lage dosis;
-
5. enige kennis heeft van de begrippen geabsorbeerde dosis, equivalente dosis en effectieve
dosis;
-
6. voldoende kennis heeft van de wettelijke voorschriften en richtlijnen voor M&R toepassingen;
-
7. bekend is met het ALARA principe en in staat dit toe te passen;
-
8. voldoende kennis heeft van stralingsmeetapparatuur, in staat is deze op een verantwoorde
wijze te gebruiken, te onderhouden;
-
9. voldoende kennis heeft van de gestelde limieten en competent is die toe te passen;
-
10. bekend is met de werking en toepassing van persoonsdosimetrie;
-
11. bekend is met de basisvoorschriften op gebied van vervoer van radioactieve bronnen
(klasse 7);
-
12. bekend is met de wijze hoe te handelen bij incidenten en calamiteiten;
-
13. zijn kennis en vaardigheden op peil houdt;
Kerncompetentie 2:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor meet- en regeltoepassingen
zorgt ervoor dat de administratie voor het beheer en gebruik van de toepassing volgens
de geldende wetgeving op orde is. Hij weet wanneer nodig experts te consulteren en
volgt na- en bijscholing om de kennis op peil te houden.
|
Nadere typering van de context:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor meet- en regeltoepassingen
is er voor verantwoordelijk dat er veilig wordt gewerkt volgens de wet- en regelgeving
en dient te zorgen voor schriftelijke en mondelinge instructies voor medewerkers.
Hij draagt zorg voor het gebruik van de juiste meetapparatuur en beschermingsmiddelen.
Hij ziet erop toe dat een correcte administratie wordt gevoerd en weet wanneer hij
de stralingsbeschermings-deskundige moet raadplegen, bijvoorbeeld voor het opstellen
of laten goedkeuren van de risicoanalyse. Hij zorgt voor een gedegen administratie
voor blootstelling van de medewerkers en derden (inclusief dosislimieten). Hij is
verantwoordelijk voor de kwaliteit van het beheerssysteem op gebied van stralingsbescherming.
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor meet- en regeltoepassingen:
-
1. de grenzen kent van zijn eigen kennis en deskundigheid (C);
-
2. de rol kent van de geregistreerde stralingsbeschermingsdeskundige en deze indien noodzakelijk
om ondersteuning vraagt (C);
-
3. een overzichtelijk administratief beheersysteem bijhoudt met up-to-date Kernenergiewetdossier
en stralingshygiënisch jaarverslag (V);
-
4. toeziet op de aanwezigheid van een adequate, door een stralingsbeschermingsdeskundige
goedgekeurde risicoanalyse, gerelateerd aan het gebruiksdoel, met inachtneming van
de omgevingsomstandigheden (V);
-
5. toeziet op planning en uitvoering van de acceptatietest(en) voor ingebruikneming van
een toestel of apparaat, het periodieke onderhoud van het toestel of apparaat, de
periodieke controle van stralingsmeetapparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen
(V);
-
6. heldere werkprotocollen opstelt of beoordeelt en toeziet op naleving hiervan (V);
-
7. zorg draagt voor een veilige werkomgeving die volgens de wettelijke voorschriften
is ingericht en aangeduid (C);
-
8. weet waar en hoe de relevante wet- en regelgeving te raadplegen en zich op de hoogte
houdt van relevante wijzigingen (V);
-
9. er op toeziet dat de dosislimieten niet worden overschreden (V);
-
10. geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijft voor de werkzaamheden (C);
-
11. kan beoordelen of persoonsdosimetrie voor de toepassing vereist is (C);
-
12. verbeteringen implementeert naar aanleiding van uitkomsten van een risicoanalyse of
inspectie.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
meet- en regeltoepassingen kennis heeft van:
-
1. de van toepassing zijnde wet- en regelgeving;
-
2. veiligheidsvoorschriften en veiligheidsaanduidingen;
-
3. de verantwoordelijkheidsgebieden van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
en de stralingsbeschermingsdeskundige;
-
4. de eigen KEW vergunning en weet hoe hij een melding doet;
-
5. De technische toepassingen meet- en regelapparatuur en versnellers;
-
6. stralingsmeetapparatuur, dosismeters en persoonlijke beschermingsmiddelen;
-
7. het principe van dosisreductie: tijdsduur, afstand en afscherming;
-
8. de landelijke protocollen voor het opstellen van de RI&E.
Kerncompetentie 3:
De toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor meet- en regeltoepassingen
beschikt over communicatieve vaardigheden om gevraagd en ongevraagd, op overtuigende
wijze inhoudelijk adequate adviezen en aanwijzingen te geven en te vragen over het
veilig werken met ioniserende straling.
|
In deze context gaat het erom dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
voor meet- en regeltoepassingen:
-
1. bekend is met de taken en de bevoegdheden van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming
en de stralingsbeschermingsdeskundige. Hij raadpleegt de stralingsbeschermingsdeskundige
indien hij zijn taken niet conform de voorschriften kan uitvoeren;
-
2. ervoor zorgt dat betrokken medewerkers voldoende voorlichting en instructie ontvangen
m.b.t. de gevaarsaspecten en blootstellingsrisico’s van ioniserende straling;
-
3. voldoende bekend is met de beschikbare beschermingsmiddelen en ervoor zorgt dat betrokken
medewerkers voldoende geïnstrueerd zijn met het gebruik;
-
4. de stralingsbeschermingsdeskundige voldoende raadpleegt over rapportages, registraties
en meldingen en overleg voert bij afwijkingen;
-
5. voldoende overleg heeft met de operationele organisatie en stafdienst(en) Veiligheid
en milieu;
-
6. toelichting kan geven op meetwaarden van stralingsmetingen en dosimetrie;
-
7. incidenten herkent, hierop correct reageert en verbeteracties initieert en dit rapporteert.
Daarvoor is het nodig dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor
meet- en regeltoepassingen:
-
1. kennis heeft over de van toepassing zijnde voorschriften, richtlijnen en aanwijzingen
en de wettelijke context hiervan;
-
2. kennis heeft van de taken en bevoegdheden die de betreffende organisatie aan de toezichthoudend
medewerker stralingsbescherming stelt;
-
3. beschikt over goede communicatieve vaardigheden om voorlichting en instructie te kunnen
geven
-
4. beschikt over goede administratieve vaardigheden;
-
5. in staat is de eisen m.b.t. stralingsbescherming uit te dragen binnen de organisatie
en verslag kan uitbrengen aan het management.
Bijlage 5.3. behorend bij afdeling 5.3 van de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (eisen opleidingen medisch-
radiologische handelingen).
Bijlage 5.3, onderdeel A: Opleiding Stralingshygiëne voor Medisch Specialisten die
gebruik maken van röntgenapparatuur
De eindtermen zijn voorzien van de aanduidingen K = kennis (knowledge); V = vaardigheden
(skills) en C = competenties (competences). Deze drie categorieën zijn in de genoemde
volgorde hiërarchisch ondergeschikt: een hogere categorie-aanduiding impliceert dat
ook aan de voorgaande moet zijn voldaan (K < V < C).
Kerncompetentie 1
De medisch specialist verricht zijn op de juiste wijze gerechtvaardigde medische procedure
op zodanige manier, dat de patiënt een redelijk lage stralingsbelasting ontvangt,
waarbij het totale risico van de procedure voor de patiënt zo laag mogelijk wordt
gehouden (het ALARA-principe). Bovendien gebruikt de medisch specialist de binnen
de klinische context geschikte beeldacquisitietechniek met de geschikte diagnostische
beeldkwaliteit (C).
|
Nadere typering van de context
De procedures onder doorlichting zullen doorgaans worden uitgevoerd in daartoe geschikte
ruimtes (bewaakte of gecontroleerde zones), zoals operatiekamers, katheterisatiekamers
of angioruimtes. Vaak – maar niet altijd en overal, afhankelijk van de lokale afspraken
– wordt de doorlichting uitgevoerd of ondersteund door een MBB’er, een verpleegkundige
of een OK-assistent. Gedurende de procedure is de aanwezige medisch specialist (de
opdrachtgever conform de Wet BIG) verantwoordelijk voor (optimalisatie van) zowel de dosis die de patiënt ontvangt
als die van de in de onderzoeks- of behandelruimte aanwezige medewerkers.
In deze context gaat het erom dat de medisch specialist:
-
1. volgens geaccepteerde professionele medische standaarden handelt met betrekking tot
de rechtvaardiging van de blootstelling. Hierbij wordt het PROLARA-concept gehanteerd, hetgeen inhoudt, dat het stralingsrisico wordt afgewogen naar de totale
uitkomst van de medische procedure betreffende risico’s en levensverwachting (C);
-
2. de medische procedure uitvoert met daartoe geschikte (bijvoorbeeld qua projectiemogelijkheden)
en voor het specifieke doel optimaal ingestelde doorlichtapparatuur, zoals voor pediatrische
behandelingen, langdurige procedures (V);
-
3. de röntgenapparatuur op de geschikte wijze voor een specifiek doorlichtprotocol gebruikt,
daarbij gebruik makend van de aanwezige opties en hulpmiddelen tot dosisreductie (V);
-
4. zorg draagt voor juiste patiëntpositionering zonder gebruik te maken van doorlichting
en de gewenste projectiestanden indien mogelijk direct kiest zonder de proefondervindelijke
methode met doorlichting te gebruiken (C);
-
5. handelt volgens standaarden (Good Medical Practice) voor specifieke doorlichtprocedures
teneinde de totale doorlichttijd te beperken (C).
Daarvoor is het nodig dat de medisch specialist:
-
6. de aard van röntgenstraling begrijpt en de wijze waarop deze wordt geproduceerd en
verder het elektromagnetische spectrum, röntgenspectra, interactie van röntgenstraling
met materie, achtergrondstraling (K);
-
7. de functie beschrijft van de onderdelen van de beeldvormende keten (K);
-
8. beeldkwaliteit globaal beschrijft in termen van resolutie (spatieel en temporeel),
signaal-ruisverhouding en contrast en het onderscheid benoemd en herkent tussen bijvoorbeeld
hoog- en laagcontrastbeelden, etc. (K/V);
-
9. bekend is met de invloed die het aanpassen van verschillende instelparameters of het
gebruik van diverse opties heeft op beeldkwaliteit en patiëntendosis en dit toepast:
buisspanning, kilovolt (kV); buisstroom (mA); filters (extra bundelopharding); wigfilters,
diafragma (beperken veldgrootte); gepulste doorlichting (pulshoogte, -lengte, -frequentie);
beeldfrequentie; vastzetten laatste beeld (Last Image Hold); filmmodus (cine; vastzetten
belichtingswaarde (set point)); hoge-dosis/ lage-dosisbelichtingsregeling; vergroting;
strooistralenrooster; projectie- en angulatiestanden (PA, LAT etc.); automatische
belichtingsregeling; geometrie (positie röntgenbuis/positie beeldontvanger en omgekeerde
kwadratenwet), het gebruik van contrast; routeplanning (road mapping) en deze waar
nodig toepast (V);
-
10. de principes van de stralingsbescherming kent en toepast: rechtvaardiging; ALARA,
dosislimieten voor werkers (K/V);
-
11. bekend is met de relevante basis- en operationele grootheden (geabsorbeerde dosis,
intreehuiddosis, orgaandosis (equivalente dosis), effectieve dosis, dosis-oppervlakte-product,
detectordosis) (K);
-
12. globaal de dosisverdeling in en rond de patiënt beschrijft (verzwakkingscurve, bijdragen
van strooistraling) (K);
-
13. de functie kent van de in de röntgenopstelling ingebouwde dosismeter (Dosis-Oppervlakte-Product,
DOP); op de hoogte is van dosisreferentiewaarden voor diagnostische procedures en
in voorkomende situaties een klinisch fysicus raadpleegt, bijvoorbeeld wanneer een
schatting van een orgaandosis of de effectieve dosis nodig is na een intensieve/lange
doorlichtprocedure (K/V);
-
14. zich realiseert, dat er speciale pediatrische doorlichtprotocollen bestaan en de doorlichtparameters
aanpast bij het doorlichten van kinderen in diverse leeftijdsklassen (V);
-
15. de procedure kent en die volgt indien onjuiste of onbedoelde blootstelling heeft plaatsgevonden
(V/C);
-
16. de voor- en nadelen kent van het toepassen van afscherming op de patiënt (bijvoorbeeld
gonadenafscherming, bismut-afdekking, etc.) (K);
-
17. niet terughoudend is bij het behandelen van een urgente (zwangere) patiënt waarbij
doorlichting nodig is (V).
Kerncompetentie 2
De medisch specialist werkt op een veilige manier volgens het ALARA-principe met röntgenstraling
om onnodige blootstelling van zichzelf, de andere aanwezige werkers en eventuele ondersteuners
te voorkomen (C).
|
Nadere typering van de context
In het algemeen zal het werken volgens gebruikelijke protocollen (Good Medical Practice)
leiden tot geoptimaliseerde patiëntendoses en relatief lage doses voor de medewerkers,
met andere woorden: dosisreductie voor de patiënt is meestal congruent met een lagere
dosis voor de arts en de omloopmedewerker. Desondanks moet er – zeker bij een hoog
werkaanbod en bij bepaalde procedures – extra aandacht worden gegeven aan beschermende
maatregelen voor de medewerkers. De dosislimieten voor de medisch specialist en de
medewerkers mogen niet worden overschreden.
In deze context gaat het erom dat de medisch specialist:
-
18. een persoonsdosismeter draagt indien noodzakelijk of verplicht (V);
-
19. uitslagen van persoonsdosimetrie relateert aan werkbelasting en type van uitgevoerde
procedures op specifieke doorlichtapparatuur (V);
-
20. de geschikte afschermingshulpmiddelen gebruikt (bijvoorbeeld een aan het plafond gemonteerd
beweegbaar loodglas) (C);
-
21. zich bewust is van de positie die alle medewerkers innemen rondom een patiënt die
wordt doorlicht en dat hij de voor de procedure niet essentiële omstanders een grotere
afstand laat houden of vraagt de ruimte te verlaten (C);
-
22. niet terughoudend is in de zorg voor en de (acute) behandeling van patiënten die (mogelijk)
radioactief zijn vanwege een voorafgaand nucleair-geneeskundig onderzoek of ten gevolge
van stralingsincidenten/ ongevallen (V);
-
23. speciale aandacht geeft aan zwangere medewerkers (dosislimiet foetus, toepassen van
het ALARA-principe, voldoen aan de gestelde (ziekenhuis) regels, risicoperceptie)
(C).
Daarvoor is het nodig dat de medisch specialist:
-
24. de basisprincipes van de stralingsbescherming (tijd, afstand, afscherming) kent en
in de praktijk toepast om onnodige blootstelling te vermijden (V);
-
25. de relevante dosislimieten kent (effectieve dosis en equivalente dosis voor geselecteerde
organen, bijvoorbeeld extremiteiten, ooglens) voor blootgestelde (radiologisch) werkers
en niet-blootgestelde werkers (niet- radiologisch werkers, zoals verpleging, helpers)
(K);
-
26. weet welke posities rond een patiënt beter kunnen worden vermeden tijdens doorlichten
(indien mogelijk) en dit toepast (K/V);
-
27. de specifieke maatregelen kent die genomen moeten worden indien medewerkers zwanger
zijn (K);
-
28. vertrouwd is met de relevante operationele dosisgrootheden (persoonsdosisequivalent,
Hp(10) en omgevingsdosisequivalent, H*(10))(K);
-
29. de relatie begrijpt tussen de uitslag van een persoonsdosismeting en de effectieve
dosis (afhankelijk van de draagpositie van de dosismeter, loodequivalent van het loodschort,
kV-instelling enzovoort) en hiermee rekening houdt (V);
-
30. bekend is met de risico’s van radioactiviteit die in speciale medische procedures
wordt toegepast, zoals de schildwachtkliermethode (sentinel node) met 99mTc en de lokalisatie van niet-palpabele tumoren met 125I en hiermee zodanig omgaat, dat het risico laag blijft (V);
-
31. de functie en de doelmatigheid kent van de beschikbare afschermings-hulpmiddelen (loodschorten,
schildklierkraag, loodglasbril) (K).
Kerncompetentie 3
De medisch specialist legt op verzoek of indien noodzakelijk stralingsrisico’s globaal
uit aan de patiënt, diens familie of andere betrokkenen.
Daarnaast communiceert de medisch specialist met klinisch fysici, MBB’ers, verpleegkundigen/OK-assistenten
en stralingsdeskundigen over het optimaliseren van de stralingsbescherming op de afdeling.
Daarbij wordt behalve patiëntenblootstelling ook de blootstelling van de medewerkers
en derden in ogenschouw genomen, evenals de wettelijke begrenzingen. De medisch specialist
aarzelt niet om wanneer nodig experts (klinisch fysicus, radioloog) te consulteren
(C).
|
Nadere typering van de context
Aangezien de medisch specialist verantwoordelijk is voor de toegediende stralingsdosis
aan de patiënt, moet hij de risico’s hiervan kennen en kunnen uitleggen. Omdat een
deel van de kennis een beperkte houdbaarheid heeft, is het van belang dat de medisch
specialist de funderende principes uit de stralings-hygiëne en aanverwante vakgebieden
begrijpt, zodat hij in staat is zijn kennis bij te houden.
In deze context gaat het erom dat de medisch specialist:
-
32. de grenzen van zijn eigen kennis en deskundigheid betreffende de effecten van straling
kent en erkent, de juiste vragen daarover weet te formuleren en zo nodig ondersteuning
vraagt bij de aangewezen deskundigen (zoals MBB’er of klinisch fysicus) (C);
-
33. indien noodzakelijk met alle betrokkenen communiceert over zaken betreffende stralingsbescherming
(V);
-
34. stralingsrisico’s in het perspectief ziet van de andere aanwezige risico’s en de maatschappelijke
context (V);
-
35. op zijn eigen stralingsrisicoperceptie reflecteert (C).
Daarvoor is het nodig dat de medisch specialist:
-
36. aan een borstvoeding gevende patiënt uitlegt, dat blootstelling aan röntgenstraling
geen reden is om de borstvoeding te onderbreken of staken, maar een toegediend contrastmiddel
eventueel wel (K, V);
-
37. de verschillende meebepalende factoren van (stralings)risicoperceptie kent en tevens
rekening houdt met de valkuilen om effectief te communiceren over stralingsrisico’s
(V);
-
38. een globale kennis heeft van de niet-ioniserende stralingsrisico’s in vergelijking
met die van ioniserende straling (K);
-
39. onderscheid weet te maken tussen feiten en aannames betreffende de risico's van ioniserende
straling (K);
-
40. herkent dat er een gecompliceerde relatie is tussen enerzijds wetenschappelijke kennis
over stralingsbescherming en anderzijds de soms oplaaiende maatschappelijke onrust
en persoonlijke emoties hierover (K);
-
41. de rechtvaardiging als de sleutel tot acceptatie van medische blootstelling aan ioniserende
straling beschouwt (K);
-
42. zich bewust is van de verschillende professionele rollen van MBB’ers, klinisch fysici,
toezichthoudend medewerkers stralingsbescherming enz. (K);
-
43. kennis heeft van de effectieve-dosiswaarden van de belangrijkste, meest voorkomende
medische procedures (K);
-
44. de dosisbegrippen begrijpt die in de stralingsbescherming worden gebruikt (geabsorbeerde
dosis, equivalente dosis, effectieve dosis, orgaandosis, intree-huiddosis, foetale
dosis, ooglensdosis, extremiteitendosis) (K);
-
45. fundamentele kennis heeft van de relevante aspecten van de radiobiologie van de mens:
stochastische effecten, weefselreacties, teratogene en genetische effecten (K);
-
46. op de hoogte is van de relevante wet- en regelgeving betreffende medische stralingstoepassingen
(K).
Bijlage 5.3, onderdeel B: opleiding stralingshygiëne voor radiotherapeuten-oncoloog
Onderstaande eindtermen hebben als algemeen leerdoel kennis en inzicht te verwerven
aangaande de basisprincipes van stralingsfysica, radiotherapeutisch toegepaste fysica,
radiobiologie en stralingshygiëne. De eindtermen zijn voorzien van de aanduidingen
K = kennis (knowledge): feiten, principes, theorieën, praktijken; V = vaardigheden
(skills): cognitief en praktisch en C = competenties (competences): verantwoordelijkheid
en autonomie. Deze drie categorieën zijn in de genoemde volgorde hiërarchisch ondergeschikt:
een hogere categorie-aanduiding impliceert dat ook aan de voorgaande moet zijn voldaan
(K < V < C). Dus een competentie vereist beheersing van de daaronder behorende vaardigheden
en kennis.
B. Eindtermen stralingshygiëne voor radiotherapeuten-oncoloog.
B.1. Radiobiologie
Kennis
K1
|
Heeft kennis van de interactie van straling op moleculair niveau
|
K2
|
Legt DNA-schade uit
|
K3
|
Kent de cellulaire effecten en mechanismen van celdood
|
K4
|
Heeft kennis van herstel van stralingsschade
|
K5
|
Verklaart de celoverlevingscurves
|
K6
|
Heeft kennis van de hiërarchische opbouw van normale weefselsystemen (compartimenten,
celproliferatie, turnover time, end cell systeem, renewal systeem, expanding systeem)
|
K7
|
Heeft kennis van verschillen in gevoeligheid voor stralingsgeïnduceerde tumorinductie
en latente periode tussen solide tumoren en leukemieën
|
K8
|
Verklaart het effect van zuurstof, sensitizers (sensibilisatoren) en beschermende
middelen
|
K9
|
Verklaart het effect van tijd-dosisfractionering, linear energy transfer (lineïeke
energieoverdracht, LET), verschillende stralingsmodaliteiten en de interactie tussen
cytotoxische therapie en bestraling
|
K10
|
Heeft kennis van voorspellende testen
|
K10a1
|
Verklaart verschillen in stralingsrespons tussen gezond weefsel en tumoren als basis
voor radiotherapie
|
K10a2
|
Definieert en verklaart stochastische en teratogene stralingseffecten en weefselreacties
|
Vaardigheden
V1
|
Brengt kennis van klinische en radiologische anatomie, fysica en biologie over op
diagnose en therapie
|
Competenties
geen
B.2. Basis van stralingsfysica
Kennis
K11
|
Heeft kennis van de structuur van atomen en kernen
|
K12
|
Heeft kennis van radioactief verval
|
K13
|
Heeft kennis van radio-isotopen
|
K13a1
|
Benoemt en verklaart de interactiemechanismen
|
K13a2
|
Specificeert soorten en orde van grootte van stralingsblootstelling door natuurlijke
en kunstmatige bronnen
|
K13a3
|
Heeft kennis van principes van afschermingsberekeningen
|
Vaardigheden
V2
|
Analyseert de eigenschappen van deeltjes en elektromagnetische straling
|
V2a
|
Voert eenvoudige risicoanalyse uit voor stralingsbronnen
|
Competenties
geen
B.3. Toegepaste stralingsfysica voor radiotherapie
Kennis
K14
|
Legt het werkingsprincipe van een röntgenbuis uit
|
K14a
|
Begrijpt de werking van CT/CBCT
|
K15
|
Legt het werkingsprincipe van een lineaire versneller uit en de stralingsbescherming
rondom een versnellerruimte
|
K16
|
Heeft kennis van collimatiesystemen
|
K17
|
Heeft kennis van apparatuur voor brachytherapie inclusief stralingsbeschermingsaspecten
|
K18
|
(vervallen)
|
K19a
|
Verklaart de grootheden geabsorbeerde dosis, kerma, orgaan- en effectieve dosis met
bijbehorende eenheden
|
K20
|
Definieert de geabsorbeerde dosis in het doelvolume bij uitwendige bestraling
|
K21
|
Definieert geabsorbeerde dosis in het doelvolume bij brachytherapie
|
K22
|
Geeft voorbeelden van algoritmes voor 3D-dosisberekeningen
|
K23
|
Legt uit hoe de volgende technieken worden toegepast: conformatietherapie, IMRT (intensity
modulated radiation therapy), IGRT (image guided radiation therapy), stereotactische
radiotherapie en deeltjestherapie
|
K23a
|
Heeft kennis van de fysische basisbegrippen die samenhangen met de dosisverdeling
van fotonen- elektronen- en protonenbundels
|
Vaardigheden
V3
|
Past ‘treatment planning’ toe, inclusief 3D-planning, IMRT en virtuele simulatie.
Deze procedures worden toegepast om de behandeling van de patiënt voor te bereiden
|
V4
|
Evalueert de voordelen van conformatietherapie en andere speciale radiotherapietechnieken
(IORT (intraoperatieve radiotherapie), stereotactische radiotherapie)
|
V5
|
Past berekeningsmethoden voor 2D-dosisberekeningen toe
|
V6
|
Onderzoekt behandelopties in het licht van de prognose
|
V7
|
Ontwikkelt een behandelstrategie gebaseerd op wetenschappelijk bewijs en maakt een
afweging per patiënt voor curatieve dan wel palliatieve uitwendige radiotherapie en/of
brachytherapie
|
V8
|
Analyseert en interpreteert wetenschappelijk onderzoek om behandelpraktijken te veranderen
|
V9
|
Ontwikkelt een strategie voor radiotherapeutische behandeling en toe te passen techniek
|
V10
|
Past behandelplannen aan voor wat betreft de individuele situatie van de patiënt,
zoals conditie vóór behandeling en de toxiciteit van de radiotherapie en systemische
behandelingen
|
V11
|
Evalueert en voert de regie over patiënten die met uitwendige radiotherapie en/of
brachytherapie worden behandeld
|
V12
|
Past de bestralingsbehandeling aan voor die patiënten, waarvoor bijvoorbeeld te grote
acute toxiciteit dat noodzakelijk maakt; inclusief correctie voor gemiste dosis
|
Competenties
C1
|
Licht patiënten betreffende de radiotherapiebehandeling voor en verleent eventuele
nazorg bij behandelreacties
|
C2
|
Doet de aanbeveling voor een geschikte dosis en bijbehorend fractioneringsschema voor
curatieve of palliatieve uitwendige radiotherapie en brachytherapie
|
C3
|
Verifieert een behandelplan voor start van de uitwendige radiotherapie/brachytherapie
in samenwerking met klinisch fysici en MBB’ers en is zich bewust van de gevolgen van
ieders actie
|
C4
|
Bepaalt het risico van een uitwendige radiotherapie en brachytherapie-behandelplan
|
C5
|
Is betrokken bij IMRT-planning en andere technieken zoals stereotactische bestraling,
deeltjestherapie en IGRT
|
C6
|
Autoriseert een radiotherapiebehandeling
|
C7
|
Selecteert patiënten voor therapie met gecombineerde modaliteiten
|
C8
|
Neemt de klinische verantwoordelijkheid voor het toepassen van radiotherapie samen
met systemische middelen (en waar nodig in samenwerking met andere medisch specialisten
die betrokken zijn bij systemische therapieën) voor zowel poliklinische als klinische
patiënten
|
C9
|
Neemt verantwoordelijkheid voor de klinische implicaties van IGRT
|
C10
|
Neemt verantwoordelijkheid voor de klinische implicaties en procedures betreffende
brachytherapie met gesloten en open bronnen
|
B.4. Concepten en uitgangspunten van stralingsbescherming
Kennis
K24
|
Legt de algemene principes van de stralingsbescherming uit, inclusief ALARA
|
K25
|
Legt het risico op inductie van secundaire tumoren uit
|
K26
|
Heeft kennis van de betekenis van de stralingsweegfactor
|
K27
|
Licht de grootheid equivalente dosis toe met inbegrip van de weefselweegfactor
|
K28
|
Legt uit wat de gevolgen voor de gezondheid zijn van stralingsblootstelling van werkers
en bevolking evenals de wijze van bescherming en de van toepassing zijnde dosislimieten
|
K29
|
Verduidelijkt de aanpak van onverwachte/niet-bedoelde blootstellingen
|
K30
|
Beschrijft de Europese en nationale wetgeving
|
K31
|
Beschrijft de wetenschappelijke grondslagen van de stralingsbescherming
|
Vaardigheden
V13
|
Analyseert stochastische effecten en weefselreacties
|
V14
|
Onderzoekt onverwachte/niet-bedoelde blootstellingen van patiënten
|
Competenties
C11
|
Is betrokken bij kwaliteitsbewaking en volgt het veiligheidsbeleid
|
C12
|
Neemt de medische leiding bij onverwachte/niet-bedoelde patiëntblootstellingen
|
Bijlage 5.3, onderdeel C: opleiding stralingshygiëne voor radiologen
De opbouw van de hierna volgende eindtermen is een directe vertaling van de tabellen
van het Europese MEDRAPET-rapport waarbij de originele nummering en systematiek zijn
gehandhaafd met betrekking tot de onderdelen radiologie, nucleaire geneeskunde voor
radiologen, nucleair geneeskundigen en interventieradiologie. Hierin zijn de leerdoelen
op het gebied van de stralingshygiëne gedefinieerd waarbij de termen kennis (K), vaardigheden
(V) en competenties (C) worden gehanteerd in oplopende hiërarchische volgorde. Ten
behoeve van de herkenbaarheid in dit document zijn de eindtermen voor de verschillende
doelgroepen aangegeven met de toevoeging ‘r’ voor alle radiologen, ‘i’ voor interventieradiologen
en ‘n’ voor nucleair radiologen (bijv. Kr.1 of Cn.7). Als voorwoord voor ieder deel
is een corresponderend stuk uit het MEDRAPET-rapport vrij vertaald en op de Nederlandse
situatie geijkt en verwoord.
Aangezien alle volgens de nieuwe opleiding opgeleide radiologen in Nederland enkele
van oudsher nucleair-geneeskundige verrichtingen gaan uitvoeren zijn enkele eindtermen
voor nucleair radiologen overgeheveld naar de eindtermen voor alle radiologen, conform
de suggestie in het MEDRAPET-rapport. Sommige hiervan zijn aangepast met betrekking
tot het vereiste kennisniveau en hebben een achtervoegsel ‘a’ gekregen (bijv. Kn.2a).
Om zo veel mogelijk het Europese brondocument te volgen zijn deze leerdoelen in originele
vorm blijven staan bij de aanvullende leerdoelen voor nucleair radiologen. Enkele
specifieke toevoegingen zijn aangeduid met nl.
C.1. Eindtermen stralingshygiëne voor radiologen
C.1.1 Stralingsfysica
Kennis
Kr.1
|
Maakt een overzicht van bronnen en eigenschappen van ioniserende straling
|
Kr.2
|
Benoemt en verklaart de interactiemechanismen
|
Kr.3
|
Benoemt en verklaart de mechanismen van radioactief verval
|
Kr.4
|
Verklaart de interactie van röntgenstraling met materie en de consequenties voor beeldvorming,
beeldkwaliteit en stralingsbelasting
|
Kr.5
|
Maakt een opsomming van de definities, grootheden en eenheden kerma, geabsorbeerde
(energie) dosis (Gy), orgaan- en effectieve dosis (Sv) en licht deze begrippen toe,
alsmede voor exposietempo en dosistempo
|
Vaardigheden
Vr.1
|
Past stralingsfysica toe om de optimale keuze te maken voor de beeldvormende modaliteit
|
Vr.2
|
Past stralingsfysica toe om de protocollen te optimaliseren, gebruikt de minimale
blootstelling die nodig is om het niveau van beeldkwaliteit te bereiken dat nodig
is voor de taak
|
Vr.3
|
Gebruikt de fysicawetten om verstrooiing te minimaliseren en het contrast te optimaliseren
|
Vr.4a
|
Gebruikt de correcte termen om de blootstelling te karakteriseren van de dagelijkse
opnames, doorlichtingen en CT-onderzoeken en definieert orgaanrisico, het genetische
risico en het risico op kanker en benoemt de (beperkte) toepasbaarheid ervan
|
C.1.2 Apparatuur
Kennis
Kr.6
|
Legt het mechanisme uit van de opwekking van röntgenstraling
|
Kr.7
|
Benoemt de componenten van een röntgenopstelling en verklaart het proces van het opwekken
van röntgenstraling
|
Kr.8
|
Verklaart de functie van filters en diafragma’s
|
Kr.9a
|
Benoemt de gebruikelijke digitale beeldopnemers, verklaart hun functie en de relatieve
voor- en nadelen
|
Kr.10a
|
Legt de werking van roosters uit en het effect op beeldkwaliteit en blootstelling
|
Vaardigheden
Vr.5
|
Controleert beeldkwaliteit voortdurend om technische defecten te herkennen en corrigeren
|
Vr.6
|
Vraagt om de beste beeldkwaliteit, technische innovatie en dosisreductie tegen de
laagste kosten
|
Vr.7
|
Coördineert de ingebruikname van nieuwe apparatuur met de andere leden van het kernteam
(MBB’er, klinisch fysicus, toezichthoudend medewerkers stralingsbescherming)
|
Vr.8
|
Gebruikt de technische eigenschappen van de specifieke apparatuur en profiteert van
alle kwaliteitsverbeterende en dosisreducerende mogelijkheden met inachtneming van
de beperkingen van het toestel
|
Competenties
Cr.1
|
Kiest de meest geschikte apparatuur voor de patiënt gebaseerd op de beschikbare middelen
|
C.1.3 Radiobiologie
Kennis
Kr.11
|
Beschrijft stralingseffecten op cellen en DNA
|
Kr.12
|
Beschrijft cellulaire mechanismen van stralingsrespons, herstel en celoverleving
|
Kr.13
|
Beschrijft stralingseffecten op weefsels en organen
|
Kr.14
|
Verklaart verschillen in stralingsrespons tussen gezond weefsel en tumoren als basis
voor radiotherapie
|
Kr.15
|
Definieert en verklaart stochastische en teratogene stralingseffecten en weefselreacties
|
Kr.16
|
Beschrijft typen en orde van grootte van stralingsrisico’s ten gevolge van medische
blootstelling
|
Vaardigheden
Vr.9
|
Informeert patiënten over hun gezondheidsproblemen en de geplande procedure/verrichting
|
Vr.10a
|
Communiceert het stralingsrisico in perspectief van rechtvaardiging en optimalisatie
van het onderzoek of de behandeling op een begrijpelijke manier met de patiënt als
er een significant deterministisch of stochastisch risico bestaat of wanneer de patiënt
een vraag heeft
|
C.1.4 Stralingshygiëne algemeen
Kennis
Kr.17
|
Beschrijft de basisprincipes van stralingshygiëne, zoals uiteengezet door de ICRP
|
Kr.18
|
Specificeert soorten en orde van grootte van stralingsblootstelling door natuurlijke
en kunstmatige bronnen
|
Kr.19
|
Beschrijft het concept van dosisbepaling en dosismeting voor patiënten, beroepsmatig
blootgesteld personeel en het publiek
|
Kr.20
|
Verduidelijkt de aard van de blootstelling en de relevante dosislimieten voor de werker,
inclusief orgaandoses en dosislimieten voor zwangere werkers, verzorgers, familieleden
en het algemene publiek
|
Kr.21nl
|
Somt geïndiceerde en niet-geïndiceerde onderzoeken bij vraagstellingen volgens richtlijnen
op
|
Vaardigheden
Vr.11
|
Communiceert met de verwijzer over rechtvaardiging; stelt indien noodzakelijk een
ander onderzoek voor
|
Vr.12a
|
Past rechtvaardiging toe in de dagelijkse radiologische praktijk en bij medisch-wetenschappelijk
onderzoek, met inachtneming van bestaande richtlijnen, maar ook in individuele gevallen
(bijv. polymorbiditeit)
|
Competenties
Cr.2
|
Neemt verantwoordelijkheid voor de keuze van de beeldvormende modaliteit voor de individuele
patiënt (radiologische opname, CT, alternatieven zoals echo of MRI), waarbij het risico
van de ziekte, leeftijd, geslacht en afmeting van de patiënt, het dosisniveau van
de procedure en blootstelling van verschillende kritische organen in ogenschouw wordt
genomen
|
Cr.3
|
Informeert zowel de patiënt als de staf over zwangerschapsgerelateerde zaken in de
stralingshygiëne
|
Cr.4
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het beleid t.a.v. patiëntdosis in verschillende beeldvormende
modaliteiten en is zich bewust van de hoogte van de bijbehorende specifieke patiëntdoses
|
C.1.5 Stralingshygiëne in de radiologie (röntgenstraling)
Kennis
Kr.21
|
Definieert ALARA en de toepasbaarheid in een radiologische werkomgeving
|
Kr.22
|
Licht de concepten en hulpmiddelen voor dosisbeheersing toe in de diagnostische radiologie
voor zowel volwassen als pediatrische patiënten
|
Kr.23
|
Verklaart de factoren die beeldkwaliteit en dosis in de diagnostische radiologie beïnvloeden
|
Kr.24
|
Beschrijft de methoden en hulpmiddelen voor dosisbeheersing in diagnostische radiologie:
opnamen, doorlichting, CT, mammografie en die voor pediatrische patiënten.
|
Kr.25
|
Verklaart de basisconcepten van het meten en berekenen van patiëntdoses voor de verschillende
modaliteiten in de diagnostische radiologie
|
Kr.26
|
Beschrijft de belangrijkste afwegingen die van belang zijn voor de stralingshygiëne
bij het ontwerpen van een radiologieafdeling
|
Kr.27
|
Maakt een overzicht van de diagnostische procedures die buiten de radiologieafdeling
worden gemaakt met daarbij behorende relevante afwegingen inzake de stralingshygiëne
|
Kr.28
|
Maakt een overzicht van te verwachten doses (referentiepersoon) voor veel voorkomende
diagnostische procedures
|
Kr.29
|
Beschrijft het kwantitatieve risico en de dosisbepaling voor werkers en het algemene
publiek in de diagnostische radiologie
|
Kr.30
|
Licht de concepten en hulpmiddelen toe voor het optimaliseren van stralingshygiëne
|
Kr.a nl
|
Licht de ethische en juridische aspecten toe betreffende de stralingsblootstelling
van vrijwilligers bij medisch onderzoek
|
Vaardigheden
Vr.13
|
Optimaliseert beeldvormende protocollen door standaard uitvoeringsprocedures te gebruiken
(SOP’s) en door deze aan te passen aan de specifieke afmetingen van de patiënt
|
Vr.14a
|
Gebruikt specifieke pediatrische protocollen en weegt daarbij de van een volwassen
patiënt afwijkende anatomische verhoudingen en weefselsamenstelling af die gevolgen
hebben voor de instelling van de apparatuur, maar ook het verhoogde risico, de gevoeligheid
en de specifieke pathologie van elke leeftijdsgroep
|
Vr.15
|
Kiest het beste compromis tussen risico-voordeelverhouding, beeldkwaliteit, en stralingsblootstelling
van geval tot geval
|
Vr.16
|
Houdt toezicht op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Ondersteunt monitoring
van de werkplek en van individuen. Ondersteunt het bepalen van de blootstelling, onderzoek
en opvolging, toezicht op de gezondheid en het registreren hiervan
|
Vr.17
|
Past stralingshygiënische maatregelen toe in de diagnostische radiologie (maken van
opnames, doorlichting bij interventies, CT, mammografie en pediatrische patiënten)
en adviseert over het gebruik
|
Vr.18
|
Blijft in de dagelijkse praktijk binnen de richtlijn/referentieniveaus
|
Vr.19
|
Maakt afmetings-specifieke protocollen voor hoge-dosisprocedures
|
Vr.20
|
Schat orgaandoses en effectieve doses voor diagnostische onderzoeken, gebaseerd op
meetbare blootstellingsparameters (DOP, DLP)
|
Vr.a nl
|
Meldt blootstelling aan straling van vrijwilligers/patiënten als gevolg van medisch
onderzoek in klinische studies aan voor ethische en wettelijke goedkeuring
|
Competenties
Cr.5
|
Adviseert patiënten over de stralingsgerelateerde risico’s en voordelen van een geplande
procedure
|
Cr.6
|
Neemt verantwoordelijkheid voor rechtvaardiging van stralingsblootstelling voor iedere
individuele patiënt, met speciale aandacht voor zwangere patiënten
|
Cr.7
|
Neemt verantwoordelijkheid voor de keuze en de uitvoering van de diagnostische procedure
met de laagste dosis uitgaande van een gegeven aanvraag van een verwijzer
|
Cr.8
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het optimaliseren van de opnametechniek/het protocol
die/dat wordt gebruikt voor een gegeven diagnostische procedure gebaseerd op patiënt-specifieke
informatie
|
Cr.9
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het bij hoge-dosisprocedures (CT, interventieprocedure)
toepassen van een aan de afmeting van de patiënt en aan de probleemstelling aangepast
individueel protocol
|
Cr.10
|
Implementeert de concepten en hulpmiddelen voor het optimaliseren van de stralingshygiëne
|
Cr.a nl
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het voldoen aan wettelijke en ethische vereisten bij
het blootstellen van vrijwilligers aan straling bij medisch onderzoek of patiënten
in klinische studies
|
C.1.6 Kwaliteit
Kennis
Kr.31
|
Definieert kwaliteitsbewaking in de radiologie, het management hiervan en de verantwoordelijkheden,
beschrijft een programma voor kwaliteitsbewaking en stralingshygiëne voor diagnostische
radiologie
|
Kr.32
|
Maakt een overzicht van de belangrijkste componenten van beeldkwaliteit en de relatie
met patiëntblootstelling
|
Kr.33
|
Legt de principes uit van diagnostische referentieniveaus
|
Vaardigheden
Vr.21
|
Past standaarden toe voor acceptabele beeldkwaliteit. Voert analyses uit van onjuiste
opnamen. Begrijpt de effecten van beelden van slechte kwaliteit op de diagnostische
betrouwbaarheid
|
Vr.22
|
Vermijdt onnodige stralingsblootstelling gedurende zwangerschap door de patiënt voor
het onderzoek te screenen (waarschuwingsbordjes, vragenlijst, zwangerschapstest, etc.)
|
Vr.23
|
Controleert de geëigende beschermingsmaatregelen bij blootstelling van een zwangere
patiënte tweemaal (afmeting en positionering van het röntgenveld, focus-huidafstand,
juiste bundelfiltratie, beperking en vastlegging van de doorlichtduur, uitsluiten
van niet-essentiële projecties, vermijden van herhaalde opnames)
|
Vr.24
|
Ontwikkelt een afdelingsbeleid om de doses voor de medewerkers ALARA te houden
|
Competenties
Cr.11
|
Houdt toezicht op kwaliteitscontroleprocedures en op alle apparatuur die met patiëntblootstelling
in verband staat
|
Cr.12
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het vaststellen van formele werkmethoden (SOP’s)
|
Cr.13
|
Neemt verantwoordelijkheid voor organisatorische zaken en de implementatie van verantwoordelijkheden
en lokale afspraken
|
Cr.14
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het organiseren van de radiologische werkstroom teneinde
blootstellingen die niet zijn bedoeld of per ongeluk worden gedaan te voorkomen en
voor de adequate afhandeling van een dergelijke gebeurtenis
|
C.1.7 Wet- en regelgeving
Kennis
Kr.34
|
Maakt een overzicht van nationale en internationale organisaties die zijn betrokken
bij wetgevende processen over stralingshygiëne
|
Kr.35
|
Specificeert het relevante wetgevingskader (besluiten, richtlijnen, voorschriften,
etc.) dat de medische toepassing van ioniserende straling in Nederland en in de EU
bestuurt
|
Kr.36
|
Specificeert het relevante wetgevingskader dat in de praktijk van de diagnostische
radiologie in Nederland richtinggevend is
|
Vaardigheden
Vr.25
|
Vindt en past de relevante regelgeving en richtlijnen toe voor elke klinische situatie
in de radiologie
|
Competenties
Cr.15
|
Neemt verantwoordelijkheid om te voldoen aan de wettelijke vereisten betreffende beroepsmatige
en publieke stralingsblootstelling
|
Cr.16
|
Neemt verantwoordelijkheid om te voldoen aan het ALARA-principe betreffende beroepsmatige
en publieke stralingsblootstelling
|
Cr.17
|
Neemt verantwoordelijkheid om overeenkomstig de regelgeving voor de bescherming van
de patiënt te werken (DRN’s, waar toepasbaar)
|
C.1.8 Aanvullende leerdoelen voor aios radiologie in het begin van de opleiding
Deze leerdoelen zijn een naar voren gehaalde selectie uit die voor Nucleair Radiologen
ten behoeve van het onderwijs in het begin van de opleiding vanwege het (beperkte)
gebruik door alle radiologen van open en ingekapselde bronnen voor diagnostische doeleinden
(zie verderop in dit document; de oorspronkelijke nummering is aangehouden). Deze
naar voren gehaalde leerdoelen zijn uitsluitend van toepassing op de door de radioloog
protocollair uitgevoerde nucleair geneeskundige verrichtingen. Sommige leerdoelen
(aangevuld met ‘a’) zijn aangepast voor de doelgroep, waarbij het uitgangspunt is
dat een nucleair radioloog/nucleair geneeskundige op de afdeling primair verantwoordelijk
is voor het geheel van de stralingshygiënische aspecten. De radioloog voert bepaalde
verrichtingen protocollair uit.
C.1.9 Stralingshygiëne patiënt in de nucleaire geneeskunde
Kennis
Kn.1
|
Specificeert het relevante kader van wet- en regelgeving betreffende de uitoefening
van de nucleaire geneeskunde in Nederland
|
Kn.2
|
Maakt een opsomming van verwachte doses voor de gebruikte nucleair geneeskundige verrichtingen
|
Kn.3
|
Legt de ordegrootte uit van het stralingsrisico als functie van de patiëntdosis, geslacht,
leeftijd en de behandelprognose
|
Kn.8a
|
Heeft kennis van de principes en het ermee gepaard gaande proces van toediening van
radiofarmaca (intraveneus, oraal en per inhalatie) en heeft basiskennis van het fysiologisch
gedrag van radiofarmaca en de gevolgen daarvan voor de geabsorbeerde doses
|
Kn.9a
|
Heeft kennis van de te nemen actie na onjuiste toediening van radiofarmaca
|
Kn.13
|
Verklaart de opties voor het optimaliseren van de patiëntdosis voor CT tijdens het
gebruiken van gecombineerde beeldvormende modaliteiten zoals PET/CT, SPECT/CT etc.
|
Vaardigheden
Vn.1a
|
Past de principes van rechtvaardiging (inschatting van risico/voordeel) toe en heeft
kennis van optimalisatie (inclusief ALARA) met inachtneming van bestaande richtlijnen
over de indicaties voor de gebruikte nucleair geneeskundige verrichtingen
|
Vn.3a
|
Past voor iedere uitgevoerde diagnostische nucleair geneeskundige verrichting de Europese
en nationale wetten, voorschriften, aanbevelingen en standaarden toe met betrekking
tot patiëntveiligheid
|
Vn.10
|
Identificeert klinische indicaties die het gebruik van lage-dosis-CT toestaan in de
multimodale beeldvormende procedures
|
Competenties
Cn.1
|
Adviseert patiënten over de risico’s en voordelen van een geplande nucleair geneeskundige
verrichting
|
Cn.2
|
Neemt de verantwoordelijkheid voor de rechtvaardiging van de stralingsblootstelling
van elke patiënt, met speciale afweging voor zwangere patiënten
|
Cn.3
|
Neemt op basis van de aanvraag van de verwijzend arts verantwoordelijkheid voor de
keuze en uitvoering van de nucleair geneeskundige verrichting met de minste dosisbelasting,
rekening houdend met zowel de beschikbaarheid van radiofarmaca als met andere beeldvormende
modaliteiten, welke al dan niet ioniserende stralingsbelasting voor de patiënt geven
|
Cn.4
|
Neemt verantwoordelijkheid om te voldoen aan referentiedoses waar dat van toepassing
is
|
C.1.10 Stralingsbescherming voor medewerkers en omgeving in de nucleaire geneeskunde
Kn.17
|
Beschrijft algemene regels voor het werken met open en ingekapselde radioactieve bronnen
(kwaliteitscontrole/markering)
|
C.2. Aanvullende eindtermen stralingshygiëne voor interventieradiologen
C.2.1 Stralingsfysica
Kennis
Ki.1
|
Begrijpt de speciale vereisten van beeldvorming en de beeldkwaliteitsaspecten bij
doorlichten
|
Vaardigheden
Vi.1
|
Past stralingsfysica toe om interventieprotocollen te optimaliseren, waarbij minimale
blootstelling wordt gebruikt om de gewenste procedure-uitkomst te bereiken
|
C.2.2 Apparatuur
Kennis
Ki.2
|
Verklaart en begrijpt in detail de volgende eigenschappen van doorlichttoestellen:
flat-panel/ beeldversterker-detectoren (inclusief problemen met beeldversterkers zoals
geometrische vertekening, effecten van magneetvelden in de omgeving), continue en
gepulste acquisitie (inclusief beeldfrequentie, automatische helderheidsregeling,
hoge-dosistempo-doorlichting, filmopnames, ‘last image hold’ en ‘road mapping’)
|
Vaardigheden
Vi.2
|
Gebruikt de technische eigenschappen van het specifieke toestel, van dag tot dag,
waarbij alle kwaliteitsverbeterende en dosisreducerende mogelijkheden worden benut,
waarbij de beperkingen van het interventie-doorlichtstatief worden onderkend
|
Competenties
Ci.1
|
Kiest de beste interventieapparatuur voor de patiëntenpopulatie, gebaseerd op de beschikbare
middelen/voorzieningen
|
C.2.3 Radiobiologie
Kennis
Ki.3
|
Licht radiobiologische dosis-effectrelaties toe die relevant zijn voor interventieradiologie
met betrekking tot patiëntveiligheid, inclusief discussie over de fysische en biologische
achtergrond; respons van weefsel na bestraling op moleculair, cellulair en macroscopisch
niveau; modellen van stralingsgeïnduceerde tumoren, erfelijkheidsrisico’s; en stralingseffecten
voor volwassenen, kinderen en op de conceptie
|
C.2.4 Stralingshygiëne in de interventieradiologie (röntgenstraling)
Kennis
Ki.4
|
Definieert ALARA en de toepasbaarheid bij de interventiepraktijk
|
Ki.5
|
Legt de betekenis uit van rechtvaardiging en optimalisatie zoals toegepast voor interventiepraktijken
|
Ki.6
|
Verduidelijkt de concepten en hulpmiddelen om voor volwassen en pediatrische patiënten
de dosis te beheersen bij interventieprocedures
|
Ki.7
|
Licht de factoren toe die beeldkwaliteit en dosis beïnvloeden bij interventieradiologie
|
Ki.8
|
Beschrijft de methoden en hulpmiddelen voor dosisbeheersing in de interventieradiologie
|
Ki.9
|
Legt de basisconcepten uit voor patiëntdosismeting en -berekening in de interventieradiologie
|
Ki.10
|
Beschrijft de belangrijkste afwegingen relevant voor stralingsbescherming bij het
ontwerp van een interventiekamer
|
Ki.11
|
Maakt een overzicht van te verwachten doses (referentiepersoon) voor de belangrijkste
interventieprocedures
|
Ki.12
|
Verklaart kwantitatief het risico en de dosisbepaling voor werkers en publiek bij
interventieradiologie
|
Ki.13
|
Verklaart en bediscussieert de meest recente onderbouwing van lage-dosiseffecten op
interventieradiologen
|
Vaardigheden
Vi.3
|
Optimaliseert de procedureprotocollen door SOP’s te gebruiken en deze aan de patiëntomvang
aan te passen
|
Vi.4
|
Kiest per situatie het beste compromis tussen de verhouding nadeel/voordeel, beeldkwaliteit,
uitkomst van de procedure en de stralingsbelasting
|
Vi.5
|
Houdt toezicht op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen door de interventiestafleden,
ondersteunt de monitoring van werkplekken en personen en het vaststellen van de blootstelling,
nader onderzoek en opvolging hiervan, het gezondheidstoezicht en het vastleggen hiervan
|
Vi.6a
|
Adviseert over stralingshygiënische maatregelen en past deze toe voor alle relevante
organen
|
Vi.7
|
Maakt een schatting van de effectieve dosis ten gevolge van interventieprocedures
gebaseerd op meetbare blootstellingsparameters (DOP, huiddosis)
|
Vi.8
|
Schat in wanneer een hoge huiddosis is te verwachten
|
Vi.9
|
Berekent het risico voor de patiënt uit de gemeten waarden van de dosimetriegrootheden
die worden gebruikt om schadelijke biologische effecten vast te stellen
|
Competenties
Ci.2
|
Adviseert patiënten over de stralingsgerelateerde risico’s en voordelen van een geplande
interventieprocedure
|
Ci.3
|
Neemt voor iedere individuele patiënt die een interventieprocedure ondergaat de verantwoordelijkheid
voor de justificatie van de stralingsblootstelling, met speciale aandacht voor zwangere
(of mogelijk zwangere) patiënten
|
Ci.4
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het optimaliseren van de techniek/het protocol dat
bij een bepaalde interventieprocedure wordt gebruikt, gebaseerd op de specifieke behoeftes
van de patiënt
|
Ci.5a
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het toepassen van de principes van rechtvaardiging
(afweging voor- en nadelen), optimalisatie (inclusief ALARA) en het opzetten van referentieniveaus
(indien relevant, anders het bepalen van te verwachten doses) teneinde de patiënt
te beschermen tegen onnodig stralingsrisico
|
Ci.6
|
Neemt de verantwoordelijkheid voor het toepassen van de optimale (aan de afmeting
en het probleem aangepast) individuele protocollering voor hoge-dosisprocedures (TIPS
etc.)
|
Ci.7a
|
Neemt de verantwoordelijkheid voor het vermijden van hoge huiddoses, die deterministische
effecten kunnen veroorzaken en voor de optimalisatie van de procedure als deterministische
effecten onvermijdelijk zijn
|
Ci.8
|
Volgt patiënten om na te gaan of er deterministische effecten optreden
|
Ci.9
|
Neemt verantwoordelijkheid voor dosisbeperking en voert routines in die dosisbeperking
van de staf verzekeren
|
C.2.5 Kwaliteit
Kennis
Ki.14
|
Definieert kwaliteitsbewaking in de interventieradiologie. Legt de taken en verantwoordelijkheden
uit.
|
Ki.15
|
Somt de belangrijke componenten op van beeldkwaliteit en de relatie hiervan met de
blootstelling van de patiënt bij een procedure
|
Ki.16a
|
Legt het principe uit van diagnostische referentieniveaus bij interventieprocedures
waar dat relevant voor is of anders de te verwachten doses. Begrijpt de effecten van
beelden van slechte kwaliteit bij interventieprocedures
|
Vaardigheden
Vi.10
|
Begrijpt de effecten van beelden van slechte kwaliteit bij interventieprocedures
|
Vi.11
|
Vermijdt onnodige blootstelling van de patiënt gedurende interventieprocedures door
de gebruikte technieken te optimaliseren (positionering en afmeting van de bundel,
gonadenafscherming, focus-huidafstand, juiste bundelfiltratie, beperking van de doorlichttijd
en het vastleggen daarvan, geen onnodige projecties gebruiken)
|
Vi.12
|
Ontwikkelt een afdelingsbeleid om de doses van de interventiemedewerkers en -staf
zo laag als redelijkerwijs mogelijk te houden
|
C.2.6 Wet- en regelgeving
Kennis
Ki.17
|
Specificeert het relevante regelgevingskader dat van toepassing is op de praktijk
van de interventieradiologie in Nederland
|
Vaardigheden
Vi.13
|
Past de gevonden relevante richtlijnen toe op elke klinische situatie in de interventieradiologie
|
Competenties
Ci.10
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de richtlijnen voor de bescherming
van de patiënt (inclusief referentieniveaus per procedure, waar toepasbaar)
|
C.3 Aanvullende eindtermen stralingshygiëne voor nucleair radiologen
C.3.1 Stralingshygiëne patiënt in de nucleaire geneeskunde
Kennis
Kn.1
|
Specificeert het relevante kader van wet- en regelgeving betreffende de uitoefening
van de nucleaire geneeskunde in Nederland
|
Kn.2
|
Maakt een opsomming van verwachte doses voor de gebruikelijke nucleair geneeskundige
verrichtingen
|
Kn.3
|
Legt de ordegrootte uit van het stralingsrisico als functie van de patiëntdosis, geslacht,
leeftijd en de behandelprognose
|
Kn.4
|
Legt de principes en hulpmiddelen uit om de aangepaste activiteit te bepalen voor
pediatrische nucleair geneeskundige verrichtingen (EANM pediatrische doseringstabel)
|
Kn.5
|
Legt de relevante regelgeving uit betreffende de keuze voor poliklinische behandeling
met radionucliden dan wel opname van de patiënt, inclusief ontslagcriteria
|
Kn.6
|
Verklaart het principe en de procedure van kwaliteitsbewaking voor niet-beeldvormende
apparatuur zoals activiteitsmeters (dosiskalibratoren) en meetsondes (probes)
|
Kn.7
|
Verklaart het principe en de procedure van kwaliteitsbewaking voor beeldvormende apparatuur,
zoals gammacamera’s, SPECT, PET (en de combinatie met CT)
|
Kn.8a
|
Beschrijft de principes en het ermee gepaard gaande proces van toediening van radiofarmaca
(intraveneus, oraal en per inhalatie) en heeft basiskennis van het fysiologisch gedrag
van radiofarmaca en de gevolgen daarvan voor de geabsorbeerde doses
|
Kn.9
|
Beschrijft de te nemen actie na onjuiste toediening van radiofarmaca
|
Kn.10
|
Legt de klinische consequenties uit van therapie met radiofarmaca aan een (mogelijk)
zwangere patiënt of een patiënt die zwanger wordt in de weken na toediening
|
Kn.11
|
Beschrijft de procedures hoe om te gaan met incontinente patiënten
|
Kn.12
|
Legt de belangrijkste factoren uit die bepalend zijn voor de optimalisatie van de
beeldkwaliteit versus de toegediende dosis (activiteit), zoals: de keuze van collimator,
energievenster of tomografisch reconstructie-algoritme
|
Kn.13
|
Verklaart de opties voor het optimaliseren van de patiëntdosis voor CT tijdens het
gebruiken van gecombineerde beeldvormende modaliteiten zoals PET/CT, SPECT/CT etc.
|
Kn.14
|
Verklaart de basisprincipes van het MIRD-schema, inclusief tijdsgeïntegreerde activiteit
in de bron-regio (gecumuleerde activiteit) en tijdsgeïntegreerde activiteitscoëfficiënt
(verblijftijd)
|
Kn.15
|
Verklaart op basis van een radioactief jodium-uptake meting welke procedure wordt
gebruikt voor de behandeling van een benigne schildklieraandoening
|
Kn.16
|
Somt de therapeutische nucleair geneeskundige verrichtingen op die minder frequent
of in gespecialiseerde instituten worden uitgevoerd en de daarbij horende speciale
stralingshygiënische aspecten
|
Kn.a nl
|
Somt geïndiceerde en niet-geïndiceerde onderzoeken bij vraagstellingen volgens richtlijnen
op
|
Kn.25
|
Licht de ethische en juridische aspecten toe betreffende de stralingsblootstelling
van vrijwilligers bij medisch onderzoek waarbij radiofarmaca worden toegediend
|
Vaardigheden
Vn.1
|
Past de principes van rechtvaardiging (inschatting van risico/voordeel) en optimalisatie
(inclusief ALARA) toe, met inachtneming van bestaande richtlijnen over de indicaties
voor nucleair geneeskundige verrichtingen
|
Vn.2
|
Besluit welke radiofarmaca en procedures worden gebruikt, met inachtneming van dosisreferentieniveaus
|
Vn.3
|
Past voor iedere diagnostische of therapeutische verrichting Europese en nationale
wetten, voorschriften, aanbevelingen en standaarden toe met betrekking tot patiëntveiligheid
|
Vn.4
|
Evalueert het stralingsrisico voor embryo/foetus ten opzichte van de voordelen van
een nucleair geneeskundige verrichting
|
Vn.5
|
Bepaalt de toe te passen dosis (activiteit) voor pediatrische patiënten, afhankelijk
van de lichaamsmassa
|
Vn.6
|
Berekent orgaandoses en effectieve dosis vanuit verblijftijden, daarbij gebruikmakend
van daartoe ontwikkelde software-hulpmiddelen
|
Vn.7
|
Kiest de toe te passen procedure voor de behandeling van benigne schildklierziekte,
op basis van de verkregen gegevens van de radioactief jodium-uptake meting
|
Vn.8
|
Stelt een patiënt-specifiek behandelplan op (samen met een klinisch fysicus) voor
een gegeven nucleair geneeskundige therapie
|
Vn.9
|
Ontwerpt geschikte veiligheidsmaatregelen voor het te volgen beleid voor opgenomen
patiënten die therapeutische doses radiofarmaca toegediend hebben gekregen
|
Vn.10
|
Identificeert klinische indicaties die het gebruik van lage-dosis-CT toestaan in multimodale
beeldvormende procedures
|
Vn.11
|
Ontwerpt geschikte maatregelen voor de afwikkeling van onbedoelde of accidentele blootstelling
aan radioactiviteit, bijv. extravasale toediening
|
Vn.17
|
Meldt blootstelling aan straling van vrijwilligers/patiënten als gevolg van medisch
onderzoek in klinische studies aan voor ethische en wettelijke goedkeuring
|
Competenties
Cn.1
|
Adviseert patiënten over de risico’s en voordelen van een geplande nucleair geneeskundige
verrichting
|
Cn.2
|
Neemt de verantwoordelijkheid voor de rechtvaardiging van de stralingsblootstelling
van elke patiënt, met speciale afweging voor zwangere patiënten
|
Cn.3
|
Neemt op basis van de aanvraag van de verwijzend arts verantwoordelijkheid voor de
keuze en uitvoering van de nucleair geneeskundige verrichting met de minste dosisbelasting,
rekening houdend met zowel de beschikbaarheid van radiofarmaca als met andere beeldvormende
modaliteiten, welke al dan niet ioniserende stralingsbelasting voor de patiënt geven
|
Cn.4
|
Neemt verantwoordelijkheid om te voldoen aan referentiedoses waar dat van toepassing
is
|
Cn.5
|
Neemt de verantwoordelijkheid voor het op basis van patiënt-specifieke informatie
optimaliseren van het soort radiofarmacon en de toegediende dosis (activiteit) dat
wordt gebruikt voor een bepaalde diagnostische nucleair geneeskundige verrichting
|
Cn.6
|
Neemt de verantwoordelijkheid voor het optimaliseren van de CT-patiëntdosis bij multimodale
beeldvormende modaliteiten, afhankelijk van de klinische situatie en de eigenschappen
van het beeldvormende apparaat
|
Cn.7
|
Bewaakt kwaliteitscontroleprocedures voor alle apparatuur die van belang is voor patiëntblootstelling
(bijv. activiteitsmeters, meetsondes, beeldvormende apparatuur zoals gammacamera’s,
SPECT, PET)
|
Cn.8
|
Neemt verantwoordelijkheid voor therapeutische nucleair geneeskundige verrichtingen
betreffende indicatiestelling en naleving van geautoriseerde protocollen
|
Cn.9
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het toepassen van de optimale dosis (activiteit) voor
een gegeven therapeutische nucleair geneeskundige verrichting zoals bepaald in een
patiënt-specifiek behandelplan (opgesteld samen met een klinisch fysicus)
|
Cn.10
|
Implementeert standaardprotocollen voor alle diagnostische nucleair geneeskundige
verrichtingen die regelmatig plaatsvinden
|
Cn.11
|
Implementeert standaardprotocollen voor alle therapeutische nucleair geneeskundige
verrichtingen die regelmatig in een kliniek worden uitgevoerd
|
Cn.12
|
Implementeert standaardprotocollen voor het afhandelen van onbedoelde of accidentele
blootstelling aan ioniserende straling
|
Cn.13
|
Adviseert borstvoeding gevende patiënten over tijdelijke of definitieve stopzetting
hiervan naar gelang het toegediende radiofarmacon en de toegediende dosis activiteit
|
Cn.14
|
Adviseert zowel mannelijke als vrouwelijke patiënten over de periode gedurende welke
zij conceptie zouden moeten voorkomen na een radionuclidentherapie
|
Cn.21
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het voldoen aan wettelijke en ethische vereisten bij
het blootstellen van vrijwilligers aan straling bij medisch onderzoek of patiënten
in klinische studies
|
C.3.2 Stralingsbescherming voor medewerkers en omgeving in de nucleaire geneeskunde
Kennis
Kn.17
|
Beschrijft algemene regels voor het werken met open en ingekapselde radioactieve bronnen
(kwaliteitscontrole/markering)
|
Kn.18
|
Beschrijft de belangrijkste afwegingen die van belang zijn voor de stralingsbescherming
bij het ontwerp van een nieuwe afdeling nucleaire geneeskunde, inclusief een radionuclidenlaboratorium
voor de bereiding van radiofarmaca of handelingen met open bronnen
|
Kn.19
|
Legt de aard en de bronnen van inwendige en externe stralingsblootstelling uit voor
medewerkers op de afdeling nucleaire geneeskundige en voor het publiek
|
Kn.20
|
Legt het kwantitatieve risico en de wijze van dosisbepaling uit voor medewerkers op
de afdeling nucleaire geneeskunde
|
Kn.21
|
Maakt een overzicht van nucleair geneeskundige verrichtingen die een potentieel hoge
dosis op de extremiteiten of de ooglens kunnen veroorzaken, zoals het gebruik van
hoge-energie-bètastralers
|
Kn.22
|
Legt het kwantitatieve risico en de wijze van dosisbepaling (waar van toepassing)
uit voor publieke blootstelling, met betrekking tot nucleair geneeskundige verrichtingen
|
Kn.23
|
Beschrijft waaraan wettelijk moet worden voldaan betreffende het beheer en gebruik
van open en gesloten radioactieve bronnen; inclusief de vereisten voor opslag, afscherming,
het vastleggen van gegevens en controle (audit)
|
Kn.231
|
Beschrijft waar wettelijk aan moet worden voldaan met betrekking tot het beheer en
de afvoer van radioactief afval en het transport van radioactief materiaal
|
Kn.24
|
Maakt een overzicht van de relevante dosislimieten voor medewerkers (inclusief orgaandoses),
voor zwangere medewerkers en het algemene publiek alsmede voor familieleden en verzorgers
|
Kn.25
|
Verplaatst naar 3.1
|
Kn.26
|
Maakt een overzicht van de relevante zaken betreffende beroepsmatige blootstelling
die gekoppeld zijn aan alle gespecialiseerde procedures die in de eigen kliniek worden
verricht en licht dit toe, bijv. radiosynovectomie, ‘targeted’-therapieën met alfa-
of bètastralers
|
Vaardigheden
Vn.12
|
Ontwikkelt een afdelingsbeleid voor het veilig hanteren van open en ingekapselde radioactieve
bronnen (o.a. opslag, afscherming, administratie, transport, afval)
|
Vn.13
|
Ontwikkelt een afdelingsbeleid om zowel de dosis van medewerkers door externe bestraling
als die door inwendige besmetting (inhalatie, ingestie) zo laag als redelijkerwijs
mogelijk is te houden
|
Vn.14
|
Identificeert procedures die speciale operationele stralingsbeschermingsmaatregelen
vereisen, bijv. extra afscherming of bediening op afstand
|
Vn.15
|
Identificeert procedures die speciale dosismonitoring vereisen, bijv. vingerdosimetrie
of bepaling van inwendige besmetting
|
Vn.16
|
Identificeert procedures die vereisen, dat aan de patiënt (en familie en verzorgers)
instructie wordt gegeven over het minimaliseren van de stralingsbelasting (uitwendig
en inwendig)
|
Vn.17
|
Verplaatst naar 3.1
|
Vn.18
|
Ontwikkelt beleid in de organisatie voor het optimaliseren van de blootstelling van
patiënten en medewerkers aan ioniserende straling voor alle gespecialiseerde nucleair
geneeskundige verrichtingen en procedures
|
Competenties
Cn.15
|
Neemt verantwoordelijkheid om te voldoen aan wettelijke vereisten en het ALARA-principe
met betrekking tot beroepsmatige blootstelling en blootstelling van publiek op de
eigen afdeling aan (ioniserende) straling
|
Cn.16
|
Neemt verantwoordelijkheid voor het vaststellen van formele werkmethoden (SOP’s)
|
Cn.17
|
Implementeert een – bij de te verrichten procedures met bijbehorende risico’s – passend
monitoring programma voor werkers voor zowel externe bestraling als inwendige besmetting
|
Cn.18
|
Implementeert een afdelingsbeleid om zwangere werkers te beschermen tegen inwendige-besmetting
|
Cn.19
|
Implementeert instructies aan patiënten die de afdeling verlaten na een diagnostische
nucleair geneeskundige verrichting, in het bijzonder met indium-111
|
Cn.20
|
Geeft instructie aan patiënten die na therapie met radionucliden worden ontslagen
(klinisch dan wel poliklinisch), in het bijzonder indien jodium-131 is toegediend
voor de behandeling van schildklierkanker of hyperthyreoïdie
|
Cn.21
|
Verplaatst naar 3.1
|
Cn.22
|
Implementeert standaardprotocollen voor alle gespecialiseerde procedures die regelmatig
worden verricht in de eigen kliniek
|