2 De minister is bevoegd de besluiten te nemen en de handelingen te verrichten waartoe
de artikelen 36, eerste en tweede lid, 152 en 154, vierde lid, van verordening 1308/2013, de artikelen 4, 7, 14, 15, 17, vierde lid, 19, eerste lid, 21, 26, eerste lid, 27,
derde, vierde en vijfde lid, 28, 30, eerste lid, 31, tweede, derde en zesde lid, 33,
34, 35, eerste lid, 39, 46, tweede lid, 48, vierde lid, 49, 51, tweede lid, 52, vierde
lid, 54, 55, 56, derde lid, 58, eerste lid, 59 tot en met 67, 68, eerste lid, 70,
72, tweede lid, 74, eerste en tweede lid, en 77, tweede lid, van verordening 2017/891 en de artikelen 3, tweede en vierde lid, 8, 9, zesde lid, 10, 16, eerste lid, 18,
eerste lid, 20, eerste lid, 21, eerste en vierde lid, 22, 23, 24, 25, eerste lid,
26, tweede en vierde lid, 27, eerste, derde, zevende en negende lid, 29, eerste en
derde lid, 30, eerste en zesde lid, 31, 32, eerste en tweede lid, 33, eerste, tweede
en derde lid, 34, 35, 36, 37 en 39, tweede lid, van verordening 2017/892 de lidstaat de opdracht geven of de keuze laten of als ontvanger van informatie aanwijzen.