Activiteiten met betrekking tot de afbeeldingen
Art 240b Sr geeft geen rangorde aan in strafwaardigheid van de activiteiten die rondom kinderpornografie
ontplooid kunnen worden. Er wordt één maximumstraf gesteld op alle als strafbaar gestelde
handelingen en één verhoogd maximumstraf indien sprake is van het maken van een beroep
of gewoonte van die handelingen.
De activiteiten die art. 240b Sr noemt zijn:
Het uitsluitend voor eigen gebruik in bezit hebben van strafbaar materiaal, het verwerven ervan en zich toegang verschaffen, kunnen in beginsel tot de ‘minder zware’ activiteiten gerekend worden.
De mate waarin de activiteiten structureel en/of doelbewust zijn ondernomen, is een belangrijk factor bij het bepalen van de strafmaat. In beginsel
zijn dit strafverzwarende omstandigheden. Hoe bewuster en structureler de strafbare
feiten gepleegd zijn, des te meer kan de verdachte verweten worden een bijdrage te
hebben geleverd aan het in stand houden van het wereldwijde misbruik van kinderen
ten behoeve van kinderpornografisch materiaal. Dit geldt uiteraard in de sterkste
mate in zaken waarin de verdachte voor het geleverd krijgen van het strafbare materiaal
of het zelfs ‘op bestelling’ laten vervaardigen ervan, heeft betaald of anderszins
een tegenprestatie heeft geleverd. Deze omstandigheden zijn onder meer af te leiden
uit de omgevingen waaruit het materiaal is verkregen of waarin het is verspreid de
tijd en moeite die verdachte in zijn activiteiten heeft gestoken, de (gestructureerde)
wijze waarop het materiaal door verdachte bewaard is en de lengte van de pleegperiode.
Het zelf vervaardigen of voor eigen gewin verspreiden of aanbieden (waarbij het gewin ook kan bestaan uit het zich door de verspreiding/aanbieding een
bepaalde positie, privileges of status verwerven), zijn uiteraard de strafbare handelingen
van de zware categorie.
Het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal kan diverse handelingen omvatten. Van vervaardigen
is al sprake als op geheel vrijwillige basis en binnen een relatie minderjarigen erotische
opnamen van elkaar maken, maar aan het andere eind van het spectrum bevinden zich
de zaken waarin een verdachte zelf een (pleeg-, stief-, oppas-) kind seksueel misbruikt
en daar voor commerciële doeleinden beeldmateriaal van produceert. Voorts is sprake
van vervaardigen van kinderporno als een verdachte foto’s van kinderhoofdjes op pornografische
foto’s van volwassenen plakt, realistische tekeningen of computeranimaties maakt,
maar ook als (heimelijk) beeldmateriaal gemaakt wordt van (naakt) spelende kinderen,
met een kenbaar seksuele strekking.
De Nederlandse verdachte die naar het buitenland reist om daar kinderen te misbruiken
en die van dat misbruik afbeeldingen maakt, valt ook onder de categorie ‘vervaardigers’.
Er is daarom geen standaardstrafmaat voor het ‘vervaardigen’ te bepalen. Bij het bepalen
van een strafeis spelen de rol en werkwijze van de verdachte, eventueel het misbruik
van omstandigheden waarin de minderjarige verkeert, evenals de toegebrachte schade
dan ook een bijzonder grote rol.
Het verspreiden van kinderporno omvat ook vele varianten en daarmee ook verschillende strafeisen.
Zo maakt iemand zich schuldig aan verspreiding door een enkel bestand per email aan
een ander persoon te sturen, maar ook door kinderpornografische bestanden op een website
of ander internetomgeving te plaatsen, zelf voor commerciële doeleinden een kinderpornografische
website te onderhouden of deze bestanden door het gebruik van P2P (‘peer to peer’)-software
aan anderen ter beschikking te stellen.
Het doelbewust op een openbaar chatforum plaatsen van erotische opnamen van een de
verdachte bekend slachtoffer zal tot een hogere strafeis leiden dan het via P2Psoftware
(‘peer to peer’) verspreiden van grote hoeveelheden materiaal dat afkomstig is van
commerciële websites en reeds lang geleden opgeloste zaken.
Bij het bepalen van de strafeis voor verspreiding spelen derhalve met name de volgende
factoren een rol: de omvang van het aantal verspreide bestanden, de omvang van het
aantal (potentiële) afnemers, de aard van het materiaal en de schade die door de verspreiding
(al dan niet doelbewust) aan slachtoffers is toegebracht.
Het tonen van kinderpornografisch materiaal aan een minderjarige en zo het kind het idee geven
dat dergelijke seksuele handelingen en relaties acceptabel zijn en het wellicht over
te halen er zelf aan deel te nemen, is een tevens strafverzwarende omstandigheid.
Dit geldt ook voor beelden van seksuele handelingen door/met minderjarigen (al dan
niet door de verdachte zelf geproduceerd), die gebruikt worden om de minderjarige
onder druk te zetten, te bedreigen of te chanteren, bijvoorbeeld om de minderjarige te bewegen meer van dergelijke beelden (van zichzelf)
te (laten) maken. Voorzover deze feiten worden vervolgd op grond van een ander artikel
dan 240b Sr, is het van belang deze bij de vervolging tevens aan te merken als het vervaardigen
van kinderporno.
Op zichzelf niet per definitie strafbare andere handelingen die als strafverzwarende omstandigheid worden aangemerkt zijn: het (op internet of
daarbuiten) contact met kinderen zoeken met een erotiserend doel of lading (bijv.
seksueel getinte chatgesprekken onderhouden), het zich op internet als minderjarige
voordoen en ander (seksueel) grensoverschrijdend gedrag tegenover of in relatie met
minderjarigen.
Aard van de afbeeldingen/leeftijd slachtoffer
Misbruikmateriaal waarin jongere kinderen optreden wordt als ‘zwaarder’ materiaal
beschouwd.
Strafbepalend is ook de aard van de afgebeelde seksuele gedragingen (was er sprake
van zware strafbare feiten als ontuchtige handelingen of seksueel binnendringen van
het lichaam, of bestaat het materiaal uit erotisch geposeerde of erotiserend gebruikte
houdingen van de minderjarige?) en de schade die hierdoor aan de minderjarige is toegebracht,
ook in samenhang met de leeftijd van het kind.
Zo kan niet gezegd worden dat het ‘slechts poseren’ (al dan niet ‘vrijwillig’) door
een minderjarige in de puberleeftijd per definitie minder schade toebrengt dan het
bijvoorbeeld plegen van ontuchtige handelingen met een kind in de peuter- of babyleeftijd.
Met name als het ‘poseermateriaal’ openbaar of voor de omgeving van het kind (via
internet) vindbaar verspreid is en derhalve nimmer meer uit de samenleving is te halen,
is de impact en de schade daarvan aan de betrokken minderjarige bijzonder groot.
Belangrijk is dan ook de rol die verdachte heeft gespeeld rondom de aard van de afbeeldingen
en de leeftijd van het slachtoffer; het verband met de factor ‘activiteiten met betrekking
tot de afbeeldingen’. Het gaat hierbij om de mate waarin de verdachte de schade aan
het misbruikte kind voor lief heeft genomen, juist een voorkeur heeft voor een bepaalde
vorm van misbruik of leeftijd van de slachtoffers of de schade aan het slachtoffer
zelf veroorzaakt heeft.
In dit verband dient opgemerkt te worden dat het feit dat in een zaak sprake is van
virtueel vervaardigd materiaal, niet automatisch betekent dat dat tot een lagere strafeis dient te leiden dan in
zaken waarin sprake is van ‘echte’ foto’s of films. Veel van het in omloop zijnde
virtuele materiaal heeft het karakter (en lijkt ook gemaakt te zijn) om de aanschouwer
ervan de indruk te geven dat het afgebeelde misbruik acceptabel is, dat minderjarigen
het ook als prettig ervaren, of kan als ‘lesmateriaal’ beschouwd worden. Dergelijke
afbeeldingen zijn daarom niet per definitie minder schadelijk dan ‘echt’ film- of
fotomateriaal, enkel omdat bij het vervaardigen ogenschijnlijk geen minderjarigen
daadwerkelijk betrokken zijn geweest. Ook hier speelt bij het bepalen van de strafeis
weer de combinatie met de factor ‘activiteiten met betrekking tot de afbeeldingen’:
indien de verdachte het virtuele materiaal gebruikt heeft om of het in bezit/vervaardigd
heeft met als doel kinderen te verleiden tot het deelnemen aan seksuele handelingen
of om een slachtoffer doelbewust schade toe te brengen door publicatie ervan, dan
geldt dat als een strafverzwarende omstandigheid.
Herkomst of locatie van de afbeeldingen
Voor het verwerven, bezitten of zich toegang verschaffen is ook de herkomst van de
afbeeldingen bepalend voor de straf. Het werkt strafverhogend als een verdachte het
materiaal op bestelling heeft laten vervaardigen, voor het ter beschikking krijgen
ervan heeft betaald of anderszins een tegenprestatie heeft geleverd. Dit geldt ook
als een verdachte zich begeven heeft in (internet-) omgevingen waarin het kenbaar
was dat daar kinderpornografisch materiaal verkrijgbaar was, waar voor de toegang
ertoe aan bepaalde eisen moest worden voldaan (bijv. het eerst zelf leveren van een
bepaalde hoeveelheid strafbaar materiaal) of waarvoor de verdachte zich heeft moeten
bedienen van codes, wachtwoorden, beveiligde bestanden of omgevingen. Hoe meer ‘moeite’
verdachte heeft gedaan om aan het materiaal te komen en hoe meer hij zich met duidelijk
kenbare strafbare omgevingen en personen heeft ingelaten, des te hoger zal de strafeis
zijn. Ook de tijd en moeite die verdachte in zijn activiteiten heeft gestoken, de
(gestructureerde) wijze waarop hij het materiaal bewaard heeft en de lengte van de
pleegperiode kunnen strafverhogend werken.
Ook voor het aanbieden en verspreiden van materiaal zijn deze factoren met betrekking
tot de locatie waar het materiaal terecht komt bepalend voor de straf (openbare, niet
als kinderpornografisch kenbare omgeving tegenover een omgeving waarvoor toegangseisen
gelden of waarvan kenbaar is dat er strafbaar materiaal verkrijgbaar is De samenhang
met de aard van de afbeeldingen, de aan het slachtoffer door de verspreiding berokkende
schade en het motief van de verdachte voor de verspreiding dient daarin te worden
meegewogen.
Aantallen
Gelet op de ontwikkelingen op digitaal en internetgebied en het relatieve gemak waarmee
tegenwoordig in korte tijd bijzonder grote aantallen kinderpornografische afbeeldingen
kunnen worden gedownload, gekopieerd, opgeslagen en bewaard, is het aantal bij een
verdachte in bezit zijnde afbeeldingen niet een factor die de hoogte van de strafmaat
in belangrijke mate bepaalt. Het aantal afbeeldingen is wel een omstandigheid die
iets zegt over de mate van bewustheid, intensiteit of lange duur waarin de verdachte
met het strafbare materiaal bezig is geweest. In die zin speelt het zeker een rol
bij het beoordelen van de zaak. In de basisdelicten is daarom een variant opgenomen
indien ‘slechts’ sprake was van een geringe hoeveelheid afbeeldingen.
Ook belangrijk is de relatie tussen het aantal (en soort) afbeeldingen en de bron/‘vindplaats’
van de afbeeldingen: er zijn bijvoorbeeld openbaar toegankelijke internetomgevingen
waarin afbeeldingen in grote series of verzamelingen van relatief ‘lichter’ kaliber
te downloaden zijn, terwijl de verdachte die specifiek geïnteresseerd is in zwaarder
of recenter misbruikmateriaal binnen meer besloten en minder toegankelijke omgevingen
moet opereren en wellicht een kleinere collectie opbouwt. Een ‘grote’ of een ‘kleine’
collectie is bij de bepaling van de strafwaardigheid van het gedrag dan ook een relatief
begrip.
Pleegperiode/ouderdom van de feiten
Strafbare feiten gepleegd over een langere periode (langer dan 3 maanden), dienen
zwaarder aangerekend te worden dan een enkel feit of een feit dat enkele malen in
een kortere periode (minder dan 3 maanden) is gepleegd. In beide gevallen kan sprake
zijn van het in art 240b lid 2 sr genoemde ‘maken van een beroep of gewoonte’ van het plegen van kinderporno-delicten,
waarop een maximumstraf van 8 jaar is gesteld.
Indien de periode tussen het gepleegde feit (of het einde van de pleegperiode) en
de terechtzitting langer is dan een jaar, dient dat als een strafverminderende factor
in de strafeis meegenomen te worden.
Recidive
Indien sprake is van eenmalige recidive van een soortgelijk (kinderporno-)feit, vindt
verhoging van 25% ten opzichte van de eis van het basisdelict plaats.
Verhoging van deze eis met 50% is aan de orde in zaken waarin sprake is van meermalen
recidive van soortgelijke feiten, van andersoortige, ernstiger feiten of van feiten
die gepleegd zijn na de laatste veroordeling en tijdens de proeftijd van het voorwaardelijk
strafdeel van die veroordeling.
Met name het in herhaling vallen tijdens de eerder opgelegde reclasseringsbegeleiding
of gedragskundige behandeling, gericht op het juist voorkómen van deze recidive, is
een strafverzwarende omstandigheid. Indien er sprake is van ernstige recidive bij
het handelen uit beroep of gewoonte is de verhoging 100%.
Persoonlijke omstandigheden
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn belangrijke strafbepalende factoren.
Bepalend kan zijn of aannemelijk is dat verdachte inzicht heeft verkregen in zijn
strafbaar handelen of zijn problematiek en ook daadwerkelijk bereid of begonnen is
daar iets aan te doen. Zo kan hij hulpverlening hebben gezocht, van baan/hobby veranderd
zijn indien sprake was van een baan/hobby waar contact met kinderen een onderdeel
van is of openheid van zaken aan zijn directe omgeving hebben gegeven.
Daarnaast kunnen feiten spelen als het verlies van een baan, vrijetijdsbesteding/hobby,
omgangsrecht met kinderen of woning en ondergane (negatieve) publiciteit of maatschappelijke
onrust.
Een eventueel reeds ingezet begeleidings- of behandel-traject kan over het algemeen
in worden ingepast in een detentiestraf.