Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie

Geraadpleegd op 12-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 26-05-2024 en zichtdatum 26-05-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Wet van 1 juni 2016, houdende Regeling van de arbeidsvoorwaarden van gedetacheerde werknemers in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van de detacheringsrichtlijn en tot wijziging van de IMI-verordening over de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (de detacheringsrichtlijn) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (PbEG2014,L159/11(«de IMI-verordening»)), kort aangeduid als de handhavingsrichtlijn, een nieuwe wet vast te stellen tot regeling van de arbeidsvoorwaarden voor gedetacheerde werknemers in de Europese Unie ter vervanging van de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid en voorts de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten aan te passen, waarbij tevens de samenwerking en wederzijdse bijstand in de handhaving in de Europese Unie wordt geregeld en ter bevordering van die handhaving een meldingssysteem wordt ingevoerd, en overtredingen van deze meldingsplicht en van informatieverplichtingen met een bestuurlijke boete worden gesanctioneerd;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • bevoegde instantie: de bevoegde instantie in een andere lidstaat, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de handhavingsrichtlijn;

    • derde land: een land dat geen lidstaat is;

    • detacheringsrichtlijn: Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997, L018);

    • dienstontvanger: de natuurlijke persoon die in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft of de onderneming of rechtspersoon, bedoeld in artikel 5 onderscheidenlijk artikel 6 van de Handelsregisterwet 2007, die in Nederland is gevestigd, dan wel de onderneming, die in Nederland werkzaam is of er werkzaamheden doet verrichten maar niet in Nederland is gevestigd, waarvoor een gedetacheerde werknemer of zelfstandige in het kader van transnationale dienstverrichting werkzaamheden verricht;

    • dienstverrichter: degene die vanuit een andere lidstaat in het kader van transnationale dienstverrichting zijn werknemer ter beschikking stelt om tijdelijk arbeid te verrichten in Nederland;

    • gedetacheerde werknemer: de werknemer die in het kader van transnationale dienstverrichting op basis van een arbeidsovereenkomst tijdelijk arbeid verricht in Nederland en niet gewoonlijk in of vanuit Nederland arbeid verricht;

    • Handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK: Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PbEU 2021, L 149);

    • handhavingsrichtlijn: Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (PbEU 2014, L159/11);

    • IMI: het Informatiesysteem interne markt, bedoeld in de IMI-verordening, met inbegrip van de openbare met dit systeem verbonden interface;

    • IMI-verordening: Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (PbEU 2012, L 316);

    • lidstaat: een staat binnen de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • mobiliteitsrichtlijn: Richtlijn (EU) 2020/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot Richtlijn 96/71/EG en Richtlijn 2014/67/EU wat betreft de detachering van bestuurders in de wegvervoersector en tot wijziging van Richtlijn 2006/22/EG wat betreft de handhavingsvoorschriften en Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PbEU 2020, L 249);

    • Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    • transnationale dienstverrichting:

      • 1. het voor rekening en onder toezicht en leiding van de dienstverrichter ter beschikking stellen van een werknemer aan de dienstontvanger om arbeid te verrichten in een andere lidstaat in het kader van een overeenkomst tussen de dienstverrichter en de dienstontvanger;

      • 2. het ter beschikking stellen van een werknemer van een onderneming aan een vestiging van die onderneming of aan een tot hetzelfde concern behorende onderneming in een andere lidstaat;

      • 3. het door de dienstverrichter tegen vergoeding ter beschikking stellen van een werknemer aan de dienstontvanger om onder toezicht en leiding van de dienstontvanger arbeid te verrichten op het grondgebied van een andere lidstaat;

    • zelfstandige: degene die in de uitoefening van beroep of bedrijf vanuit een andere lidstaat tijdelijk arbeid verricht in Nederland, maar niet in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft of niet gewoonlijk in of vanuit Nederland arbeid verricht.

  • 2 Deze wet is niet van toepassing op zeevarend personeel van koopvaardijondernemingen.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden de begrippen zeevarend personeel en koopvaardijondernemingen, bedoeld in het tweede lid, nader omschreven.

Hoofdstuk II. Arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers

Artikel 2

  • 2 Wanneer de detachering meer dan twaalf maanden bedraagt, zijn op de gedetacheerde werknemer vanaf de dertiende maand alle wettelijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van toepassing, met uitzondering van procedures, formaliteiten en voorwaarden van de sluiting en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waaronder concurrentiebedingen, en pensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet dan wel artikel 1, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

  • 3 De in het tweede lid genoemde termijn van twaalf maanden bedraagt achttien maanden indien de dienstverrichter, gedurende de laatste drie maanden van de periode van ten hoogste twaalf maanden waarin de detachering plaatsvindt, aan Onze Minister een gemotiveerde kennisgeving verstrekt, dat de in eerste instantie opgegeven vermoedelijke duur van de werkzaamheden zal worden overschreden tot ten hoogste achttien maanden. Wanneer de detachering in geval van verdere verlenging meer dan achttien maanden bedraagt, gelden de in het tweede lid bedoelde arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden vanaf de negentiende maand.

  • 4 Indien een gedetacheerde werknemer door de dienstverrichter wordt vervangen door een andere gedetacheerde werknemer die op dezelfde plaats hetzelfde werk uitvoert, is de duur van de detachering de totale duur van de perioden van detachering van de afzonderlijke gedetacheerde werknemers gezamenlijk.

Artikel 3

  • 1 Een werknemer die tijdelijk buiten Nederland arbeid verricht of heeft verricht in een lidstaat kan, ongeacht het recht dat de arbeidsovereenkomst beheerst, met betrekking tot die arbeid aanspraken ontlenen aan het recht dat die lidstaat heeft vastgesteld ter uitvoering van de detacheringsrichtlijn.

  • 2 Indien sprake is van een werknemer op wie de detacheringsrichtlijn van toepassing is, stelt de werkgever de werknemer, voor zijn vertrek naar de andere lidstaat, in kennis van:

    • a. het loon waarop de werknemer recht heeft volgens het geldende recht van de ontvangende lidstaat;

    • b. in voorkomend geval, alle toeslagen in verband met de detachering en alle regelingen voor de vergoeding van reis-, verblijf- en maaltijdkosten; en

    • c. de link naar de door de ontvangende lidstaat uit hoofde van artikel 5, tweede lid, van de handhavingsrichtlijn ontwikkelde unieke officiële nationale website(s).

  • 5 De werkgever mag de werknemer niet benadelen wegens de omstandigheid dat de werknemer in of buiten rechte de in dit artikel aan hem toegekende rechten geldend maakt, ter zake bijstand heeft verleend of een klacht hierover heeft ingediend.

Artikel 3a

  • 1 De werknemer die ter beschikking is gesteld in de zin van onderdeel 3 van transnationale dienstverrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, en door de dienstontvanger in het kader van transnationale dienstverrichting ter beschikking wordt gesteld om tijdelijk arbeid te verrichten in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de werknemer gewoonlijk werkt voor hetzij de dienstverrichter, hetzij de dienstontvanger, wordt geacht in die lidstaat ter beschikking te zijn gesteld door de dienstverrichter.

  • 2 De dienstontvanger informeert de dienstverrichter tijdig en voor aanvang van de terbeschikkingstelling, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3b

De werkgever mag de werknemer niet benadelen wegens de omstandigheid dat de werknemer een gerechtelijke of administratieve procedure start om de in deze wet of de in artikel 2a van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten aan hem toegekende rechten geldend te maken.

Hoofdstuk III. Informatie, administratieve samenwerking en melding

Artikel 4

  • 1 Bij Onze Minister berust het verbindingsbureau, bedoeld in artikel 4 van de detacheringsrichtlijn, voor de administratieve samenwerking, bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de IMI-verordening, tussen de lidstaten in verband met het toezicht op de naleving van de arbeidsvoorwaarden en de arbeidsomstandigheden, bedoeld in artikel 3 van de detacheringsrichtlijn. Door Onze Minister aangewezen ambtenaren zijn belast met de verwerking van gegevens over gedetacheerde werknemers en dienstverrichters ten behoeve van deze administratieve samenwerking.

  • 3 Gegevens die de door Onze Minister aangewezen ambtenaren in verband met de in het eerste lid bedoelde samenwerking verkrijgen van bevoegde instanties in andere lidstaten kunnen door Onze Minister verder worden verwerkt voor het toezicht op de naleving door dienstverrichters van de wetten, genoemd in het tweede lid.

  • 4 Bestuursorganen en toezichthouders verstrekken desgevraagd of uit eigen beweging aan Onze Minister alle gegevens en inlichtingen, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn taken in verband met de uitvoering van deze wet.

  • 5 Onze Minister verstrekt de gegevens, die hij verwerkt op grond van het tweede en derde lid, aan bestuursorganen en toezichthouders, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken in verband met transnationale dienstverrichting.

  • 6 Met het oog op de in het eerste lid genoemde samenwerking en de wederzijdse bijstand bij de handhaving, bedoeld in hoofdstuk IV, geeft Onze Minister gehoor aan met gerechtvaardigde redenen omklede verzoeken van bevoegde instanties uit andere lidstaten om informatie en om uitvoering van controles, inspecties en onderzoeken met betrekking tot de transnationale dienstverrichting.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die verwerkt worden op grond van dit artikel, de wijze waarop die gegevens worden verwerkt alsmede de bij de gegevensverstrekkingen in acht te nemen termijnen.

Artikel 5

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 6

  • 1 De dienstverrichter verstrekt desgevraagd aan Onze Minister en de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 5, alle gegevens en inlichtingen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op zelfstandigen voor wie de verplichting geldt, bedoeld in artikel 8, zesde lid.

  • 3 Indien dit in het kader van de handhaving noodzakelijk is, beoordelen de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 5, aan de hand van de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde elementen:

    • a. of een onderneming als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de detacheringsrichtlijn, daadwerkelijk substantiële activiteiten verricht om werknemers ter beschikking te stellen in het kader van transnationale dienstverrichting;

    • b. of een gedetacheerde werknemer tijdelijk arbeid in Nederland verricht.

Artikel 7

De dienstverrichter wijst voor de periode van transnationale dienstverrichting een contactpersoon, die als aanspreekpunt van de dienstverrichter fungeert en die in de lidstaat waar de arbeid wordt verricht beschikbaar is voor het verzenden en ontvangen van informatie met betrekking tot de transnationale dienstverrichting, aan in Nederland ten behoeve van Onze Minister in verband met de detachering naar Nederland.

Artikel 8

  • 1 De dienstverrichter, die een werknemer detacheert naar Nederland, is verplicht dit schriftelijk of elektronisch aan Onze Minister te melden op een tijdstip voor aanvang van de werkzaamheden, waarbij hij meldt:

    • a. zijn identiteit;

    • b. de identiteit van de dienstontvanger en van de gedetacheerde werknemer;

    • c. de contactpersoon, bedoeld in artikel 7;

    • d. de aard en de vermoedelijke duur van de werkzaamheden;

    • e. het adres van de werkplek; en

    • f. de bijdrage voor toepasselijke socialezekerheidsregelingen.

  • 2 Indien de dienstverrichter een werknemer detacheert naar Nederland, verstrekt de dienstverrichter voor aanvang van de werkzaamheden aan de dienstontvanger een schriftelijk of elektronisch afschrift van de melding, bedoeld in het eerste lid, met daarin ten minste de gegevens over zijn identiteit en de identiteit van de gedetacheerde werknemer, het adres van de werkplek en de aard en duur van de werkzaamheden.

  • 3 De dienstontvanger controleert of het afschrift van de melding, bedoeld in het tweede lid, de in het tweede lid genoemde gegevens vermeldt en meldt onjuistheden, of het niet hebben ontvangen van het afschrift, uiterlijk vijf werkdagen na aanvang van de werkzaamheden schriftelijk of elektronisch aan Onze Minister.

  • 4 De gegevens die op grond van dit artikel door Onze Minister worden verwerkt worden verstrekt aan bestuursorganen en toezichthouders, voor zover die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken in verband met transnationale dienstverrichting.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven met betrekking tot het model van de melding, de taal, de wijze van melding, de over te leggen bescheiden en het tijdstip van de melding, bedoeld in het eerste lid, en het verstrekken van gegevens op grond van dit artikel aan bestuursorganen en toezichthouders.

  • 6 De verplichting in het eerste lid, aangaande de melding van de aard en vermoedelijke duur van de werkzaamheden, de identiteit van de persoon die de werkzaamheden uitvoert en de verplichting uit het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op zelfstandigen die werkzaam zijn in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen sectoren van het beroeps- of bedrijfsleven.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur worden categorieën van gedetacheerde werknemers en dienstverrichters aangewezen waarop dit artikel niet van toepassing is of voor wie voor de melding nadere bij deze algemene maatregel van bestuur te bepalen regels gelden.

  • 8 De werkzaamheden van Onze Minister in verband met dit artikel kunnen worden uitgevoerd door een door Onze Minister aan te wijzen zelfstandig bestuursorgaan. Onze Minister kan voor de verwerking van de gegevens op grond van dit artikel een verwerker aanwijzen.

  • 9 De dienstverrichter en de zelfstandige voor wie de verplichting geldt, bedoeld in artikel 8, zesde lid, houden de melding actueel.

Artikel 9

  • 1 Tijdens de periode van detachering draagt de dienstverrichter er zorg voor dat op de werkplek, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, schriftelijk of elektronisch beschikbaar zijn:

    • a. een loonstrookje, waarop ten minste wordt vermeld het loonbedrag, inclusief de gespecificeerde bedragen waaruit dit is samengesteld en de bedragen die op het loon zijn ingehouden, de namen van de werkgever en werknemer, de termijn waarover het loon is berekend en de overeengekomen arbeidsduur;

    • b. een arbeidsovereenkomst, of een gelijkwaardig document in de zin van Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie (PbEU 2019, L 186), waarin ten minste wordt vermeld:

      • 1°. de identiteit van partijen;

      • 2°. indien de arbeid niet of niet hoofdzakelijk op een vaste werkplek wordt verricht, de vermelding dat de werknemer zijn arbeid op verschillende plaatsen verricht of vrij is zijn werkplek te bepalen;

      • 3°. de functie van de werknemer of de aard van zijn arbeid;

      • 4°. het tijdstip van indiensttreding;

      • 5°. indien de overeenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, de einddatum of de duur van de overeenkomst;

      • 6°. de aanspraak op vakantie of ander betaald verlof waarop de werknemer recht heeft of de wijze van berekening van die aanspraken;

      • 7°. het loon, met inbegrip van het aanvangsbedrag, de afzonderlijke bestanddelen ervan, de wijze en frequentie van uitbetaling en indien het loon afhankelijk is van de uitkomsten van de te verrichten arbeid, de per dag of per week aan te bieden hoeveelheid arbeid, de prijs per stuk en de tijd die redelijkerwijs met de uitvoering is gemoeid;

      • 8°. de normale dagelijkse of wekelijkse arbeidstijd van de werknemer;

      • 9°. de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, dan wel de toepasselijke arbeidsvoorwaarden op grond van artikel 8 of 8a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;

      • 10°. indien van toepassing, de duur en voorwaarden van de proeftijd;

      • 11°. indien van toepassing, het door de werkgever geboden recht op scholing;

    • c. bescheiden waaruit blijkt hoeveel uren de gedetacheerde werknemer heeft gewerkt;

    • d. bewijsstukken waaruit de bijdrage voor socialezekerheidsregelingen en de identiteit van de dienstverrichter, de dienstontvanger en de gedetacheerde werknemer blijken; en

    • e. een bewijs waaruit blijkt welk loon aan de gedetacheerde werknemer is voldaan.

  • 2 De zelfstandige voor wie de verplichting geldt, bedoeld in artikel 8, zesde lid, draagt er zorg voor dat tijdens de periode, waarin hij werkzaamheden verricht, op de werkplek bewijsstukken aanwezig zijn waaruit zijn identiteit en de identiteit van de dienstontvanger blijken.

  • 3 De dienstverrichter en de zelfstandige dragen er zorg voor dat de bescheiden, bedoeld in het eerste en tweede lid, na de periode van detachering of de periode waarin de werkzaamheden worden verricht binnen redelijke termijn op verzoek aan de aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 5, worden verstrekt.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de bescheiden, bedoeld in het eerste en tweede lid, voldoen, de plaats waar deze bescheiden beschikbaar worden gesteld en met betrekking tot het derde lid.

Hoofdstuk IIIa. Specifieke regels met betrekking tot de wegvervoersector

Artikel 9a

  • 1 In de artikelen van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • gedetacheerde bestuurder: de gedetacheerde werknemer, die als bestuurder in de wegvervoersector ter beschikking wordt gesteld in de zin van onderdeel 1 van de begripsbepaling van transnationale dienstverrichting, anders dan voor de activiteiten, bedoeld in artikel 9b, tweede lid;

    • Richtlijn 92/106/EEG: Richtlijn 92/106/EEG van de Raad van 7 december 1992 houdende vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor bepaalde vormen van gecombineerd vervoer van goederen tussen Lid-Staten (PbEG 1992, L 368);

    • Verordening 1071/2009/EG: Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PbEU L 300/51);

    • Verordening 1072/2009/EG: Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PbEU 2009, L 300/72);

    • Verordening 1073/2009/EG: Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PbEU 2009, L 300/88);

    • Verordening 165/2014/EU: Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PbEU L 60/1);

    • Verordening 561/2006/EG: Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PbEU L 102/1).

  • 2 In afwijking van artikel 1, eerste lid, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk onder lidstaat verstaan: een staat binnen de Europese Unie en bij ministeriële regeling aangewezen staten.

Artikel 9b

  • 1 Een bestuurder wordt aangemerkt als gedetacheerde werknemer, indien hij:

    • a. in Nederland cabotage verricht als bedoeld in Verordeningen 1072/2009/EG en 1073/2009/EG; of

    • b. niet-bilaterale vervoersactiviteiten verricht, bestaande in:

      • 1°. het vervoer van goederen op basis van een vervoersovereenkomst buiten de lidstaat van vestiging, bedoeld in artikel 2, onderdeel 8, van Verordening 1071/2009/EG, tussen Nederland en een andere lidstaat of een derde land; of

      • 2°. het vervoer van personen buiten de lidstaat van vestiging, tussen Nederland en een andere lidstaat of een derde land.

  • 2 Een bestuurder wordt niet aangemerkt als gedetacheerde werknemer, indien hij:

    • a. bilaterale vervoersactiviteiten in het goederenvervoer verricht, bestaande in:

      • 1°. het vervoer van goederen op basis van een vervoersovereenkomst van de lidstaat van vestiging, bedoeld in artikel 2, onderdeel 8, van Verordening 1071/2009/EG, naar een andere lidstaat of een derde land;

      • 2°. het vervoer van goederen op basis van een vervoersovereenkomst van een andere lidstaat of een derde land naar de lidstaat van vestiging;

      • 3°. het verrichten van een bilaterale vervoersactiviteit als bedoeld in subonderdeel 1° of 2°, naast het verrichten van ten hoogste één laad- en één losactiviteit in de lidstaten of derde landen die worden doorkruist, mits de bestuurder de goederen niet laadt en lost in dezelfde lidstaat en gebruikmaakt van een voertuig waarin een slimme tachograaf is aangesloten als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10 van Verordening 165/2014/EU;

      • 4°. het verrichten van een bilaterale vervoersactiviteit vanuit de lidstaat van vestiging, waarbij geen extra activiteit wordt verricht, gevolgd door een bilaterale vervoersactiviteit naar de lidstaat van vestiging, waarbij ten hoogste twee extra laad- en twee losactiviteiten worden verricht in de lidstaten of derde landen die worden doorkruist, mits de bestuurder de goederen niet laadt en lost in dezelfde lidstaat en gebruikmaakt van een voertuig waarin een slimme tachograaf is aangesloten als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10 van Verordening 165/2014/EU; of

      • 5°. het uitvoeren van het begin- of eindtraject van gecombineerd vervoer als bedoeld in Richtlijn 92/106/EEG, mits het wegtraject bestaat uit bilaterale vervoersactiviteiten als bedoeld in de subonderdelen 1° tot en met 4°;

    • b. bilaterale vervoersactiviteiten in het personenvervoer verricht, bestaande in:

      • 1°. het meenemen van passagiers vanuit de lidstaat van vestiging, bedoeld in onderdeel a, en het afzetten van deze passagiers in een andere lidstaat of derde land;

      • 2°. het meenemen van passagiers vanuit een lidstaat of derde land en het afzetten van deze passagiers in de lidstaat van vestiging;

      • 3°. het meenemen van passagiers en het afzetten van deze passagiers in de lidstaat van vestiging om plaatselijke excursies in een andere lidstaat of een derde land uit te voeren, overeenkomstig Verordening 1073/2009/EG; of

      • 4°. het verrichten van een activiteit als bedoeld in subonderdeel 1° of 2°, of de terugrit van dit traject, naast het ten hoogste eenmaal laten instappen en eenmaal laten uitstappen van passagiers in de lidstaten of derde landen die worden doorkruist, mits de bestuurder geen personenvervoersdiensten tussen twee locaties binnen de doorkruiste lidstaat aanbiedt en gebruikmaakt van een voertuig waarin een slimme tachograaf is aangesloten als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10 van Verordening 165/2014/EU; of

    • c. door Nederland heen rijdt zonder dat er vracht wordt geladen of gelost en zonder dat er passagiers in- of uitstappen.

Artikel 9c

Voor de toepassing van artikel 2, tweede tot en met vierde lid, wordt de detachering van een gedetacheerde bestuurder geacht te zijn beëindigd wanneer hij bij het verrichten van het internationaal vervoer van goederen of personen Nederland verlaat. Deze detacheringsperiode wordt niet gecumuleerd met eerdere detacheringsperiodes in het kader van dergelijke internationale activiteiten van dezelfde bestuurder of van de bestuurder die hij vervangt.

Artikel 9d

In afwijking van artikel 7 wijst de dienstverrichter die een gedetacheerde bestuurder detacheert als contactpersoon de vervoersmanager of een andere persoon in de lidstaat van vestiging aan, die optreedt als tussenpersoon met de door Onze Minister aangewezen ambtenaren en met wie documenten of berichten worden uitgewisseld.

Artikel 9e

  • 1 In afwijking van artikel 8 is de dienstverrichter, die een gedetacheerde bestuurder detacheert naar Nederland, verplicht om op een tijdstip voor aanvang van de werkzaamheden een detacheringsverklaring in te dienen bij Onze Minister via het IMI, met de volgende informatie:

    • a. de identiteit van de dienstverrichter;

    • b. de contactgegevens van de contactpersoon;

    • c. de identiteit, de verblijfplaats en het nummer van het rijbewijs van de gedetacheerde bestuurder;

    • d. de aanvangsdatum van de arbeidsovereenkomst van de gedetacheerde bestuurder en het daarop toepasselijke recht;

    • e. de vermoedelijke duur van de detachering;

    • f. de kentekenplaten van de motorvoertuigen; en

    • g. de aard van de verrichte vervoersdiensten.

  • 2 De dienstverrichter houdt de detacheringsverklaringen actueel in het IMI.

Artikel 9f

  • 1 In afwijking van artikel 9 draagt de dienstverrichter, die een gedetacheerde bestuurder detacheert naar Nederland, er zorg voor dat deze bestuurder schriftelijk of elektronisch beschikbaar heeft en ter beschikking stelt wanneer daar bij een wegcontrole om wordt verzocht:

    • a. een kopie van de detacheringsverklaring, bedoeld in artikel 9e;

    • b. bewijs van het vervoer dat plaatsvindt in Nederland, zoals een elektronische vrachtbrief of een bewijs als bedoeld in artikel 8, derde lid, van Verordening 1072/2009/EG; en

    • c. de tachograafgegevens, met name de landsymbolen van de lidstaten waar de bestuurder zich bevond tijdens internationaal wegvervoer of cabotage, in overeenstemming met de registratievoorschriften in het kader van Verordening 561/2006/EG en Verordening 165/2014/EU.

  • 2 Na de detacheringsperiode verstrekt de dienstverrichter, uiterlijk acht weken na een verzoek van de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, via het IMI:

    • a. kopieën van de in het eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde documenten;

    • b. documentatie in verband met de beloning van de bestuurder met betrekking tot de detacheringsperiode;

    • c. de arbeidsovereenkomst met de bestuurder of een gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b;

    • d. bescheiden waaruit blijkt hoeveel uren de bestuurder heeft gewerkt; en

    • e. een bewijs, waaruit blijkt welk loon aan de bestuurder is voldaan.

Artikel 9g

In afwijking van artikel 9 draagt de dienstverrichter, die een bestuurder in Nederland arbeid in de wegvervoersector laat verrichten in de zin van onderdeel 1 van de begripsbepaling van transnationale dienstverrichting, zonder als gedetacheerde bestuurder te worden aangemerkt, er zorg voor dat de bestuurder schriftelijk of elektronisch beschikbaar heeft en ter beschikking stelt wanneer daar bij een wegcontrole om wordt verzocht:

  • a. het bewijs van het betrokken internationaal vervoer, zoals een elektronische vrachtbrief of een bewijs als bedoeld in artikel 8, derde lid, van Verordening 1072/2009/EG; en

  • b. de tachograafgegevens, met name de landsymbolen van de lidstaten waar de bestuurder zich bevond tijdens internationaal wegvervoer of cabotage, in overeenstemming met de registratievoorschriften in het kader van Verordening 561/2006/EG en Verordening 165/2014/EU.

Artikel 9h

Voor de toepassing van dit hoofdstuk, van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 4, 6, 7, 12 en 14 van deze wet en van de artikelen 2a en 10a van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten, wordt degene die vanuit het Verenigd Koninkrijk een gedetacheerde bestuurder ter beschikking stelt om tijdelijk arbeid te verrichten in Nederland, bestaande in het vervoer van goederen over de weg, aangemerkt als dienstverrichter.

Artikel 9i

In een derde land gevestigde vervoersondernemingen mogen geen gunstiger behandeling krijgen dan gelijksoortige in een lidstaat gevestigde ondernemingen.

Hoofdstuk IV. Wederzijdse bijstand bij handhaving en bestuurlijke handhaving

Artikel 10

  • 1 Bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren zijn bevoegd voor de wederzijdse bijstand, bedoeld in Hoofdstuk VI van de handhavingsrichtlijn, voor de wederzijdse bijstand, bedoeld in artikel 1, elfde lid, van de mobiliteitsrichtlijn en voor de wederzijdse bijstand, bedoeld in artikel 6 van bijlage 31, deel A, afdeling 2, behorende bij artikel 463, vierde lid, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK.

  • 2 Op verzoek van de bevoegde instantie zijn de aangewezen ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, verplicht:

    • a. tot invordering van een onherroepelijke administratieve sanctie of boete, opgelegd in een andere lidstaat;

    • b. tot kennisgeving van de beslissing tot oplegging van een administratieve sanctie of boete, opgelegd in een andere lidstaat.

  • 3 De administratieve sanctie of boete, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kan worden ingevorderd bij dwangbevel.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vorm en de inhoud van het verzoek, bedoeld in het tweede lid.

  • 6 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gronden voor afwijzing van het verzoek, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11

De bedragen van de ingevorderde administratieve sancties of boetes, bedoeld in artikel 10, komen toe aan het Rijk.

Artikel 12

  • 1 Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen voor de overtredingen, bedoeld in het tweede lid.

  • 2 Als overtreding wordt aangemerkt:

    • a. het door een dienstverrichter of een zelfstandige, bedoeld in artikel 8, zesde lid, niet of onvoldoende nakomen van de informatieverplichting, bedoeld in artikel 6, eerste lid of tweede lid;

    • b. het door de dienstverrichter, de dienstontvanger of de zelfstandige, bedoeld in artikel 8, zesde lid, niet of onvoldoende nakomen van de administratieve eisen en controlemaatregelen, bedoeld in artikel 8, eerste, derde, zesde of negende lid;

    • c. het door de dienstverrichter of de zelfstandige, bedoeld in artikel 8, zesde lid, niet of onvoldoende nakomen van de administratieve eisen, bedoeld in artikel 9, eerste, tweede of derde lid;

    • d. het door de dienstverrichter niet of onvoldoende nakomen van de administratieve eisen en controlemaatregelen, bedoeld in artikel 9e, eerste of tweede lid;

    • e. het door de dienstverrichter niet of onvoldoende nakomen van de administratieve eisen en controlemaatregelen, bedoeld in artikel 9f, eerste en tweede lid;

    • f. het door de dienstverrichter niet of onvoldoende nakomen van de administratieve eisen en controlemaatregelen, bedoeld in artikel 9g.

  • 3 Indien de dienstverrichter een overtreding begaat als bedoeld in het tweede lid, onder d of e, wordt de verzender, expediteur, contractant of subcontractant geacht dezelfde overtreding te hebben begaan wanneer hij wist of, rekening houdend met alle relevante omstandigheden, had moeten weten dat de vervoersdienst waartoe hij opdracht gaf, een inbreuk zou inhouden op deze bepalingen.

Artikel 13

  • 2 Het rapport wordt toegezonden aan de daartoe door Onze Minister aangewezen ambtenaar.

Artikel 14

  • 1 Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende, ambtenaar legt namens hem de bestuurlijke boete op aan degene op wie de verplichtingen rusten die voortvloeien uit deze wet, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als een overtreding.

  • 2 De terzake van deze wet gestelde overtredingen, gelden ten opzichte van elke persoon, met of ten aanzien van wie een overtreding is begaan.

Artikel 15

  • 2 Onverminderd het eerste lid verhoogt de op grond van artikel 14 aangewezen ambtenaar de op te leggen bestuurlijke boete met 100 procent van het boetebedrag, vastgesteld op grond van het zesde lid, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding, bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting, is geconstateerd en de bestuurlijke boete wegens de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.

  • 3 De verhoging van de bestuurlijke boete, bedoeld in het tweede lid, bedraagt 200 procent indien zowel de overtreding als de eerdere overtreding, bedoeld in dat lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen als ernstige overtredingen.

  • 4 Onverminderd het eerste lid verhoogt de op grond van artikel 14 aangewezen ambtenaar de op te leggen bestuurlijke boete met 200 procent van het boetebedrag, vastgesteld op grond van het zesde lid, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding twee maal een eerdere overtreding, bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod of het niet naleven van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen en verboden op grond van deze wet of andere wetten, is geconstateerd en de bestuurlijke boeten wegens de eerdere overtredingen onherroepelijk zijn geworden.

  • 5 In afwijking van het tweede en vierde lid is het tijdvak van vijf jaar in die leden tien jaar indien de onherroepelijke boetes, bedoeld in die leden, zijn opgelegd wegens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen ernstige overtredingen.

  • 6 Onze Minister stelt beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld. Artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien een artikel gesteld bij of krachtens deze wet op grond waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, niet is nageleefd.

Artikel 16

Indien een bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd, wordt deze binnen zes weken nadat is vastgesteld dat de bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd, aan de rechthebbende terugbetaald.

Hoofdstuk VI. Slotbepalingen

Artikel 19

Onze Minister zendt binnen twee jaar na inwerkingtreding van artikel 8 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit artikel in de praktijk.

Artikel 21

De artikelen van deze wet treden in werking op bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum.

Artikel 22

Deze wet wordt aangehaald als: Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 1 juni 2016

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L.F. Asscher

Uitgegeven de zeventiende juni 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur