Bijlage 1. Verbruiksprofielen elektriciteit
B1.0. Vaststelling en beheer van verbruiksprofielen
B1.0.1
Ten behoeve van de vaststelling en het beheer van de verbruiksprofielen, zoals bedoeld
in 5.3.2.5 en 6.3.2.1, organiseert een representatief deel van de ondernemingen die zich bezighouden met
het transporteren, leveren of meten van elektriciteit een overlegplatform, waarin
naast een delegatie van het representatief deel van de ondernemingen die zich bezighouden
met het transporteren, leveren of meten van elektriciteit tevens zitting hebben alle
programmaverantwoordelijken die programmaverantwoordelijkheid dragen voor aansluitingen
met een gecontracteerd transportvermogen kleiner dan 100 kW.
B1.0.2
De door het in B1.0.1 bedoelde platform vastgestelde rekenregels voor de verbruiksprofielen
zijn vastgelegd in paragraaf B1.1.
B1.0.3
De op grond van B1.0.1 vastgestelde verbruiksprofielen worden door een door een representatief
deel van de ondernemingen die zich bezighouden met het transporteren, leveren of meten
van elektriciteit aangewezen uitvoeringsorganisatie op een geschikte wijze openbaar
gemaakt.
B1.1. Standaardprofielen elektriciteit
B1.1.1
Een standaardprofiel is opgebouwd uit profielfracties van een standaardjaarverbruik
voor ieder klokkwartier van het jaar. De profielfracties worden afgerond op 8 cijfers
achter de komma.
B1.1.2
Uiterlijk de derde week van de maanden januari, april, juli en oktober doet een representatief
deel van de ondernemingen die zich bezighouden met het transporteren, leveren of meten
van elektriciteit aan het overlegplatform ex artikel B1.0.1 een gemotiveerd voorstel
voor de profielen die in het volgend kwartaal gehanteerd zullen worden.
B1.1.3
Uiterlijk 1 week nadat het voorstel, bedoeld in B1.1.2 is gedaan, besluit het overlegplatform
ex artikel B1.0.1 over dit voorstel en wordt de aldus vastgestelde set profielen onverwijld
gezonden aan alle netbeheerders en programmaverantwoordelijken die programmaverantwoordelijkheid
dragen voor aansluitingen met een gecontracteerd transportvermogen kleiner dan 100 kW.
B1.1.4
De aldus vastgestelde profielen worden toegepast vanaf de eerste kalenderdag van het
volgende kwartaal.
B1.2. Indeling van aansluitingen in profielcategorieën
B1.2.1
Aansluitingen met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3x25A op laagspanning
die beschikken over een meetinrichting met één actief telwerk, worden ingedeeld in
profielcategorie E1A van de overeenkomstig B1.1.3 van deze bijlage vastgestelde set
standaardprofielen.
B1.2.2
Aansluitingen met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3x25A op laagspanning
die beschikken over een meetinrichting met twee actieve telwerken en waarbij het schakelmoment
van normaaluren naar laaguren omstreeks 23:00 uur valt, worden ingedeeld in profielcategorie
E1B van de overeenkomstig B1.1.3 vastgestelde set standaardprofielen.
B1.2.3
Aansluitingen met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3x25A op laagspanning
die beschikken over een meetinrichting met twee actieve telwerken en waarbij het schakelmoment
van normaaluren naar laaguren omstreeks 21:00 uur valt, worden ingedeeld in profielcategorie
E1C van de overeenkomstig B1.1.3 vastgestelde set standaardprofielen.
B1.2.4
Aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 3x25A op laagspanning maar kleiner
dan of gelijk aan 3x80A op laagspanning die beschikken over een meetinrichting met
één actief telwerk, worden ingedeeld in profielcategorie E2A van de overeenkomstig
B1.1.3 vastgestelde set standaardprofielen.
B1.2.5
Aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 3x25A op laagspanning maar kleiner
dan of gelijk aan 3x80A op laagspanning die beschikken over een meetinrichting met
twee actieve telwerken, worden ingedeeld in profielcategorie E2B van de overeenkomstig
B1.1.3 vastgestelde set standaardprofielen.
B1.2.6
Aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 3x80A op laagspanning maar met een
gecontracteerd transportvermogen kleiner dan 100 kW en met een bedrijfstijd kleiner
of gelijk aan 2.000 uren, worden ingedeeld in profielcategorie E3A van de overeenkomstig
B1.1.3 vastgestelde set standaardprofielen.
B1.2.7
Aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 3x80A op laagspanning maar met een
gecontracteerd transportvermogen kleiner dan 100 kW en met een bedrijfstijd van meer
dan 2.000 uren maar kleiner of gelijk aan 3.000 uren, worden ingedeeld in profielcategorie
E3B van de overeenkomstig B1.1.3 vastgestelde set standaardprofielen.
B1.2.8
Aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 3x80A op laagspanning maar met een
gecontracteerd transportvermogen kleiner dan 100 kW en met een bedrijfstijd van meer
dan 3.000 uren maar kleiner of gelijk aan 5.000 uren, worden ingedeeld in profielcategorie
E3C van de overeenkomstig B1.1.3 vastgestelde set standaardprofielen.
B1.2.9
Aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 3x80A op laagspanning maar met een
gecontracteerd transportvermogen kleiner dan 100 kW en met een bedrijfstijd van meer
dan 5.000 uren, worden ingedeeld in profielcategorie E3D van de overeenkomstig B1.1.3
vastgestelde set standaardprofielen.
B1.2.10
In afwijking van B1.2.1 tot en met B1.2.3 worden aansluitingen ten behoeve van openbare
verlichting, behoudens aansluitingen zoals bedoeld in B2.1.1, ingedeeld in profielcategorie
E4A van de overeenkomstig B1.1.3 vastgestelde set standaardprofielen.
B1.2.11
Indien de lampen (inclusief voorschakelapparatuur) voor openbare verlichting zich
niet direct achter de aansluiting bevinden, maar deel uitmaken van een OV-installatie,
verstrekt de aangeslotene de netbeheerder desgevraagd een bestuurdersverklaring waarin
door de bestuurder van de beheerder van de desbetreffende OV-installatie of een door
hem daartoe gemachtigd persoon, wordt verklaard dat op de desbetreffende OV-installatie
uitsluitend lampen (inclusief voorschakelapparatuur) zijn aangesloten ten behoeve
van openbare verlichting en daarmee gelijk te stellen verlichting, zoals ten behoeve
van reclame- of feestverlichting, abri’s, verkeersbordverlichting etc., mits deze
op dezelfde wijze geschakeld worden.
B1.3. Het standaardjaarverbruik elektriciteit
B1.3.1
Het standaardjaarverbruik van een aansluiting die op grond van B1.2.1 tot en met B1.2.5
of B1.2.10 is ingedeeld in de profielcategorieën E1A, E1B, E1C, E2A, E2B of E4A, wordt
bepaald door het gemeten verbruik op die aansluiting over de kleinst mogelijke verbruiksperiode
van minimaal 300 dagen te delen door de som van de profielfracties in het standaardprofiel
over de desbetreffende periode. De verbruiksperiode gaat in de eerste hele dag (vanaf
00:00 uur) na de eerste meteropname en loopt tot en met de dag van de laatste meteropname
(tot 24:00 uur). Hierbij wordt uitsluitend gebruik gemaakt van afgelezen of uitgelezen
meterstanden. Het standaardjaarverbruik bestaat uit een positief getal.
B1.3.2
Het standaardjaarverbruik van een aansluiting die op grond van B1.2.6 tot en met B1.2.9
is ingedeeld in de profielcategorieën E3A, E3B, E3C of E3D, wordt bepaald door het
gemeten verbruik op die aansluiting over de kleinst mogelijke verbruiksperiode van
minimaal 345 dagen te delen door de som van de profielfracties in het standaardprofiel
over de desbetreffende periode. De verbruiksperiode gaat in de eerste hele dag (vanaf
00:00 uur) na de eerste meteropname en loopt tot en met de dag van de laatste meteropname
(tot 24:00 uur). Hierbij wordt uitsluitend gebruik gemaakt van afgelezen of uitgelezen
meterstanden. Het standaardjaarverbruik bestaat uit een positief getal.
B1.3.3
Het standaardjaarverbruik van een aansluiting wordt geactualiseerd als er een nieuwe
vastgestelde meterstand bij de netbeheerder bekend is.
B1.3.4
Indien voor aansluitingen met een profielcategorie E1A, E1B, E1C, E2A, E2B of E4A
alleen een gemeten verbruik bekend is over een periode korter dan 300 dagen of indien
er geen gemeten verbruik bekend is, wordt het standaardjaarverbruik in afwijking van
B1.3.1 bepaald door het gemiddelde te nemen van de standaardjaarverbruiken van de
aansluitingen met een standaardjaarverbruik op basis van een gemeten verbruik van
minimaal 300 dagen in dezelfde profielcategorie en dezelfde tariefcategorie.
B1.3.5
Indien voor aansluitingen met een profielcategorie E3A, E3B, E3C of E3D alleen een
gemeten verbruik bekend is over een kortere periode dan 345 dagen, dan wordt het verbruik
over deze kortere periode gebruikt voor de berekening van het standaardjaarverbruik.
B1.3.6
Indien voor aansluitingen met een profielcategorie E3A, E3B, E3C of E3D geen gemeten
verbruik bekend is, dan wordt het standaardjaarverbruik geschat door de netbeheerder
naar beste inzicht.
B1.3.7
Indien sprake is van een aansluiting met een meetinrichting met actieve telwerken
voor normaaluren en laaguren, worden voor de desbetreffende aansluiting twee bijbehorende
standaardjaarverbruiken, te weten één voor de normaaluren en één voor de laaguren,
vastgesteld en in het aansluitingenregister vastgelegd. Het standaardjaarverbruik
van de aansluiting is de som van het normaalurenstandaardjaarverbruik en het laagurenstandaardjaarverbruik.
B1.3.8
De netbeheerder bepaalt het standaardjaarverbruik volgens de methode, bedoeld in B1.3.1
tot en met B1.3.7, uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van een vastgestelde meterstand
van de leverancier of uiterlijk vijf werkdagen nadat de netbeheerder namens de leverancier
een meterstand heeft vastgesteld.
B1.3.9
De netbeheerder muteert het aansluitingenregister met het standaardjaarverbruik, bedoeld
in B1.3.8, uiterlijk vijf werkdagen na het bepalen van het standaardjaarverbruik overeenkomstig
2.1.8.
B1.4. Tariefcorrectiefactoren elektriciteit
B1.4.1
De netbeheerder bepaalt per verrekenperiode Σ SJVPV,PC,TC, zijnde de som van de standaardjaarverbruiken van alle aansluitingen per programmaverantwoordelijke
(PV), per profielcategorie (PC) en per tariefcategorie (TC).
B1.4.2
De netbeheerder bepaalt per tariefperiode TFPV,PC,TC,TP, zijnde de tarieffactor voor de desbetreffende tariefperiode (TP) voor de groep van
alle aansluitingen per programmaverantwoordelijke (PV), per profielcategorie (PC)
en per tariefcategorie (TC), door de som van de standaardjaarverbruiken van alle aansluitingen
per programmaverantwoordelijke (PV), per profielcategorie (PC) en per tariefcategorie
(TC) voor die tariefperiode (TP) te delen door de som van de standaardjaarverbruiken
van alle aansluitingen per programmaverantwoordelijke (PV), per profielcategorie (PC)
en per tariefcategorie (TC). In formulevorm:
TFPV,PC,TC,TP= ∑ SJVPV,PC,TC,TP/ ∑ SJVPV,PC,TC
B1.4.3
De netbeheerder bepaalt per tariefperiode TFPC,TC,TP, zijnde de tarieffactor voor de desbetreffende tariefperiode (TP) per profielcategorie
(PC) en per tariefcategorie (TC), door voor de desbetreffende profielcategorie alle
profielfracties behorend bij de desbetreffende tariefperiode te sommeren volgens de
formule:
TFPC,TC,TP = ∑ PFPC,TC,TP
B1.4.4
De netbeheerder bepaalt per tariefperiode TCFPV,PC,TC,TP, zijnde de tariefcorrectiefactor voor de desbetreffende tariefperiode (TP) per programmaverantwoordelijke
(PV), per profielcategorie (PC) en per tariefcategorie (TC), door de volgens B1.4.2
bepaalde tarieffactor voor die tariefperiode voor een groep aansluitingen per programmaverantwoordelijke
(PV), per profielcategorie (PC) en per tariefcategorie (TC) te delen door de volgens
B1.4.3 bepaalde tarieffactor voor die tariefperiode per profielcategorie (PC) en per
tariefcategorie (TC) volgens de formule:
TCFPV,PC,TC,TP = TFPV,PC,TC,TP / TFPC,TC,TP
B1.4.5
De in B1.4.2, B1.4.3 en B1.4.4 bepaalde tarieffactoren respectievelijk tariefcorrectiefactoren
worden afgerond op 3 cijfers achter de komma.
B1.5. De klimaatcorrectiefactor
B1.5.1
De klimaatcorrectiefactor wordt vooralsnog vastgesteld op 1.
B1.6. De bepaling van de gegevens
B1.6.1
De netbeheerder bepaalt per verrekenperiode het veronderstelde geprofileerde verbruik
(VGV) per programmaverantwoordelijke (PV) per leverancier (LV) per profielcategorie
(PC) en per tariefcategorie (TC) van alle aansluitingen van de desbetreffende programmaverantwoordelijke
in de desbetreffende profielcategorie en de desbetreffende tariefcategorie volgens
de formule:
VGVPV,LV,PC,TC = PFPC x TCFPV,PC,TC,TP x KCF x Σ SJVPV, LV,PC,TC
waarin:
PFPC = de profielfractie van de desbetreffende profielcategorie voor de desbetreffende
verrekenperiode.
TCFPV,PC,TC,TP = de tariefcorrectiefactor voor de tariefperiode waarin de desbetreffende verrekenperiode
valt met betrekking tot de desbetreffende programmaverantwoordelijke, de desbetreffende
profielcategorie en de desbetreffende tariefcategorie.
KCF = de klimaatcorrectiefactor voor de desbetreffende verrekenperiode.
Σ SJVPV, LV,PC,TC = de som van alle standaardjaarverbruiken van aansluitingen van de desbetreffende
programmaverantwoordelijke, de desbetreffende leverancier in de desbetreffende profielcategorie
en de desbetreffende tariefcategorie die niet beschikken over een meetinrichting overeenkomstig
2.3.4 van de Meetcode elektriciteit.
B1.6.2
De netbeheerder bepaalt per verrekenperiode het totale veronderstelde geprofileerde
verbruik (TVGV) door het overeenkomstig B1.6.1 per programmaverantwoordelijke, per
leverancier, per profielcategorie en per tariefcategorie bepaalde veronderstelde geprofileerde
verbruik (VGV) te sommeren over alle programmaverantwoordelijken en alle profielcategorieën
en alle tariefcategorieën.
B1.6.3
De netbeheerder bepaalt per verrekenperiode het restverbruik (RV) in zijn net volgens
de formule:
RV = TNI – GV – BV – NV
B1.6.4
De netbeheerder bepaalt voor de desbetreffende verrekenperiode de meetcorrectiefactor
(MCF) door het overeenkomstig B1.6.3 bepaalde restverbruik (RV) te delen door het
overeenkomstig B1.6.2 bepaalde totale veronderstelde geprofileerde verbruik (TVGV)
volgens de formule:
MCF = RV / TVGV
B1.6.5
De netbeheerder bepaalt per verrekenperiode per programmaverantwoordelijke, per leverancier
en per profielcategorie het gecorrigeerde geprofileerde verbruik (GGV) van alle aansluitingen
van de desbetreffende programmaverantwoordelijke in de desbetreffende profielcategorie
volgens de formule:
GGVPV, LV,PC,TC = VGVPV, LV,PC,TC x MCF
waarin:
VGV = het overeenkomstig B1.6.1 bepaalde veronderstelde geprofileerde verbruik voor
de desbetreffende verrekenperiode de desbetreffende programmaverantwoordelijke, de
desbetreffende leverancier en de desbetreffende profielcategorie
MCF = de overeenkomstig B1.6.4 bepaalde meetcorrectiefactor voor de desbetreffende
verrekenperiode
B1.6.6
De netbeheerder stelt de overeenkomstig B1.6.4 bepaalde meetcorrectiefactoren de volgende
werkdag ter beschikking aan de programmaverantwoordelijken die het aangaan.
Bijlage 2. Gedimensioneerde profielen voor openbare verlichting en verkeersregelinstallaties
B2.1. Openbare verlichting
B2.1.1
In het geval de aansluiting van een installatie voor openbare verlichting op grond
van artikel 2.30, eerste lid van de Netcode elektriciteit niet is voorzien van een
comptabele meetinrichting, verstrekt de aangeslotene, tenzij anders overeengekomen,
eenmaal per kwartaal aan de netbeheerder de volgende gegevens:
en per door de netbeheerder aan te geven tijdvak, voor zover van toepassing, vooraf:
B2.1.2
De netbeheerder stelt op basis van de in B2.1.1 bedoelde gegevens het belastingprofiel
van de installatie vast en geeft de aangeslotene desgevraagd inzage in het rekenmodel
of de berekening daarvoor.
B2.1.3
De netbeheerder stelt, na overleg met de aangeslotene, indien in het in B2.1.2 bedoelde
belastingprofiel geen rekening is gehouden met aan de installatie uit te voeren onderhoud,
een toeslag vast op het in B2.1.2 bedoelde belastingprofiel.
B2.1.4
In afwijking van B2.1.3 houdt de netbeheerder, zo mogelijk en indien gewenst, rechtstreeks
rekening met het opgegeven onderhoudsprogramma bij het vaststellen van het in B2.1.2
bedoelde belastingprofiel.
B2.1.5
De aangeslotene houdt voor de netbeheerder een technische administratie bij en geeft
de netbeheerder hierin desgevraagd inzage. In deze administratie worden in elk geval
de volgende gegevens opgenomen:
-
a. de locatie van de lampen (inclusief voorschakelapparatuur), en;
-
b. per type lamp (inclusief voorschakelapparatuur) het aantal en het vermogen.
B2.1.6
De aangeslotene houdt de in B2.1.5 bedoelde administratie actueel.
B2.1.7
Op het belastingprofiel bedoeld in B2.1.2, B2.1.3 respectievelijk B2.1.4 zijn, voor
zover van toepassing, de bepalingen 6.3.5 en 6.3.10 van deze code van kracht.
B2.1.8
De aangeslotene, bedoeld in B2.1.1, toont desgevraagd door middel van een bestuurdersverklaring
van de bestuurder van de beheerder van de desbetreffende installatie of een door hem
daartoe gemachtigd persoon, de juistheid en de volledigheid van de in B2.1.1, onderdelen
a tot en met d, en B2.1.5 bedoelde informatie aan.
B2.1.9
Indien de lampen (inclusief voorschakelapparatuur) voor openbare verlichting zich
niet direct achter de aansluiting bevinden, maar deel uitmaken van een OV-installatie,
blijkt uit de in B2.1.8 genoemde bestuurdersverklaring tevens dat op de desbetreffende
OV-installatie uitsluitend lampen (inclusief voorschakelapparatuur) zijn aangesloten
ten behoeve van openbare verlichting en daarmee gelijk te stellen lampen (inclusief
voorschakelapparatuur), zoals ten behoeve van reclame- of feestverlichting, abri’s,
verkeersbordverlichting etc., mits deze op dezelfde wijze geschakeld worden.
B2.1.10
Indien naar het oordeel van de netbeheerder redelijke twijfel bestaat over de juistheid
en de volledigheid van de in B2.1.1, onderdelen a tot en met d, en B2.1.5 bedoelde
informatie en van de in B2.1.8 bedoelde bestuurdersverklaring, overlegt de aangeslotene
desgevraagd een extern audit-rapport aangaande de juistheid en de volledigheid van
de in B2.1.1, onderdelen a tot en met d en B2.1.5 bedoelde informatie
B2.2. Overige onbemeten aansluitingen
B2.2.1
In het geval een aansluiting van een installatie, niet zijnde een installatie voor
openbare verlichting, op grond van artikel 2.30, eerste lid van de Netcode elektriciteit
niet is voorzien van een comptabele meetinrichting, verstrekt de aangeslotene, tenzij
anders overeengekomen, eenmaal per kwartaal aan de netbeheerder het vermogen van de
installatie, zowel in normale bedrijfstoestand als – voor zover van toepassing – in
de situatie dat de installatie is gedimd respectievelijk buiten bedrijf is en per
door de netbeheerder aan te geven tijdvak – voor zover van toepassing – vooraf de
tijden waarop de installatie zich in één van deze bedrijfstoestanden bevindt.
B2.2.2
De netbeheerder stelt op basis van de in B2.2.1 bedoelde gegevens het belastingprofiel
voor de installatie vast en geeft de aangeslotene desgevraagd inzage in het rekenmodel
of de berekening daarvoor.
B2.2.3
In afwijking van B2.2.2 kan de netbeheerder het belastingprofiel van de installatie
vaststellen op basis van het vermogen van de installatie in de normale bedrijfstoestand,
en de invloed van het dimmen en van het buiten bedrijf zijn van de installatie daarbij
verdisconteren in een vaste reductiefactor.
B2.2.4
De aangeslotene houdt voor de netbeheerder een technische administratie bij en geeft
de netbeheerder hierin desgevraagd inzage. In deze administratie worden in elk geval
de volgende gegevens opgenomen:
-
a. de locatie van de betreffende installaties, en;
-
b. het vermogen, zowel in normale bedrijfstoestand als – voor zover van toepassing –
in de situatie dat de installatie is gedimd respectievelijk buiten bedrijf is.
B2.2.5
De aangeslotene houdt de in B2.2.4 bedoelde administratie actueel.
B2.2.6
Op het belastingprofiel bedoeld in B2.2.2 respectievelijk B2.2.3 zijn – voor zover
van toepassing – 6.3.5 en 6.3.10 van kracht.
B2.2.7
De aangeslotene, zoals bedoeld in B2.2.1, toont desgevraagd door middel van een bestuurdersverklaring
van de bestuurder van de beheerder van de desbetreffende installatie of een door hem
daartoe gemachtigde persoon, de juistheid en de volledigheid van de in B2.2.1 en B2.2.4
bedoelde informatie aan.
B2.2.8
Indien naar het oordeel van de netbeheerder redelijke twijfel bestaat over de juistheid
en de volledigheid van de in B2.2.1 en B2.2.4 bedoelde informatie en van de in B2.2.7
bedoelde bestuurdersverklaring, overlegt de aangeslotene desgevraagd een extern audit-rapport
aangaande de juistheid en de volledigheid van de in B2.2.1 en B2.2.4 bedoelde informatie.
Bijlage 3. Verbruiksprofielen gas
B3.1. Vaststelling en beheer van verbruiksprofielen
B3.1.1
Deze bijlage is alleen van toepassing op profielafnemers
B3.1.2
Ten behoeve van de vaststelling en het beheer van de verbruiksprofielen organiseert
een representatief deel van de ondernemingen die zich bezighouden met het transporteren,
leveren of meten van gas een overlegplatform, waarin naast een delegatie van een representatief
deel van de ondernemingen die zich bezighouden met het transporteren, leveren of meten
van gas tevens zitting hebben alle erkende programmaverantwoordelijken die transporteren
voor profielafnemers.
B3.2. Standaardprofielen gas
B3.2.1
Uiterlijk op 1 april van elk jaar worden per profielcategorie de profieldata (de parameters
TOP, RER en TST) aan de regionale netbeheerder ter beschikking gesteld door het overlegplatform
als bedoeld in B3.1.2.
B3.2.2
De aldus ter beschikking gestelde profieldata worden door de regionale netbeheerder
gebruikt bij de profielberekeningen vanaf de eerste gasdag van het volgende kalenderjaar.
B3.2.3
Een verbruiksprofiel beschrijft een verbruikspatroon van een profielafnemer en kent
voor elk uur de volgende parameters:
-
− TOP: een fractie van een (jaar)verbruik dat het temperatuuronafhankelijke verbruik
van het desbetreffende uur weergeeft;
-
− RER: een fractie van een (jaar)verbruik dat het temperatuurafhankelijke verbruik per
graad Celsius van het desbetreffende uur weergeeft;
-
− TST: de temperatuur in ̊C waarboven geen temperatuurafhankelijk verbruik is, de zogenaamde
stooktemperatuur;
-
− Een temperatuur van het desbetreffende uur.
De parameters TOP en RER hebben een precisie van acht cijfers achter de komma; de
parameter TST kent vier cijfers achter de komma.
B3.2.4
Het standaardprofiel geeft het verwachte verbruikspatroon van een gemiddelde profielafnemer
in een standaard jaar, waarbij het standaard jaar wordt beschouwd als een jaar met
gemiddelde klimaatcondities, dat wil zeggen een kalenderjaar met een gemiddelde temperatuur
(en overige relevante klimaatcondities) per uur die gelijk is aan het gemiddelde van
de over diezelfde uren gerealiseerde temperaturen (en overige relevante klimaatcondities)
gedurende de periode 1988 tot en met 2002. Het totaal van de fracties van het standaardprofiel,
gesommeerd over een kalenderjaar (met uitzondering van een schrikkeljaar), is gelijk
aan 1.
B3.2.5
Het veronderstelde profiel geeft het verwachte verbruikspatroon van een profielafnemer
gedurende de verbruiksperiode; hierbij wordt gebruik gemaakt van de gerealiseerde
temperaturen.
B3.2.6
Voor het vaststellen van de gerealiseerde temperaturen en/of de verbruiksprofielen
wordt één temperatuurgebied onderscheiden. De gerealiseerde temperatuur en overige
relevante klimaatgegevens worden gebaseerd op de meetgegevens van de meteostations
De Bilt, Beek, De Kooy, Eelde, Vlissingen en Twente.
B3.2.7
De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt elke werkdag voor elk
temperatuurgebied de actuele temperatuurcoëfficiënt (TAC), uitgedrukt in °C, voor
elk uur van de voorafgaande gasdag(en) aan de regionale netbeheerders, erkende programmaverantwoordelijken
en leveranciers. Hiervoor wordt het bericht ‘TINFO’ gebruikt.
B3.2.8
Ten behoeve van de near-real-time allocatie wordt in plaats van de actuele temperatuurcoëfficiënt
(TAC) gebruik gemaakt van de verwachte temperatuurcoëfficiënt conform B1a.2.7 van de Allocatiecode gas.
B3.2.9
De actuele temperatuurcoëfficiënt (TAC) wordt door de netbeheerder van het landelijk
gastransportnet berekend volgens B3.2.9a tot en met B.3.2.9.c.
B3.2.9a
Bepaal de volgende klimaatfactoren voor elk van de meteostations De Bilt, Beek, De
Kooy, Eelde, Vlissingen en Twente:
factor
|
formule
|
omschrijving
|
t1
|
tuur=i
|
de temperatuur (°C) van het desbetreffende uur
|
t2
|
tetmaal=i-1
|
de etmaalgemiddelde temperatuur van de dag voor het desbetreffende uur
|
t3
|
tetmaal=i-2
|
de etmaalgemiddelde temperatuur van de tweede dag voor het desbetreffende uur
|
w1
|
√(Wuur=i)/0,35
|
de wortel uit de windsnelheid (m/s) van het desbetreffende uur, gedeeld door 0,35
|
w2
|
√(Wetmaal=i-1)/0,35
|
de wortel uit de etmaalgemiddelde windsnelheid van de dag voor het desbetreffende
uur, gedeeld door 0,35.
|
w3
|
√(Wetmaal=i-2)/0,35
|
de wortel uit de etmaalgemiddelde windsnelheid van de tweede dag voor het desbetreffende
uur, gedeeld door 0,35
|
q1
|
quur=i/40
|
de globale instraling (J/cm2) op het platte vlak in het betreffende uur, gedeeld door 40
|
B3.2.9b
Bereken de temperatuurfactor voor elk meteostation met de formule:
Tfactor= (6 x (t1 – w1) + 3 x (t2 – w2) + (t3 – w3)) / 10 + q1
B3.2.9c
Bereken TACuur met de volgende formule:
TACuur = 0,28 x Tfactor[de Bilt] + 0,14 x Tfactor[Eelde] + 0,15 x Tfactor[Beek] + 0,15 x Tfactor[de Kooy] + 0,12 x Tfactor[Vlissingen] + 0,16 x Tfactor[Twente]
B3.2.10
[Vervallen]
B3.2.11
Alle berekeningen in het kader van de verbruiksprofielen worden uitgevoerd met variabelen
met zoveel mogelijk cijfers achter de komma ('single precision floating point').
B3.3. Indeling van verbruikers in profielcategorieën gas
B3.3.1
Voor de kleinverbruikers waarvan verondersteld wordt dat ze een gelijkvormig verbruikspatroon
hebben, kan hetzelfde verbruiksprofiel worden gebruikt. De kleinverbruikers worden
daarom ingedeeld in profielcategorieën; deze indeling vindt plaats op grond van objectieve
en kwantitatieve criteria.
B3.3.2
Toewijzing van profielcategorieën door de regionale netbeheerder aan kleinverbruikers
gebeurt bij ingebruikname van de aansluiting en vervolgens jaarlijks per 1 januari
op basis van de op dat moment bekende gegevens en de onderstaande toewijzingscriteria.
Indien van een kleinverbruiker niet voldoende gegevens beschikbaar zijn om deze kleinverbruiker
bij een bepaalde profielcategorie in te delen, wordt de kleinverbruiker ingedeeld
bij de profielcategorie die, naar het redelijk inzicht van de regionale netbeheerder,
het beste op de desbetreffende kleinverbruiker aansluit.
B3.3.3
Eén van de toewijzingscriteria betreft de profielbedrijfstijd. Onder profielbedrijfstijd
(PBT) wordt verstaan het overeenkomstig B3.4 bepaalde standaardjaarverbruik van een
kleinverbruiker, gedeeld door de nominale metercapaciteit (bij een overdruk van 30
mbar) behorende bij de meetinrichting van die kleinverbruiker. Indien de overdruk
in de gasmeter van de desbetreffende kleinverbruiker meer dan 200 mbar bedraagt, dient
de nominale metercapaciteit gecorrigeerd te worden voor de druk door de nominale metercapaciteit
te vermenigvuldigen met de factor (Pnet+1013,25)/1043,25; waarbij Pnet de overdruk in de meetinrichting is, zie de hieronder weergegeven voorbeeldberekening.
Voorbeeldberekening
|
|
Nominale metercapaciteit
|
: 8 m3/uur (G8-meter)
|
Overdruk gasmeter
|
: 250 mbar(o)
|
Standaardjaarverbruik
|
: 3.000 m3(n;35,17)
|
Profielbedrijfstijd
|
: 309 uur
|
Zonder deze correctie zou de profielbedrijfstijd 375 uur zijn geweest.
B3.3.4
De verbruikers worden aan de hand van de volgende criteria ingedeeld in profielcategorieën:
Profielcategorie
|
Indelingscriterium
|
G1A
|
– kleinverbruikers zonder meetinrichting
– kleinverbruikers met een standaardjaarverbruik < 5.000 m3 (n;35,17) en met een gasmeter ≤ G6
|
G2A
|
– kleinverbruikers die niet voldoen aan de criteria voor profielcategorie G1A
|
G2B
|
– deze categorie wordt niet gebruikt
|
G2C
|
– overige profielafnemers
|
B3.3.5
Indien een kleinverbruiker ten gevolge van de jaarlijks overeenkomstig B3.3.2 op te
stellen indeling van profielcategorieën, verandert van profielcategorie, zal het standaardjaarverbruik
van die kleinverbruiker overeenkomstig B3.4 opnieuw moeten worden berekend met behulp
van de profielfracties van de nieuw toegewezen profielcategorie.
De herberekening van het standaardjaarverbruik leidt niet tot herziening van de toegewezen
profielcategorie.
B3.4. Het standaardjaarverbruik gas
B3.4.1
Het standaardjaarverbruik van een profielafnemer is het verwachte jaarverbruik (uitgedrukt
in m3(n;35,17)) van een betreffende verbruiker in een standaard jaar (dat wil zeggen een
jaar met gemiddelde klimaatcondities).
B3.4.2
Het standaardjaarverbruik wordt door de regionale netbeheerder geactualiseerd indien
er sprake is van een relevante verbruiksperiode. De verbruiksperiode wordt relevant
geacht, indien de periode tussen twee meteropnames tenminste 300 dagen beslaat, en
de volledige maanden januari en februari omvat, hierbij wordt uitsluitend gebruik
gemaakt van afgelezen of uitgelezen meterstanden. Het standaardjaarverbruik bestaat
uit een positief getal.
B3.4.3
Indien niet wordt voldaan aan de in B3.4.2 genoemde condities, wordt het standaard
jaarverbruik niet opnieuw berekend en wordt het bestaande standaardjaarverbruik gehandhaafd.
B3.4.4
Het standaardjaarverbruik wordt bepaald door het gemeten verbruik over de laatste
relevante verbruiksperiode, uitgedrukt in m3(n;35,17), te delen door de som van de profielfracties in het veronderstelde profiel
over de desbetreffende verbruiksperiode. In formule:
SJV = VVP/Σ VPPC
waarin:
SJV = standaard jaarverbruik van een profielafnemer [m3(n;35,17)];
VVP = verbruik over de verbruiksperiode van een profielafnemer [m3(n;35,17)];
VPPC= de profielfracties van het verondersteld profiel van de profielcategorie in de desbetreffende
verbruiksperiode, rekening houdend met het juiste temperatuurgebied.
B3.4.5
Indien van een profielafnemer in profielcategorie G1A het gemeten verbruik geen betrekking
heeft op een relevante verbruiksperiode, wordt het standaardjaarverbruik van deze
profielafnemer bepaald door het gemiddelde te nemen van de standaardjaarverbruiken
van alle profielafnemers van de betreffende regionale netbeheerder in profielcategorie
G1A waarvan het standaardjaarverbruik is vastgesteld op basis van het gemeten verbruik
over een relevante verbruiksperiode.
B3.4.6
Indien van een profielafnemer in een van de andere profielcategorieën het gemeten
verbruik geen betrekking heeft op een relevante verbruiksperiode, bepaalt de regionale
netbeheerder het standaardjaarverbruik van die profielafnemer naar beste inzicht.
B3.4.7
Het standaardjaarverbruik van kleinverbruikaansluitingen zonder meetinrichting wordt
vastgesteld naar beste inzicht van de regionale netbeheerder, waarbij de volgende
richtlijn gehanteerd kan worden:
-
a. kookgasafnemers: 65 m3(n;35,17)
-
b. warmtapwatergasafnemers: 375 m3(n;35,17)
-
c. kookgas-/warmtapwatergasafnemers: 440 m3(n;35,17)
B3.4.8
Voor nieuwe geprofileerde kleinverbruikaansluitingen wordt per afnamecategorie een
standaardjaarverbruik bepaald door de netbeheerder.
B3.4.9
De netbeheerder bepaalt het standaardjaarverbruik volgens de methode, bedoeld in B3.4.1
tot en met B3.4.8, uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van een vastgestelde meterstand
van de leverancier of uiterlijk vijf werkdagen nadat de netbeheerder namens de leverancier
een meterstand heeft vastgesteld.
B3.4.10
De netbeheerder muteert het aansluitingenregister met het standaardjaarverbruik, bedoeld
in B3.4.9, uiterlijk vijf werkdagen na het bepalen van het standaardjaarverbruik overeenkomstig
2.1.8.
B3.5. De bepaling van de gegevens
Het standaardjaarverbruik van een profielafnemer vormt de basis van de door de RNB
uit te voeren profielberekeningen.
B3.5.1. Berekening ten behoeve van de allocatie
B3.5.1.1
De regionale netbeheerder voert de onder deze paragraaf B3.5.1 vermelde bewerkingen
per netgebied uit.
B3.5.1.2
De regionale netbeheerder bepaalt in welk temperatuurgebied het netgebied valt.
B3.5.1.3
De regionale netbeheerder bepaalt de som van de standaardjaarverbruiken van de profielafnemers
van dezelfde combinatie van erkende programmaverantwoordelijke, leverancier en profielcategorie
(∑SJVPV;LE,PC;Netgebied).
B3.5.1.4
De regionale netbeheerder bepaalt voor de desbetreffende profielcategorie voor elk
uur de profielfractie van het temperatuurafhankelijke deel van het profiel (TAP) uit
de regressiecoëfficiënt (RER) voor het desbetreffende uur, de stooktemperatuur (TST)
voor het desbetreffende uur en de actuele temperatuurcoëfficiënt (TAC) van het relevante
temperatuurgebied van het desbetreffende uur volgens de formules:
TAPPC = 0 indien TAC > TSTPC en
TAPPC = RERPC x (TSTPC – TAC) indien TAC ≤ TSTPC
De regionale netbeheerder gebruikt hierbij de actuele temperatuurcoëfficiënt, behorende
bij het betreffende temperatuurgebied.
B3.5.1.5
De regionale netbeheerder bepaalt vervolgens voor elke profielcategorie voor elk uur
de profielfractie van het verondersteld profiel (VP) uit de desbetreffende profielfractie
van het temperatuuronafhankelijke deel van het profiel (TOP) en de desbetreffende
profielfractie van het temperatuurafhankelijke deel van het profiel (TAP), volgens
de formule:
VPPC = TOPPC + TAPPC
B3.5.1.6
De regionale netbeheerder bepaalt voor elk uur het veronderstelde geprofileerde verbruik
(VGV), uitgedrukt in MJ, per erkende programmaverantwoordelijke /leverancier combinatie
(PV;LE) per profielcategorie (PC) achter een bepaald netgebied volgens de formule:
VGVPV;LE,PC,netgebied = VPPC x ∑SJVPV;LE,PC,netgebied x 35,17
waarin:
VPPC = de profielfractie van het verondersteld profiel voor de desbetreffende profielcategorie
voor het desbetreffende uur, rekening houdend met het juiste temperatuurgebied;
∑SJVPV;LE,PC,netgebied = de som van alle standaardjaarverbruiken van profielafnemers van de desbetreffende
erkende programmaverantwoordelijke / leverancier combinatie in de desbetreffende profielcategorie
achter het desbetreffende overdrachtspunt (netgebied), en;
VGVPV;LE,PC,netgebied = het veronderstelde geprofileerde verbruik voor de desbetreffende erkende programmaverantwoordelijke
/ leverancier combinatie, profielcategorie en overdrachtspunt (netgebied), uitgedrukt
in MJ.
Het aldus berekende veronderstelde geprofileerde verbruik is de basis voor de allocatie
op grond van de ‘profielklanten’.
B3.6. Wijziging profielenmethodiek
B3.6.1
Binnen het in B3.1.2 bedoelde overlegplatform vindt de vaststelling en het beheer
van de verbruiksprofielen plaats.
B3.6.2
Het overlegplatform kan wijzigingen ontwerpen aangaande de regels van de profielmethodiek.
Voor zover deze wijzigingen niet verenigbaar zijn met de op dat moment geldende voorwaarden
als bedoeld in artikel 22 van de Gaswet zal een representatief deel van de ondernemingen die zich bezighouden met het transporteren,
leveren of meten van gas deze wijzigingen als voorstellen van het representatief deel
van de ondernemingen die zich bezighouden met het transporteren, leveren of meten
van gas met inachtneming van artikel 22, Gaswet, indienen bij de Autoriteit Consument
en Markt, tenzij het representatief deel van de ondernemingen die zich bezighouden
met het transporteren, leveren of meten van gas op redelijke gronden hun instemming
onthouden aan die wijzigingen.
B3.6.3
Onder de regels met betrekking tot de profielenmethodiek worden in elk geval gerekend
regels betreffende:
-
− de parameters van een verbruiksprofiel;
-
− de temperatuurgebieden;
-
− de profielcategorieën;
-
− de beschikbaarstelling van de profielgegevens;
-
− de berekeningsmethodiek
B3.6.4
De op grond van B3.6.1 vastgestelde verbruiksprofielen worden door een door een representatief
deel van de ondernemingen die zich bezighouden met het transporteren, leveren of meten
van gas aangewezen uitvoeringsorganisatie op een geschikte wijze openbaar gemaakt.
Bijlage 6. Modelverklaringen Naleving Gedragscodes
B6.1
Netbeheerders nemen onderstaande tekst op in de jaarrekening voor hun verklaring met
betrekking tot de naleving van de Gedragscode aangaande gegevens uit kleinverbruikmeetinrichtingen
die op afstand uitleesbaar zijn:
“Verklaring Naleving Gedragscode voor Netbeheerders
aangaande gegevens uit kleinverbruikmeetinrichtingen die op afstand uitleesbaar zijn.
|
|
Naam rechtspersoon:
|
[naam rechtspersoon]
|
Statutaire vestigingsplaats:
|
[vestigingsplaats]
|
Periode:
|
[begin DD/MM/JJ] tot en met [eind DD/MM/JJ]
|
[Naam rechtspersoon] te [vestigingsplaats] maakt voor het goed kunnen uitvoeren van
haar diensten gebruik van meetgegevens die zijn verkregen uit kleinverbruikmeetinrichtingen
die op afstand uitleesbaar zijn. In aanvulling op de Algemene verordening gegevensbescherming
hebben netbeheerders in de Nederlandse energiebranche een gedragscode opgesteld ten
aanzien van het gebruik, het vastleggen, het uitwisselen en het bewaren van gegevens
die zijn verkregen uit een kleinverbruikmeetinrichting die op afstand uitleesbaar
is.
Hierbij verklaart [naam functionaris] dat [naam rechtspersoon] te [vestigingsplaats]
zich gedurende de bovenvermelde periode heeft gehouden aan het gestelde in de regels
en verplichtingen, genoemd in de Gedragscode [titel Gedragscode en versie].
[Plaats, datum]
[Naam functionaris en ondertekening met die naam]”
B6.2
Leveranciers nemen onderstaande tekst op in de jaarrekening voor hun verklaring met
betrekking tot de naleving van de Gedragscode aangaande gegevens uit kleinverbruikmeetinrichtingen
die op afstand uitleesbaar zijn:
“Verklaring Naleving Gedragscode voor Leveranciers en onder hun verantwoordelijkheid
handelende Meetbedrijven.
aangaande gegevens uit kleinverbruikmeetinrichtingen die op afstand uitleesbaar zijn.
|
|
Naam rechtspersoon:
|
[naam rechtspersoon]
|
Statutaire vestigingsplaats:
|
[vestigingsplaats]
|
Periode:
|
[begin DD/MM/JJ] tot en met [eind DD/MM/JJ]
|
[Naam rechtspersoon] te [vestigingsplaats] maakt voor het goed kunnen uitvoeren van
haar diensten gebruik van meetgegevens die zijn verkregen uit kleinverbruikmeetinrichtingen
die op afstand uitleesbaar zijn. In aanvulling op de Algemene verordening gegevensbescherming
hebben leveranciers en onder hun verantwoordelijkheid handelende meetbedrijven in
de Nederlandse energiebranche een gedragscode opgesteld ten aanzien van het gebruik,
het vastleggen, het uitwisselen en het bewaren van gegevens die zijn verkregen uit
een kleinverbruikmeetinrichting die op afstand uitleesbaar is.
Hierbij verklaart [naam functionaris] dat [naam rechtspersoon] te [vestigingsplaats]
zich gedurende de bovenvermelde periode heeft gehouden aan het gestelde in de regels
en verplichtingen, genoemd in de Gedragscode [titel Gedragscode en versie].
[Plaats, datum]
[Naam functionaris en ondertekening met die naam]”