Regeling omgevingsregime bijzondere spoorwegen

[Regeling vervallen per 01-01-2024.]
Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 11-12-2015 t/m 31-12-2023

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 4 december 2015, nr. IenM/BSK-2015/240139, houdende vaststelling van de afstand, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit bijzondere spoorwegen (Regeling omgevingsregime bijzondere spoorwegen)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 11, eerste lid, van het Besluit bijzondere spoorwegen;

Besluit:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Voor een bijzondere spoorweg is de afstand 3 meter.

  • 2 In het geval van een voor het openbaar verkeer openstaande spoorwegovergang is de afstand aan weerszijden van de spoorweg een vlak dat wordt gevormd door hoekpunten in het hart van het buitenste spoor op 50 meter aan weerszijden van de as van de weg en op 11 meter uit het hart van het spoor in de as van de weg. Deze afstand geldt ten aanzien van leidingen, werken, inrichtingen, andere objecten en beplantingen die een meter of hoger reiken dan het maaiveld.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 De afstand is 8 meter bij een bijzondere spoorweg als rechte baan aangelegd en langs de buitenzijde van de boog, indien de spoorweg in gebogen richting is aangelegd.

  • 3 De afstand is 20 meter langs de binnenzijde van de boog, indien de spoorweg in gebogen richting is aangelegd.

  • 4 In het geval van een voor het openbaar verkeer openstaande spoorwegovergang is de afstand aan weerszijden van de bijzondere spoorweg, waarvoor een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, is verleend voor een maximumsnelheid van 40 kilometer per uur, een vlak dat wordt gevormd door hoekpunten in het hart van het buitenste spoor op 220 meter aan weerszijden van de as van de weg en op 11 meter uit het hart van het spoor in de as van de weg.

  • 5 In het geval van een voor het openbaar verkeer openstaande spoorwegovergang is de afstand aan weerszijden van de bijzondere spoorweg, waarvoor een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, is verleend voor een maximumsnelheid van 41 kilometer per uur of hoger, een vlak dat wordt gevormd door hoekpunten in het hart van het buitenste spoor op 500 meter aan weerszijden van de as van de weg en op 11 meter uit het hart van het spoor in de as van de weg.

  • 6 De afstanden, bedoeld in het vierde en vijfde lid, gelden uitsluitend ten aanzien van leidingen, werken, inrichtingen, andere objecten en beplantingen die een meter of hoger reiken dan het maaiveld.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De afstanden, genoemd in de artikelen 2 en 3, worden bij een spoorweg op maaiveldniveau gemeten vanaf het hart van het buitenste spoor, zijnde een denkbeeldige lijn in de lengterichting van het spoor midden tussen beide spoorstaven.

  • 2 De afstanden, genoemd in de artikelen 2 en 3, worden in het geval van ingraving van de spoorweg gemeten uit de bovenzijde van de ingraving en in het geval van ophoging van de spoorweg gemeten uit de teen van het talud.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Deze regeling is uitsluitend van toepassing op activiteiten die zijn of worden aangevangen na het moment van inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling omgevingsregime bijzondere spoorwegen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Infrastructuur en Milieu,

S.A.M. Dijksma

Naar boven