-
a.
artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder
2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe
mate niet volledig is bijgehouden;
-
b.
artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en
8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet
volledig is bijgehouden;
-
c.
artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c
van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet
volledig is bijgehouden;
-
d.
artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet
dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b,
van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;
-
e.
artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;
-
f.
artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje,
en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt
bedrijft;
-
g. artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang
met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen
tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden
aangetoond;
-
h. artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr.
1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal
10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal
3 mutaties niet zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;
-
i. artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met
de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent
van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;
-
j. de artikelen 38d en 38e van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het maximaal 3 mutaties betreft of in het geval de houder geen veeteelt
bedrijft;
-
k.
artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal
kalveren;
-
l.
artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;
-
m.
artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en
-
n.
artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.