1. Relevantie
(maximaal 10 punten)
|
a. Is duidelijk aangegeven wat de uitdaging/het probleem is waar het projectvoorstel
zich op richt (context van uitdaging/probleem, omvang van uitdaging/probleem in kwalitatieve
en/of kwantitatieve termen)?
|
3
|
b. Dragen de verwachte resultaten bij aan de oplossing?
|
3
|
c. Richt het project zich op 1 of meer dan 1 subsidiabele activiteit(en)?
|
4
|
2. Kwaliteit van het projectvoorstel
(maximaal 20 punten)
|
a. Is het projectplan op alle onderdelen duidelijk en concreet?
|
3
|
b. Zijn de voorziene activiteiten en de te behalen resultaten kwantificeerbaar en
meetbaar?
|
3
|
c. Is er sprake van een realistische tijdsplanning met duidelijke en concrete mijlpalen
en eventueel tussenproducten?
|
3
|
d. Voorziet het projectvoorstel in duidelijke procedures voor bijsturing en risicobeheersing?
|
2
|
e. Wordt er adequaat gebruik gemaakt van de kennis, capaciteiten en ervaringen van
de doelgroep van het projectvoorstel (wordt de doelgroep zelf bijv. als ervaringsdeskundige
bij het project betrokken)?
|
3
|
f. Is er sprake van de ontwikkeling van een nieuwe, creatieve of onconventionele aanpak?
|
3
|
g. Worden de projectresultaten lokaal, nationaal en in Europees of ander internationaal
verband gedeeld met het brede publiek aan de hand van een gedegen communicatie- en
publiciteitsstrategie?
|
3
|
3. Kosteneffectiviteit
(maximaal 15 punten)
|
a. Zijn de begrote kosten duidelijk omschreven en onderbouwd?
|
3
|
b. Lijken de begrote kosten noodzakelijk voor het project?
|
4
|
c. Lijkt de prijs/prestatieverhouding redelijk?
|
4
|
d. Wat zijn de gemiddelde kosten per deelnemer? Uitgangspunt is dat hoe lager de kosten
voor eenzelfde bereik, hoe meer punten een project scoort. De middelen moeten immers
zo efficiënt mogelijk worden besteed. Hierbij is uiteraard van belang dat een realistisch
voorstel wordt gedaan.
|
4
|
4. Is de aanvragende organisatie in staat het projectvoorstel uit te voeren?
(maximaal 15 punten)
|
a. Heeft de aanvragende organisatie voldoende capaciteit, ervaring, expertise en financiële
armslag om het project uit te voeren?
|
4
|
b. Heeft de aanvragende organisatie voldoende duidelijk aangegeven dat zij in staat
is te voldoen aan de vereisten die aan de projectadministratie worden gesteld?
|
2
|
c. Is aannemelijk op grond van diens eerdere subsidieverleningen voor vergelijkbare
activiteiten dat de subsidieaanvrager de activiteiten goed zal uitvoeren en aan de
aan subsidieverlening verbonden verplichtingen zal voldoen?
|
4
|
d. Heeft de aanvragende organisatie ervaring met EU subsidieregels?
|
2
|
e. Heeft de aanvragende organisatie kennis van het beleidsterrein migratie en/of integratie?
|
3
|
5. Monitoring en evaluatie
(maximaal 10 punten)
|
a. Is duidelijk aangegeven op welke wijze en door wie de uitvoering van het projectvoorstel
wordt gemonitord?
|
5
|
b. Is er in het projectvoorstel duidelijk aangegeven welke criteria worden gebruikt
om aan te tonen dat er sprake is van succes of falen?
|
5
|
6. Structurele inbedding
(maximaal 10 punten)
|
a. Is duidelijk aangegeven op welke wijze positieve resultaten duurzaam worden verankerd
na afloop van de subsidieperiode?
|
5
|
b. Is beargumenteerd in welke mate er kans is op een structurele inbedding na afloop
van de projectperiode? Belangrijke indicatoren zijn daarbij de wijze waarop de aanvrager
de structurele inbedding financieel en organisatorisch wil vormgeven en de beschikbaarheid
van monitordata na afloop van het project.
|
5
|
7. Mogelijkheden van verspreiding
(maximaal 10 punten)
|
a. Kan de aanpak van het project bij succes op grotere schaal worden toegepast en
is dat duidelijk beschreven?
|
4
|
b. Is er sprake van actieve kennisdeling gedurende de looptijd (bijv. door aansluiting
op bestaande netwerken)?
|
2
|
c. Wordt er in het projectvoorstel overtuigend beargumenteerd dat met de aanpak structuurverandering
en/of blijvende samenwerking wordt beoogd?
|
4
|