-
a. de naam en het adres van degene die de inrichting opricht dan wel verandert of de
werking daarvan verandert of de inrichting in werking heeft, en, indien dit iemand
anders is, van degene die de inrichting drijft of zal drijven;
-
b. het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van de inrichting;
-
c. een afschrift van of uittreksel uit hetgeen over de inrichting in het handelsregister
is ingeschreven of krachtens wettelijk voorschrift daar is gedeponeerd;
-
d. de aard, de indeling en de uitvoering van de inrichting;
-
e. de activiteiten en de processen in de inrichting en de ten behoeve daarvan toe te
passen technieken of installaties, waaronder begrepen de wijze van energievoorziening,
voor zover die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de nadelige
gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken;
-
f. de voor de activiteiten en de processen, bedoeld in onderdeel e, kenmerkende gegevens
met betrekking tot grondstoffen, tussen-, neven- en eindproducten;
-
g. de maximale capaciteit van de inrichting en het totale nominale motorische of thermische
ingangsvermogen van de tot de inrichting behorende installaties;
-
h. de tijden en dagen, dan wel perioden waarop de inrichting of de te onderscheiden onderdelen
daarvan in bedrijf zullen zijn;
-
i. een situatieschets, met een schaal van ten minste 1:10.000 waarop de ligging van de
inrichting ten opzichte van de omgeving is aangegeven en die is voorzien van een noordpijl;
-
j. gedetailleerde tekeningen van de tot de inrichting behorende installaties en locaties
waar emissies plaatsvinden;
-
k. de aard en omvang van de belasting van het milieu die de inrichting tijdens normaal
bedrijf kan veroorzaken, daaronder begrepen een overzicht van de belangrijke nadelige
gevolgen voor het milieu die daardoor kunnen worden veroorzaakt;
-
l. een kwantitatieve risicoanalyse;
-
m. de maatregelen of voorzieningen ten behoeve van:
-
1°. het voorkomen of beperken van het ontstaan van afvalstoffen in de inrichting;
-
2°. nuttige toepassing dan wel het geschikt maken voor nuttige toepassing van de afvalstoffen
die in de inrichting ontstaan;
-
3°. het opslaan van de afvalstoffen in de inrichting;
-
4°. het zich ontdoen van de afvalstoffen die in de inrichting ontstaan;
-
n. de aard en de inhoud van de andere maatregelen of voorzieningen die zijn of worden
getroffen om de nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken,
te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken;
-
o. de wijze waarop gedurende het in werking zijn van de inrichting de belasting van het
milieu, die de inrichting veroorzaakt, wordt vastgesteld en geregistreerd;
-
p. de voor de aanvrager redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot
de inrichting die redelijkerwijs voor de beslissing op de aanvraag van belang kunnen
zijn;
-
q. in geval van een inrichting als bedoeld in artikel 2, tweede lid, het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, van de wet;
-
r. een aanduiding van het grootste insluitsysteem, de maximale hoeveelheid stof die daarin
aanwezig kan zijn, een aanduiding van de betrokken stof, de plaats van het insluitsysteem
in de inrichting, de druk en de temperatuur van de betrokken stoffen en preparaten
in het insluitsysteem;
-
s. de ligging van leidingen in de inrichting;
-
t. indien voorgeschreven op grond van artikel 12, een milieueffectrapport dat voldoet aan de eisen van hoofdstuk 7 van de wet, en
-
u. alle gegevens, voor zover de aanvrager daarover beschikt of redelijkerwijs kan beschikken,
die Onze Minister redelijkerwijs nodig heeft of, desgevraagd, naar het oordeel van
Onze Minister nodig zijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag voor een vergunning.