Uitvoeringsregeling Wmo 2015

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2017 en zichtdatum 16-05-2024.
Geldend van 01-06-2017 t/m 31-12-2017

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Persoonsgebonden budget

Artikel 2

  • 2 De Sociale verzekeringsbank voert het budgetbeheer, bedoeld artikel 2.6.2, eerste lid, van de wet, uit:

    • a. overeenkomstig de beschikking tot verlening van het persoonsgebonden budget, bedoeld in artikel 2.3.6, eerste lid, van de wet;

    • b. overeenkomstig een door de cliënt met de derde gesloten rechtsgeldige overeenkomst die is goedgekeurd door het college en de Sociale verzekeringsbank; en

    • c. tot afdracht van eventuele loonheffing, premies voor de sociale verzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen op grond van de Zorgverzekeringswet.

  • 3 De Sociale verzekeringsbank verricht uitsluitend aan een derde betalingen uit het persoonsgebonden budget voor geleverde maatschappelijke ondersteuning die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst voor vervoer, indien een declaratie bevat:

    • a. de naam van de derde en:

      • 1°. het nummer waarmee die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, of

      • 2°. indien de derde niet over dat nummer kan beschikken, geboortedatum of burgerservicenummer;

    • b. de naam van de cliënt en zijn adres of burgerservicenummer of klantnummer bij de Sociale verzekeringsbank;

    • c. het tarief;

    • d. een verantwoording van de overeengekomen resultaten dan wel een overzicht van het aantal te betalen uren en dagdelen of etmalen; en

    • e. een handtekening van de cliënt of, voor zover van toepassing, diens vertegenwoordiger, indien het een schriftelijke declaratie betreft.

  • 4 De Sociale verzekeringsbank kan beslissen tot beëindiging of opschorting van de betalingen of een gehele of gedeeltelijke weigering of opschorting van een betaling uit het persoonsgebonden budget:

    • a. bij het intrekken of herzien van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.10 van de wet;

    • b. indien een declaratie niet voldoet aan de voorwaarden van de beschikking, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, of de overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b;

    • c. wegens strijd met het recht, waaronder het recht dat van toepassing is op de arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht, of het belang van de uitvoerbaarheid van het verrichten van de betalingen uit het persoonsgebonden budget door de Sociale verzekeringsbank;

    • d. indien de derde de declaratie niet binnen zes weken na de maand waarin de prestatie is verleend, heeft ingediend bij de cliënt;

    • e. indien de Sociale verzekeringsbank de declaratie niet heeft ontvangen binnen vier weken nadat de cliënt deze heeft ontvangen;

    • f. indien het college bij de toepassing van de bij verordening gestelde regels, bedoeld in artikel 2.1.3, vierde lid, van de wet, de Sociale verzekeringbank daarom verzoekt.

  • 5 De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld, binnen dertig dagen na ontvangst van de declaratie, tenzij een declaratie onjuist of onvolledig is ingediend. Indien een declaratie niet overeenkomstig het vierde lid is ingediend, en betalingen niet zijn beëindigd, geweigerd of opgeschort, nodigt de Sociale verzekeringsbank de cliënt uit tot herstel daarvan. Na herstel van de declaratie wordt de betaling binnen dertig dagen verricht. De Sociale verzekeringsbank weigert de betaling geheel of gedeeltelijk indien de declaratie niet binnen een door de Sociale verzekeringbank gestelde termijn is hersteld. Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van een declaratie werkzaamheden verricht als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt de termijn, bedoeld in de eerste volzin, verlengd met tien dagen.

  • 6 Een cliënt of zijn vertegenwoordiger kan de Sociale verzekeringsbank verzoeken om namens hem, in aanvulling op de hem bij de beschikking, bedoeld in artikel 2.3.6, eerste lid, van de wet, toegekende maatschappelijke ondersteuning, maatschappelijke ondersteuning te betalen als omschreven in het document, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b. De Sociale verzekeringsbank willigt een verzoek als bedoeld in de eerste volzin in voor zover de cliënt daartoe voldoende geld bij haar heeft gestort. Een verzoek tot betalingen voor aanvullende maatschappelijke ondersteuning geschiedt met gebruikmaking van een model dat door de Sociale verzekeringsbank daartoe beschikbaar is gesteld. De Sociale verzekeringsbank stort na de betaling van de aanvullende maatschappelijke ondersteuning de onbestede gelden terug aan degene die hiervoor het geld heeft gestort.

  • 7 De Sociale verzekeringsbank ondersteunt de cliënt bij zijn werkgeverstaken waaronder ten aanzien van arbeidsomstandighedenregelgeving, zaakschade en aansprakelijkheid.

Artikel 2a

  • 1 In afwijking van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, kan de Sociale verzekeringsbank rechtstreeks aan de cliënt betalen:

    • a. door de cliënt betrokken vervoerskosten; of

    • b. een verantwoordingsvrij bedrag voor maatschappelijke ondersteuning.

  • 3 In afwijking van artikel 2, derde en vierde lid, onderdelen d ene, ontvangt de Sociale verzekeringsbank een verzoek om een verantwoordingsvrij bedrag voor maatschappelijke ondersteuning uiterlijk voor het eindigen van de beschikking, bedoeld in het tweede lid, van de cliënt.

  • 4 De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen, indien de declaratie, bedoeld in het tweede lid, of het verzoek, bedoeld in het derde lid, is opgesteld met gebruikmaking van een model dat door de Sociale verzekeringsbank daartoe beschikbaar is gesteld.

Artikel 2b

  • 1 De cliënt sluit een schriftelijke overeenkomst met iedere derde als bedoeld in artikel 2.3.6, eerste lid, van de wet, die hij ten laste van zijn persoonsgebonden budget maatschappelijke ondersteuning wenst te laten verlenen, met uitzondering van de derde van wie reeds vervoer is betrokken.

  • 2 Overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid, worden opgesteld volgens de meest recentelijk door de Sociale verzekeringsbank vastgestelde toepasselijke modelovereenkomsten, die beschikbaar waren gesteld ten tijde van het afsluiten van die overeenkomst, en bevatten bovendien ten minste:

    • a. een weergave van de wijze waarop de derde zal voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning van de cliënt;

    • b. de verplichting dat een declaratie de vereiste gegevens, bedoeld in artikel 2, derde lid, bevat;

    • c. een beding, inhoudende dat het college een vordering heeft op de persoon die ten laste van het persoonsgebonden budget maatschappelijke ondersteuning levert indien het persoonsgebonden budget naar aanleiding van toerekenbaar handelen van die persoon is ingetrokken of herzien, ter hoogte van het bedrag dat gelijk is aan het door die persoon vanwege dat toerekenbaar handelen ten laste van het persoonsgebonden budget ten onrechte ontvangen bedrag.

  • 3 De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van het college en de Sociale verzekeringsbank.

  • 4 Door het college kan de goedkeuring slechts worden gegeven indien de overeenkomst voldoet aan de eisen, bedoeld in het tweede lid.

  • 5 De Sociale verzekeringsbank kan haar goedkeuring slechts onthouden wegens strijd met het recht, het belang van de uitvoerbaarheid van het persoonsgebonden budget of van het budgetbeheer, bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid, van de wet.

  • 6 Een wijziging van een goedgekeurde overeenkomst als bedoeld in het tweede lid wordt onmiddellijk met een formulier aan de Sociale verzekeringsbank kenbaar gemaakt met het model dat door de Sociale verzekeringsbank daartoe beschikbaar is gesteld.

Artikel 2c

De cliënt doet aan de Sociale verzekeringsbank op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van gegevens waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het budgetbeheer, bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid, van de wet, of het uitvoeren van betalingen ten laste van het persoonsgebonden budget.

Hoofdstuk 4. AMHK’s

Paragraaf 1. financiële verantwoording

Artikel 4

Artikel 5

  • 1 Een AMHK stelt de jaarverslaggeving en een jaardocument op dat ten minste een verantwoordingsdocument, het verslag, bedoeld in artikel 4.2.10 van de wet en andere informatie die wordt verstrekt op grond van het model, bedoeld in het derde lid, bevat.

  • 2 De jaarverslaggeving en het jaardocument worden ter inzage gelegd en op verzoek van de Ministers aan hen en aan derden verstrekt uiterlijk voor 1 juni of, indien de jaarverslaggeving en het jaardocument betrekking hebben op een AMHK dat valt onder een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen, voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop zij betrekking hebben.

  • 3 De jaarverslaggeving en het jaardocument worden opgesteld met gebruikmaking van het model te verkrijgen via de website www.jaarverslagenzorg.nl.

  • 4 De Minister stelt jaarlijks uiterlijk voor 1 oktober na overleg met betrokken partijen het model voor het volgende verslagjaar vast en kan dit model tussentijds herzien.

Artikel 6

  • 1 De jaarverslaggeving en het jaardocument, bedoeld in artikel 5, worden in elektronische vorm bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg ingediend voor 1 juni van het jaar volgend op het verslagjaar, dan wel uiterlijk voor 15 juli van dat jaar, indien zij betrekking hebben op een AMHK dat valt onder een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2 De Minister kan een AMHK uitstel van indiening verlenen op een gemotiveerd verzoek, dat uiterlijk acht weken vóór het verstrijken van de in het eerste lid genoemde toepasselijke termijn moet zijn ingediend.

Hoofdstuk 5. Cliëntervaringsonderzoek maatschappelijke ondersteuning

Artikel 8

  • 2 Voor het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruik gemaakt van een vragenlijst die ten minste ingaat op hoe personen als bedoeld in het eerste lid indien toepasbaar:

    • a. de toegankelijkheid van voorzieningen ervaren;

    • b. de kwaliteit van de ondersteuning ervaren; of

    • c. de ondersteuning vinden bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie.

  • 3 Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan door middel van een representatieve steekproef worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 6. Bedragen beschermd wonen

Artikel 9

Ingevolge artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Uitvoeringsbesluit wordt in verband met zak- en kleedgeld in mindering gebracht:

  • a. voor de ongehuwde cliënt: € 3.654;

  • b. voor de gehuwde cliënten tezamen: € 5.683.

Artikel 10

  • 1 Ingevolge artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Uitvoeringsbesluit worden in verband met de premie zorgverzekering in mindering gebracht:

    • a. voor de ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt: € 1.408 vermeerderd met 4,85% van het inkomen, met dien verstande dat minimaal € 2.096,40 en maximaal € 3.928,84 in mindering wordt gebracht;

    • b. voor de ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt: € 1.408, vermeerderd met 4.85% van het bijdrage-inkomen, bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet, met dien verstande dat maximaal € 3.928,84 in mindering wordt gebracht;

    • c. voor de gehuwde cliënten die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt: voor ieder van de gehuwde cliënten €1.408 vermeerderd met 4,85% van het inkomen van die gehuwde cliënt, met dien verstande dat voor ieder van de gehuwde cliënten minimaal €1.883,41 en maximaal € 3.928,84 in mindering wordt gebracht;

    • d. voor de gehuwde cliënten die beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt wordt de aftrek voor ieder van de gehuwde cliënten overeenkomstig onderdeel b berekend en geldt voor ieder van de gehuwde cliënten het daarin genoemde maximumbedrag;

    • e. voor de gehuwde cliënten wordt de aftrek voor de gehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, berekend overeenkomstig de in onderdeel b geregelde berekeningswijze en geldt het daarbij genoemde maximumbedrag;

    • f. voor de gehuwde cliënten wordt de aftrek voor de gehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt berekend overeenkomstig de in onderdeel c geregelde berekeningswijze en geldt het daarbij genoemde maximum- en minimumbedrag.

  • 2 Indien de cliënt op 1 januari van het peiljaar aanspraak had op een zorgtoeslag, wordt op de aftrek, bedoeld in het eerste lid, in mindering gebracht:

    • a. voor de cliënt die ongehuwd is: een bedrag van € 942, met dien verstande dat als zijn inkomen €19.463 of meer bedraagt dit bedrag wordt verminderd met 13,4% van het verschil tussen zijn inkomen en €19.463;

    • b. voor de cliënten die gehuwd zijn: een bedrag van € 1.791 met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen € 19.463 of meer bedraagt dit bedrag wordt verminderd met 13,4% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 19.463.

Artikel 11

Ingevolge artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Uitvoeringsbesluit wordt in mindering gebracht:

  • a. voor de cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt: € 1.748;

  • b. voor de cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt: € 977.

Artikel 12

  • 5 Het tweede lid is van toepassing indien een van beide gehuwde cliënten de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt.

Hoofdstuk 8. Overgang- en slotbepalingen

Artikel 19

Artikel 2, tweede tot en met vierde lid, is niet van toepassing op het verrichten van betalingen uit het persoonsgebonden budget voor een verzekerde als bedoeld in artikel 8.3, derde lid, van de wet, gedurende de looptijd van het indicatiebesluit of uiterlijk tot 1 januari 2016.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.J. van Rijn

De

Staatssecretaris

van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Bijlage behorende bij artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

In artikel 4.2.12 van de Wmo 2015 is opgenomen dat het AMHK (ook Veilig Thuis genoemd)1 kosteloos gegevens verstrekt ten behoeve van beleidsinformatie voor o.a. gemeenten, het inisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beleidsinformatie is bedoeld voor gemeenten en de betrokken departementen om inzicht te krijgen in het functioneren van de AMHK’s en, in bredere zin, als ondersteuning voor de beleidsontwikkeling voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De in dit protocol vastgelegde beleidsinformatie biedt een basis voor gemeenten voor hun informatie-uitvraag aan het AMHK. Gemeenten zullen naast deze basisinformatie ook aanvullende informatievragen aan hun AMHK willen stellen. Artikel 4.3.1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 bepaalt dat de gegevens voor de beleidsinformatie door het AMHK worden verstrekt aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS verwerkt deze gegevens tot statistieken en rapportages en publiceert deze zodat iedereen daar gebruik van kan maken. De microdata (informatie op persoons- of instellingsniveau) komen niet ter beschikking. Onderzoek op dit soort data is wel mogelijk via de zogenaamde remote access voor organisaties die daarvoor door het CBS geautoriseerd zijn. Ook dan geldt echter dat de gegevens die worden gepubliceerd naar aanleiding van dit onderzoek nog steeds niet tot een persoon of instelling te herleiden mogen zijn.

De beleidsinformatie betreft informatie over het aantal adviezen dat het AMHK heeft gegeven, evenals het aantal meldingen dat bij Veilig Thuis is gedaan en het aantal onderzoeken dat het AMHK heeft uitgevoerd. Daarnaast wordt een aantal kenmerken van deze adviezen, meldingen en onderzoeken in beeld gebracht. Een deel van de gegevens, namelijk die over adviezen, betreft anonieme, niet aan een persoon gerelateerde gegevens. Op de andere twee onderdelen gaat het om het verstrekken van persoonsgegevens, namelijk het BSN, de geboortedatum en het geslacht van de persoon of personen waarover een melding is gedaan en van de persoon of personen waarop het onderzoek betrekking had.

1.2. Doel en beheer

Dit informatieprotocol beschrijft zo gedetailleerd mogelijk:

  • Welke gegevens het AMHK via het CBS aan VWS moet leveren.

  • Welke definities het AMHK hierbij dient te hanteren.

  • Hoe het AMHK de gegevens moet aanleveren bij het CBS (aanleverproces en technische eisen).

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van alle gegevens die aangeleverd moeten worden. Tussen haakjes is aangegeven in welke paragraaf van het informatieprotocol de gegevens nader worden omschreven.

Nogmaals, de in dit protocol vastgelegde beleidsinformatie biedt een basis voor gemeenten voor hun informatie-uitvraag aan het AMHK. Gemeenten zullen naast deze basisinformatie ook aanvullende informatievragen aan het AMHK willen stellen.

Beleidsinformatie AMHK

Adviezen

Meldingen

Onderzoeken

• Aanleiding om contact op te nemen met het AMHK (2.2)

• De aard van het geweld en/of mishandeling. (2.3)

• De hoedanigheid van degene die advies heeft gevraagd (2.4)

• Aanleiding om een melding te doen bij het AMHK (3.2)

• Aard van het geweld en/of de mishandeling (3.3)

• De hoedanigheid van degene die de melding heeft gedaan (3.4)

• Datum van de melding (3.5)

• Datum van het triagebesluit (3.6)

• Vervolg op melding/ triagebesluit (3.7)

• Onderzoeksnummer (3.8)

• De aard van de derde partij aan wie (direct) is overgedragen/doorverwezen (3.9)

• Gegevens over de personen waarop de melding betrekking heeft. (3. 10)

• Datum start onderzoek (4.1)

• Datum afronding onderzoek (4.2)

• Uitkomst van het onderzoek (4.3)

• Aard van het geweld en/of de mishandeling (4.4)

• Vervolg naar aanleiding van het onderzoek (4.5)

• Gegevens over de personen waarop het onderzoek betrekking heeft. (4.6)

Ook is in het informatieprotocol opgenomen (hoofdstuk 5) welke contactgegevens de AMHK’s over zichzelf aan het CBS moeten leveren. Deze gegevens heeft het CBS nodig om bij de AMHK’s de halfjaarlijkse gegevensuitvraag voor de beleidsinformatie AMHK te kunnen doen.

Het informatieprotocol wordt beheerd door het ministerie van VWS. In praktijk vindt het beheer plaats in afstemming met:

  • Het ministerie van Veiligheid en Justitie.

  • Het Netwerk Veilig Thuis, het samenwerkingsverband van AMHK’s.

  • De Vereniging Nederlandse Gemeenten namens alle gemeenten;.

  • Het CBS.

  • Experts uit het veld.

1.3. Opbouw informatieprotocol

Het informatieprotocol bestaat uit twee delen:

  • Deel 1 bevat de te hanteren definities en keuzemogelijkheden voor de gegevens zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

  • Deel 2 bevat de beschrijving van het aanleverproces dat het CBS hanteert en dat de AMHK’s moeten volgen voor het aanleveren van de gegevens en de technische eisen die hier voor gelden.

Deel 1. Gegevensdefinities

Toelichting:

In dit deel zijn alle definities nader uitgewerkt van de begrippen waarover het AMHK gegevens dient aan te leveren. Waar van toepassing is aangegeven welke keuzeopties het AMHK dient te hanteren, bijvoorbeeld bij de aard van het geweld of de mishandeling, inclusief de codes die het CBS voor deze opties hanteert. Deze codes zijn ook terug te vinden in de Bestandsdefinitie AMHK van het CBS, waarin de specificaties van de aan te leveren bestanden voor de beleidsinformatie AMHK beschreven zijn.

In feite worden er drie sets met gegevens aan het CBS geleverd, samengevoegd in één bestand:

  • Een set met gegevens over de adviezen die het AMHK heeft gegeven;

  • Een set met gegevens over de meldingen(triages) die het AMHK heeft afgehandeld;

  • Een set met gegevens over de onderzoeken die het AMHK heeft afgehandeld.

De drie sets met gegevens worden ieder in een eigen hoofdstuk uitgewerkt. Een aantal begrippen komt in meerdere sets voor. Voor de leesbaarheid is er voor gekozen om deze begrippen te herhalen. Per set gegevens zijn de begrippen dan compleet, zodat de lezer niet hoeft te bladeren. De uitwerking van de begrippen verschilt echter niet.

Deel 1 sluit af met hoofdstuk 5 waarin de contactgegevens staan weergegeven die het CBS nodig heeft over de AMHK’s zelf.

2. Gegevens over adviezen

Om in beeld te hebben hoe vaak het AMHK een advies geeft in verband met een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling, worden gegevens uitgevraagd over de adviezen die het AMHK heeft gegeven. Per advies wordt aangegeven wat de aanleiding was om contact op te nemen met het AMHK (vorm van huiselijk geweld en/of kindermishandeling), de aard van het geweld (een inschatting) en wat de hoedanigheid is van degene die met het AMHK contact heeft opgenomen(adviesvrager). Geen van deze gegevens zijn persoonsgegevens.

2.1. Definitie van advies

Artikel 4.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college van B&W zorg draagt voor de organisatie van een AMHK. Eén van de taken van het AMHK is het geven van advies en zo nodig bieden van ondersteuning aan ieder die in verband met een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling om dit advies vraagt (artikel 4.1.1, derde lid).

Toelichting:

In bijlage 1 van het VNG-Model Handelingsprotocol AMHK is de definitie van advies als volgt uitgewerkt:

Een advies is een op de behoefte van de adviesvrager afgestemde set van aanwijzingen, raadgevingen en tips met als doel de adviesvrager in staat te stellen zelf verder te kunnen handelen in situaties van huiselijk geweld of kindermishandeling of bij een vermoeden daarvan.

Bij het leveren van gegevens aan het CBS krijgt elk gegeven advies een voor het betreffende het AMHK uniek identificatienummer.

Het VNG-model handelingsprotocol voorziet niet in meerdere contactmomenten met iemand die advies vraagt.

Een afgesloten advies met meerdere contactmomenten wordt gedefinieerd als afgesloten als het laatste contactmoment over de onderhavige casus met de adviesvrager is geweest. Het laatste contactmoment wordt door het AMHK in overleg met de adviesvrager bepaald.

Aan het CBS worden uitsluitend gegevens over afgesloten adviezen geleverd.

2.2. Aanleiding om advies te vragen bij het AMHK

Als aanleiding om contact op te nemen met het AMHK wordt een keuze gemaakt uit de volgende opties:

  • (ex)Partnergeweld

  • Eergerelateerd geweld

  • Ouderenmishandeling en ontspoorde zorg (vanaf 65 jaar)

  • Geweld tegen ouders jonger dan 65 jaar door hun kinderen

  • Huwelijksdwang en achterlating

  • Kindermishandeling, kindcheck

  • Kindermishandeling, vechtscheiding

  • Kindermishandeling, anders

  • Huiselijk geweld, anders

  • Andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling

Toelichting:

In feite betreft het hier verschillende vormen en aanleidingen (kindcheck) van huiselijk geweld en kindermishandeling. Er zijn meerdere opties tegelijk per advies mogelijk. Een uitgebreide toelichting op de eerste zeven bovenstaande keuzemogelijkheden is opgenomen in hoofdstuk 8 van dit protocol. Zie ook paragraaf 3.2.

Het AMHK wordt ook vaak om advies gevraagd voor andere veiligheidsproblematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling, bijvoorbeeld een school die belt met zorgen over een suïcidale leerling. Deze adviezen kunnen worden opgenomen onder de categorie: andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling.

2.3. Aard van het geweld

Als aard van het geweld wordt een keuze gemaakt uit de volgende opties:

  • Lichamelijke mishandeling

  • Lichamelijke verwaarlozing

  • Psychisch geweld

  • Affectieve verwaarlozing

  • Pedagogische verwaarlozing

  • Seksueel misbruik

  • Financiële uitbuiting

  • Getuige van geweld in gezin

  • Münchhausen-by-proxy

  • Vrouwelijke genitale verminking

  • Anders onveilig

  • Anders (niet onveilig)

Toelichting:

De aard van het geweld en/of de mishandeling is een verbijzondering van de vorm van het huiselijke geweld of de kindermishandeling (zie 2.2.). Sommige opties zijn alleen van toepassing bij kindermishandeling, zoals pedagogische verwaarlozing, getuige van geweld in het gezin, Münchenhausen-by-proxy en vrouwelijke genitale verminking.

Er zijn meerdere opties tegelijk per advies mogelijk. Zie ook paragraaf 3.3 en 4.4

2.4. Hoedanigheid van de adviesvrager

Bij de hoedanigheid van adviesvrager wordt een keuze gemaakt uit één van de volgende opties:

Beroepsmatig, werkzaam bij:

  • Gezondheidszorg Huisarts

  • Gezondheidszorg Kinderarts

  • Gezondheidszorg Geriater

  • Gezondheidszorg GGZ

  • Gezondheidszorg Anders:

  • Onderwijs: Basisonderwijs

  • Onderwijs: Voortgezet onderwijs

  • Onderwijs: anders

  • Maatschappelijke ondersteuning/lokaal veld/ wijkteams (welzijn en Jeugd):

  • Jeugdzorg Gecertificeerde instelling

  • Jeugdzorg anders

  • Kinderopvang

  • Politie

  • Justitie

  • Beroepsmatig: anders

Niet-beroepsmatig:

  • Direct betrokkene, jeugdige

  • Direct betrokkene, volwassene

  • Familielid van direct betrokkene

  • Persoon behorend tot het sociale netwerk

  • Buurtbewoner

  • Vrijwilliger

  • Niet-beroepsmatig anders

Toelichting:

Er is steeds maar één optie per advies mogelijk. Zie ook paragraaf 3.4

3. Gegevens over meldingen/Triagebesluiten

Om in beeld te krijgen hoeveel meldingen er over huiselijk geweld of kindermishandeling, of een vermoeden daarvan, zijn gedaan bij het AMHK worden gegevens uitgevraagd over de meldingen (triagebesluiten) die het AMHK heeft behandeld. Per melding (triage) wordt aangegeven wat de aanleiding was om contact op te nemen met het AMHK, wat de aard van het geweld en/of de mishandeling is, wat de hoedanigheid is van degene die contact heeft opgenomen met Veilig Thuis, de datum van de melding en de datum van het (triage)besluit. Tot slot wordt aangegeven op welke personen de melding betrekking had. Van deze personen worden BSN, geboortedatum en geslacht uitgevraagd.

3.1. Melding/Triage

Artikel 4.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college van B&W zorg draagt voor de organisatie van een AMHK. Eén van de taken van Veilig Thuis is fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling (artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel a).

Uit artikel 4.1.7 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 blijkt de termijn voor het afhandelen van een melding, een zogenaamd: een triagebesluit nemen.

In bijlage 1 van het VNG-Model Handelingsprotocol Veilig Thuis is de melding als volgt uitgewerkt:

Het kenbaar maken aan het AMHK van een situatie of vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling met vermelding van de persoonsgegevens van de direct betrokkene(n).

De AMHK’s sluiten pas een melding af als de hele casus al of niet na onderzoek geheel kan worden afgesloten. Om de verwarring te voorkomen wordt in het informatieprotocol structureel gesproken over triage/melding, in de zin dat er binnen de op grond van de in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 vastgestelde termijn een beslissing is genomen over al of niet starten van een onderzoek naar kindermishandeling en/of huiselijk geweld.

Aan het CBS worden uitsluitend afgesloten triages doorgeleverd, ook als niet alle onderliggende of bijbehorende informatie meegeleverd kan worden.

Bij de in de verslagperiode afgesloten triages geldt dat deze geleverd moeten worden op het moment dat alle handelingen die direct betrekking hebben op de triage zelf zijn afgerond en geadministreerd, met uitsluiting van monitoring.

Bij het leveren van gegevens aan het CBS krijgt elke melding/triagebesluit een voor de betreffende AMHK’s uniek identificatienummer.

3.1.1. Handelswijze zorgmeldingen politie

Veel gemeenten kiezen er voor om de afhandeling van zorgmeldingen van de politie (zowel jeugd als huiselijk geweld) door het AMHK te laten uitvoeren. Het AMHK wordt daarmee het loket voor alle zorgmeldingen van de politie.

Deze meldingen moeten beschouwd worden als een daadwerkelijke melding bij het AMHK en het AMHK zal daarom een triage uitvoeren. De betreffende AMHK’s dienen alle afgesloten triagebesluiten te leveren aan het CBS, dus inclusief de zorgmeldingen politie: mutaties politie en corv-meldingen van de politie.

3.1.2. meerdere meldingen over één casus

Elke melding krijgt een eigen triagebesluit en nummer. Elke melding moet binnen vijf dagen getriageerd worden. Meerdere meldingen over één casus moeten worden behandeld als aparte meldingen. Deze meldingen worden gevoegd bij het gekozen vervolg van de lopende casus (zie de opties bij 3.7).

Als er een tweede melding komt over dezelfde casus wordt die behandeld als een aparte melding die een eigen triagebesluit krijgt. Als dit tweede besluit leidt tot een wijziging voor het vervolg van deze casus, dan wordt dit ook genoteerd bij het eerste triagebesluit. Dat wil zeggen: het aanvankelijke triagebesluit wordt niet gewijzigd noch overgeschreven, maar in het dossier wordt opgenomen dat het vervolg is aangepast vanwege een tweede melding.

Een nieuwe melding kan leiden tot een ander triagebesluit over dezelfde casus. Dat betekent dat er meer meldingen en besluiten over één casus kunnen zijn.

Als onderzoek het gekozen vervolg is n.a.v. het eerste triagebesluit en als dit besluit wordt gewijzigd nav het triagebesluit op een tweede melding over dezelfde casus, dan wordt het onderzoek op basis van het eerste triagebesluit afgesloten.

Als het gekozen vervolg na een triagebesluit ongewijzigd blijft nav een tweede melding én er is gekozen voor onderzoek, dan dient het onderzoek te worden afgesloten binnen 5 dagen en tien weken vanaf de datum van de eerste melding.

Bij een tweede of derde melding over dezelfde casus wordt telkens het hoofdnummer van de casus aan het CBS geleverd zodat het CBS de meldingen en het gekozen vervolgtraject aan elkaar kan koppelen. Achtergrond hiervan is dat alle meldingen in beeld komen, maar wel gekoppeld kunnen worden aan het gekozen vervolg van de casus.

Als een casus door het AMHK volledig is afgesloten kunnen er geen nieuwe meldingen meer aan worden toegevoegd.

3.2. Aanleiding om een melding te doen bij het AMHK

Als aanleiding om een melding te doen bij het AMHK wordt een keuze gemaakt uit de volgende opties:

  • (ex)Partnergeweld

  • Eer-gerelateerd geweld

  • Ouderenmishandeling en ontspoorde zorg (vanaf 65 jaar)

  • Geweld tegen ouders jonger dan 65 jaar door hun kinderen

  • Huwelijksdwang en achterlating

  • Kindermishandeling, kindcheck

  • Kindermishandeling, vechtscheiding

  • Kindermishandeling, anders

  • Huiselijk geweld, anders

  • Andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling

Toelichting:

In feite betreft het hier verschillende vormen en aanleidingen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Er zijn meerdere opties tegelijk per melding mogelijk. Een uitgebreide toelichting op eerste zeven bovenstaande keuzemogelijkheden is opgenomen in hoofdstuk 8. Zie ook paragraaf 2.2.

3.3. Aard van het geweld en/of de mishandeling

Bij de aard van het geweld en/of de mishandeling wordt gekozen uit de volgende opties:

  • Lichamelijke mishandeling

  • Lichamelijke verwaarlozing

  • Psychisch geweld

  • Affectieve verwaarlozing

  • Pedagogische verwaarlozing

  • Seksueel misbruik

  • Financiële uitbuiting

  • Getuige van geweld in gezin

  • Münchhausen-by-proxy

  • Vrouwelijke genitale verminking

  • Anders onveilig

  • Anders

Toelichting:

De aard van het geweld en/of de mishandeling is een verbijzondering van de vorm van het huiselijke geweld of de kindermishandeling (zie 3.2.). Sommige opties zijn alleen van toepassing bij kindermishandeling, zoals pedagogische verwaarlozing, getuige van geweld in het gezin, Münchenhausen-by-proxy en vrouwelijke genitale verminking.

Er zijn meerdere opties tegelijk mogelijk per melding. Zie ook paragraaf 2.3 en 4.4

3.4. Hoedanigheid van de melder

Bij de hoedanigheid van de melder wordt een keuze gemaakt uit één van de volgende opties:

Beroepsmatig, werkzaam bij:

  • Gezondheidszorg Huisarts

  • Gezondheidszorg Kinderarts

  • Gezondheidszorg Geriater

  • Gezondheidszorg GGZ

  • Gezondheidszorg Anders:

  • Onderwijs: Basisonderwijs

  • Onderwijs: Voortgezet onderwijs

  • Onderwijs: anders

  • Maatschappelijke ondersteuning/lokaal veld/ wijkteams (welzijn en Jeugd):

  • Jeugdzorg Gecertificeerde instelling

  • Jeugdzorg anders

  • Kinderopvang

  • Politie

  • Justitie

  • Beroepsmatig: anders

Niet-beroepsmatig:

  • Direct betrokkene, jeugdige

  • Direct betrokkene, volwassene

  • Familielid van direct betrokkene

  • Persoon behorend tot het sociale netwerk

  • Buurtbewoner

  • Vrijwilliger

  • Niet-beroepsmatig anders

Toelichting:

Er is steeds maar één optie per melding mogelijk. Zie ook paragraaf 2.4

3.5. Datum melding

De datum van binnenkomst van de melding (telefonisch of schriftelijk of elektronisch), dus de dag waarop de melding van de situatie of het vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling aan het AMHK heeft plaatsgevonden.

(dit wordt weergegeven als jjjjmmdd)

3.6. Datum van het triage besluit (Vervolg melding)

De datum waarop de AMHK’s als uitkomst van de triage besloten heeft hoe verder te handelen met betrekking tot de melding.

3.7. inhoud van het triagebesluit (vervolg melding)

Na triageren zijn er verschillende uitkomsten mogelijk. In het triagebesluit wordt vastgelegd welk vervolg het AMHK zal geven aan de melding. Hiervoor zijn de volgende opties mogelijk:

  • Onderzoek AMHK

  • Overdracht aan derden

  • Melding omgezet in advies

  • Geen vervolg door AMHK

Aan het CBS worden uitsluitend afgeronde triagebesluiten geleverd.

NB:

  • Onder Overdracht aan derden vallen ook:

    • activiteiten van het AMHK zelf in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod (het AMHK is dan de ‘derde’);

    • overdracht aan het cliëntsysteem, dat wil zeggen dat de overdracht niet aan een professional plaatsvindt maar aan het gezinssysteem van het slachtoffer: dus bijv. aan vrouw, man, grootouders, ooms en tantes;

    • overdracht aan derden: er is sprake van huiselijk geweld en/of kindermishandeling maar er wordt geen extra hulp door het AMHK georganiseerd, want er is al voldoende hulp.

  • Met Melding omgezet in advies wordt bedoeld: als de meldcode door de professional niet is doorlopen.

  • Met Geen vervolg door het AMHK wordt bedoeld: er is geen redelijk vermoeden huiselijk geweld en kindermishandeling om verdere bemoeienis te legitimeren. Bemoeienis wordt direct beëindigd.

Toelichting:

In het VNG-handelingsprotocol is de volgende definitie van het triagebesluit opgenomen.

Binnen de in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 vastgestelde termijn moet na ontvangst van een melding het AMHK op basis van de inhoud van de melding en op basis van een (risico/veiligheids) taxatie tot een (eerste) besluit komen over de noodzakelijke vervolgstappen naar aanleiding van de melding. Ook wordt door het AMHK een besluit genomen over welke instelling of professional de verantwoordelijkheid gaat nemen voor de uitvoering van de vervolgstappen.

  • De melding kan leiden tot het starten van een onderzoek door het AMHK, op basis van Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 artikel 4.1.7, tweede lid, geldt hiervoor een termijn van tien weken startend op het moment van het triagebesluit.

  • Het AMHK kan besluiten om de melding door te leiden naar derden.

  • Ook kan het AMHK besluiten dat de bemoeienis van het AMHK stopt door:

    • De melding om te zetten in een advies omdat de betrokken professional niet alle stappen van de meldcode heeft doorlopen.

    • Het AMHK kan vaststellen dat de casus geen bemoeienis van het AMHK legitimeert.

De triage is afgerond als het besluit door het AMHK over de noodzakelijke vervolgstappen genomen is. In het kwaliteitskader Veilig Thuis-zicht op veiligheid2 is geregeld dat het AMHK verantwoordelijk blijft voor het zicht op de veiligheid van het cliëntsysteem in de casus, totdat het vervolgtraject belegd is bij het cliëntsysteem of een professional. Het AMHK moet dus tot het moment van overdracht zicht op de veiligheid van het cliëntsysteem houden. Dit heeft géén invloed op de datum van het triagebesluit. De triage is afgesloten.

3.8. Onderzoeksnummer

Met het triagebesluit om onderzoek te doen, optie 1 in voorgaande paragraaf, start de wettelijke termijn voor onderzoek (10 weken). De wet stelt dat een triage én onderzoek moet zijn afgerond binnen vijf dagen en 10 weken.

Om het triagebesluit en het onderzoek goed aan elkaar te kunnen koppelen is het nodig om te weten welke melding/triagebesluit bij welk onderzoek hoort. Hiervoor is het nodig om het onderzoeksnummer bij het triagebesluit te vermelden. Uiteraard moet dit onderzoeksnummer corresponderen met de informatie uit de gegevensset over onderzoeken, waar het betreffende onderzoek nader belicht wordt (zie paragraaf 4.1).

3.9. Directe overdracht aan derden

Het veld heeft gevraagd om in beeld te brengen aan welke partij is doorverwezen.

Hier gelden de volgende keuzeopties:

 Overdracht aan lokale veld

  • Overdracht aan cliëntsysteem

  • Overdracht aan de Raad voor de Kinderbescherming

  • Overdracht aan politie of Openbaar Ministerie

  • Overdracht aan een jeugdhulpaanbieder

  • Overdracht aan een Gecertificeerde Instelling

  • Overdracht aan vrouwenopvang

  • Overdracht aan maatschappelijke opvang

  • Overdracht aan Jeugd GGZ

  • Overdacht aan volwassenen GGZ

  • Overdracht aan thuiszorg

  • Overdracht aan verslavingszorg

  • Overdracht aan een POH/huisarts

  • Overdracht aan ambulante hulp volwassen

  • Hulp al aanwezig

  • Bovenwettelijke taak (WTH3)

  • Anders

Er zijn meerdere opties per triagebesluit mogelijk.

3.10. Gegevens over de personen waarop de melding en triage betrekking heeft

De betrokkenen bij het huiselijk geweld en/of kindermishandeling van de betreffende melding worden geregistreerd.

Dit zijn de vermoedelijke pleger en het vermoedelijke slachtoffer, de minderjarige kinderen van de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer, onafhankelijk of ze op het adres wonen waar het incident heeft plaatsgevonden of elders.

Ook worden de personen uitgevraagd meer- of minderjarig zijn en die naar het oordeel van de professional in een afhankelijkheidsrelatie staan tot de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer. (Denk bijvoorbeeld aan een volwassen verstandelijk beperkt kind dat in een instelling woont en een bezoekregeling heeft voor het weekend).

Van deze personen worden het BSN, de geboortedatum en het geslacht opgevraagd in het gegevensbestand. Het betreft hier persoonsgegevens. Er wordt geen onderscheid gemaakt in de registratie tussen vermoedelijke pleger en slachtoffer.

3.10.1. Bsn

Het unieke persoonsnummer van de betrokken personen zoals die staat of stond ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).

Toelichting:

Indien er geen BSN bekend is, dan wordt in plaats van het BSN de code 000000000 genoteerd. Bij ongeboren kinderen wordt 999999999 genoteerd.

Per melding kunnen meerdere BSN’s worden genoteerd. Een melding kan namelijk betrekking hebben op meerdere personen tegelijk.

Zie ook paragraaf 4.6.1.

3.10.2. Geboortedatum

De geboortedatum van de betrokken personen wordt weergegeven als JJJJMMDD.

Toelichting:

Bij sommige personen is de exacte geboortedatum niet bekend. In die gevallen dient zoveel mogelijk informatie geleverd te worden. Dus als het geboortejaar en de geboortemaand wel bekend zijn, maar de geboortedag niet, dan dienen geboortejaar en maand geleverd te worden. Hetzelfde geldt als alleen het geboortejaar bekend is. Bij ongeboren kinderen wordt 99999999 genoteerd.

Zie ook paragraaf 4.6.2.

3.10.3. Geslacht

Het betreft hier het geslacht van de personen betrokken bij de melding. De volgende keuzeopties gelden:

  • Vrouw

  • Man

  • Onbekend

Zie ook paragraaf 4.6.3.

4. Gegevens over onderzoeken

Om zicht te hebben op het aantal onderzoeken dat het AMHK uitvoert en op de uitkomst en het vervolg hiervan, wordt een aantal gegevens over de uitgevoerde onderzoeken uitgevraagd. Het betreft de start- en einddatum van de onderzoeken, de uitkomst ervan en indien van toepassing de aard van het geweld of de mishandeling en het vervolg voor de betrokkene(n). Ook wordt uitgevraagd over welke personen het onderzoek gaat. Daartoe worden het BSN, de geboortedatum en het geslacht van deze personen opgenomen in het gegevensbestand.

Bij het leveren van gegevens aan het CBS krijgt elk onderzoek een voor het betreffende Veilig Thuis uniek identificatienummer. Om het onderzoek en het triagebesluit goed aan elkaar te kunnen koppelen is het nodig om te weten welke onderzoek bij welke melding/triagebesluit hoort. Hiervoor is het nodig om het onderzoeksnummer zowel bij de melding/ triagebesluit als bij het onderzoek te vermelden. (zie paragraaf 3.8).

4.1. Datum start onderzoek

Het gaat hier om de daadwerkelijke startdatum, niet om de formele startdatum. De formele startdatum is gelijk aan de datum van het triagebesluit. In de praktijk van de AMHK’s kost het tijd voordat een zaak waarover het triagebesluit: onderzoek is genomen, is doorgezet naar een medewerker van het AMHK.

Artikel 4.1.1 eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college van B&W zorg draagt voor de organisatie van een AMHK. Eén van de taken van het AMHK is het naar aanleiding van een melding onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling (artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel b).

De wet stelt dat een triage én onderzoek moet zijn afgerond binnen vijf dagen en 10 weken. De termijn voor onderzoek start zodra het triagebesluit tot onderzoek is genomen.

4.2. Datum afronding onderzoek

De dag waarop het AMHK het onderzoek heeft afgerond is hetzelfde als de waarop het AMHK een oordeel heeft gevormd naar aanleiding van het onderzoek over:

  • Of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling.

  • Welke (onderliggende) problemen er zijn die (ook) moeten worden opgelost om tot duurzame veiligheid en herstel te komen.

  • Welke stappen of maatregelen genomen kunnen worden om, waar nodig, fysieke veiligheid met onmiddellijke ingang te herstellen.

  • Welke ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen (vervolgstappen).

  • En besloten heeft welke instelling of professional de verantwoordelijkheid gaat nemen voor de uitvoering van de ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen die nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen.

De datum wordt weergegeven als JJJJMMDD.

NB: De casus hoeft niet al te zijn overgedragen aan derden. Tot de overdracht blijft het AMHK verantwoordelijk voor het zicht op de veiligheid maar het onderzoek is afgerond.

Toelichting:

Het doel van onderzoek is te beoordelen:

  • Of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling.

  • Welke (onderliggende) problemen er zijn die (ook) moeten worden opgelost om tot duurzame veiligheid en herstel te komen.

  • Welke stappen of maatregelen genomen kunnen worden om, waar nodig, fysieke veiligheid met onmiddellijke ingang te herstellen.

  • Welke ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen (vervolgstappen).

Uiterlijk binnen 5 dagen en 10 weken na ontvangst van de melding moet het AMHK besluiten, op basis van bovenstaande beoordeling, welke instelling of professional de verantwoordelijkheid gaat nemen voor de uitvoering van de ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen die nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen.

De datum waarop deze besluiten zijn genomen, geldt als de datum van de afronding onderzoek (= datum onderzoeksbesluit in de ict systemen).

In het kwaliteitskader Veilig Thuis – zicht op veiligheid4 is geregeld dat het AMHK verantwoordelijk blijft voor het zicht op de veiligheid van het cliëntsysteem in de casus, totdat het vervolgtraject is belegd bij het cliëntsysteem of een professional. Dat betekent niet per sé dat het hulptraject ook feitelijk is gestart. Het onderzoek is echter afgesloten.

4.3. Uitkomst onderzoek

Voor de uitkomst van het onderzoek of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling gelden de volgende keuzeopties.

  • Geen huiselijk geweld

  • Huiselijk geweld niet bevestigd

  • Huiselijk geweld bevestigd

  • Geen kindermishandeling

  • Kindermishandeling niet bevestigd

  • Kindermishandeling bevestigd

  • Onderzoek (voortijdig) afgesloten: betrokkene(n) vertrokken met onbekende bestemming

  • Onderzoek /vervolgtraject voortijdig afgesloten, overdracht in verband met verhuizing naar andere regio

  • Onderzoek (voortijdig) afgesloten: betrokkene(n) overleden

Toelichting:

Bij de eerste en vijfde keuze-optie geldt dat er vermoedens zijn van huiselijk geweld en/of kindermishandeling, maar dat deze vermoedens niet volledig onderbouwd kunnen worden.

Eén van de doelen van het onderzoek is de vaststelling of er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling. Dit wordt weergegeven door bovenstaande opties als uitkomst van het onderzoek. Soms heeft het onderzoek betrekking op huiselijk geweld en kindermishandeling, dan worden meerdere opties ingevuld.

Het kan zijn dat het onderzoek wordt afgesloten zonder dat het is afgerond. Hiervoor zijn de laatste twee opties.

Er zijn meerdere opties tegelijk mogelijk per onderzoek.

4.4. Aard van het geweld en/of de mishandeling

Bij de aard van het geweld en/of de mishandeling wordt gekozen uit de volgende opties:

  • Lichamelijke mishandeling

  • Lichamelijke verwaarlozing

  • Psychisch geweld

  • Affectieve verwaarlozing

  • Pedagogische verwaarlozing

  • Seksueel misbruik

  • Financiële uitbuiting

  • Getuige van geweld in gezin

  • Münchhausen-by-proxy

  • Vrouwelijke genitale verminking

  • Anders onveilig

  • Anders niet onveilig

Toelichting:

Het gaat in dit geval om de aard van het geweld en/of de mishandeling zoals in het onderzoek is vastgesteld. Dit houdt in dat als het onderzoek uitwijst dat er geen sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling, of dat het onderzoek het huiselijk geweld en/of de kindermishandeling niet bevestigd, er ook geen aard van dit geweld of de mishandeling is opgenomen.

Sommige opties zijn alleen van toepassing bij kindermishandeling, zoals pedagogische verwaarlozing, getuige van geweld in het gezin, Münchenhausen-by-proxy en vrouwelijke genitale verminking.

Er zijn meerdere opties tegelijk per onderzoek mogelijk. Zie ook paragraaf 3.3.

4.5. Vervolg na het onderzoek

Naast vaststelling of er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt in het onderzoek ook vastgesteld:

  • Welke stappen of maatregelen genomen worden om, waar nodig, fysieke veiligheid met onmiddellijke ingang te herstellen.

  • Welke ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen (vervolgstappen).

Er kan gekozen worden uit de volgende keuzeopties:

  • Overdracht aan lokale veld

  • Overdracht aan cliëntsysteem

  • Overdracht aan de Raad voor de Kinderbescherming

  • Overdracht aan politie of Openbaar Ministerie

  • Overdracht aan een jeugdhulpaanbieder

  • Overdracht aan een Gecertificeerde Instelling

  • Overdracht aan vrouwenopvang

  • Overdracht aan maatschappelijke opvang

  • Overdracht aan Jeugd GGZ

  • Overdacht aan volwassenen GGZ

  • Overdracht aan thuiszorg

  • Overdracht aan verslavingszorg

  • Overdracht aan een POH/huisarts

  • Overdracht aan ambulante hulp volwassen

  • Hulp al aanwezig

  • Bovenwettelijke taak (WTH)5

  • Anders

Toelichting:

Het betreft het vervolg voor alle betrokkenen. Het kan zijn dat betrokkene(n) al hulp kregen van één van bovenstaande instanties ten tijde van de melding en/of de uitvoering van het onderzoek. Ook in deze gevallen wordt het besluit voor het vervolg geregistreerd (keuzeoptie: Hulp al aanwezig).

Zie ook paragraaf 3.9.

NB: Meerdere opties zijn mogelijk. Alle vervolgen als gevolg van het onderzoek naar de casus, moeten worden aangevinkt (dus het vervolg voor alle betrokkenen bij de casus).

4.6. Gegevens over de personen waarop het onderzoek betrekking heeft

De betrokkenen bij het huiselijk geweld en/of kindermishandeling van het betreffende onderzoek worden geregistreerd.

Dit zijn de vermoedelijke pleger en het vermoedelijke slachtoffer, de minderjarige kinderen van de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer onafhankelijk of ze op het adres wonen waar het incident heeft plaatsgevonden of elders.

Ook worden de personen meegenomen die meer- of minderjarig zijn en die naar het oordeel van de professional in een afhankelijkheidsrelatie staan tot de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer (denk bijvoorbeeld aan een volwassen verstandelijk beperkt kind dat in een instelling woont en een bezoekregeling heeft voor het weekend).

Van deze personen worden het BSN, de geboortedatum en het geslacht opgevraagd in het gegevensbestand. Het betreft hier persoonsgegevens.

Er wordt geen onderscheid gemaakt in de registratie tussen vermoedelijke pleger en slachtoffer.

4.6.1. Bsn

Het unieke persoonsnummer van de betrokken persoon of personen zoals die staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).

Toelichting:

Indien er geen BSN bekend is, dan wordt in plaats van het BSN de code 000000000 genoteerd.

Bij ongeboren kinderen wordt 999999999 genoteerd.

Per onderzoek kunnen meerdere BSN’s worden vermeld. Een onderzoek kan namelijk betrekking hebben op meerdere personen tegelijk. Zie ook paragraaf 3.10.1.

4.6.2. Geboortedatum

De geboortedatum van de persoon weergegeven als JJJJMMDD.

Toelichting:

Bij sommige personen is de exacte geboortedatum niet bekend. In die gevallen dient zoveel mogelijk informatie geleverd te worden. Dus als het geboortejaar en de geboortemaand wel bekend zijn, maar de geboortedag niet, dan dienen geboortejaar en maand geleverd te worden. Hetzelfde geldt als alleen het geboortejaar bekend is. Bij ongeboren kinderen wordt 99999999 genoteerd. Zie ook paragraaf 4.6.2 en paragraaf 3.10.2.

4.6.3. Geslacht

Het betreft hier het geslacht van de personen betrokken bij de melding. De volgende keuzeopties gelden:

  • Vrouw

  • Man

  • Onbekend

Zie ook paragraaf 3.10.3.

5. Gegevens over het AMHK

Om de AMHK’s periodiek te kunnen benaderen met het verzoek om gegevens te verstrekken en om eventueel contact op te nemen ter controle, heeft het CBS een aantal gegevens over de AMHK’s zelf nodig.

De gemeenten dienen de contactgegevens van Veilig Thuis aan het CBS door te geven. Aangezien het AMHK regionaal is georganiseerd, wijst elke regio een gemeente aan die de contactgegevens aan het CBS levert en deze op verzoek van het CBS periodiek controleert.6

Het betreft de volgende gegevens per AMHK:

  • Naam van de organisatie (verplicht)

  • Straat van het postadres (verplicht, tenzij er een postbus is opgegeven)

  • Huisnummer van het postadres, inclusief eventuele huisnummer toevoeging (verplicht tenzij er een postbus is opgegeven)

  • Postbusnummer (indien van toepassing; niet verplicht)

  • Postcode van het postadres (4 cijfers, 2 letters; verplicht)

  • Plaatsnaam waar de organisatie is gevestigd (verplicht)

  • Algemeen telefoonnummer (verplicht, tenzij het telefoonnummer van een contactpersoon is opgegeven)

  • Algemeen e-mailadres (verplicht, tenzij het e-mailadres van een contactpersoon is opgegeven)

  • KvK nummer (verplicht)

  • Naam van het concern waartoe de organisatie behoort (indien van toepassing; niet verplicht)

  • Naam of nummer van de vestiging (indien van toepassing; niet verplicht)

  • Naam van de contactpersoon voor CBS (verplicht)

  • Functie van de contactpersoon (niet verplicht, wel wenselijk)

  • Telefoonnummer van de contactpersoon (niet verplicht, wel wenselijk)

  • E-mailadres van de contactpersoon (niet verplicht, wel wenselijk)

Deel 2. Aanleverproces en technische eisen

6. Wijze waarop de aanlevering van gegevens dient plaats te vinden

6.1. Aanleverproces

Artikel 4.3.1 lid 1 van de het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 bepaalt dat de AMHK’s de structurele verstrekking van gegevens voor de beleidsinformatie op elektronische wijze aanleveren bij het CBS.

Het CBS schrijft alle AMHK’s aan. Het CBS verzoekt in dit schrijven de gegevens voor de beleidsinformatie AMHK bij hen aan te leveren. In deze brief staat vermeld om welke gegevens het gaat en wanneer de gegevens uiterlijk bij het CBS aangeleverd moeten zijn. Ook bevat de brief informatie over hoe de AMHK’s de gegevens aan dienen te leveren. In feite betreft het een nadere uitwerking van de informatie zoals opgenomen in deel 1 en 2 van onderhavig informatieprotocol.

Er wordt door de AMHK’s gebruik gemaakt van de beveiligde upload-voorziening die het CBS daarvoor ter beschikking heeft gesteld. Meer informatie hierover is opgenomen in deel 2 van dit onderhavig informatieprotocol.

Het CBS is, in afstemming met gemeenten, verantwoordelijk voor een actueel landelijk databestand over de AMHK’s die de gegevens voor beleidsinformatie moeten aanleveren.

6.2. Privacybescherming

De levering en verwerking van gegevens door het AMHK voor de beleidsinformatie AMHK in het kader van de Wmo 2015, is geregeld in de Wmo 2015 en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Daarin is met het oog op de bescherming van de privacy bepaald welke persoonsgegevens verwerkt mogen worden en met welk doel. Daarnaast regelt de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek op welke wijze het CBS de gegevens mag verwerken en welke voorschriften van toepassing zijn als het gaat om het publiceren van deze gegevens.

De door CBS gepubliceerde gegevens zijn nooit tot een persoon herleidbaar. De gepubliceerde gegevens zijn ook niet tot organisaties herleidbaar, tenzij de organisaties daar toestemming voor geven.

6.3. Verslagperiodes

De gegevens voor de beleidsinformatie over het AMHK dienen twee keer per jaar bij CBS aangeleverd te worden. Hiervoor zijn er twee verslagperiodes:

  • Het eerste halfjaar met gegevens over januari t/m juni

  • Het tweede halfjaar met gegevens over juli t/m december

6.4. Aanlevertermijnen

Het CBS vraagt de AMHK’s om de gegevens binnen een termijn van drie weken na afloop van de verslagperiode aan te leveren. In iedere brief van het CBS aan de AMHK’s staat aangegeven op welke datum de gegevens uiterlijk bij het CBS moeten zijn aangeleverd.

Het aanleveren van de gegevens aan het CBS is verplicht op grond van artikel 4.2.12 van de Wmo 2015 en artikel 3 van de Wet op het Centraal bureau voor de Statistiek.

In artikel 4.3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is bepaald dat de structurele gegevens voor de beleidsinformatie door het AMHK elektronisch worden verstrekt aan CBS. In artikel 4.3.1, tweede lid, is bepaald dat de departementen en de colleges geen informatie opvragen die al aan het CBS structureel is geleverd.

In artikel 4.3.2. van datzelfde Uitvoeringsbesluit is omschreven om welke gegevens het gaat. In artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2017 is bepaald op welke wijze deze gegevens aan het CBS moet worden aangeleverd verwijzend naar het in deze bijlage opgenomen informatieprotocol.

6.5. Correctie en aanvullingen op leveringen

Als de AMHK’s de geleverde informatie over de voorgaande verslagperiode wil corrigeren of aanvullen, dan kunnen de AMHK’s deze doorgegeven door een nieuwe selectie over de vorige periode aan het CBS aan te leveren. Het AMHK kan zelf bepalen of correcties en aanvullende gegevens voldoende belangrijk zijn om aangeleverd te worden. Ook kan het CBS vragen om een correctielevering.

Alle gegevens die betrekking hebben op die voorgaande periode moeten worden aangeleverd, ook de gegevens die niet veranderd zijn. De aanname die het CBS doet is dat de nieuwe levering betere gegevens bevat over de voorgaande periode en dat daarom alle gegevens uit de oude levering overschreven mogen worden. Gegevens die wel in de eerdere levering zaten maar niet in de correctielevering, worden als verwijderd beschouwd.

In principe worden correcties en aanvullingen verwerkt hebben die betrekking hebben op de meest recente (afgelopen) verslagperiode.

7. Technische eisen die gelden voor de gegevenslevering aan CBS

7.1. Gebruik uploadvoorziening

Voor het aanleveren van de gegevens aan het CBS dienen de AMHK’s gebruik te maken van de beveiligde uploadvoorziening van het CBS.

De uploadvoorziening is te benaderen via Internet:

http://www.cbs.nl/bestandslevering

Hieronder een screenshot van de betreffende website.

Bijlage 258589.png

Elk AMHK krijgt van het CBS per brief/email inloggegevens die bestaan uit:

  • Een zogenaamde enquêtecode

  • Een correspondentienummer

  • Een controlenummer

Met deze inloggegevens zijn de bestanden eenvoudig en veilig door de AMHK’s te versturen.

7.2. Bestandsformaten en specificaties

Het CBS verwerkt voor de beleidsinformatie AMHK uitsluitend bestanden volgens het fixed width ASCII format. Daarnaast gelden er diverse voorwaarden en eisen voor de concrete opbouw van dit fixed width ASCII-bestand. Het CBS heeft al deze specificaties uitgewerkt in de Bestanddefinitie AMHK. De nieuwste versie van de Bestandsdefinitie AMHK is gepubliceerd op de website van het CBS: www.cbs.nl/jeugdzorg.

8. Toelichting op de begrippen huiselijk geweld en kindermishandeling en verschillende vormen van geweld in huiselijke kring

Huiselijk geweld

is geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. De term huiselijk verwijst niet naar de plaats waar het geweld plaatsvindt, maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer, bijvoorbeeld (ex)partner, gezins- en familieleden. Dat geweld kan onder andere fysiek, seksueel en psychisch van aard zijn. Vormen van huiselijk geweld zijn: (ex)partnergeweld, ouderen-mishandeling, eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, genitale verminking en mishandeling van ouders door hun kinderen. 7

Huiselijk geweld onderscheidt zich van publiek geweld doordat het plaatsvindt binnen intieme relaties, gezins- of familieverhoudingen. Er is sprake van emotionele afhankelijkheid en loyaliteitsbanden.8 Mensenhandel valt hier dus niet onder, maar wordt wel gemeld.

Kindermishandeling

Elke vorm van voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen, ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. 9

(ex-) Partnergeweld

Geweld10 tussen partners onderscheidt zich van geweld tegen kinderen in het gezin, omdat partners beide volwassen zijn en kinderen per definitie kwetsbaarder zijn dan hun ouders.

Partners hebben een wederzijdse zorgverplichting en zijn vaak financieel, economisch en sociaal afhankelijk van elkaar. Bij partnergeweld is vaak sprake van machtsongelijkheid, waarbij de pleger een bepaald overwicht heeft op het slachtoffer. Er kan een patroon ontstaan waardoor het slachtoffer (en het hele gezin) in een isolement kunnen raken.

Profielen) van (ex-)partnergeweld: 11

  • 1. Intiem terrorisme (‘intimate terrorism’). Eenzijdig ernstig geweld van doorgaans de man. Bijvoorbeeld: dreiging en intimidatie; constant in de gaten houden wat het slachtoffer doet en waar zij is; het ondermijnen van de wil van het slachtoffer door het zelfvertrouwen aan te tasten, door constante verbale aanvallen en door haar te overtuigen dat er geen alternatieven zijn voor de relatie; de mogelijkheden om zich tegen het controlerende gedrag te verzetten worden zoveel mogelijk beperkt door haar de toegang tot allerlei bronnen te ontzeggen en afhankelijk te maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het slachtoffer te weinig geld te geven en niet toe te staan contact te hebben met vrienden of familie.

  • 2. Veel voorkomen partnergeweld (‘common couple violence’).

  • 3. Gewelddadig verzet (‘violent resistance’).

  • 4. Wederzijds geweld en controle (‘mutual violent control’).

Belaging

Het wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk maken op iemands persoonlijke levenssfeer, bijvoorbeeld door die ander voortdurend, hinderlijk te achtervolgen, te bespieden, te bellen en te mailen of persoonlijk te bedreigen.

Belaging kan deel uitmaken van andere vormen van geweld tegen een (ex-)partner.

Eergerelateerd geweld

Eergerelateerd geweld omvat elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld, gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of een vrouw en daarmee van zijn of haar familie, waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken.12

Het begrip ‘eergerelateerd geweld’ is de overkoepelende term voor alle vormen van dwang en psychisch en fysiek geweld om te voorkomen dat een lid van de familie een ‘misstap’ zet die de familie-eer in de gemeenschap kan schaden en alle geweld tegen de (vermeende) ‘eerschender’ om de geschonden eer te herstellen. Bij ‘eer’ kan het gaan om persoonlijke eer (iemand houdt zich aan de basisvoorwaarden van de sociale groep) of om maatschappelijke eer (men is gelijkwaardig en kan elkaar vertrouwen, waardoor men respect, steun en bescherming krijgt). Daarnaast telt in veel bevolkingsgroepen met een groepscultuur ook de familie-eer, die vooral is gekoppeld aan de seksuele eer van vooral vrouwen en meisjes. Mannen en jongens hebben de taak deze eer te beschermen, zo nodig te herstellen, desnoods met geweld. Dit zogenaamde eergerelateerd geweld komt vooral voor in culturen rond de Middellandse Zee (Spanje en Italië kenden ook eermoord), het Midden-Oosten, Zuid- en Centraal-Azië. Ook onder Roma en Hindoestaanse gemeenschappen komt eergeweld voor. Onder orthodox-christelijke en joodse gemeenschappen zien we vergelijkbare mechanismen rond kuisheid, aanzien, groepsdruk en sociale uitsluiting.

Er is een diversiteit aan vormen van eergerelateerd geweld en gradaties van ernst. Denk hierbij aan eermoord, trotsmoord, (gedwongen) zelfmoord, verstoting, seksueel misbruik, genezingsrituelen en bezweringen. Ook huwelijksdwang en achterlating kunnen hieronder vallen, maar zijn niet altijd een gevolg van een eerkwestie, want hebben soms bijvoorbeeld een financiële of verblijfsrechtelijke reden.

Ouderenmishandeling of ontspoorde zorg (vanaf 65 jaar)

Ouderenmishandeling (in huiselijke kring en professionele relatie) is het handelen of het nalaten van handelen van al degenen die in een terugkerende persoonlijke of professionele relatie met de oudere (iemand van 65 jaar of ouder) staan, waardoor de oudere persoon lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid. (VWS, 2011; H. Comijs, 1996).

In Nederland onderscheiden we als verschijningsvormen van ouderenmishandeling: lichamelijke mishandeling, psychische mishandeling, verwaarlozing, financiële uitbuiting, seksueel misbruik. Soms wordt een zesde vorm genoemd: schending van rechten. Voorbeelden hiervan: schending van het recht op privacy, instemmingsrecht en recht op bewegingsvrijheid. Deze worden beschouwd als een vorm van psychische mishandeling.

Ontspoorde (mantel)zorg: een specifieke vorm van ouderenmishandeling.

Overschrijding van de grens van goede zorg door een mantelzorger, veroorzaakt door overbelasting, onmacht, onkunde of onwetendheid. Verschijningsvormen van ontspoorde mantelzorg: psychisch geweld, fysiek geweld, verwaarlozing, seksueel grensoverschrijdend gedrag en financieel misbruik.

Geweld tegen ouders jonger dan 65, door hun kinderen (voorheen oudermishandeling)

Een breed gedragen definitie ontbreekt nog. Op basis van signalen uit het veld is deze categorie aangepast (voorheen oudermishandeling) naar de mishandeling van ouders jonger dan 65 jaar door hun kinderen.

Werkdefinitie voor oudermishandeling 13: ‘Oudermishandeling is niet-incidenteel geweld in het gezin, gepleegd door een jeugdige van 12 tot 23 jaar, gericht op (een van) de ouders/verzorgers.

Het gaat om herhaaldelijk en ernstig geweld dat niet alleen vanuit de puberteit verklaard kan worden. Het geweld kan psychisch, fysiek en seksueel zijn, maar ook financiële uitbuiting betreffen. Uitgezonderd van de definitie zijn (ex-)partnergeweld, geweld tussen broers en zussen en ouderenmishandeling (deze vormen kunnen wel voorkomen naast het geweld tegen de ouders/verzorgers)’.

Voor kinderen die geweld plegen tegen hun ouders jonger dan 65 jaar is geen categorie. Daarom wordt onder deze categorie ook verstaan volwassenen die geweld tegen hun ouders gebruiken.

Huwelijksdwang en achterlating

Huwelijksdwang is een religieus of wettelijk huwelijk waarbij de (voorbereidende) huwelijkshandelingen tegen de vrije wil van minstens een van de huwelijkskandidaten plaats hebben en waarmee onder een bepaalde vorm van dwang is ingestemd. 14

Huwelijksdwang is het dwingen van een meisje, jongen, vrouw of man tot een huwelijk. Bij huwelijksdwang hebben een of beide huwelijkspartners weinig of geen zeggenschap over de sluiting van het huwelijk, het huwelijk is tegen hun wil. Een weigering wordt vaak niet geaccepteerd.

Slachtoffers van huwelijksdwang hebben doorgaans niet alleen te maken met een gebrek aan vrije partnerkeuze, maar ook met een dwang om te trouwen, vaak voor een bepaalde leeftijd. Als jongeren vervolgens tegen de wil van hun ouders/familie toch kiezen voor een zelfgekozen partner, raken ze meestal het contact kwijt met de ouders of worden ze verstoten.

Meestal gaat het bij huwelijksdwang om ouders die hun dochter of zoon een huwelijk en/of een bepaalde partner opdringen. Vaak oefent op de achtergrond ook de familie of de etnische gemeenschap druk uit. Die druk kan subtiel tot zeer dwingend zijn.

Huwelijksdwang is een vorm van huiselijk geweld en van eergerelateerd geweld. Blijvend verzet tegen het huwelijk kan aanleiding zijn tot een gedwongen achterlating of eermoord.

Achterlating:

Het tegen de zin achterlaten in het land van herkomst (van de ouders) van jongeren, vooral van meisjes van 12-23 jaar; vaak wordt het paspoort of de verblijfsvergunning van het slachtoffer afgenomen om terugkeer naar het nieuwe thuisland te verhinderen.

Huwelijkse gevangenschap:

Naast het gedwongen worden om te trouwen, kan een persoon ook gedwongen worden om getrouwd te blijven. Een vrouw of man is in dat geval een huwelijk aangegaan en wil dit beëindigen, terwijl daarvoor de medewerking van de echtgenoot nodig is. Als de echtgenoot deze medewerking weigert, is sprake van huwelijkse gevangenschap. Dit kan voorkomen bij een formeel huwelijk, maar ook bij een informeel, religieus huwelijk. Vaak zijn het vrouwen die door hun man gedwongen worden om gehuwd te blijven. Maar het komt ook voor dat de vrouw haar man dwingt om gehuwd te blijven.15

Kindermishandeling, kindcheck:

Onderdeel van de Wet van 14 maart 2013 tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de verplichting voor bepaalde instanties waar professionals werken en voor bepaalde zelfstandige professionals om te beschikken over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen, onderscheidenlijk die meldcode te hanteren (Stb. 2013, 142) is de zogenaamde kindcheck16, die betrekking heeft op professionals die met volwassenen werken. Als de situatie van de cliënt aanleiding geeft om zich zorgen te maken over mogelijk aanwezige kinderen, dan zijn de professionals verplicht om na te gaan of hun cliënt verantwoordelijkheid draagt voor de opvoeding of verzorging van kinderen. Als dat het geval is, dan moeten zij nagaan of de kinderen veilig zijn. Ze dienen daarvoor een aantal stappen te volgend die beschreven staan in de Wet verplichte meldcode. De uitkomst hiervan kan zijn dat de professional contact opneemt met het AMHK.17

Kindermishandeling, vechtscheiding

Gesproken kan worden van een vechtscheiding als een scheiding zeer complex verloopt door slepende meningsverschillen die vaak ook worden uitgevochten via mediators, advocaten en hulpverleners. Niet alleen de twee ouders, ook de familie en vrienden om hun heen, en ook scholen en andere instanties, raken betrokken in de strijd. In de loop van dit proces is veel achterdocht en wantrouwen gegroeid die het steeds moeilijker maakt tot constructieve oplossingen te komen. In deze scheidingen raken kinderen gevangen en beschadigd. Het polariseren van de standpunten en het demoniseren van de andere ouder leidt bij kinderen tot verwarring aangezien kinderen vaak niet in staat zijn tot meervoudige partijdigheid. Het demoniseren van de andere ouder heeft als gevolg dat ouders zichzelf superieur vinden aan de ander. Hierdoor voelen ouders zich in hun recht staan om de opvoeding van het kind op zich te nemen en denken hierbij te handelen in het belang van het kind. Dit leidt echter tot intensere conflicten, minder vergevingsgezindheid en minder samenwerking bij onderhandelingen. Het kind wordt hiermee de inzet van het conflict wat als gevolg kan hebben dat alle betrokken partijen vooral over het kind spreken en niet langer met het kind. De kern van de verwaarlozing is dat niemand meer aan het kind of de kinderen vraagt hoe het met hen gaat, wat ze ervaren en wat ze nodig hebben, terwijl ze hier juist in scheidingssituatie extra behoefte aan hebben. De negatieve gevolgen voor het kind bestaan uit psychosociale problemen, zoals angsten, depressie en agressief gedrag. Er bestaat een sterke relatie tussen de ernst van de conflicten tussen ouders en de ernst van de psychosociale gevolgen.18

  1. In 2014 ontstond discussie over de naam AMHK. In overleg met het veld heeft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) gekozen om het AMHK: ‘Veilig Thuis’ te noemen met als ondertitel ‘advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling’. Deze naam heeft in het veld een breed draagvlak. In het informatieprotocol wordt daarom gesproken over Veilig Thuis: hiermee wordt het AMHK in de zin van de Wmo 2015 bedoeld. ^ [1]
  2. VNG, juli 2016. ^ [2]
  3. NB het uitvoeren van de Wet tijdelijk huisverbod is geen wettelijke taak van Veilig Thuis maar kan als taak door de gemeenten zijn toegewezen aan Veilig Thuis. De activiteiten onder deze wet zijn uiteraard wel wettelijke taken. ^ [3]
  4. Kwaliteitskader wachtlijsten Veilig Thuis: schriftelijk wordt aan Veilig Thuis bevestigd dat de overdracht van een zaak is ontvangen, in die zaken waar Veilig Thuis conform hetgeen is opgenomen in paragraaf 3.2, alleen schriftelijk overdraagt. ^ [4]
  5. Het uitvoeren van de wet tijdelijk huisverbod is geen wettelijke taak van veilig Thuis maar kan als taak door de gemeenten zijn toegewezen aan Veilig Thuis. De activiteiten onder deze wet zijn uiteraard wel wettelijke taken opgelegd aan burgemeester en gemeente. ^ [5]
  6. In de praktijk blijkt dat de contacten vaak rechtsreeks tussen het AMHK en het CBS worden gelegd. Niettemin is de gemeente verantwoordelijk. ^ [6]
  7. Movisie: Factsheet huiselijk geweld, 2013 ^ [7]
  8. Lünnemann en Verwijs, 2012 ^ [8]
  9. Jeugdwet ^ [9]
  10. Voorbeelden van geweld zijn slaan, bijten, schoppen, aanranden, verkrachten, maar ook zorg onthouden en besmetten. Voorbeelden van psychisch geweld zijn belaging, intimideren, sociaal isoleren, vernederen en manipuleren. ^ [10]
  11. Graham, Kevan en Archer, 2003; Johnson, 2008; Lünnemann en Verwijs, 2012 ^ [11]
  12. Beke 2005: werkdefinitie ministerie van Veiligheid en Justitie ^ [12]
  13. Vink en Goes, 2014 ^ [13]
  14. Cornelissen, Kuppens en Ferwerda, 2009 ^ [14]
  15. www.huiselijkgeweld.nl ^ [15]
  16. Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. ^ [16]
  17. Model handelingsprotocol voor Veilig Thuis, VNG 2014 ^ [17]
  18. www.kinderenuitdeknel.nl ^ [18]