Instellingsbesluit evaluatiecommissie Tuitjenhorn

Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 24-06-2015 t/m heden

Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 juli 2014, nr. 531399, houdende instelling van de Evaluatiecommissie Tuitjenhorn

De Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. ministers: Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. commissie: commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1 Er is een Evaluatiecommissie Tuitjenhorn, hierna te noemen: de commisie.

  • 2 De commissie heeft tot taak de handelwijze in de casus Tuitjenhorn te evalueren van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, het Openbaar Ministerie, de politie, het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, de Landelijke Huisartsen Vereniging, de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en andere organisaties die betrokken zijn bij de casus Tuitjenhorn. De evaluatie heeft tot doel te bezien of voor de toekomst geleerd kan worden van de wijze waarop gehandeld is in deze casus, met het oog op de impact van gebeurtenissen als deze voor de medische wereld en de samenleving.

  • 3 Ter uitvoering van haar taak:

    • a. beschrijft de commissie het feitelijk handelen van de organisaties, bedoeld in het tweede lid;

    • b. evalueert de commissie of dit handelen binnen de daarvoor geldende kaders valt;

    • c. beziet de commissie of, gegeven de geldende kaders, op andere wijze gehandeld had kunnen worden;

    • d. analyseert de commissie hoe de communicatie tussen de organisaties onderling en van de organisaties met derden in de verschillende fasen in de tijd heeft plaatsgevonden.

  • 4 Bij de uitvoering van haar taak houdt de commissie waar nodig rekening met juridische procedures waarbij een organisatie, bedoeld in het tweede lid, betrokken kan zijn.

  • 5 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 6 De commissie rapporteert uiterlijk 31 maart 2015 over haar werkzaamheden aan de ministers.

  • 7 Na het uitbrengen van het rapport is de commissie ontbonden.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1 De commissie bestaat uit:

    • a. mr. C.J.G. Bleichrodt te Voorburg, tevens voorzitter;

    • b. prof. dr. J. de Ridder te Groningen;

    • c. prof. dr. A.L.M Lagro-Janssen te Nijmegen.

  • 2 De voorzitter en overige leden van de commissie kunnen worden geschorst en ontslagen door de ministers. Bij tussentijds vertrek van de voorzitter of een ander lid kunnen de ministers een andere voorzitter, onderscheidenlijk een ander lid, benoemen. De ministers kunnen ten hoogste twee andere leden benoemen indien de werkzaamheden daartoe nopen.

  • 3 De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

Artikel 4. Secretariaat

  • 1 De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2 Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

  • 3 In het secretariaat wordt voorzien door de Minister van Veiligheid en Justitie.

  • 4 De commissie kan zich voorts laten ondersteunen door personen en instanties die zij nodig acht voor de uitvoering van haar taak.

  • 5 De ministers dragen, na overleg met de commissie, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 5. Inwinnen van inlichtingen

  • 1 De leden van de commissie kunnen zich onder meer voor het inwinnen van inlichtingen rechtstreeks wenden tot alle instanties en personen die aan het uitvoeren van haar taak kunnen bijdragen.

  • 2 De commissie en het secretariaat gaan vertrouwelijk om met de informatie die zij in het kader van de evaluatie ontvangen. De commissie maakt uitsluitend het in artikel 2, zesde lid, bedoelde rapport openbaar.

  • 3 De commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij de evaluatie uitvoert.

  • 4 De commissie verstrekt aan de ministers desgevraagd de door de ministers gewenste inlichtingen.

Artikel 6. Vergoeding

De voorzitter en de andere leden ontvangen een vaste vergoeding per maand. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter en de andere leden is schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor de voorzitter en de andere leden is 1/5.

Artikel 7. Archiefbescheiden

  • 1 De archiefbescheiden van de commissie, voor zover niet afkomstig van de in artikel 2, tweede lid bedoelde organisaties, worden na afloop van het evaluatie overgebracht naar het archief van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

  • 2 Het beheer van de archiefbescheiden vindt plaats met inachtneming van de door commissie in haar protocol aangegeven vertrouwelijkheid.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 9. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit evaluatiecommissie Tuitjenhorn.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 juli 2014

De

Minister

van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers

Naar boven