Artikel 1. – definities –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
In dit reglement wordt verstaan onder:
-
animatiefilm: een filmproductie met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten primair bestemd
voor bioscoopuitbreng die een kunstmatige filmtechniek hanteert waarbij door het na
elkaar afspelen van verschillende stilstaande beelden de illusie van beweging ontstaat;
-
bestuur: de directeur/bestuurder van het Fonds;
-
bioscoopuitbreng: de landelijke distributie van een filmproductie, die na de première met een dagelijkse
vertoning gedurende een substantieel aantal weken en in een substantieel aantal bioscopen
of filmtheaters voor een betalend publiek in Nederland wordt uitgebracht;
-
completion bond: de verzekering die waarborgt dat de filmproductie zal worden afgemaakt en opgeleverd
onder in de verzekeringspolis opgenomen (budgettaire) voorwaarden, of dat – als de
productie zou worden gestaakt – de tot dan toe gemaakte productiekosten worden terugbetaald;
-
DAC-landenlijst: de door de Development Assistance Committee (DAC) van de OESO opgestelde lijst met
landen die ontwikkelingshulp ontvangen;
-
DCP (digital cinema package): de digitaal opgeslagen kopie van de filmprint, die in een bioscoop kan worden vertoond;
-
documentairefilm: een non-fictie filmproductie met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten primair
bestemd voor bioscoopuitbreng die een aspect van de werkelijkheid belicht waarbij
de eigen visie van de regisseur wordt vormgegeven met creatieve gebruikmaking van
filmische middelen in een persoonlijke stijl;
-
filmdistributeur: een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel
de distributie en exploitatie van filmproducties in de bioscoop en via andere distributiekanalen.
De rechtspersoon is ten tijde van de aanvraag gedurende minimaal twee jaar daarvoor
gevestigd en actief geweest in Nederland, een Lidstaat van de Europese Unie, of in
een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,
of in Zwitserland;
-
filmplan: het plan van de aanvrager tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van
activiteiten dat bestaat uit het financieren, het tot stand brengen en (doen) exploiteren
van een filmproductie;
-
filmproductie: een animatiefilm, of een documentairefilm of een speelfilm, al dan niet tot stand
gebracht in de vorm van een internationale coproductie, primair bestemd voor bioscoopuitbreng;
-
filmprofessional / filmbedrijf:
een natuurlijk persoon of onderneming met gedegen kennis en ervaring op het gebied
van filmproductie;
-
Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel: het protocol waarin specifieke financiële en productionele vereisten die het Fonds
in dit reglement aan filmproducties stelt, zijn opgenomen;
-
het Fonds: Stichting Nederlands Fonds voor de Film;
-
internationale coproductie: een grensoverschrijdende filmproductie in de vorm van een animatiefilm, documentairefilm
of speelfilm, primair bestemd voor bioscoopuitbreng waarbij Nederland één van de landen
van herkomst van de coproducenten is en die voldoet aan de criteria van het Verdrag
van de Raad van Europa inzake de Cinematografische Coproductie, of voldoet aan de
criteria van door Nederland met andere staten afgesloten bilaterale verdragen voor
filmproducties, of door het Fonds met andere filmfondsen afgesloten overeenkomsten
gericht op internationale coproductie;
-
kwalificatietoets: het in de bijlage bij dit reglement opgenomen overzicht van productiekosten die kwalificeren als grondslag
voor een bijdrage op grond van dit reglement en de voorwaarden waaronder deze daarvoor
kwalificeren;
-
majoritair (co)producent: een productiemaatschappij van een in de Nederlandse bioscoop en/of filmtheaters uit
te brengen (internationale) filmproductie, die risicodragend investeert, hoofdverantwoordelijk
en in doorslaggevende mate beslissingsbevoegd is en die een meerderheid van de financiering
van de filmproductie bijeen heeft gebracht (of zal brengen);
-
mediabedrijf: een onderneming die zich bezighoudt met het verspreiden dan wel doen verspreiden
van media-aanbod aan het algemene publiek of delen daarvan;
-
minoritair coproducent: een productiemaatschappij van een in de Nederlandse bioscoop en/of filmtheaters uit
te brengen (internationale) coproductie, die risicodragend investeert maar in beperkte
mate beslissingsbevoegd en verantwoordelijk is en die een minderheid van de financiering
van de filmproductie bijeen heeft gebracht of zal brengen;
-
non theatrical release: alle mogelijke vormen van distributie van een filmproductie, uitgezonderd die via
bioscopen en filmtheaters, waaronder in ieder geval wordt begrepen de distributie
op DVD en Blu ray, via televisie, Video On Demand, pay per view- en online distributiekanalen;
-
openbaarmaking: het aan het publiek bekend maken middels vertoning van de filmproductie;
-
open orders: nog niet gefactureerde productiekosten;
-
overbruggingskrediet: een gegarandeerd financieel krediet ten behoeve van de totstandkoming van een filmproductie
die beschikbaar is gesteld door een derde gedurende de gehele productieperiode van
waaruit productiekosten in afwachting van de betalingstermijn van financiers worden
voorgefinancierd;
-
picture lock: de door producent en regisseur definitief vastgestelde montageversie van de filmproductie,
op basis waarvan de verdere nabewerking plaatsvindt;
-
producent: de natuurlijke persoon die de productiemaatschappij rechtsgeldig vertegenwoordigt
en binnen de organisatie van de productiemaatschappij beleidsmatig, bedrijfsmatig
en inhoudelijk eindverantwoordelijk is;
-
productiekosten: de kosten gemoeid met de realisering van een filmproductie;
-
productiemaatschappij: een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel
de productie en exploitatie van filmproducties en/of mediaproducties. De rechtspersoon
is ten tijde van de aanvraag gedurende minimaal twee jaar daarvoor gevestigd en actief
geweest in Nederland, een Lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij
is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;
-
puntensysteem: de in de bijlage bij dit reglement opgenomen puntentelling voor het bepalen van de rangorde waarin
aanvragen in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage op grond van dit reglement;
-
speelfilm: een filmproductie in het genre fictie met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten,
die primair bestemd is voor bioscoopuitbreng;
-
uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen het Fonds en de ontvanger van de financiële bijdrage ter uitvoering
van het besluit tot verlening van een financiële bijdrage.
Artikel 2. – doel en toepasselijkheid –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
1 Deze regeling is erop gericht een gezond filmproductieklimaat in Nederland te bevorderen
en de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse filmindustrie te versterken.
Met de op grond van deze regeling verleende financiële bijdragen wordt beoogd de aantrekkingskracht
van Nederland voor zowel binnenlandse als buitenlandse filmproducties te vergroten
en daarmee de productieactiviteit van creatieve en technische filmprofessionals en
filmbedrijven in Nederland te verhogen. Daarnaast wordt beoogd de ontplooiing van
filmtalent in Nederland en de diversiteit, kwaliteit en verspreiding van filmproducties
te stimuleren.
-
2 Dit reglement is van toepassing op financiële bijdragen die het bestuur verstrekt
voor de tegemoetkoming in de productiekosten van filmproducties met een culturele
waarde die aantoonbaar in Nederland zijn besteed. Filmproducties zijn speelfilms,
documentairefilms en animatiefilms, al dan niet tot stand gebracht in de vorm van
een internationale coproductie.
Artikel 3. – subsidieplafonds, verdeling budget & begrotingsvoorbehoud –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
1 Het bestuur stelt per kalenderjaar en per aanvraagronde een subsidieplafond vast,
waarbij per aanvraagronde een plafond kan worden vastgesteld voor internationale coproducties
en een plafond voor filmproducties die niet zijn aan te merken als internationale
coproductie alsmede voor verschillende categorieën van filmproducties.
-
5 Als een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen die voldoen aan de vereisten
van dit reglement in een kalenderjaar of een aanvraagronde te honoreren, verlaagt
het bestuur de financiële bijdrage van de in de rangorde als laagste geplaatste aanvraag
tot een bedrag waardoor het subsidieplafond niet wordt overschreden. De overige aanvragen
die voldoen aan de vereisten van dit reglement worden op grond van overschrijding
van het subsidieplafond afgewezen. De aanvraag die op grond van overschrijding van
het subsidieplafond slechts gedeeltelijk is toegewezen krijgt voor het deel waarvoor
de aanvraag is afgewezen, evenals de overige aanvragen die voldoen aan de vereisten
van dit reglement en die op grond van overschrijding van het subsidieplafond zijn
afgewezen, eenmalig de gelegenheid een nieuwe aanvraag in te dienen bij een volgende
aanvraagronde.
Artikel 4. – culturele criteria en staatssteunpercentages –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
1 Om in aanmerking te komen voor een financiële bijdrage in de zin van dit reglement
dient de filmproductie, onverminderd het bepaalde in Europese staatsteun regelgeving,
tenminste aan drie van de hierna volgende kenmerken te voldoen:
wanneer het betreft een speelfilm:
-
a. het scenario waarop de filmproductie is gebaseerd speelt zich in overwegende mate
af in Nederland, of in een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een staat die
partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;
-
b. de regisseur of de scenarist is gevestigd in Nederland, of in een andere lidstaat
van de Europese Unie, of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;
-
c. tenminste één van de hoofdpersonages of twee van de bijpersonages heeft respectievelijk
hebben op basis van het scenario een bijzondere band met de Nederlandse cultuur;
-
d. het originele scenario waarop de filmproductie is gebaseerd is grotendeels geschreven
in de Nederlandse taal en de hoofdpersonages drukken zich grotendeels uit in de Nederlandse
taal;
-
e. het scenario is gebaseerd op een origineel literair werk of is geïnspireerd op een
ander auteursrechtelijk beschermd werk;
-
f. de filmproductie heeft als hoofdthema kunst of één of meerdere (uitvoerende) kunstenaars;
-
g. de filmproductie handelt over historische personen of gebeurtenissen;
-
h. de filmproductie handelt over actuele maatschappelijke of culturele thema's die relevant
zijn voor Nederland;
-
i. de filmproductie draagt bij aan de grensoverschrijdende promotie van Nederlandse herkenningspunten;
-
j. de filmproductie draagt bij aan de ontsluiting en grensoverschrijdende promotie van
de Nederlandse of Europese filmcultuur en de diversiteit daarvan.
wanneer het betreft een animatiefilm:
aan tenminste drie van de voor speelfilm genoemde kenmerken, met dien verstande dat
in plaats van scenario ook ‘story board’ wordt gelezen en in plaats van scenarist
ook ‘de ontwerper van het story board’, waarbij:
het onder a.) genoemde kenmerk ook van toepassing is, indien het story board waarop
de filmproductie is gebaseerd een herkenbare relatie legt met één van de onder a)
genoemde landen;
het onder c.) genoemde kenmerk ook van toepassing is indien de hoofdkarakters een
bijzondere band hebben met de Nederlandse (film)cultuur;
het onder i.) genoemde kenmerk ook van toepassing is indien een herkenningspunt op
herkenbare wijze is geanimeerd.
wanneer het betreft een documentairefilm:
aan tenminste drie van de voor speelfilm genoemde kenmerken, met dien verstande dat
in plaats van scenario ‘documentairescript’ wordt gelezen en in plaats van scenarist
‘de schrijver van het documentairescript’, en dat in plaats van personages zoals benoemd
in kenmerk c ook geportretteerde personen wordt gelezen.
-
2 Voor een filmproductie, waarvoor een ander (Nederlands) bestuursorgaan en/of het Fonds
een financiële bijdrage heeft verleend, kan slechts een zodanig bedrag aan subsidie
worden verleend dat het totaal aan staatssteun niet meer bedraagt dan 50% van de productiekosten.
-
3 Voor een internationale coproductie als bedoeld in artikel 1, die door meer dan één lidstaat van de EU wordt gefinancierd, kan het in het tweede
lid genoemde percentage aan staatssteun maximaal 60% van het productiebudget bedragen.
-
4 Voor een ‘moeilijke’ film of een grensoverschrijdende filmproductie waarbij landen
uit de DAC-landenlijst van de OESO betrokken zijn en die derhalve beperkte commerciële
waarde hebben, kan een hoger percentage worden verleend dan het in het tweede en derde
lid genoemde percentage, mits de producent en eventueel de regisseur bij de aanvraag
een schriftelijke visie hebben gevoegd waaruit naar het oordeel van het bestuur blijkt
dat de filmproductie:
-
(i) bijdraagt aan de diversiteit van film in Nederland; en daarnaast:
-
(ii) ofwel een opvallende artistieke verrijking en/ofwel een innovatieve aanvulling betekent
op het reguliere filmaanbod in Nederland.
Artikel 5. – vereisten aanvrager –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
1 Aanvragen op grond van dit reglement worden gedaan door een productiemaatschappij
die aantoonbaar op continue basis actief is geweest op het gebied van productie en
exploitatie van filmproducties die primair gericht waren op een bioscoopuitbreng in
Nederland, een Lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de
overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland.
-
2 De aanvrager is rechtsgeldig vertegenwoordigd door een producent die te rekenen vanaf
het moment van de aanvraag in een periode van zeven kalenderjaren daarvoor als majoritair
producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het produceren van ofwel (i) tenminste
twee filmproducties (referentiefilms) in Nederland, een Lidstaat van de Europese Unie,
of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte, of in Zwitserland ofwel (ii) één filmproductie (referentiefilm) in hiervoor
genoemde regio, mits de betreffende producent onder hoofdverantwoordelijkheid van
een andere productiemaatschappij een trackrecord heeft opgebouwd dat naar het oordeel
van het bestuur vergelijkbaar is met het hiervoor onder (i) bepaalde. De betreffende
producent dient op het moment van de aanvraag gedurende twee jaar of langer beleidsbepalend
en (mede)aandeelhouder van de aanvrager te zijn. De referentie film(s) dienen een
bioscoopuitbreng in Nederland gehad te hebben.
Artikel 6. – vereisten aanvraag –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
2 Het aanvraagformulier is naar waarheid, volledig en volgens de in de toelichting bij
het aanvraagformulier en het Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel
vermelde richtlijnen ingevuld, voorzien van alle gevraagde bijlagen.
-
6 Indien het bestuur constateert dat een aanvraag onvolledig is ingediend stelt het
bestuur de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen een termijn van vijf werkdagen
aan te vullen. Indien de aanvrager er niet in slaagt om de aanvraag binnen de gestelde
termijn aan te vullen, dan wordt de onvolledig zijnde aanvraag niet in behandeling
genomen. Indien de aanvraag binnen de gestelde termijn volledig is ingediend dan geldt
de initiële datum van indiening als de datum van aanvraag.
-
8 Voor zover de aanvrager voor de dekking van de begrote productiekosten tevens een
financiële bijdrage heeft aangevraagd bij andere Nederlandse en buitenlandse bestuursorganen,
doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van het betreffende bestuursorgaan
en de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
-
9 Voor zover de aanvrager voor dekking van de begrote productiekosten tevens financiering
heeft aangevraagd bij of ontvangen heeft van Nederlandse en buitenlandse private partijen,
doet hij daarvan mededeling in de aanvraag door middel van specificatie van deze partijen,
onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot deze financiering.
-
10 De aanvrager overlegt bij de aanvraag in ieder geval een verklaring waarin hij garandeert
dat zijn financiële positie, en dan met name de relatie tussen beschikbare middelen
en aangegane verplichtingen, voorafgaand aan de aanvraag geen negatieve ontwikkeling
heeft gekend die bedreigend is geweest voor de stabiliteit en solvabiliteit van de
aanvrager en, naar reële verwachting, deze ook niet zal kennen. De aanvraag wordt
vergezeld van een recente jaarrekening van de aanvrager, niet ouder dan twee jaar,
ter onderbouwing van de verklaring. Voorts overlegt hij in aanvulling daarop, in geval
de aanvraag een (internationale) coproductie betreft, een zelfde verklaring van elk
van de betrokken producenten, door elk van hen voorzien van een recent uittreksel
van de lokale kamer van koophandel.
-
12 De aanvrager overlegt bij de aanvraag een verklaring waarin hij garandeert dat hij
en de eventueel andere betrokken producenten over (een exclusieve optie op) de voor
de filmproductie noodzakelijke exclusieve verfilmings- en exploitatierechten beschikken
en, in geval het een internationale coproductie betreft, dat de exploitatie en vertoning
voor tenminste Nederland gegarandeerd is.
-
14 Een aanvrager overlegt bij de aanvraag een accurate toelichting op het door hem bij
de aanvraag ingevulde puntensysteem en de door hem bij de aanvraag ingevulde kwalificatietoets.
De aanvrager kan, evenals de producenten uit de andere landen van herkomst in geval
de aanvraag een internationale coproductie betreft, door het Fonds worden gevraagd
om de aanvraag mondeling toe te lichten voordat over de aanvraag een besluit wordt
genomen door het bestuur. Daarnaast kan het Fonds rechtstreeks inlichtingen over de
aanvraag inwinnen bij de in het elfde lid bedoelde financiers alsmede bij andere in
het filmplan vermelde financiers.
Artikel 7. – algemene vereisten –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
1 Uitsluitend aanvragen voor filmproducties, die voldoen aan de gestelde voorwaarden
van dit reglement en het vereiste minimumaantal punten behalen op grond van het puntensysteem
komen in aanmerking voor een financiële bijdrage. Het vereiste minimumaantal punten
wordt jaarlijks, voor het daarop volgende kalenderjaar, door het bestuur vastgesteld
en gepubliceerd op de website van het Fonds www.filmfonds.nl.
-
3 Uitsluitend aanvragen voor filmproducties met een bioscoopuitbreng in tenminste Nederland
dan wel, in het geval van een internationale coproductie, een bioscoopuitbreng in
het land van de hoofdproducent en een (non) theatrical release in Nederland, komen
in aanmerking voor een financiële bijdrage.
-
7 Niettegenstaande het bepaalde in het zesde lid van dit artikel onder f.) en g.) kan
het bestuur naar aanleiding van een gemotiveerd en schriftelijk verzoek van de aanvrager
beslissen een bijdrage te verstrekken aan een filmproductie die ten tijde van verlening
van de financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk in productie is gegaan. Het bepaalde
in de slotzin van artikel 13, tweede lid, is hierop van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8. – verlening en hoogte van financiële bijdrage –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
1 Indien het bestuur besluit tot verlening van de financiële bijdrage, worden bij het
bepalen van de hoogte van de financiële bijdrage de door de aanvrager begrote en door
het Fonds, goedgekeurde productiekosten als grondslag genomen.
Artikel 9. – adviescommissie –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Het bestuur kan zich over de toets aan de vereisten zoals genoemd in artikel 7 laten adviseren door ad hoc adviseurs. Op hen is van toepassing artikel 7 van het huishoudelijk reglement van het Fonds. Het bestuur betrekt het advies van de ad hoc adviseurs bij zijn besluit
over de aanvraag.
Artikel 10. – weigeringsgronden –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Onverminderd het bepaalde in de Awb wordt een aanvraag afgewezen indien, naar het oordeel van het bestuur:
-
a.) de aanvrager niet voldoet dan wel niet zal voldoen aan de vereisten, criteria en bepalingen
genoemd in dit reglement;
-
b.) een mediabedrijf, direct of indirect, een zwaarwegend belang heeft in de aanvrager;
-
c.) de aanvragende productiemaatschappij of één van de verantwoordelijke producenten in
het verleden ernstig in gebreke is gebleven bij een eerdere fondsaanvraag of ter zake
sprake is geweest van verwijtbaar handelen;
-
d.) een aanvraag op grond van dit reglement wordt ingediend voor een filmproductie, waarvoor
reeds een aanvraag op grond van dit reglement is ingediend en waarop het bestuur nog
geen beslissing heeft genomen;
-
e.) de aanvraag eenzelfde filmproductie betreft waarvoor al twee maal eerder een aanvraag
op grond van dit reglement door het bestuur is afgewezen;
-
f.) de financiële positie, ondanks de in artikel 6, tiende lid, bedoelde verklaringen, dermate onzeker is dat deze bedreigend is voor de stabiliteit
en solvabiliteit van de aanvrager of de betreffende filmproductie;
-
g.) verlening van de gevraagde financiële bijdrage ertoe zou leiden dat aan de aanvrager
op grond van dit reglement in een kalenderjaar voor een totaalbedrag groter dan 3
miljoen euro aan financiële bijdragen wordt verleend;
-
h.) verlening van de financiële bijdrage niet van toepassing is op de filmproductie waarvoor
een financiële bijdrage wordt aangevraagd;
-
i.) de noodzaak voor een financiële bijdrage onvoldoende is aangetoond;
-
j.) de aanvrager niet dezelfde is als de productiemaatschappij, die in het kader van een
ander reglement van het Fonds reeds een financiële bijdrage voor realisering van dezelfde
filmproductie heeft ontvangen;
-
k.) toewijzing van de aanvraag zou leiden tot overschrijding van de door het bestuur vastgestelde
subsidieplafonds.
Artikel 11. – onderlinge verhouding financiële bijdragen –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Artikel 12. – aanvullende eisen –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
1 Indien er sprake is van een filmproductie die naar het oordeel van het bestuur als
risicovol wordt gekwalificeerd, kan het bestuur aanvullende eisen stellen aan het
financieel en productioneel toezicht dan wel een gegarandeerd overbruggingskrediet
en/of het afsluiten van een completion bond verplicht stellen.
-
3 Indien een completion bond is vereist op grond van het eerste lid, dient de ontvanger
van de subsidie bij het afsluiten van de uitvoeringsovereenkomst een schriftelijke
verklaring te overleggen van een completion guarantor, waaruit onomstotelijk blijkt
dat de begrote productiekosten van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend,
zoals opgenomen in de productiebegroting, toereikend zijn en dat de voortbrenging
en voltooiing van de bioscoopfilm waarvoor subsidie is verleend vallen onder de dekking
van deze completion guarantor vanaf het moment waarop de opnamen van de filmproductie
starten. Tevens dient de ontvanger van de subsidie een afschrift van een geldende
completion bond te overleggen waarin het Fonds als medebegunstiger is aangewezen.
De aanvrager verplicht zich met de verstrekker van de completion bond overeen te komen
dat deze laatste de productievoortgang en, in het geval het een internationale coproductie
betreft, de bestedingen in de betrokken landen van herkomst, nauwgezet monitort en
de aanvrager en het Fonds gelijktijdig wijst op onregelmatigheden of het achterblijven
van voorgenomen productiebestedingen.
-
4 De aanvrager verplicht zich met de verstrekker van de completion bond overeen te komen dat deze laatste de productievoortgang en, in het geval een internationale
coproductie betreft, de bestedingen in de betrokken landen van herkomst, nauwgezet
monitort en de aanvrager en het Fonds gelijktijdig wijst op onregelmatigheden of het
achterblijven van voorgenomen productiebestedingen.
-
5 De in het voorgaande lid opgenomen verplichting is ook van toepassing, indien voor
de filmproductie geen completion bond is afgesloten waarbij de verplichting tot monitoring en rapportage rechtstreeks bestaat
voor de ontvanger van de financiële bijdrage jegens het Fonds. In geval geen completion bond wordt afgesloten, kan het Fonds verlangen dat een deskundige derde partij wordt aangesteld
om de productievoortgang te monitoren en te rapporteren over bestedingen en over onregelmatigheden
of het achterblijven van voorgenomen productiebestedingen, ook, in geval het een internationale
coproductie betreft, in de andere landen van herkomst.
Artikel 13. – verplichtingen ontvanger van de financiële bijdrage –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
2 De ontvanger van de financiële bijdrage is verplicht om:
-
a.) binnen een termijn van uiterlijk zes maanden na verlening van de financiële bijdrage
dan wel voorafgaande aan de eerste opnamedag, de ter zake van de financiering en exploitatie
van de filmproductie waarvoor een financiële bijdrage is verleend definitieve schriftelijke
overeenkomsten met alle bij de financiering van de filmproductie betrokken partijen
te overleggen. Hieruit blijkt dat naar het oordeel van het bestuur elk van deze partijen
zich onvoorwaardelijk heeft verbonden tot het hem betreffende aandeel in de financiering
ten behoeve van de realisering van de filmproductie overeenkomstig de bij de aanvraag
overgelegde gegevens en op voorwaarden die verenigbaar zijn met de voorwaarden die
zijn verbonden aan de verlening van de financiële bijdrage dan wel voorafgaande aan
de eerste opnamedag, en dit reglement;
-
b.) ervoor te zorgen dat de opnamen, of in het geval van animatiefilm de uitvoering, van
de filmproductie waarvoor de financiële bijdrage is verleend, niet eerder starten
dan nadat én door het Fonds is bericht dat de aanvrager heeft voldaan aan de verplichtingen,
zoals bedoeld in dit lid onder a.), én – indien van toepassing – de completion guarantor definitieve dekking heeft verleend voor de voortbrenging en voltooiing van de filmproductie
waarvoor een financiële bijdrage is verleend én – indien het betreft een internationale
coproductie die voldoet aan de criteria van artikel 1 – de goedkeurende verklaring uit elk van de landen van herkomst in de zin van artikel
5 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de Cinematografische Coproductie aan
het Fonds is overgelegd;
-
c.) het bestuur voorafgaand in kennis te stellen van het moment waarop de opnamen, of
in het geval van animatie de uitvoering van de filmproductie waarvoor een financiële
bijdrage is verleend, starten en ervoor te zorgen dat de filmproductie 24 maanden
na de ondertekening van de uitvoeringsovereenkomst gereed en openbaar is gemaakt;
-
d.) in ieder geval bij een majoritaire Nederlandse filmproductie de financiële bijdrage
uit inkomsten die worden verkregen uit exploitatie van de filmproductie aan het Fonds
terug te betalen.
Het bestuur kan naar aanleiding van een gemotiveerd en schriftelijk verzoek van de
aanvrager beslissen ontheffing te verlenen van de onder b.) genoemde verplichtingen.
De aanvrager dient daarbij aan te tonen dat de andere betrokken financiers instemmen
met een eventuele wijziging van het door hen goedgekeurde financieringsplan; een eventuele
financiële bijdrage kan niet leiden tot overfinanciering van een filmproductie.
Artikel 14. – verplichtingen uitvoeringsovereenkomst –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
1 Nadat de in artikel 13, tweede lid, onder a, bedoelde overeenkomsten en stukken door het bestuur zijn ontvangen zullen de ontvanger
van de financiële bijdrage en het bestuur een uitvoeringsovereenkomst aangaan.
Artikel 15. – verplichtingen besteding –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Met inachtneming van artikel 7, vierde lid, is de aanvrager verplicht 100% van de productiekosten die door hem bij de aanvraag
zijn aangemerkt als besteding aan filmprofessionals en filmbedrijven in Nederland,
aantoonbaar in Nederland uit te geven. Het deel van de productiekosten dat in Nederland
wordt uitgegeven wordt, evenals de besteding in mogelijke andere territoria, in overeenstemming
met de hierbij behorende financieringsafspraken, separaat aangegeven in de ingediende
productiebegroting. Ook in het geval dat andere bijdragen of subsidies zijn verstrekt
door het Fonds of andere Nederlandse bestuursorganen, waaraan een (gedeeltelijke)
bestedingsverplichting in Nederland of aan in Nederland gevestigde (rechts)personen
is verbonden, staat het de aanvrager te allen tijde vrij om tenminste 20% van de productiekosten
te besteden in een andere Lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij
is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland.
Artikel 16. – verplichting digitale conservering –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Ter behoud van het cultureel erfgoed is de aanvrager verplicht om tijdig, dat wil
zeggen ten tijde van de afwerking van de filmproductie contact op te nemen met EYE
Film Instituut Nederland en hen toegang te verschaffen tot (bronmaterialen van) de
filmproductie conform de voorwaarden zoals vastgelegd in het Financieel & Productioneel
Protocol Stimuleringsmaatregel. De aanvrager gaat bij verlening van de financiële
bijdrage akkoord met het conserveren en het met dat doel digitaal opslaan van de film
door EYE Film Instituut Nederland. De condities verbonden aan de conservering en daaraan
verbonden digitale opslag door EYE Film Instituut Nederland zullen worden vastgelegd
in een separate overeenkomst tussen de aanvrager en EYE Film Instituut Nederland.
In de overeenkomst worden eveneens afspraken gemaakt met het oog op specifiek niet-commercieel
gebruik van de filmproductie.
Artikel 17. – verantwoording –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
2 Het bestuur verplicht de ontvanger van de financiële bijdrage een financieel verslag
in te dienen inzake werkelijk gerealiseerde kosten en opbrengsten van de filmproductie.
Dit geschiedt uiterlijk binnen vier maanden na voltooiing c.q. eerste openbaarmaking
van de filmproductie, tenzij in de uitvoeringsovereenkomst een andere termijn is vastgelegd.
In beginsel worden bij de eindafrekening open orders buiten beschouwing gelaten.
-
4 Het financieel verslag voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 17, eerste lid, sub
b, en sluit aan op de indeling van de begroting en het financieringsplan die voorafgaand
aan de verlening van de financiële bijdrage of bij de ondertekening van de uitvoeringsovereenkomst
zijn overgelegd en door het Fonds zijn goedgekeurd volgens het Financieel & Productioneel
Protocol Stimuleringsmaatregel van het Fonds. Belangrijke verschillen tussen financieel
verslag en begroting en/of financieringsplan worden toegelicht.
-
5 De ontvanger van de financiële bijdrage is verplicht om het financieel verslag te
voorzien van een verklaring van de accountant als bedoeld in artikel 393, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover niet anders is overeengekomen in de uitvoeringsovereenkomst. De accountant
volgt het Handboek Financiële Verantwoording van het Fonds.
-
6 Vertegenwoordigers van het Fonds hebben op eerste verzoek inzage in de administratie
die betrekking heeft op de filmproductie waarvoor de financiële bijdrage is verleend.
De ontvanger van de financiële bijdrage is verplicht in zijn budget een vaste post
op te nemen voor tussentijdse en tegencontroles door het Fonds, zoals vastgelegd in
het Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel.
-
7 Onverminderd het in dit artikel bepaalde kan het Fonds na verlening van de financiële
bijdrage op elk door het Fonds gewenst moment controleren of aan de verplichtingen
verbonden aan de financiële bijdrage is voldaan. Deze controle kan zich ook richten
op de in artikel 14, tweede lid sub d.) genoemde derden en, in geval de verlening van de financiële bijdrage een internationale
coproductie betreft, op de daarbij betrokken coproducenten.
Artikel 18. – vaststelling –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
1 Binnen vier maanden na voltooiing c.q. eerste openbaarmaking van de filmproductie
dient de ontvanger van de financiële bijdrage een aanvraag tot vaststelling in, tenzij
een andere termijn is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Indien deze termijn
wordt overschreden, is het bestuur bevoegd de verleende financiële bijdrage ambtshalve
vast te stellen.
-
4 De ontvanger van de financiële bijdrage draagt er zorg voor dat zijn accountant medewerking
verleent aan een eventueel onderzoek door of vanwege het Fonds naar de door de accountant
van de aanvrager verrichte (controle) werkzaamheden. De kosten die zijn gemoeid met
de medewerking van de accountant, komen voor rekening van de ontvanger van de financiële
bijdrage.
Artikel 19. – betaling –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
2 In de uitvoeringsovereenkomst kan worden vastgelegd of, en zo ja: onder welke voorwaarden,
bevoorschotting mogelijk is. In het geval voorschotten worden verleend, worden deze
verrekend met de na vaststelling te betalen financiële bijdrage.
-
3 Indien een financiële bijdrage is verleend aan een ontvanger van de financiële bijdrage
waarvan de hoofdvestiging of vestigingsplaats niet in Nederland is gelegen, dan is
de ontvanger van de financiële bijdrage verplicht ten genoegen van het bestuur aan
te tonen dat de ontvanger van de financiële bijdrage op het moment van betaling beschikt
over een nevenvestiging in Nederland met tenminste één werknemer in vaste dienst.
Artikel 20. – wijziging, intrekking en terugvordering –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Het bestuur kan, zolang de financiële bijdrage niet is vastgesteld, de verlening van
de financiële bijdrage intrekken of ten nadele van de ontvanger van de financiële
bijdrage wijzigen, indien één van de in artikel, 4:48, eerste lid, van de Awb genoemde gevallen of omstandigheden zich voordoen, waaronder:
-
a. de omstandigheid dat de ontvanger van de financiële bijdrage niet heeft voldaan aan
de verplichtingen verbonden aan de financiële bijdrage, waaronder maar niet beperkt
tot, de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 13, dan wel tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit
de verlening van de financiële bijdrage;
-
b. als het bestuur constateert dat substantiële wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte
van de bij de aanvraag dan wel de totstandkoming van de uitvoeringsovereenkomst overgelegde
gegevens;
-
c. de ontvanger van de financiële bijdrage na de verlening, maar vóór de vaststelling
van de financiële bijdrage, meer of minder financiële bijdragen van derde partijen
heeft verkregen dan vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst;
De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de financiële
bijdrage is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald. Het
bedrag waarmee de financiële bijdrage eventueel wordt verlaagd wordt in eerste instantie
verrekend met de eventueel nog te verlenen voorschotten. Mocht dat niet toereikend
zijn dan worden reeds uitbetaalde voorschotten teruggevorderd.
Artikel 21. – evaluatie & monitoring –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Het bestuur evalueert tenminste een maal in de vier jaar de effecten van de uitvoering
van de regeling en de mate waarin deze haar doelstellingen bereikt. Voor deze evaluatie
stelt het bestuur een evaluatiecomité samen waarin tenminste drie vertegenwoordigers
uit de filmproductiesector vertegenwoordigd zijn. Daarnaast zal het bestuur jaarlijks
de uitvoering van de regeling en de mate waarin de hiermee beoogde doelstellingen
worden bereikt monitoren en daarover rapporteren.
Artikel 22. – overgangs- en slotbepalingen –
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
-
2 Het bestuur kan om zwaarwegende redenen afwijken van dit reglement, voor zover dergelijke
afwijkingen verenigbaar zijn met het beoordelingskader voor staatssteun aan de filmsector,
zoals dat wordt gehanteerd door de Europese Commissie.
-
4 In afwijking van het bepaalde in artikel 7, tweede lid, kan het bestuur naar aanleiding van een gemotiveerd en schriftelijk verzoek van
de aanvrager beslissen dat een aanvraag voor een filmproductie, waarvan de productiekosten
tenminste 600.000 euro bedragen, in aanmerking kan komen voor een financiële bijdrage
op grond van dit reglement, indien (i) reeds bij aanvraag blijkt dat de in artikel
7, zesde lid onder k) bedoelde onvoorwaardelijk en aantoonbaar toegezegde financiering
niet mede bestaat uit deferments en (ii) uit de bij de aanvraag over te leggen begroting
blijkt dat de medewerkers aan de filmproductie en de partijen die daaraan goederen
of diensten leveren marktconform worden betaald.
-
5 Lid 4 van dit artikel is per 1 oktober 2017 ingevoerd met goedkeuring van de Raad
van Toezicht op 7 juli 2017, met een looptijd van in eerste instantie twaalf maanden
vanaf in werking treding. Uiterlijk drie maanden voor het einde van de looptijd maakt
het Fonds op de website www.filmfonds.nl bekend of de looptijd van de bepalingen van
lid 4 van dit artikel wordt verlengd onder vermelding van de duur van de verlenging.
Bijlage 1. Kwalificatietoets
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
De productie-uitgaven die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de financiële
bijdrage zijn beperkt. Deze uitgaven hebben uitsluitend betrekking op de kosten die
nog gemaakt moeten worden voor de realisering van de filmproductie en hebben derhalve
als doel de voltooiing van de productie. Productie-uitgaven komen enkel in aanmerking
als ze realistisch, kostenefficiënt en marktconform zijn en er daarbij geen sprake
is van deferments, conform de bepalingen in het Financieel & Productioneel Protocol
Stimuleringsmaatregel.
De kosten voor technische filmapparatuur (bijv. camera's, licht- en geluidsapparatuur)
kwalificeren mits rechtstreeks gekocht, geleased of gehuurd in Nederland. Van de aanschafwaarde
van duurzame productiemiddelen (waaronder begrepen – maar niet beperkt tot – computers,
monitoren, harde schijven, software, camera’s, licht- en geluidsapparatuur) kan slechts
een percentage als productiekosten worden opgevoerd dat afhankelijk is van de periode
waarbinnen die duurzame productiemiddelen ten behoeve van de internationale coproductie
worden gebruikt; bij een gebruik daarvan gedurende 30 dagen of minder, kan 5% van
de aanschafwaarde (exclusief BTW) van het betreffende duurzame productiemiddel aan
productiekosten worden opgevoerd; dat laatstbedoelde percentage bedraagt 10% bij een
gebruik van meer dan 30 dagen.
De volgende kosten komen in ieder geval niet in aanmerking voor een bijdrage op grond
van dit reglement:
-
• kosten samenhangend met de onderneming van de aanvrager of betrokken coproducenten
zelf, waaronder salariskosten, kosten voor de inrichting en huur of hypotheeklasten
van het productiekantoor, secretariële ondersteuning, post, telefonie, internet en
gsm, koeriers, en andere administratieve kosten en bureaumateriaal, met uitzondering
van (markconform begrote) sturende functies binnen het uitvoerende productieproces
(de line producer/uitvoerend producent en/of productiemanager);
-
• taxikosten, aankoop brandstof, kilometerdeclaraties;
-
• quitclaimvergoedingen, tenzij opgevoerd via een factuur met specificatie van het figuratiebureau;
-
• representatie, reis-en verblijfkosten, met uitzondering van hotelovernachtingen;
-
• financierings- en accountantskosten, met uitzondering van de kosten van de tussentijdse
en tegencontrole (artikel 17, zesde lid);
-
• juridische en fiscale kosten;
-
• onvoorziene kosten, voor zover deze meer bedragen dan 5% van de kwalificerende productiekosten.
(Bij de verantwoording moet blijken dat deze zijn besteed aan productiekosten die
kwalificeren);
-
• de overhead;
-
• de producers’ fee, voor zover deze meer bedraagt dan 7.5% van de kwalificerende productiekosten;
-
• de reeds gemaakte ontwikkelingskosten;
-
• alle rechtenvergoedingen die worden voldaan voor het gebruik van niet speciaal voor
de filmproductie vervaardigde rechten (zoals boek- en format rechten, bestaande muziekopnamen
en -werken).
Productiekosten die kwalificeren kunnen in aanmerking komen voor een financiële bijdrage
indien deze productiekosten aantoonbaar rechtstreeks zijn besteed bij niet gelieerde binnenlandse belastingplichtigen.
Niet gelieerd wil zeggen dat geen van de bij de filmproductie betrokken producenten, noch hun aandeelhouders,
bestuurders, beleidsbepalende personen, noch ondernemingen waarover zij controle hebben,
een belangrijke mate van zeggenschap hebben over de binnenlandse belastingplichtige
of ter beoordeling van het bestuur anderszins nauw gelieerd zijn aan de binnenlandse
belastingplichtige.
Rechtstreeks wil zeggen dat de binnenlandse belastingplichtige de geleverde diensten of goederen
die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de financiële bijdrage op
zijn beurt niet heeft uitbesteed aan buitenlandse belastingplichtigen.
Binnenlandse belastingplichtigen zijn rechtspersonen, personenvennootschappen en natuurlijke personen die aantoonbaar
in Nederland hun vaste verblijfplaats hebben c.q. in Nederland een permanente vestiging
hebben en vanuit daar aantoonbaar economische activiteiten verrichten, hetgeen onder
meer dient te blijken uit een inschrijving bij het Handelsregister van een Kamer van
Koophandel, een bankrekening bij een bankvestiging in Nederland, met gebruikelijke
facturering vanuit Nederland en – zulks ter beoordeling van het bestuur – niet in
Nederland zijn gevestigd c.q. een vestiging hebben met als enige doel het voldoen
aan de omschrijving van binnenlandse belastingplichtige.
Bijlage 2. Puntensysteem
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Het puntensysteem omvat elementen om de impact van een filmproductie te bepalen op
de versterking van de audiovisuele infrastructuur en filmcultuur in Nederland, de
(grensoverschrijdende) ontplooiing van creatief en technisch talent en de promotie
van Nederland als productielocatie en van talenten over de landsgrenzen heen.
Er is een apart puntensysteem voor speelfilm (2.1), documentaire (2.2) en animatiefilm
(2.3). Om voor een financiële bijdrage in aanmerking te komen is een minimum aantal
van punten vereist. Het minimum aantal punten wordt jaarlijks, voor het daarop volgende
kalenderjaar, vastgesteld door het bestuur en voorafgaand aan de eerste aanvraagronde
van het betreffende jaar gepubliceerd op de website van het Fonds www.filmfonds.nl.
Het minimum aantal punten dat jaarlijks wordt vastgesteld bedraagt maximaal 75 punten.
Het puntensysteem is binair, dat wil zeggen dat, tenzij in de tabel zelf anders is
opgenomen, twee elkaar uitsluitende punten kunnen worden toegekend: nul punten indien
het betreffende element niet van toepassing is, en, als het betreffende element wel
van toepassing is het aantal punten zoals vermeld.
Op de onderdelen 1 tot en met 3 kunnen maximaal 160 van de 200 punten worden behaald.
Deze onderdelen richten zich op bepalende functies binnen het productieproces, de
productie en financiering en de internationale erkenning van de regisseur en hoofdrolspelers.
In onderdeel 4 wordt de impact beoordeeld. Bij het toekennen van punten voor de onderdelen
2 en 4 van het puntensysteem, staat het de aanvrager in elk geval vrij om 50% van
de totale productiekosten buiten Nederland te besteden, zonder puntenverlies.
Als twee aanvragen in een aanvraagronde hetzelfde aantal punten krijgen toegekend
en één van die aanvragen door overschrijding van het subsidieplafond afgewezen moet
worden, wordt de volgorde bepaald door het totaal aantal punten op de afzonderlijke
onderdelen te vergelijken. Daarbij wordt begonnen met onderdeel 4 (Impact) en daarna,
aflopend, de onderdelen 3, 2 en 1.
1. Creatief talent en bepalende crew gedurende het gehele filmproductie proces
Op dit onderdeel kunnen maximaal 75 punten behaald worden op basis van de inzet van
creatieve talenten en andere bepalende functies binnen het productieproces. Een natuurlijk
persoon komt slechts eenmaal voor een bepaalde functie op de lijst in aanmerking,
met uitzondering van de functies director en screenwriter, en de functies sound designer en re recording mixer. Diegene die de functie uitvoert draagt de eindverantwoordelijkheid op die positie
en dient bij eerdere filmproducties een aantoonbare gelijke functie vervuld te hebben.
Ze dienen hun vaste verblijfplaats (domicilie) aantoonbaar in Nederland te hebben
en vanuit daar aantoonbaar economische activiteiten te verrichten en/of een aantoonbare,
sterke relatie te hebben met de Nederlandse filmcultuur.
Om een beroep op de regeling te kunnen doen zijn minimaal twee hoofdfuncties (1.1
tot en met 1.13, of in het geval van de categorie speelfilm 1.1 tot met 1.14) vereist.
In het geval van een filmproductie met een minderheidsaandeel in de financiering vanuit
Nederland waarbij de kwalificerende productiekosten die in Nederland worden besteed
ten minste 1 miljoen euro bedragen is minimaal één hoofdfunctie vereist en kunnen
daarnaast andere functies meetellen indien deze hoofdverantwoordelijk zijn voor de
uitvoering van het Nederlandse deel van de productie. In het geval van een animatiefilm
met een minderheidsaandeel in de financiering vanuit Nederland tellen de functies
mee indien deze hoofdverantwoordelijk zijn voor het Nederlandse deel van de productie.
In de categorie speelfilm kunnen maximaal 10 punten worden behaald met overige crewleden
(1 punt per crewlid) die overwegend, of in verhouding tot een bepaald percentage van
het totaal aantal draaidagen, die functie hebben vervuld. In de categorie animatiefilm
kunnen extra punten worden behaald op grond van de specifieke animatietechniek.
Indien er sprake is van een Nederlandse minoritaire coproductie dan mag het subtotaal
aan behaalde punten in dit onderdeel vermenigvuldigd worden met twee, zij het gemaximeerd
tot 75 punten.
2. Productie en financiering
Dit onderdeel richt zich op productionele en financiële elementen die van toepassing
zijn op de betreffende categorie. Op dit onderdeel kunnen maximaal 75 punten worden
behaald.
3. Internationale status van de regisseur, scenarist en de hoofdrolspelers
Op dit onderdeel kunnen maximaal 10 punten worden behaald indien de betreffende regisseur
en/of scenarist en in de categorie speelfilm tevens indien de hoofdrolspeler(s), met
eerder werk op bepaalde internationale podia is/zijn geselecteerd of is/zijn onderscheiden
met specifieke prijzen, conform het overzicht van podia en prijzen in het Financieel
& Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel. De punten gelden zowel voor (een)
betrokken Nederlandse als buitenlandse regisseur en/of scenarist en hoofdrolspeler(s).
4. De impact
Om de impact van een filmproductie te bepalen op de versterking van de audiovisuele
infrastructuur en filmcultuur in Nederland, de (grensoverschrijdende) ontplooiing
van creatief en technisch talent en de promotie van Nederland als productielocatie
en van talenten over de landsgrenzen kan het Fonds maximaal 40 punten toekennen voor
de mate waarin de maatregel, een hefboom is voor de productieactiviteit in Nederland
en de promotionele grensoverschrijdende impact. Daarbij wordt het effect van andere
bijdragen van bestuursorganen en/of het Fonds aan de filmproductie meegewogen.
2.1 Puntensysteem – Categorie Speelfilm
2.2 Puntensysteem – Categorie Documentaire
2.3 Puntensysteem – Categorie Animatiefilm
Addendum bij het Reglement Stimuleringsmaatregel Filmproductie in Nederland (‘Reglement’)
voor High End Series & Single Episodes
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Annex to the Netherlands Film Production Incentive Scheme (‘Scheme’) for High End
Series & Single Episodes
ARTIKEL A
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Ten behoeve van aanvragen voor televisieseries worden aan artikel 1 van het Reglement
de volgende definities toegevoegd:
-
animatieserie: een televisieserie die een kunstmatige techniek hanteert waarbij door het na elkaar
afspelen van verschillende stilstaande beelden de illusie van beweging ontstaat, met
een netto duur van tenminste 100 minuten, verdeeld over meerdere afleveringen van
elk tenminste 10 minuten met een doorlopend verhaal en in een beperkte (seizoen)reeks,
dan wel van tenminste 3 minuten in het geval van een serie voor kinderen van zes jaar
of jonger;
-
documentaireserie: een non-fictie televisieserie met een netto duur van tenminste 120 minuten, verdeeld
over meerdere afleveringen van elk ten minste 40 minuten en in een beperkte (seizoen)reeks,
die een aspect van de werkelijkheid belicht waarbij de eigen visie van de regisseur
wordt vormgegeven met creatieve gebruikmaking van filmische middelen in een persoonlijke
stijl;
-
dramaserie: een televisieserie van cinematografische kwaliteit in het genre fictie die door zijn
productiewaarde en artistieke kwaliteit het aanbod van series verrijkt en primair
bestemd is voor televisie-uitzending met een netto duur van tenminste 120 minuten
verdeeld over meerdere afleveringen van elk ten minste 40 minuten, met een doorlopend
verhaal en in een beperkte (seizoen)reeks, dan wel van tenminste 25 minuten in het
geval van een serie voor kinderen van 12 jaar of jonger;
-
single episode: Eén (1) afzonderlijke aflevering die onderdeel uitmaakt van één (1) uit meerdere
afleveringen bestaande seizoenreeks van een televisieserie;
-
televisieserie: een high end animatie-, documentaire- of dramaserie, met inbegrip van een single
episode, primair bestemd voor televisie-/VOD-uitzending, al dan niet in de vorm van
een internationale coproductie tot stand gebracht;
-
televisie-/VOD-uitzending: de lineaire mededeling aan het publiek, per draad of draadloos, van een televisieserie
via een open televisiekanaal van een mediabedrijf dan wel de non lineaire beschikbaarstelling
van de televisieserie door een mediabedrijf op zodanige wijze dat de televisieserie
als onderdeel van een bredere catalogus van media-aanbod op een door de consument
gekozen plaats en tijd, al dan niet tegen betaling, toegankelijk is voor een groot
publiek;
-
uitzendkopie: de voor televisie-/VOD-uitzending geschikte informatie-drager waarop de televisieserie
in haar definitieve vorm, uitzend(kwaliteit) en lengte is vastgelegd.
Op aanvragen voor televisieseries zijn de volgende definities uit artikel 1 van het
Reglement niet van toepassing: ‘animatiefilm’, ‘bioscoopuitbreng’, ‘DAC-landenlijst’,
‘DCP’, ‘documentairefilm’, en ‘speelfilm’.
Bij aanvragen voor televisieseries worden de volgende definities uit artikel 1 van
het Reglement in aangepaste vorm gelezen, luidende als volgt:
filmplan:
Achter het woord ‘filmproductie’ wordt ingevoegd ‘of televisieserie’.
filmprofessional /-bedrijf:
Achter het woord ‘filmproducties’ wordt ingevoegd ‘of televisieseries’.
internationale coproductie
Hieraan wordt toegevoegd: ‘en in het geval van televisieseries een internationaal
gefinancierde drama-, documentaire- of animatieserie, primair bestemd voor televisie-/VOD-uitzending
in twee of meer landen waarbij Nederland één van de landen van herkomst van de coproducenten
is en die (i) ofwel kwalificeert als ‘Europese productie’ als bedoeld in artikel 1,
eerste lid tot en met vierde lid, van de Europese Richtlijn audiovisuele mediadiensten,
ofwel (ii) valt onder het toepassingsgebied van een door Nederland afgesloten bilateraal
verdrag inzake coproducties’;
majoritair (co)producent
Hieraan wordt toegevoegd: ‘waarbij in het geval van televisieseries gaat om een productiemaatschappij
van een televisieserie bestemd voor televisie-/VOD-uitzending in onder meer Nederland;’
minoritair coproducent:
Hieraan wordt toegevoegd: ‘waarbij in het geval van televisieseries gaat om een productiemaatschappij
van een televisieserie bestemd voor televisie-/VOD-uitzending in onder meer Nederland;’
openbaarmaking:
Hieraan wordt toegevoegd: ‘of middels verspreiding van de televisieserie via onder
meer, maar niet beperkt tot, televisie-/VOD-uitzending;’
picture lock:
Achter het woord ‘filmproductie’ wordt ingevoegd ‘of televisieserie’.
productiekosten:
Achter het woord ‘filmproductie’ wordt ingevoegd ‘of televisieserie’.
Voor aanvragen voor televisieseries worden overal in de artikelen 2 tot en met 22
van het Reglement de woorden ‘animatiefilm’, ‘bioscoopuitbreng’, ‘documentairefilm’,
‘filmproductie’ en ‘speelfilm’ gelezen als: ‘animatieserie’, ‘televisie-/VOD-uitzending’,
‘documentaireserie’, ‘televisieserie’ en ’dramaserie’, tenzij hierna in Artikel B
anders is aangegeven.
ARTIKEL B
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Met in achtneming van artikel A, zijn de artikelen 1 tot en met 22 van het Reglement
van overeenkomstige toepassing op aanvragen voor televisieseries, met in achtneming
van de hierna genoemde aanpassingen:
Artikel 4
Het vierde lid is niet van toepassing op aanvragen voor televisieseries.
Artikel 5
In artikel 5 van het Reglement worden voor televisieseries de woorden ‘referentiefilm(s)’
en ‘een bioscoopuitbreng gehad te hebben’ gelezen als: ‘referentieserie(s)’ en ‘primair
openbaar gemaakt te zijn via televisie-/VOD-uitzending in Nederland’.
Voor televisieseries wordt aan het tweede lid een slotzin toevoegd, luidende als volgt,
waarbij het woord ‘filmproducties’ uitdrukkelijk niet moet worden gelezen als ‘televisieseries’:
‘Een aanvrager voor een bijdrage voor televisieseries voldoet tevens aan de in dit
lid gestelde eisen indien hij een track record heeft met filmproducties dat voldoet
aan in dit lid gestelde eisen.’
Artikel 6
Het elfde lid van artikel 6 van het Reglement luidt voor televisieseries als volgt:
-
‘11. De aanvrager overlegt bij de aanvraag de verklaring(en) van de voor televisie-/VOD-uitzending
verantwoordelijke mediabedrijven en/of derde partijen die zich wat betreft financiering,
televisie-uitzending, vertoning of exploitatie onvoorwaardelijk en schriftelijk aan
de televisieserie hebben verbonden.’
Artikel 7
Het tweede lid van artikel 7 van het Reglement luidt voor televisieseries als volgt:
Het derde lid van artikel 7 van het Reglement luidt voor televisieseries als volgt:
-
‘3. Uitsluitend aanvragen voor televisieseries bestemd voor televisie-/VOD-uitzending
in Nederland komen in aanmerking voor een financiële bijdrage en, waar het een internationale
co-productie betreft, indien deze bestemd is voor televisie-/VOD-uitzending in twee
of meer landen waaronder Nederland.’
Het zesde lid sub j.) van artikel 7 van het Reglement luidt voor televisieseries als
volgt:
In het zesde lid sub l.) van artikel 7 van het Reglement worden voor televisieseries
de woorden ‘verfilmings- en exploitatierechten’ gelezen als ‘verfilmings- en uitzendrechten’.
Aan het zesde lid van artikel 7 sub m.) luidt als volgt:
-
‘m.) de aanvrager, in geval het een internationale coproductie betreft, aantoonbaar verzekerd
heeft dat de televisieserie ook via televisie-/VOD-uitzending in Nederland voor het
publiek beschikbaar zal zijn en over de rechten daartoe beschikt;’
Artikel 8
Het zesde lid is niet van toepassing op aanvragen voor televisieseries.
Artikel 10
Voor televisieseries luidt artikel 10 van het Reglement sub g.) als volgt, waarbij
het woord ‘filmproducties’ in afwijking van artikel A uitdrukkelijk niet als ‘televisieseries’
dient te worden gelezen:
Voor televisieseries wordt sub l.) een weigeringsgrond toegevoegd, die luidt:
-
‘ l.) Indien de aanvraag een televisieserie betreft die is aan te merken als een ‘soap’,
‘situation comedy’, pornografie, een voorlichtingsproductie, informatieve productie,
bedrijfsfilmproductie, reportage, zuiver wetenschappelijke of didactische productie,
reclame of educatieve productie.’
Artikel 13
Het tweede lid sub b.) van artikel 13 van het Reglement luidt voor televisieseries
als volgt:
-
‘b.) ervoor te zorgen dat de opnamen, of in het geval van animatieseries de uitvoering,
van de televisieserie waarvoor de financiële bijdrage is verleend, niet eerder starten
dan nadat én door het Fonds is bericht dat de aanvrager heeft voldaan aan de verplichtingen,
zoals bedoeld in dit lid onder a.), én de in artikel 12 bedoelde verzekeraars definitieve
dekking hebben verleend;’
Het tweede lid sub c.) van artikel 13 van het Reglement luidt voor televisieseries
als volgt:
-
‘c.) het bestuur voorafgaand in kennis te stellen van het moment waarop de opnamen, of
in het geval van animatieseries de uitvoering van de televisieserie waarvoor een financiële
bijdrage is verleend, starten en ervoor te zorgen dat de uitzendkopie 36 maanden na
de ondertekening van de uitvoeringsovereenkomst gereed en geleverd is en via televisie-/VOD-uitzending
wordt meegedeeld aan het publiek;’
Artikel 16
Artikel 16 van het Reglement luidt voor televisieseries als volgt:
‘De aanvrager verplicht om tijdig, dat wil zeggen ten tijde van de afwerking van de
televisieserie contact op te nemen met het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid,
of een andere met het oog op het behoud en conservering van cultureel erfgoed geëigende
instelling, en dit instituut toegang te verschaffen tot (bronmaterialen van) de televisieserie
conform de voorwaarden zoals vastgelegd in het Financieel & Productioneel Protocol
Stimuleringsmaatregel.’
Artikel 17
Het eerste lid sub c) van artikel 17 van het Reglement luidt voor televisieseries
als volgt:
In het eerste lid d) van artikel 17 van het Reglement vervallen voor televisieseries
de woorden ‘een DCP en’.
Artikel 18
De eerste zin van het eerste lid van artikel 18 van het Reglement luidt voor televisieseries
als volgt:
‘Binnen vier maanden na gereedkoming en levering van de uitzendkopie dient de ontvanger
van de financiële bijdrage een aanvraag tot vaststelling in, tenzij een andere termijn
is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.’
Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd die luidt:
‘Het Fonds is bevoegd het verzoek tot vaststelling aan te houden zo lang geen televisie-/VOD-uitzending
in Nederland heeft plaatsgevonden van de televisieserie.’
Artikel 22
Artikel 22, vierde lid, luidt voor televisieseries als volgt:
‘In afwijking van het bepaalde in artikel 7, tweede lid, kan het bestuur naar aanleiding
van een gemotiveerd en schriftelijk verzoek van de aanvrager beslissen dat een aanvraag
voor een dramaserie, waarvan de productiekosten tenminste 10.000 euro per uitzendminuut
bedragen, in aanmerking komt voor een financiële bijdrage op grond van dit reglement,
indien de aanvrager een overeenkomst heeft gesloten met een mediabedrijf gericht op
televisie-/VOD-uitzending van de dramaserie in Nederland en tevens gegarandeerd financiering
betrekt uit het buitenland en daartoe ook een overeenkomst heeft gesloten met een
mediabedrijf gericht op televisie-/VOD-uitzending in het buitenland danwel met een
partij die zorgdraagt voor de verkoop en/of exploitatie in het buitenland.’
In artikel 22, zevende lid, van het Reglement wordt voor televisieseries ingevoegd
na de woorden ’20 mei 2014’ de woorden ‘en voor televisieseries op 1 oktober 2017’.
Aan het negende lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
‘Per 1 oktober 2017 is voor televisieseries een addendum op de Stimuleringsmaatregel
ingevoerd met goedkeuring van de Raad van Toezicht op 7 juli 2017 met een looptijd
van in eerste instantie twaalf maanden vanaf inwerkingtreding, danwel (indien zulks
eerder gebeurt) een looptijd vanaf inwerkingtreding tot het moment waarop het totaal
aan bijdragen dat het Fonds verleent aan televisieseries en single episodes het bedrag
van 10 miljoen euro overstijgt. Uiterlijk drie maanden voor het einde van de looptijd
maakt het Fonds op de website www.filmfonds.nl bekend of de looptijd wordt verlengd
onder vermelding van de duur van de verlenging.’
ARTIKEL C
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Voor zover daarvan in artikel A en B en in het puntensysteem niet uitdrukkelijk is
afgeweken, zijn de bepalingen van het Reglement terzake filmproducties van overeenkomstige
toepassing op televisieseries.
TOELICHTING
[Regeling vervallen per 01-01-2019]
Algemene toelichting
De in de Algemene Toelichting voor filmproducties toegelichte uitgangspunten van de
Stimuleringsmaatregel voor Filmproductie in Nederland gelden eveneens voor high end
televisieseries. Dienovereenkomstig dient in de Algemene Toelichting voor televisieseries
overal waar staat ‘filmproductie(s)’ gelezen te worden ‘filmproductie(s) of televisieserie(s)’.
In aanvulling hierop wordt voor high end televisieseries nog de volgende algemene
toelichting gegeven.
De stimuleringsregeling richt zich uitsluitend op ‘High end televisieseries & Single
Episodes’. Dat wil zeggen dat televisieseries in aanmerking komen die zich door hun
cinematografische kwaliteit en hoge productionvalue onderscheiden van het nationaal
en internationaal gangbare televisie- en video-on-demand-aanbod.
Hogere production value vertaalt zich onder meer in hogere productiekosten die ‘op
het scherm’ te zien zijn. Vandaar dat het Fonds een minimum aan productiekosten per
uitzendminuut hanteert, zodat Stimuleringsmaatregel waarde toevoegt aan de reeds bestaande
financieringsbronnen voor televisieseries en deze dus niet verdringt.
De beschikbare plafonds voor de stimuleringsregeling voor ‘High end televisieseries
& Single Episodes’ worden gepubliceerd in de Staatscourant en op de website van het
Fonds www.filmfonds.nl. De effecten van deze regeling voor deze televisieseries worden
onder meer gevolgd aan de hand van dezelfde criteria als voor filmproductie.
Het Fonds heeft binnen het bestaande voor de stimuleringsregeling beschikbare budget
eenmalig een bedrag van 10 miljoen euro geoormerkt voor ‘High end televisieseries
& Single Episodes’. Bij uitputting van dit budget eindigt de uitbreiding van de stimuleringsregeling
voor ‘High end televisieseries & Single Episodes’, tenzij het Ministerie hiervoor
in aanvulling op de beschikbare middelen voor filmproductie extra middelen ter beschikking
stelt aan het Fonds.
Tenzij hierna anders is toegelicht, geldt de artikelsgewijze toelichting voor filmproducties
eveneens voor televisieseries en dient daarin voor televisieseries overal waar staat
‘filmproductie(s)’ gelezen te worden ‘filmproductie(s) of televisieserie(s)’.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel A
Om televisieseries onder het bereik te brengen van de Stimuleringsmaatregel voor Filmproductie
in Nederland is een aantal definities in artikel 1 van deze regeling voor televisieseries
toegevoegd, aangepast c.q. niet van toepassing verklaard.
Onder televisie-/VOD-uitzending verstaat het Fonds de verspreiding van een televisieserie
via een algemeen televisiekanaal danwel via een betaalkanaal, waarbij de kijker niet
kan bepalen op welk moment hij het aanbod tot zich neemt (lineaire uitzending). Ook
verstaat het Fonds hieronder de verspreiding van de televisieserie via een video-on-demand-kanaal,
waarbij de kijker kan bepalen op welk moment en op welke plaats hij het aanbod tot
zich neemt (non lineaire uitzending). Het moet steeds gaan om een kanaal dat een bredere
catalogus met media-aanbod van verschillende producenten/rechthebbenden legaal en
op continue wijze aanbiedt en voor het algemene publiek al dan niet tegen betaling
toegankelijk is en door de omvang van die catalogus de potentie heeft een groter publiek
aan te spreken.
Artikel B
Dit artikel verklaart de artikelen 2 tot en met 22 van de Stimuleringsmaatregel voor
Filmproductie in Nederland van overeenkomstige toepassing op televisieseries. Waar
nodig zijn deze artikelen, of onderdelen daarvan, aangepast c.q. buiten toepassing
verklaard.
Artikel 4
Door het buiten toepassing verklaren van het vierde lid van artikel 4 kan het maximum
percentage aan staatsteun voor televisieseries niet boven de 60% liggen.
Artikel 5
Het in dit artikel opgenomen vereiste van voldoende trackrecord van een aanvrager
is toegespitst op een trackrecord met eerdere televisieseries. Aanvragers die voldoende
trackrecord hebben met filmproducties kunnen eveneens een aanvraag voor televisieseries
doen.
Artikel 10
Met het oog op de voor televisieseries gegeven Algemene Toelichting is als weigeringsgrond
toegevoegd een aantal specifieke categorieën die niet in aanmerking komen voor een
bijdrage.
Bijlage 2. PUNTENSYSTEEM
Het puntensysteem voor televisieseries is identiek in opbouw aan dat voor filmproducties,
waarbij punten kunnen worden toegekend in drie serie-categorieën: dramaseries (2.4),
documentaireseries (2.5) en animatieseries (2.6).
In het geval van een televisieserie met een minderheidsaandeel in de financiering
vanuit Nederland waarbij de kwalificerende productiekosten die in Nederland worden
besteed tenminste 1 miljoen euro bedragen is minimaal één hoofdfunctie vereist en
kunnen daarnaast andere functies meetellen indien deze hoofdverantwoordelijk zijn
voor de uitvoering van de productie in Nederland. De uitvoering kan dan zowel betrekking
hebben op een single episode die zich afspeelt in Nederland als op een serie afleveringen
met als onderdeel een verhaallijn die zich Nederland afspeelt. In het geval van een
animatieserie met een minderheidsaandeel in de financiering vanuit Nederland tellen
de functies mee indien deze hoofdverantwoordelijk zijn voor de productie in Nederland.