Artikel 2. Gronden registratie voor beperkte duur
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Een deskundige die niet volledig voldoet aan de eisen van artikel 12 tweede lid sub a tot en met i, niet of niet voldoende beschikt over eigen werk dan wel van wie een eerdere aanvraag
door het College is afgewezen, kan worden geregistreerd voor beperkte duur.
Toelichting:
Het College zal in beginsel slechts tot een registratie voor beperkte duur beslissen
als sprake is van de in artikel 2 van dit beleidskader bedoelde categorieën:
Ad 1. Maatwerk
In het huidige Brdis is de voorwaardelijke registratie geregeld in artikel 19 juncto artikel 12, tweede lid onder b. Het College kon tot op heden uitsluitend tot een voorwaardelijke registratie (hierna:
registratie voor beperkte duur) beslissen als de aanvrager nog niet over voldoende
kennis van en ervaring in het desbetreffende rechtsgebied beschikt en/of nog onvoldoende
bekend is met de positie en de rol van de deskundige daarin, maar wel voldoet aan
overige eisen van artikel 12, tweede lid Brdis, namelijk de eisen als vermeld onder
a en c tot en met i. De grens tussen de verschillende eisen van het tweede lid van
artikel 12 bleek in de forensische praktijk evenwel niet altijd even scherp te trekken.
Het is bovendien regelmatig voorgekomen dat naar aanleiding van een aanvraag aandachtspunten
werden geconstateerd die niet direct vielen onder de b-grond van artikel 12, tweede
lid Brdis. Het College kon in een dergelijk geval vrijwel niet anders dan een aanvraag
afwijzen. Ook aanvragers die net buiten de reguliere paden kennis en ervaring hadden
opgedaan kwamen niet zonder meer voor een volledige registratie van vier jaar in aanmerking.
Dit werd door het College als te beperkend en onredelijk beschouwd.
Het College heeft het wenselijk geacht in dergelijke gevallen ruimte te creëren om
toch tot een registratie voor beperkte duur te kunnen beslissen. Indien een aanvrager
niet volledig voldoet aan de eisen van artikel 12 tweede lid sub a tot en met i, kan
het College beslissen de aanvrager voor beperkte duur te registreren. Hierdoor maakt
het College het mogelijk het beslissingsinstrumentarium beter toe te spitsen op de
individuele deskundige. Uiteraard blijft als uitgangspunt gelden dat een aanvrager
over de hele linie voldoende niveau aan deskundigheid moet hebben om in het register
te kunnen worden ingeschreven. Dat geldt ook voor de deskundige die voor beperkte
duur wordt geregistreerd. Een registratie voor beperkte duur zal dan ook, in het geval
van maatwerkbeslissingen, slechts in een zeer uitzonderlijk geval plaatsvinden. Het
zal altijd moeten gaan om een enkel ontwikkelpunt. Het College moet bovendien de stellige
overtuiging hebben dat de betrokken aanvrager op korte termijn wel aan alle geldende
eisen van kennis en ervaring gaat voldoen.
Vanuit het oogpunt van kwaliteitsbewaking en -bevordering acht het College het noodzakelijk
dat de voor beperkte duur geregistreerde deskundige na een korte en duidelijk afgebakende
periode opnieuw volledig wordt getoetst. Door de registratie voor beperkte duur maakt
het College het voor deze geregistreerde deskundige mogelijk om wel met de aandachtspunten
aan de slag te gaan, maar houdt het College tegelijkertijd de vinger aan de pols.
Dit zal een veel meer op de praktijk toegesneden instroom van deskundigen in het register
bewerkstelligen.
(Inwerkingtreding: 27 juni 2013)
Ad 2. Pasopgeleide rapporteur
Onder de pasopgeleide rapporteur verstaat het College de aanvrager die voor het indienen
van de aanvraag wel de vereiste (forensische) opleiding(en) succesvol heeft afgerond,
maar die nog niet in staat is geweest om het vereiste aantal rapporten zelfstandig
op te maken en te ondertekenen om voor een registratie in aanmerking te komen. De
zaaksrapporten die de pasopgeleide rapporteur in het kader van zijn opleiding heeft
opgesteld zijn voor de toetsing lastig bruikbaar. Het is dan voor het College niet
eenvoudig de competenties van de aanvrager te onderscheiden van die van de supervisor.
Naarmate het register meer gevuld raakt, zal het voor de pasopgeleide rapporteur ook
moeilijker worden om als gerechtelijk deskundige te worden benoemd en zelfstandig
rapporten op te kunnen maken. Een aanwas van nieuwe rapporteurs die later ‘door kunnen
stromen’ als geregistreerde deskundige, is daarmee vrijwel illusoir geworden.
Aan deze onwenselijke situatie beoogt het College een einde te maken door voor de
pasopgeleide rapporteur een registratie voor beperkte duur mogelijk te maken. De pasopgeleide
rapporteur moet uiteraard voldoen aan alle voor hem geldende registratie-eisen. Deze
eisen staan per deskundigheidsgebied vermeld in de registratie-eisen documenten. Rapporteurs
in opleiding en pasopgeleide rapporteurs wordt dan ook aangeraden per deskundigheidsgebied
de registratie-eisen te raadplegen.
In een periode van maximaal twee jaar kan de pasopgeleide rapporteur ervaring opdoen
in het zelfstandig rapporteren. Het College wordt daardoor in staat gesteld na ommekomst
van deze periode in het kader van een beslissing tot registratie voor de volledige
duur van vier jaar de eigen deskundigheid van de aanvrager te beoordelen.
(Inwerkingtreding: 24 april 2013)
Ad 3. Aanvrager na eerdere afwijzing
Iedere rapporteur mag na een afwijzing een nieuwe aanvraag indienen. De gronden waarop
de beslissing tot afwijzing berust worden in de beschikking kenbaar gemaakt. De aanvrager
weet aan welke verbeterpunten hij moet werken om op een gegeven moment alsnog wel
te kunnen worden geregistreerd.
Met het meer gevuld raken van het register zal de afgewezen aanvrager niet of nauwelijks
in staat zijn (zelfstandig) te rapporteren. Vaak zal de aanvrager na een afwijzing
onder supervisie zaaksrapporten (moeten) gaan schrijven. Het probleem is dat het voor
het College, zoals hiervoor onder ad 2. bij de pasopgeleide rapporteur aan de orde
was, niet eenvoudig is de competenties van de aanvrager te onderscheiden van die van
de supervisor. Het College ziet hierin aanleiding om als beleid te hanteren dat ook
voor deze categorie aanvragers zal gelden dat in beginsel wordt besloten tot een registratie
voor beperkte duur. In een periode van maximaal twee jaar wordt bedoelde aanvrager
in staat gesteld zelfstandig te rapporteren. Het College kan vervolgens na ommekomst
van deze periode in het kader van een beslissing tot registratie voor de duur van
vier jaar de eigen deskundigheid van de aanvrager beoordelen.
Maar ook in het geval een aanvrager na een eerdere afwijzing niet onder supervisie
is gaan rapporteren en ter onderbouwing van zijn aanvraag zelfstandig opgemaakte en
ondertekende rapporten heeft ingediend, zal het College, indien de aanvraag aan alle
eisen van artikel 12, tweede lid van het Brdis voldoet, in beginsel tot een registratie voor beperkte duur kunnen beslissen. Het
College rekent het tot zijn taak de kwaliteit van geregistreerde deskundigen te bewaken.
De registratie voor beperkte duur ziet het College als een middel om aan deze taak
beter invulling te geven.
Voor een uitgebreidere toelichting en uitwerking van het beleid van het College inzake
de aanvraag na eerdere afwijzing zie ook het Beleidskader Aanvraag na afwijzing (Nieuwsbrief NRGD 2013, afl. 41).
(Inwerkingtreding: 1 april 2013)