Hoofdstuk 2. Samenstelling toetsingsadviescommissies
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
§ 1. Voordracht, aanmelding en selectie van de leden van de toetsingsadviescommissies
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Artikel 2:1
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Een kandidaat-lid kan worden voorgedragen voor benoeming. Voorts kan een kandidaat-lid
zich op eigen initiatief aanmelden bij het College.
Toelichting:
Per deskundigheidsgebied is er een toetsingsadviescommissie. In de toetsingsadviescommissie
zitten vakinhoudelijke leden en juridische leden. De kandidaat-leden kunnen op verschillende
manieren bij het College worden voorgedragen, bijvoorbeeld door de normstellingsadviescommissie
van het desbetreffende deskundigheidsgebied of door hun respectieve beroepsverenigingen.
Een geïnteresseerd kandidaat-lid kan zich uiteraard ook zelf aanmelden bij het College.
Enkele deskundigheidsgebieden zijn onderverdeeld in deelgebieden. Vakinhoudelijke
leden van de toetsingsadviescommissie worden benoemd als lid van de toetsingsadviescommissie
voor dat deelgebied waarvoor zij zelf hebben aangegeven te willen worden benoemd en
waarvoor zij door het College geschikt worden geacht.
De juridische leden van de toetsingsadviescommissie maken voorafgaand aan hun benoeming
kenbaar voor welk deskundigheidsgebied zij inzetbaar zijn. Dit vanwege het verschil
in ervaring of affiniteit die zij met bepaalde deskundigheidsgebieden hebben, dan
wel hun beheersing van de Engelse taal. Een juridisch lid van de toetsingsadviescommissie
kan in meerdere toetsingsadviescommissies worden benoemd.
Voor elke aanvrager wordt een specifieke toetsingsadviescommissie ingezet. In deze
commissie zit altijd een jurist en een vakgenoot uit het deelgebied waarvoor een aanvraag
is ingediend. De toetsingsadviescommissies worden met zorg samengesteld.
Artikel 2:2
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Een lid van de toetsingsadviescommissie dient in staat te zijn de beoordeling van
de aanvrager in onafhankelijkheid en zonder last of ruggespraak te verrichten.
Toelichting
Het staat buiten kijf dat een lid van de toetsingsadviescommissie aanvragers moet
kunnen beoordelen op een onafhankelijke en onpartijdige wijze en met voldoende gezag
en geloofwaardigheid. Een lid van de toetsingsadviescommissie moet van deze onafhankelijkheid
blijk kunnen geven ten opzichte van te toetsen deskundigen alsook ten opzichte van
de gebruikers van het registers, waaronder de rechterlijke macht en de advocatuur.
Ten slotte moet het advies aan het College op zorgvuldige wijze tot stand komen.
De in dit artikel vervatte eis speelt onder meer in algemene zin ten tijde van de
mogelijke benoeming. Hierbij moet gedacht worden aan de situatie dat de belangen die
uit andere (neven)functies voortvloeien (on)verenigbaar kunnen zijn met de taakvervulling
als lid van de toetsingsadviescommissie. Een zorgvuldige totstandkoming van het advies
van de toetsingsadviescommissie vereist dat (de schijn van) een mogelijk belangenconflict
te allen tijde moet worden voorkomen. Een dubbelrol van bijvoorbeeld belangenbehartiger
tevens lid van de toetsingsadviescommissie zal niet bijdragen aan de onafhankelijkheid
en onpartijdigheid.
Het vorenstaande kan uiteraard ook een rol spelen na de benoeming. Van een lid van
de toetsingsadviescommissie mag worden verwacht dat hij in staat is te beoordelen
of hij ten opzichte van een specifieke aanvrager vrij is tot een oordeel te kunnen
komen en of hij zich indien dat niet het geval is, dient te verschonen. Dit is een
afweging die een lid van de toetsingsadviescommissie in elke situatie eigenstandig
moet maken.
Artikel 2:3
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
-
4 Een lid van de toetsingsadviescommissie dient bij voorkeur te beschikken over ervaring
in het beoordelen van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de gerechtelijke deskundige.
Toelichting:
De wijze van toetsing van gerechtelijk deskundigen door het NRGD is in Nederland een
nieuwe ontwikkeling. Voor de meeste deskundigheidsgebieden geldt dat er nog niet veel
ervaring is met het toetsen van andermans gerechtelijke deskundigheid. Dit heeft consequenties
voor de eisen die het College kan stellen aan de leden van de toetsingsadviescommissie.
Lid 2
Vakinhoudelijke leden van de toetsingsadviescommissie zullen vooral aantoonbaar goed
ingevoerd moeten zijn in hun vakgebied en zullen met voldoende gezag en geloofwaardigheid
anderen binnen hun vakgebied moeten kunnen beoordelen. Van een juridisch lid van de
toetsingsadviescommissie mag worden verwacht dat hij aantoonbare ervaring heeft met
het beoordelen van anderen, en dan bij voorkeur in samenwerking met niet-juristen.
Anders dan bij de juridische leden van de toetsingsadviescommissie kan bij de vakinhoudelijke
leden van de toetsingsadviescommissie deze eis (nog) niet zo hard gesteld worden.
Zoals hierboven is opgemerkt verschilt het per deskundigheidsgebied in hoeverre men
ervaring heeft met het beoordelen van rapporten van collega-deskundigen. Het heeft
uiteraard wel de voorkeur dat men hier voldoende ervaring mee heeft. Voor zover vakinhoudelijke
kandidaat-leden van de toetsingsadviescommissie niet al ervaring hebben met het toetsen
van andere deskundigen, moet worden gekeken naar enigszins vergelijkbare ervaringen.
Lid 3
Het heeft sterk de voorkeur van het College dat een lid van de toetsingsadviescommissie
zelf ook actief is als gerechtelijk deskundige, dat hij is ingeschreven in het register
en dat hij in die hoedanigheid regelmatig rapporteert. Het is echter zeer goed denkbaar
dat iemand op basis van andere, bijvoorbeeld wetenschappelijke, kwaliteiten uitstekend
als lid van de toetsingsadviescommissie kan optreden.
Artikel 2:4
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
-
2 In aanvulling op het eerste lid kan een vakinhoudelijk kandidaat-lid worden verzocht,
indien hij hierover beschikt, drie geanonimiseerde zaaksrapporten over te leggen die
hij als gerechtelijk deskundige heeft opgesteld.
-
4 Het College dan wel de benoemingsadviescommissie als bedoeld in artikel 2:6 kan het kandidaat-lid om informatie en/of een gesprek verzoeken teneinde diens geschiktheid
te kunnen beoordelen.
Toelichting
Lid 3
Van vrijwel alle kandidaat-leden wordt verwacht dat zij een Verklaring Omtrent het
Gedrag overleggen. De Verklaring Omtrent het Gedrag betreft een toetsing van de integriteit
van het kandidaat-lid. Het orgaan dat de toetsing verricht controleert het kandidaat-lid
op eventuele strafbare feiten in de periode voorafgaand aan de benoeming als lid van
de toetsingsadviescommissie. Als lid van de toetsingsadviescommissie komt men in aanraking
met gevoelige informatie. Een kandidaat-lid hoeft niet een nieuwe Verklaring Omtrent
het Gedrag over te leggen als hij dit ook al in het kader van de aanvraag tot inschrijving
in het register heeft gedaan, mits er niet langer dan een jaar tussen het moment van
aanvraag en het moment van verzoek tot benoeming als lid van de toetsingsadviescommissie
is verstreken. Een Verklaring Omtrent het Gedrag heeft immers een beperkte houdbaarheid.
Ook op een andere manier is de integriteit en vertrouwelijkheid van de leden van de
toetsingsadviescommissie geborgd. Alle leden van de toetsingsadviescommissie dienen
een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen, zoals bepaald in artikel 2:8 van dit reglement.
Niet alle kandidaat-leden hoeven een Verklaring Omtrent het Gedrag over te leggen.
Juridische kandidaat-leden die werkzaam zijn binnen de zittende of staande magistratuur
worden afdoende gescreend op antecedenten. Juridische kandidaat-leden die niet binnen
deze beroepsgroepen werkzaam zijn dienen wel een Verklaring omtrent het gedrag te
overleggen.
§ 2. Benoeming van de leden van de toetsingsadviescommissie
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Artikel 2:5
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Het College benoemt de leden van de toetsingsadviescommissie.
Toelichting:
Het positief beoordeelde kandidaat-lid ontvangt een benoemingsbesluit. Op de website
van het NRGD staan de namen van de leden van de toetsingsadviescommissie vermeld.
Artikel 2:6
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Het College kan zich bij de besluitvorming omtrent benoeming van leden van de toetsingsadviescommissie
laten bijstaan door een benoemingsadviescommissie.
Toelichting:
Van de benoemingsadviescommissie zal het College alleen gebruik maken indien dit wenselijk
wordt geacht, bijvoorbeeld in het geval dat het om een grote hoeveelheid te beoordelen
kandidaat-leden gaat.
Een zorgvuldige voorbereiding van de besluitvorming door het College vereist dat van
het overleg van de benoemingsadviescommissie een zakelijk verslag wordt gemaakt, zodat
op basis daarvan een goed gemotiveerd advies kan worden uitgebracht.
Artikel 2:7
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Een lid van de toetsingsadviescommissie wordt benoemd voor een periode van vier jaar,
te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin het lid wordt benoemd. Het College
kan beslissen tot herbenoeming, eveneens voor een periode van vier jaar.
Toelichting:
Het initiatief om te een herbenoeming te laten plaatsvinden ligt bij het College.
De herbenoeming zal geen automatisme zijn. Het College zal voor afloop van de termijn
het functioneren van het betrokken lid evalueren en bij de herbenoeming het lid van
de toetsingscommissie beoordelen of hij aan de op dat moment geldende eisen voldoet.
Deze eisen veranderen uiteraard parallel met het aanpassen van de registratie-eisen
van de deskundigheidsgebieden.
Voor een efficiënte werkwijze van de toetsingen staat de continuïteit van de toetsingsadviescommissie
voorop. Het is zeer nuttig als een goed functionerend lid van de toetsingsadviescommissie
zonder problemen kan worden herbenoemd. Om een grote administratieve belasting te
voorkomen zal een benoeming ingaan op de eerste januari van het jaar waarin het lid
wordt benoemd.
Artikel 2:8
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Een lid van de toetsingsadviescommissie is verplicht hetgeen hem in deze functie ter
kennis is gekomen, niet verder bekend te maken dan bij het uitoefenen van zijn taak
noodzakelijk is. Hij ondertekent daartoe een geheimhoudingsverklaring.
Toelichting:
Tot de taak van een lid van de toetsingsadviescommissie behoort het bespreken van
de stukken, de mondelinge toetsing en het schrijven van het advies zelf. Maar ook
besprekingen die door het College of het Bureau in het kader van intervisie worden
georganiseerd vallen hieronder.
Artikel 2:9
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Een lid van de toetsingsadviescommissie is niet lid van het College.
Toelichting:
Een mogelijke belangenverstrengeling tussen beide posities moet worden voorkomen.
Een lid van het bevoegd gezag kan niet tevens lid van een onafhankelijke adviescommissie
zijn.
Artikel 2:10
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Een vakinhoudelijk lid van de toetsingsadviescommissie wordt tevens benoemd als lid
van de bezwaarschriftadviescommissie voor het desbetreffende deskundigheidsgebied,
tenzij het betrokken lid zelf heeft aangegeven hiervan af te willen zien.
Toelichting:
In Nederland zijn er veel deskundigheidsgebieden waarin maar weinig mensen werkzaam
zijn. Aanvragers worden getoetst door mensen, die zij professioneel vaak al heel goed
kennen. De selectie en de samenstelling van de toetsingsadviescommissies door het
NRGD vindt op een zorgvuldige wijze plaats. Leden van de toetsingsadviescommissie
mogen in beginsel niet werkzaam zijn bij hetzelfde instituut, of anderszins een intensieve
werkrelatie hebben. Dit levert problemen op bij de toetsing, en bij de eventuele bezwaarfase.
Voor de samenstelling van de adviescommissie die het bezwaar behandelt na bijvoorbeeld
een afwijzing, acht het College het wenselijk dat uit dezelfde pool kan worden geput
als bij de toetsingen. Bij de samenstelling van de bezwaarschriftadviescommissie wordt
ervoor gewaakt dat het desbetreffende lid niet in een eerder stadium betrokken is
geweest bij de toetsing.
Uiteraard kan het geval zich voordoen dat kandidaat-leden niet als lid van de bezwaaradviescommissie
willen worden benoemd. Deze ruimte zal het College geven door kandidaat-leden in de
eerste contacten met het NRGD daarop te wijzen.
§ 3. Het beëindigen en buiten functie stellen van het lidmaatschap van de toetsingsadviescommissie
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Artikel 2:11
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
Het lidmaatschap van de toetsingsadviescommissie eindigt met:
-
a. het verstrijken van de benoemingstermijn;
-
b. een schriftelijke opzegging van het betrokken lid van de toetsingsadviescommissie,
met dien verstande dat de behandeling van lopende toetsingen waarbij het desbetreffende
lid betrokken is, zorgvuldig wordt afgerond;
-
c. het verlies van een vereiste voor de aanstelling, gesteld bij de regeling die aan
de benoeming voorafgaat, tenzij het vereiste alleen voor de aanvang van de benoeming
geldt;
-
d. een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak waarbij de deskundige onder curatele
is gesteld;
-
e. het ondergaan van lijfsdwang wegens schulden krachtens onherroepelijk geworden rechterlijke
uitspraak;
-
f. het onherroepelijk worden van een veroordeling tot een vrijheidsstraf;
-
g. ingang van de dag van bekendmaking van het besluit aan het betrokken lid van de toetsingsadviescommissie
als bedoeld in artikel 2:13.
Toelichting:
Onderdeel a
Zoals in artikel 2:7 is bepaald ligt het initiatief om een lid van de toetsingsadviescommissie te herbenoemen
bij het College. Een herbenoeming is geen automatisme. De benoemingstermijn eindigt
van rechtswege.
Onderdeel b
Het komt regelmatig voor dat een lid van de toetsingsadviescommissie het College bericht
dat hij niet meer wil worden ingezet. In dat geval is het zeer gewenst dat het betrokken
lid de dossiers die hij op dat moment nog onder zich heeft afhandelt en de toetsing
afmaakt. Is dit onverhoopt niet mogelijk, brengt goed toetserschap met zich dat het
betrokken lid van de toetsingsadviescommissie zorgt voor een goede overdracht. Het
heeft dan ook sterk de voorkeur dat een lid van de toetsingsadviescommissie niet stopt
tussen een schriftelijke en mondelinge toetsing (inclusief uitbrengen van het advies).
Door de opzegging met waarborgen te omkleden kunnen eventuele organisatorische problemen
voldoende worden opgevangen. Uiteraard kan hiervan worden afgeweken. Er zullen zich
altijd uitzonderingen voordoen, bijvoorbeeld bij een beëindiging wegens ernstige ziekte.
Onderdeel c
De in dit onderdeel vervatte regel ziet op de situatie dat er gedurende de benoemingsperiode
van vier jaar wezenlijke veranderingen bij het benoemde lid van de toetsingsadviescommissie
kunnen plaatsvinden. Dit kan aanleiding zijn om afscheid van elkaar te nemen. Hierbij
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een verandering van functie buiten het betreffende
deskundigheidsgebied waardoor de noodzakelijke kennis ervan verdwijnt.
Artikel 2:12
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
-
3 Het College stelt het betrokken lid van de toetsingsadviescommissie in de gelegenheid
te worden gehoord.
Toelichting:
Als bij het College signalen binnenkomen dat mogelijk sprake is van de in dit artikel
genoemde situaties, kunnen deze aanleiding vormen te besluiten een lid voor bepaalde
tijd buiten functie te stellen. Het functioneren van het betrokken lid van de toetsingsadviescommissie
kan hierdoor immers ernstig worden bemoeilijkt, maar het hoeft niet noodzakelijkerwijs
(direct) te leiden tot beëindiging van diens lidmaatschap, anders dan de situatie
waarop artikel 2:13 ziet. Het is evident dat een strafrechtelijke vervolging het gezag en de geloofwaardigheid
van het lid van de toetsingsadviescommissie kan aantasten. Dat laat onverlet dat ook
in dat geval niet tot het buiten functie stellen van een lid van de toetsingsadviescommissie
wordt overgegaan dan nadat het College de gronden hiervoor heeft onderzocht en het
betrokken lid heeft gehoord. Het onderzoek in het kader van de buiten functie stelling
is geregeld in artikel 2:14.
Indien een situatie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel zich voordoet zal
het betrokken lid voor wat betreft de lopende toetsingen moeten worden vervangen door
een ander lid van de toetsingsadviescommissie. Goed toetserschap brengt ook hier met
zich dat het betrokken lid zorgt voor een goede overdracht.
Artikel 2:13
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
-
1 Het lidmaatschap kan worden beëindigd door het College op grond van verwaarlozing
van zijn taak als lid van de toetsingsadviescommissie, structureel verschil van inzicht,
onverenigbaarheid van belangen of indien zijn gezag of integriteit als lid van de
toetsingsadviescommissie in het geding is.
-
3 Het College stelt het betrokken lid van de toetsingsadviescommissie in de gelegenheid
te worden gehoord.
Toelichting:
Lid 1
De gronden voor beëindiging van het lidmaatschap als vermeld in lid 1 zijn analoog
aan die van de eisen aan de te registreren deskundigen als bepaald in het Besluit en aan de onder artikel 2:12, eerste lid onder a genoemde gronden voor het buiten functie stellen. Als bij het College signalen binnenkomen
dat er gewichtige problemen zijn met een lid van de toetsingsadviescommissie kan dat
aanleiding zijn te besluiten het lidmaatschap te beëindigen nog voordat de benoemingstermijn
is verstreken.
Het geval kan zich voordoen dat een toetser de toetsingen niet wil uitvoeren zoals
door het College in de registratie-eisen en toetsingsprocedure en de daarop gebaseerde
nadere uitvoeringsdocumenten voor het desbetreffende deskundigheidsgebied is bepaald.
Ook is het denkbaar dat na een benoeming als toetser een negatieve beslissing wordt
genomen door het College omtrent zijn aanvraag tot registratie voor het desbetreffende
deskundigheidsgebied. Een negatieve beslissing tast naar het oordeel van het College
de gezaghebbende positie van de betrokken toetser aan. Hij kan in dat geval niet als
toetser worden gehandhaafd. Een afwijzing van een toetser voor het deelgebied waarvoor
hij als toetser is benoemd, leidt derhalve in beginsel altijd tot het besluit dat
het lidmaatschap van de toetsingsadviescommissie wordt beëindigd. Of de toetser in
het geval hij ook voor een ander deelgebied als toetser is benoemd, ook niet meer
voor dat andere deelgebied mag optreden, hangt af van de omstandigheden van het geval.
Dit zal voor iedere toetser op zich door het College worden beoordeeld. Van de bovenstaande
situatie zou wel moeten worden onderscheiden het geval dat een aanvraag van een toetser
niet in behandeling wordt genomen omdat deze niet volledig blijkt te zijn of indien
er sprake is van een niet-inhoudelijke afwijzing, bijvoorbeeld omdat betrokkene niet
aan het in de registratie-eisen van het desbetreffende deskundigheidsgebied voorgeschreven
aantal rapporten heeft voldaan in de door het College vastgestelde periode. In deze
gevallen zou de benoeming als toetser niet altijd hoeven te worden beëindigd. Verder
kan gedacht worden aan de situatie dat na de benoeming een zodanige tuchtrechtelijke
maatregel wordt uitgesproken ten nadele van de toetser dat twijfel kan ontstaan over
zijn goede staat van dienst. In ieder geval valt hieronder de maatregel van schorsing
of ontzetting uit beroep of ambt.
Anders dan de benoeming of afwijzing van een benoeming tot lid van de toetsingsadviescommissie
in de toetsingsadviescommissie is het besluit tot beëindiging van het lidmaatschap
van de toetsingsadviescommissie wel vatbaar voor bezwaar en beroep. Artikel 8:4 sub d Awb zondert uitsluitend de benoemings- of aanstellingsbesluiten uit van bezwaar en beroep
en niet de ontslag- of schorsingbesluiten.
Zie ook de toelichting in Tekst en Commentaar bij de Algemene wet bestuursrecht bij
dit artikel:
Ontslag- en bevorderingsbesluiten
De formulering 'besluiten tot benoeming of aanstelling' maakt duidelijk dat ontslag-
en bevorderingsbesluiten niet onder de uitzondering vallen en dus wel appellabel zijn.
Indien een situatie als deze zich voordoet zal het lid van de toetsingsadviescommissie
voor wat betreft de lopende toetsingen moeten worden vervangen door een ander lid
van de toetsingsadviescommissie. Goed toetserschap brengt ook hier met zich dat het
betrokken lid zorgt voor een goede overdracht.
Artikel 2:14
[Regeling vervallen per 06-02-2019]
-
3 Het College stelt het betrokken lid van de toetsingsadviescommissie onverwijld schriftelijk
in kennis van het in het eerste lid genoemde onderzoek. Ook van de beëindiging en
de uitslag van het onderzoek wordt het lid van de toetsingsadviescommissie onverwijld
schriftelijk op de hoogte gesteld door het College.
Toelichting:
Het College kan op verschillende manieren het signaal bereiken dat er sprake is van
een grond voor buiten functie stelling of beëindiging als bedoeld in artikel 2:12, eerste lid respectievelijk 2:13, eerste lid. Het spreekt voor zich dat het College hiertoe niet overgaat zonder nader onderzoek
te (laten) doen. Het College zal hierbij het lid van de toetsingsadviescommissie zelf
ook in de gelegenheid moeten stellen zich over het signaal uit te laten. Het is raadzaam
het betrokken lid, hangende het onderzoek, niet voor toetsingen in te zetten.
Bij de hiervoor genoemde signalen zal een zorgvuldige afweging van de betrokken belangen
moeten plaatsvinden. Het spreekt voor zich dat niet lichtvaardig wordt overgegaan
tot een ingrijpend middel als het buiten functie stellen of de beëindiging van het
lidmaatschap van de toetsingsadviescommissie. Het College zal bijzonder terughoudend
zijn bij de toepassing van deze maatregelen. Vooral bij ingrijpende besluiten zoals
beëindiging van het lidmaatschap van de toetsingsadviescommissie wordt het handelen
van het College door het betrokken lid van de toetsingsadviescommissie, maar ook door
zijn achterban – ofwel het veld – nauwgezet gevolgd. Het besluit tot het buiten functie
stellen of de beëindiging van het lidmaatschap van de toetsingsadviescommissie zal
dan ook moeten voldoen aan de vigerende wettelijke eisen. Dit betekent onder meer
dat het besluit zorgvuldig moet worden voorbereid en goed moet worden gemotiveerd.
Een signaal zal moeten worden onderzocht. Hierbij geldt dat niet elke tuchtrechtzaak,
noch elk verschil van inzicht omtrent de wijze van toetsen een reden vormt het toetserschap
te beëindigen. Een correcte invulling van bedoeld onderzoek is ook dat het betrokken
lid in de gelegenheid moeten worden gesteld te worden gehoord alvorens het College
over het buiten functie stellen of de beëindiging van zijn benoeming beslist. Dit
horen kan op verschillende manieren plaatsvinden: telefonisch of in een persoonlijk
gesprek. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt.
Indien een situatie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel zich voordoet zal
het betrokken lid voor wat betreft de lopende toetsingen moeten worden vervangen door
een andere lid van de toetsingsadviescommissie. Goed toetserschap brengt ook hier
met zich dat het betrokken lid zorgt voor een goede overdracht.