[Red: Wijzigt de Wet op het primair onderwijs.]
[Red: Wijzigt de Wet op de expertisecentra.]
[Red: Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.]
[Red: Wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs.]
[Red: Wijzigt de Wet medezeggenschap op scholen.]
[Red: Wijzigt de Wet op het onderwijstoezicht.]
[Red: Wijzigt de Leerplichtwet 1969.]
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel IX. Oprichting rechtspersoon en vaststelling eerste ondersteuningsplan samenwerkingsverband
-
3 Het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband wordt voor 1 mei volgend
op de datum van inwerkingtreding van de artikelen, bedoeld in het eerste en tweede
lid, toegezonden aan de inspectie.
Artikel IXa. Eerste ondersteuningsplan
-
2 Indien aan het te nemen besluit van het samenwerkingsverband over het eerste ondersteuningsplan
de instemming is onthouden, wordt het voorstel door het samenwerkingsverband binnen
twee weken voorgelegd aan de commissie voor geschillen, bedoeld in de Wet medezeggenschap op scholen.
Artikel X. Overgangsbekostiging samenwerkingsverbanden in verband met afschaffing
leerlinggebonden financiering
-
1 In het eerste schooljaar waarin artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs door deze wet is vervallen, ontvangt het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, voor het aantal leerlingen van alle vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband
waarvoor op 1 oktober van het daaraan voorafgaande schooljaar een leerlinggebonden
budget beschikbaar was, een overgangsbekostiging voor personele kosten. De overgangsbekostiging
wordt berekend door voor elke leerling de personele bekostiging van het voor die leerling
geldende leerlinggebonden budget te verminderen met de personele bekostiging van het
gedeelte van dat budget, bedoeld in artikel 70a, vierde lid, van de Wet op het primair
onderwijs, zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip
waarop artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs is vervallen.
-
2 In het eerste schooljaar waarin artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs door deze wet is vervallen, ontvangt het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs tot 1 januari van het desbetreffende schooljaar voor het aantal leerlingen van alle
vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband waarvoor op 1 oktober van het
daaraan voorafgaande schooljaar een leerlinggebonden budget beschikbaar was, een overgangsbekostiging
voor materiële instandhouding. De overgangsbekostiging wordt berekend door voor elke
leerling de materiële bekostiging van het voor die leerling geldende leerlinggebonden
budget te verminderen met de materiële bekostiging van het gedeelte van dat budget,
bedoeld in artikel 70a, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, zoals die
bepaling luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel 70a
van de Wet op het primair onderwijs is vervallen.
-
3 In het eerste schooljaar waarin artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs door deze wet is vervallen, ontvangt het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, voor het aantal leerlingen van alle vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband
waarvoor op 1 oktober van het daaraan voorafgaande schooljaar een leerlinggebonden
budget beschikbaar was, een overgangsbekostiging voor personele kosten. De overgangsbekostiging
wordt berekend door voor elke leerling de personele bekostiging van het voor die leerling
geldende leerlinggebonden budget te verminderen met de personele bekostiging van het
gedeelte van dat budget, bedoeld in artikel 77a, vierde lid, van de Wet op het voortgezet
onderwijs, zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip
waarop artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs is vervallen.
-
4 In het eerste schooljaar waarin artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs door deze wet is vervallen, ontvangt het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs tot 1 januari van het desbetreffende schooljaar voor het aantal leerlingen van alle
vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband waarvoor op 1 oktober van het
daaraan voorafgaande schooljaar een leerlinggebonden budget beschikbaar was, een overgangsbekostiging
voor materiële instandhouding. De overgangsbekostiging wordt berekend door voor elke
leerling de materiële bekostiging van het voor die leerling geldende leerlinggebonden
budget te verminderen met de materiële bekostiging van het gedeelte van dat budget,
bedoeld in artikel 77a, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals
die bepaling luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel
77a van de Wet op het voortgezet onderwijs is vervallen.
-
5 De omvang van de bekostiging, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt berekend
op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 70a, tweede en vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop
artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs is vervallen.
-
6 De omvang van de bekostiging, bedoeld in het derde en vierde lid, wordt berekend op
een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 77a, tweede en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop
artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs is vervallen.
Artikel XI. Overgangsbekostiging (v)so-scholen cluster 3 en 4 in verband met afschaffing
leerlinggebonden financiering
-
1 In het eerste schooljaar waarin artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs door deze wet is vervallen, ontvangt het bevoegd gezag van een school voor speciaal
onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en
4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, voor het aantal leerlingen waarvoor op 1 oktober van het daaraan voorafgaande schooljaar
een leerlinggebonden budget beschikbaar was, de personele bekostiging van het gedeelte
van dat budget, bedoeld in artikel 70a, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs,
zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel
70a van de Wet op het primair onderwijs is vervallen. Het bevoegd gezag, bedoeld in
de eerste volzin, maakt met het samenwerkingsverband of de samenwerkingsverbanden
waartoe de scholen, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs behoren waar de in de eerste volzin bedoelde leerlingen waren ingeschreven, afspraken
over de besteding van de bekostiging, bedoeld in de eerste volzin. In afwijking van
de eerste volzin, ontvangt het samenwerkingsverband waartoe de scholen als bedoeld
in de Wet op het primair onderwijs behoren waar de in de eerste volzin bedoelde leerlingen
waren ingeschreven, de bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, indien de bevoegde
gezagsorganen van alle betrokken scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet
speciaal onderwijs daarmee instemmen. Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften
vastgesteld omtrent de toepassing van de vorige volzin.
-
2 In het eerste schooljaar waarin artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs door deze wet is vervallen, ontvangt het bevoegd gezag van een school voor speciaal
onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en
4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, voor het aantal leerlingen waarvoor op 1 oktober van het daaraan voorafgaande schooljaar
een leerlinggebonden budget beschikbaar was, tot 1 januari van het desbetreffende
schooljaar de materiële bekostiging van het gedeelte van dat budget, bedoeld in artikel
70a, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, zoals die bepaling luidde op
de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel 70a van de Wet op het primair
onderwijs is vervallen. Het bevoegd gezag, bedoeld in de eerste volzin, maakt met
het samenwerkingsverband of de samenwerkingsverbanden waartoe de scholen als bedoeld
in de Wet op het primair onderwijs behoren waar de in de eerste volzin bedoelde leerlingen waren ingeschreven, afspraken
over de besteding van de bekostiging, bedoeld in de eerste volzin. In afwijking van
de eerste volzin, ontvangt het samenwerkingsverband waartoe de scholen als bedoeld
in de Wet op het primair onderwijs behoren waar de in de eerste volzin bedoelde leerlingen
waren ingeschreven, de bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, indien de bevoegde
gezagsorganen van alle betrokken scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet
speciaal onderwijs daarmee instemmen. Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften
vastgesteld omtrent de toepassing van de vorige volzin.
-
3 In het eerste schooljaar waarin artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs door deze wet is vervallen, ontvangt het bevoegd gezag van een school voor voortgezet
speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster
3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, voor het aantal leerlingen waarvoor op 1 oktober van het daaraan voorafgaande schooljaar
een leerlinggebonden budget beschikbaar was, de personele bekostiging van het gedeelte
van dat budget, bedoeld in artikel 77a, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs,
zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel
77a van de Wet op het voortgezet onderwijs is vervallen. Het bevoegd gezag, bedoeld
in de eerste volzin, maakt met het samenwerkingsverband of de samenwerkingsverbanden
waartoe de scholen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs behoren waar de in de eerste volzin bedoelde leerlingen waren ingeschreven, afspraken
over de besteding van de bekostiging, bedoeld in de eerste volzin. In afwijking van
de eerste volzin, ontvangt het samenwerkingsverband waartoe de scholen als bedoeld
in de Wet op het voortgezet onderwijs behoren waar de in de eerste volzin bedoelde
leerlingen waren ingeschreven, de bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, indien
de bevoegde gezagsorganen van alle betrokken scholen voor voortgezet speciaal onderwijs
en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs daarmee instemmen. Bij ministeriële regeling
worden nadere voorschriften vastgesteld omtrent de toepassing van de vorige volzin.
-
4 In het eerste schooljaar waarin artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs door deze wet is vervallen, ontvangt het bevoegd gezag van een school voor voortgezet
speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster
3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, voor het aantal leerlingen waarvoor op 1 oktober van het daaraan voorafgaande schooljaar
een leerlinggebonden budget beschikbaar was, tot 1 januari van het desbetreffende
schooljaar de materiële bekostiging van het gedeelte van dat budget, bedoeld in artikel
77a, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepaling luidde
op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel 77a van de Wet op het
voortgezet onderwijs is vervallen. Het bevoegd gezag, bedoeld in de eerste volzin,
maakt met het samenwerkingsverband of de samenwerkingsverbanden waartoe de scholen
als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs behoren waar de in de eerste volzin bedoelde leerlingen waren ingeschreven, afspraken
over de besteding van de bekostiging, bedoeld in de eerste volzin. In afwijking van
de eerste volzin, ontvangt het samenwerkingsverband waartoe de scholen als bedoeld
in de Wet op het voortgezet onderwijs behoren waar de in de eerste volzin bedoelde
leerlingen waren ingeschreven, de bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, indien
de bevoegde gezagsorganen van alle betrokken scholen voor voortgezet speciaal onderwijs
en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs daarmee instemmen. Bij ministeriële regeling
worden nadere voorschriften vastgesteld omtrent de toepassing van de vorige volzin.
-
5 De omvang van de bekostiging, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt berekend
op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 70a, tweede en vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop
artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs is vervallen.
-
6 De omvang van de bekostiging, bedoeld in het derde en vierde lid, wordt berekend op
een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 77a, tweede en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop
artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs is vervallen.
Artikel XIa. Verplichte herbesteding gedeelte bekostiging samenwerkingsverband
-
1 Het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, besteedt in het tweede schooljaar waarin artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs door deze wet is vervallen, de personele bekostiging, bedoeld in het tweede lid,
bij de scholen voor speciaal onderwijs of scholen voor speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs, voor zover daaraan speciaal onderwijs wordt verzorgd behorend tot cluster
3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, die in het laatste schooljaar waarin artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs
van toepassing was, de ambulante begeleiding verzorgden ten behoeve van leerlingen
op scholen in het samenwerkingsverband.
-
2 De omvang van de personele bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend
op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 70a, tweede en vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop
artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs is vervallen.
-
3 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt verminderd of komt te vervallen,
indien en naar mate de bevoegde gezagsorganen van de scholen die zijn aangesloten
bij het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, personeel dat in dienst was
bij het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal
en voortgezet speciaal onderwijs en op die school was belast met ambulante begeleiding,
hebben overgenomen. Bij ministeriële regeling worden regels gegeven met betrekking
tot de berekening van de in de eerste volzin bedoelde vermindering.
-
4 Het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, besteedt in het tweede schooljaar waarin artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs door deze wet is vervallen de personele bekostiging, bedoeld in het vijfde lid, bij
de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs of scholen voor speciaal en voortgezet
speciaal onderwijs, voor zover daaraan voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd,
behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, die in het laatste schooljaar waarin artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs
van toepassing was, de ambulante begeleiding verzorgden ten behoeve van leerlingen
op scholen in het samenwerkingsverband.
-
5 De omvang van de personele bekostiging, bedoeld in het vierde lid, wordt berekend
op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze overeenkomstig artikel 77a, tweede en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepalingen luidden op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop
artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs is vervallen.
-
6 De verplichting, bedoeld in het vierde lid, wordt verminderd of komt te vervallen
indien en naar mate de bevoegde gezagsorganen van de scholen die zijn aangesloten
bij het samenwerkingsverband, bedoeld in het vierde lid, personeel dat in dienst was
bij het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school
voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en op die school was belast met ambulante
begeleiding, hebben overgenomen. Bij ministeriële regeling worden regels gegeven met
betrekking tot de berekening van de in de eerste volzin bedoelde vermindering.
Artikel XII. Vermindering bekostiging samenwerkingsverband in verband met leerlingen
die zijn geïndiceerd door een commissie voor de indicatiestelling
-
1 De artikelen 118, tiende lid, en 132, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs en de artikelen 85b, derde lid, en 89a, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de bekostiging van het samenwerkingsverband,
bedoeld in artikel 18a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voor zover het leerlingen betreft die woonachtig zijn in het gebied van het samenwerkingsverband
en die op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging
plaatsvindt, waren ingeschreven op een school voor speciaal onderwijs respectievelijk
voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend
tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, en die tot dat onderwijs toelaatbaar zijn verklaard door een commissie voor de indicatiestelling
als bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel K, van deze wet, van wie de geldigheidsduur van de indicatie eindigt op een datum die
is gelegen na de inwerkingtreding van laatstgenoemd artikelonderdeel.
-
2 De artikelen 118, tiende lid, en 132, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs en de artikelen 85b, derde lid, en 89a, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de bekostiging van een landelijk
samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 17a, zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, voor zover het leerlingen betreft die op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan
het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt, waren ingeschreven op een school voor
speciaal onderwijs respectievelijk voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet
speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, die is aangesloten bij een landelijk samenwerkingsverband, en die tot dat onderwijs
toelaatbaar zijn verklaard door een commissie voor de indicatiestelling als bedoeld
in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel K, van deze wet, van wie de geldigheidsduur van de indicatie eindigt op een datum die
is gelegen na de inwerkingtreding van laatstgenoemd artikelonderdeel.
-
3 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt bij ministeriële regeling de
indicatie van de leerling voor een bepaalde onderwijssoort omgezet naar één van de
normbedragen die bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Dit normbedrag blijft
van toepassing totdat het samenwerkingsverband het normbedrag heeft bepaald dan wel
de leerling niet langer is ingeschreven op een school voor speciaal onderwijs respectievelijk
voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend
tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra.
Artikel XIII. Vereveningsregeling personele bekostiging samenwerkingsverband primair
onderwijs
-
1 Vanaf het tweede schooljaar vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 132 van de Wet op het primair onderwijs wordt gedurende vijf schooljaren voor alle samenwerkingsverbanden, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs de bekostiging, bedoeld in artikel 132, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs
gecorrigeerd door het bedrag, berekend volgens het tweede lid, erbij op te tellen
indien het een positief bedrag is dan wel af te trekken indien het een negatief bedrag
is.
-
2 De correctie, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend als volgt: het bedrag, bedoeld
in artikel 132, vierde lid, eerste volzin, van de Wet op het primair onderwijs op basis van de telgegevens van 1 oktober 2011 wordt verminderd met het bedrag dat
gemoeid is met de leerlingen die op 31 juli 2011 14 jaar of ouder waren. Het resterende
bedrag wordt vermeerderd met de som van de personele bedragen van het leerlinggebonden
budget, bedoeld in artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs, zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop genoemd
artikel is vervallen, voor de vestigingen van de scholen, behorend tot het samenwerkingsverband
op basis van de telgegevens van 1 oktober 2011. De som van de in de eerste volzin
bedoelde bedragen wordt verminderd met het bedrag, bedoeld in artikel 132, derde lid,
van de Wet op het primair onderwijs, op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober
2011. De uitkomst van deze berekening wordt in het tweede schooljaar vanaf de datum
van inwerkingtreding bedoeld in het eerste lid, vermenigvuldigd met 100% en vervolgens
in het derde, vierde, vijfde en zesde schooljaar vermenigvuldigd met een voor dat
schooljaar bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage, dat verschillend
kan worden vastgesteld voor correcties waarbij een bedrag wordt opgeteld en correcties
waarbij een bedrag wordt afgetrokken.
Artikel XIV. Vereveningsregeling materiële bekostiging samenwerkingsverband primair
onderwijs
-
1 Vanaf 1 januari na de datum van inwerkingtreding van artikel 118 van de Wet op het primair onderwijs wordt gedurende vijf jaren voor alle samenwerkingsverbanden, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs de bekostiging, bedoeld in artikel 118, achtste lid, van de Wet op het primair onderwijs
gecorrigeerd door het bedrag, berekend volgens het tweede lid, erbij op te tellen
indien het een positief bedrag is dan wel af te trekken indien het een negatief bedrag
is.
-
2 De correctie, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend als volgt: het bedrag, bedoeld
in artikel 118, tiende lid, eerste volzin, van de Wet op het primair onderwijs op basis van de telgegevens van 1 oktober 2011 wordt verminderd met het bedrag dat
gemoeid is met de leerlingen die op 31 juli 2011 14 jaar of ouder waren. Het resterende
bedrag wordt vermeerderd met de som van de materiële bedragen van het leerlinggebonden
budget, bedoeld in artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs, zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop genoemd
artikel is vervallen, voor de vestigingen van de scholen, behorend tot het samenwerkingsverband
op basis van de telgegevens van 1 oktober 2011. De som van de in de eerste volzin
bedoelde bedragen wordt verminderd met het bedrag, bedoeld in artikel 118, negende
lid, van de Wet op het primair onderwijs, op basis van het aantal leerlingen op 1
oktober 2011. De uitkomst van deze berekening wordt in het tweede jaar vanaf de datum
van inwerkingtreding bedoeld in het eerste lid, vermenigvuldigd met 100% en vervolgens
in het derde, vierde, vijfde en zesde jaar vermenigvuldigd met een voor dat jaar bij
algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage, dat verschillend kan worden
vastgesteld voor correcties waarbij een bedrag wordt opgeteld en correcties waarbij
een bedrag wordt afgetrokken.
Artikel XV. Vereveningsregeling personele bekostiging samenwerkingsverband voortgezet
onderwijs
-
1 Vanaf het tweede schooljaar vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 85b van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt gedurende vijf schooljaren voor alle samenwerkingsverbanden, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs de bekostiging, bedoeld in artikel 85b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet
onderwijs gecorrigeerd door het bedrag, berekend volgens het tweede lid, erbij op
te tellen indien het een positief bedrag is dan wel af te trekken indien het een negatief
bedrag is.
-
2 De correctie, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend als volgt: het bedrag, bedoeld
in artikel 85b, derde lid, eerste volzin, van de Wet op het voortgezet onderwijs op basis van de telgegevens van 1 oktober 2011 wordt vermeerderd met het bedrag dat
gemoeid is met de leerlingen die op 31 juli 2011 14 jaar of ouder waren en op 1 oktober
2011 stonden ingeschreven op een school voor speciaal onderwijs of een school voor
speciaal of voortgezet onderwijs voor zover daaraan speciaal onderwijs werd verzorgd
en die woonachtig zijn in het gebied van het samenwerkingsverband. Dit bedrag wordt
vervolgens vermeerderd met de som van de personele bedragen van het leerlinggebonden
budget, bedoeld in artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop genoemd
artikel is vervallen, voor de vestigingen van de scholen, behorend tot het samenwerkingsverband
op basis van de telgegevens van 1 oktober 2011. De som van de in de eerste volzin
bedoelde bedragen wordt verminderd met het bedrag, bedoeld in artikel 85b, tweede
lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, op basis van het aantal leerlingen op
1 oktober 2011. De uitkomst van deze berekening wordt in het tweede schooljaar vanaf
de datum van inwerkingtreding bedoeld in het eerste lid, vermenigvuldigd met 100%
en vervolgens in het derde, vierde, vijfde en zesde schooljaar vermenigvuldigd met
een voor dat schooljaar bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage,
dat verschillend kan worden vastgesteld voor correcties waarbij een bedrag wordt opgeteld
en correcties waarbij een bedrag wordt afgetrokken.
Artikel XVI. Vereveningsregeling materiële bekostiging samenwerkingsverband voortgezet
onderwijs
-
1 Vanaf 1 januari na de datum van inwerkingtreding van artikel 89a van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt gedurende vijf jaren voor alle samenwerkingsverbanden, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs de bekostiging, bedoeld in artikel 89a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet
onderwijs gecorrigeerd door het bedrag, berekend volgens het tweede lid, erbij op
te tellen indien het een positief bedrag is dan wel af te trekken indien het een negatief
bedrag is.
-
2 De correctie, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend als volgt: het bedrag, bedoeld
in artikel 89a, derde lid, eerste volzin, van de Wet op het voortgezet onderwijs op basis van de telgegevens van 1 oktober 2011 wordt vermeerderd met het bedrag van
dat gemoeid is met de leerlingen die op 31 juli 2011 14 jaar of ouder waren en op
1 oktober 2011 stonden ingeschreven op het speciaal onderwijs, of een school voor
speciaal of voortgezet onderwijs voor zover daaraan speciaal onderwijs wordt verzorgd
en die woonachtig zijn in het gebied van het samenwerkingsverband. Dit bedrag wordt
vervolgens vermeerderd met de som van de materiële bedragen van het leerlinggebonden
budget, bedoeld in artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop genoemd
artikel is vervallen, voor de vestigingen van de scholen, behorend tot het samenwerkingsverband
op basis van de telgegevens van 1 oktober 2011. De som van de in de eerste volzin
bedoelde bedragen wordt verminderd met het bedrag, bedoeld in artikel 89a, tweede
lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, op basis van het aantal leerlingen op
1 oktober 2011. De uitkomst van deze berekening wordt in het tweede jaar vanaf de
datum van inwerkingtreding bedoeld in het eerste lid, vermenigvuldigd met 100% en
vervolgens in het derde, vierde, vijfde en zesde jaar vermenigvuldigd met een voor
dat jaar bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage, dat verschillend
kan worden vastgesteld voor correcties waarbij een bedrag wordt opgeteld en correcties
waarbij een bedrag wordt afgetrokken.
Artikel XVII. Herindicatie zittende (v)so-leerlingen
-
1 Het eerste ondersteuningsplan dat wordt vastgesteld door een samenwerkingsverband
als bedoeld in artikel 18a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs omvat de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing
naar het basisonderwijs, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, dan wel voortgezet verblijf op de school voor speciaal onderwijs of speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, van leerlingen
-
a. die op de datum van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel K, waren ingeschreven op een school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet
speciaal onderwijs voor wat betreft het daaraan verzorgde speciaal onderwijs, behorend
tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra,
-
b. die tot dat onderwijs toelaatbaar zijn verklaard door een commissie voor de indicatiestelling
als bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra zoals luidend voor inwerkingtreding van artikel II, onderdeel K,
-
c. van wie de geldigheidsduur van de indicatie eindigt op een datum die is gelegen na
de inwerkingtreding van laatstgenoemd artikelonderdeel en
-
d. die in het gebied van het samenwerkingsverband woonachtig zijn,
met dien verstande dat de beoordeling van deze leerlingen met het oog op terugplaatsing
of overplaatsing naar het basisonderwijs of voortgezet verblijf in het speciaal onderwijs
plaatsvindt binnen twee jaar na inwerkingtreding van artikel II, onderdeel K. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op een landelijk samenwerkingsverband
als bedoeld in artikel 18a, vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs, met dien verstande dat de herindicatie betrekking heeft op de leerlingen van de
scholen voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs die zijn
aangesloten bij het landelijk samenwerkingsverband.
-
2 Het eerste ondersteuningsplan dat wordt vastgesteld door een samenwerkingsverband
als bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs omvat de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing
naar het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel voortgezet verblijf op de school voor voortgezet speciaal onderwijs of speciaal
en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra van leerlingen
-
a. die op de datum van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel K waren ingeschreven op een school voor voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs voor wat betreft het daaraan verzorgde voortgezet speciaal
onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra,
-
b. die tot dat onderwijs toelaatbaar zijn verklaard door een commissie voor de indicatiestelling
als bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra zoals luidend voor inwerkingtreding van artikel II, onderdeel K,
-
c. van wie de geldigheidsduur van de indicatie eindigt op een datum die is gelegen na
de inwerkingtreding van laatstgenoemd artikelonderdeel en
-
d. die in het gebied van het samenwerkingsverband woonachtig zijn,
met dien verstande dat de beoordeling van deze leerlingen met het oog op terugplaatsing
of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs of voortgezet verblijf in het voortgezet
speciaal onderwijs plaatsvindt binnen twee jaar na inwerkingtreding van artikel II, onderdeel K. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op een landelijk samenwerkingsverband
als bedoeld in artikel 17a, zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, met dien verstande dat de herindicatie betrekking heeft op de leerlingen van de
scholen voor voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs
die zijn aangesloten bij het landelijk samenwerkingsverband.
Artikel XVIII. Verdeling en overdracht nog niet bestede bekostiging rec's en samenwerkingsverbanden
primair onderwijs
-
1 Het regionaal expertisecentrum, bedoeld in artikel 28b van de Wet op de expertisecentra, zoals dat artikel luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop dat
artikel door deze wet is vervallen, draagt zorg voor de verdeling en de overdracht
van de nog niet bestede bekostiging aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen die
op die dag waren aangesloten bij het regionaal expertisecentrum.
-
2 Het bestuur van een centrale dienst draagt zorg voor de verdeling en de overdracht
van de nog niet bestede bekostiging van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet op het primair onderwijs, zoals dat artikel luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop dat
artikel door deze wet is vervallen, aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen die
op die dag deelnamen aan dat samenwerkingsverband.
Artikel XIX. Verdeling en overdracht nog niet bestede bekostiging samenwerkingsverbanden
voortgezet onderwijs
-
1 Het bevoegd gezag van de school die op grond van artikel 7, eerste lid, van het Besluit RVC's en regionaal zorgbudget is aangewezen door de bevoegde gezagsorganen van de scholen binnen een samenwerkingsverband
als bedoeld in artikel 10h van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals dat artikel luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop dat
artikel door deze wet is vervallen, draagt zorg voor de verdeling en de overdracht
van de nog niet bestede bekostiging van dat samenwerkingsverband aan de bevoegde gezagsorganen
van de scholen die op die dag deelnamen aan dat samenwerkingsverband.
Artikel XX. Laatste jaarverslag regionaal expertisecentrum
Artikel 157 van de Wet op de expertisecentra, zoals dat artikel luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop dat
artikel door deze wet is gewijzigd, blijft van toepassing op het kalenderjaar waarin
de verdeling en de overdracht van de nog niet bestede bekostiging van het regionaal
expertisecentrum, bedoeld in artikel XVIII, is gerealiseerd.
Artikel XXI. Nevenvestiging in plan regionaal expertisecentrum
Een verzoek van het bevoegd gezag om goedkeuring door Onze Minister van de inrichting
van een nevenvestiging die is opgenomen in een plan als bedoeld in artikel 76a, derde lid, van de Wet op de expertisecentra zoals luidend voor de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel CC, wordt aangemerkt als een verzoek van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 76a,
eerste lid, van de Wet op de expertisecentra zoals luidend na de inwerkingtreding
van artikel II, onderdeel CC, indien het plan tezamen met de gegevens waaruit de in
artikel 76a, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra zoals luidend voor de inwerkingtreding
van artikel II, onderdeel CC, bedoelde overeenstemming blijkt door het regionaal expertisecentrum
voor de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel CC, ter goedkeuring aan Onze Minister
is gezonden.
Artikel XXII. Vermindering expertisebekostiging
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel XXIII. Instellingen in oprichting
-
1 In afwijking van artikel 8, eerste lid, derde volzin, van de Wet op de expertisecentra wordt het onderwijs, bedoeld in die volzin, tot 1 augustus 2015 gegeven in scholen
voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor
speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, verdeeld als aangegeven in de in die volzin
genoemde onderwijssoorten.
-
3 Voor de bekostiging van personeel wordt aan de scholen, bedoeld in het eerste lid,
een bedrag per school en een bedrag per leerling toegekend, welke bedragen worden
verhoogd met een bedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd
van de leraren van de school op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar. De bedragen,
bedoeld in de eerste volzin, worden bij ministeriële regeling vastgesteld. In aanvulling
op de bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, ontvangt de school van de instelling
in oprichting waarmee wordt samengewerkt, een bedrag in verband met de auditieve en
communicatieve handicap van de leerlingen.
-
4 De instelling in oprichting ontvangt jaarlijks een bij ministeriële regeling vast
te stellen bekostiging in verband met de auditieve en communicatieve handicap van
de leerlingen van de scholen, bedoeld in het eerste lid, die is gebaseerd op het aantal
leerlingen van de scholen waarmee de instelling in oprichting samenwerkt.
Artikel XXIV. Omzetting bekostiging scholen cluster 2 in bekostiging van instellingen
met nevenvestigingen
-
1 Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke scholen voor speciaal onderwijs,
voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend
tot cluster 2, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, met ingang van 1 augustus 2015 in aanmerking kunnen worden gebracht voor bekostiging
als instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan auditief of communicatief
gehandicapte kinderen of nevenvestiging daarvan, als bedoeld in de Wet op de expertisecentra,
en onder welke voorwaarden dit geschiedt.
Artikel XXIVa. Bekostiging van het landelijk werkverband epilepsie en onderwijs
Onze minister verstrekt aan het bevoegd gezag van de school voor speciaal en voortgezet
speciaal onderwijs «De Waterlelie» te Cruquius en het bevoegd gezag van de school
voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs «De Berkenschutse» te Heeze bekostiging
ten behoeve van ambulante begeleiding aan leerlingen met epilepsie. De bekostiging
wordt jaarlijks vastgesteld bij beschikking van Onze minister.
Artikel XXV. Afhandeling van voor de datum van inwerkingtreding van artikel XXIV ingediende verzoeken
Voor de datum van inwerkingtreding van artikel XXIV ingediende verzoeken om een voorziening als bedoeld in Titel IV, afdeling 3, van de Wet op de expertisecentra van een bevoegd gezag van een school waaruit een instelling als bedoeld in artikel
XXIV is ontstaan, worden, indien daarop na de datum van inwerkingtreding van artikel
XXIV van deze wet wordt beslist, geacht te zijn gedaan door het bevoegd gezag van
de instelling en ten behoeve van de instelling.
Artikel XXVI. Overgangsregeling instellingen cluster 1
Tot het tijdstip waarop de periode van vijf jaar, bedoeld in artikel 114 van de Wet op de expertisecentra, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel GG van deze wet, is verstreken, blijft bedoeld artikel 114 van de Wet op de expertisecentra
van toepassing op instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, van de Wet op de expertisecentra. Tot het in de eerste volzin bedoelde tijdstip blijven de artikelen 111 en 114 van de Wet op de expertisecentra, zoals die artikelen zijn gewijzigd door deze wet, ten aanzien van de in de eerste
volzin bedoelde instellingen buiten toepassing.
Artikel XXVIII. Samenloop met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het primair
onderwijs in verband met verzelfstandiging van dislocaties
Artikel XXIX. Samenloop met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het primair
onderwijs in verband met de wettelijke verankering van afdelingen voor internationaal
georiënteerd basisonderwijs
Artikel XXX. Samenloop met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het primair
onderwijs en de Wet op de expertisecentra onder meer in verband met aanpassing van
de methode van jaarlijkse prijsbijstelling ten aanzien van de materiële voorzieningen
Artikel XXXI. Samenloop met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het primair
onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Experimentenwet onderwijs en de Wet medezeggenschap
op scholen in verband met volledige decentralisatie van arbeidsvoorwaarden in het
primair onderwijs
Artikel XXXII. Samenloop met het wetsvoorstel tot wijziging van onder meer de Wet
op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs
Artikel XXXIII. Samenloop met het wetsvoorstel tot wijziging van diverse onderwijswetten
in verband met onder meer afschaffen van de verblijfsduurbeperking in het voortgezet
onderwijs, bewaken van de examenkwaliteit in het voortgezet onderwijs en het voortgezet
algemeen volwassenenonderwijs, alsmede uitbreiding van de staatsexamenmogelijkheden
[Red: Wijzigt deze wet.]
Artikel XXXIV
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel XXXV. Samenloop met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht
en enige andere wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en de
gewijzigde rol van de inspectie van het onderwijs bij het toezichtproces
Artikel XXXVI. Samenloop met het wetsvoorstel tot wijziging van de Leerplichtwet 1969,
de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair
onderwijs, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage
en schoolkosten en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het treffen van
diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten
Artikel XXXVII. Samenloop met het wetsvoorstel van de leden Hamer, Jasper van Dijk,
Dibi, Van der Ham en Kraneveldt-van der Veen houdende wijziging van de Wet op het
primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs,
de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Algemene wet gelijke behandeling inzake
toelating tot onderwijsinstellingen van leerlingen of deelnemers (regeling toelatingsrecht
onderwijs)
Artikel XXXVIII. Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.