Wet voortgezet onderwijs BES

[Regeling vervallen per 01-08-2022.]
Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2021 en zichtdatum 01-01-2021.
Geldend van 01-01-2021 t/m 30-06-2021

Wet voortgezet onderwijs BES

Titel I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Deze wet verstaat onder:

assistentopleiding: assistentopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

basisberoepsopleiding: basisberoepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

basisregister onderwijs: basisregister onderwijs als bedoeld in artikel 24b van de Wet op het onderwijstoezicht;

belangstellingsmeting: de belangstellingsmeting, bedoeld in artikel 124a;

beroepsopleiding: opleiding als bedoeld in artikel 7.1.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

beroepspraktijkvorming: beroepspraktijkvorming als bedoeld in artikel 7.2.7, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

bevoegd gezag: voor wat betreft:

  • a. een openbare school:

    • 1°. het bestuurscollege van het betreffende openbaar lichaam, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen;

    • 2°. de openbare rechtspersoon, bedoeld in artikel 97; dan wel

    • 3°. de stichting, bedoeld in artikel 98 of artikel 109;

  • b. een bijzondere school: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 105, eerste lid;

bijzondere school: een door een natuurlijke persoon of door een privaatrechtelijke rechtspersoon, niet zijnde een stichting als bedoeld in artikel 98, in stand gehouden school;

College voor toetsen en examens: College voor toetsen en examens als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor toetsen en examens;

contractactiviteiten: activiteiten als bedoeld in artikel 43, tweede lid;

deelnemers: deelnemers als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

expertisecentrum onderwijszorg: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 69, eerste lid;

ho-student: degene die hoger onderwijs volgt, als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

inspectie: de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht, voor zover het voortgezet onderwijs betreft;

instelling voor beroepsonderwijs: instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, waaraan beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van die wet wordt verzorgd;

kerndoelen: de op grond van artikel 34 vastgestelde na te streven inhoudelijke doelstellingen voor het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren, bedoeld in artikel 35, gericht op het verwerven door leerlingen van kennis, inzicht en vaardigheden;

kwalificatie: de kwalificatie, bedoeld in artikel 7.1.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

mbo-student: student als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

middenkaderopleiding: middenkaderopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel d, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

openbaar lichaam: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

openbare rechtspersoon: een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld als bedoeld in artikel 97;

openbare school:

  • a. een school in stand gehouden door een openbaar lichaam, al dan niet te zamen met een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid;

  • b. een door een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 97 in stand gehouden school;

  • c. een door een stichting als bedoeld in artikel 98 of artikel 109 in stand gehouden school;

opleidingsdomein: opleidingsdomein als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

ouders: ouders, voogden of verzorgers;

personeel:

  • a. de benoemde rector, directeur, conrector, adjunct-directeur of leraar, en overig personeel benoemd in een andere functie dan het geven van onderwijs, waaronder begrepen de leden van het bestuur van die scholen die zijn benoemd door een raad van toezicht als bedoeld in artikel 56, derde lid, voor zover die leden mede zijn benoemd op basis van een arbeidsovereenkomst of een schriftelijke aanstelling;

  • b. het onder a bedoelde personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld, tenzij het betreft de toepassing van de artikelen 90 tot en met 93 en 167, voor zover niet anders is bepaald, en de toepassing van daarmee verband houdende wettelijke bepalingen;

persoonsgebonden nummer BES: het administratienummer van de leerling, dan wel het door Onze Minister uitgegeven onderwijsnummer, bedoeld in artikel 65, vierde lid;

Raad onderwijs arbeidsmarkt: de Raad onderwijs arbeidsmarkt, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

Rijksvertegenwoordiger: Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

scholengemeenschap: een gemeenschap van twee of meer scholen voor voortgezet onderwijs;

school: een school voor voortgezet onderwijs, tenzij het tegendeel blijkt;

vakopleiding: vakopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

vavo-student: vavo-student als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

voortgezet onderwijs: het voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Voortgezet onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het voortgezet onderwijs, bedoeld in deze wet, omvat het onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs. Het omvat niet educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES en het hoger onderwijs.

  • 2 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.

Artikel 3. Bevoegdheid schoolonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Voortgezet onderwijs mag slechts worden gegeven door degene die daartoe ingevolge deze wet bevoegd is.

Artikel 4. Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 2 Indien uit het overleg, bedoeld in het eerste lid, moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, doet het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES, en stelt het bevoegd gezag de vertrouwensinspecteur daarvan onverwijld in kennis. Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het doen van aangifte, stelt het de ouders van de betrokken leerling, onderscheidenlijk de betreffende ten behoeve van de school met taken belaste persoon, hiervan op de hoogte.

  • 3 Indien een personeelslid op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van de school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, stelt het personeelslid het bevoegd gezag daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 4a. Zorgplicht veiligheid op school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag draagt zorg voor de veiligheid op school, waarbij het bevoegd gezag in ieder geval:

    • a. beleid met betrekking tot de veiligheid voert,

    • b. de veiligheid van leerlingen op school monitort met een instrument dat een representatief en actueel beeld geeft, en

    • c. er zorg voor draagt dat bij een persoon ten minste de volgende taken zijn belegd:

      • 1°. het coördineren van het beleid in het kader van het tegengaan van pesten, en

      • 2°. het fungeren als aanspreekpunt in het kader van pesten.

  • 2 Onder veiligheid, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan de sociale, psychische en fysieke veiligheid van leerlingen.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het instrument, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dat door de school wordt vormgegeven of gekozen, waaronder:

    • a. de aandachtsgebieden die het instrument inzichtelijk maakt,

    • b. de representativiteit van het instrument, en

    • c. de frequentie waarmee het instrument wordt ingezet.

Artikel 5. Kosten van leerlingenvervoer

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Ten behoeve van het schoolbezoek verstrekt het bestuurscollege aan ouders van in het openbaar lichaam verblijvende leerlingen die wegens hun lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van vervoer gebruik kunnen maken, op aanvraag vergoeding van de door het bestuurscollege noodzakelijk te achten vervoerskosten. Indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de vergoeding op aanvraag verstrekt aan de leerling. De eilandsraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 2 De regeling maakt geen onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs.

  • 3 De regeling eerbiedigt de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, van de leerling berustende keuze van een school.

  • 4 De regeling voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling passend is. De regeling bepaalt op welke wijze het bestuurscollege ter zake advies van deskundigen inwint.

  • 5 De regeling bepaalt dat de kosten worden vergoed van vervoer over de afstand tussen de woning van de leerling en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, met inachtneming van de keuze van de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, van de leerling, tenzij vervoer met betrekking tot een verder weg gelegen school voor het openbaar lichaam minder kosten met zich zou brengen en de ouders onderscheidenlijk de leerling met het vervoer naar die school instemmen.

  • 6 De regeling kan bepalen dat het openbaar lichaam, in plaats van vergoeding in geld te geven, het vervoer verzorgt of doet verzorgen.

  • 7 De regeling kan bepalen dat het bestuurscollege in bijzondere gevallen de bevoegdheid heeft ten gunste van de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, ten gunste van de leerling van de inhoud van de regeling af te wijken.

Titel II. Het onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 6. Vormen van voortgezet onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het voortgezet onderwijs wordt onderscheiden in:

  • a. voorbereidend wetenschappelijk onderwijs;

  • b. hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;

  • c. voorbereidend beroepsonderwijs;

  • d. praktijkonderwijs;

  • e. andere vormen van voortgezet onderwijs.

Afdeling I. Openbaar en uit de openbare kas bekostigd bijzonder schoolonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 7. Openbaar en uit de openbare kas bekostigd bijzonder schoolonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

De bepalingen van de hoofdstukken I en II van deze afdeling regelen het openbaar schoolonderwijs; de bepalingen van de hoofdstukken I en III zijn voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder schoolonderwijs.

Hoofdstuk I. Regelen voor het openbaar schoolonderwijs, tevens voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder schoolonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

§ 1. Scholen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 8. Taal

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands. In afwijking van de eerste volzin kan een andere taal worden gebezigd:

  • a. wanneer het onderwijs met betrekking tot die taal betreft,

  • b. wanneer het praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 31 betreft, of

  • c. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de leerlingen daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het bevoegd gezag vastgestelde gedragscode. De gedragscode wordt toegezonden aan de inspectie.

Artikel 9. Onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.

Artikel 10. Bestrijding (taal)achterstand

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Scholen dragen zorg voor een optimale aansluiting van leerlingen met een moedertaal die niet overeenkomt met de op de school gehanteerde instructietaal.

  • 2 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat daarbij op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal.

Artikel 11. Onderwijs in lichamelijke opvoeding

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onderwijs in lichamelijke opvoeding, bestaande uit praktische bewegingsactiviteiten, wordt gespreid verzorgd over alle leerjaren van het voortgezet onderwijs. Dit onderwijs vindt plaats gespreid over de schoolweken, en in zodanige substantiële omvang en schooltijd dat wordt voldaan aan de eisen op het gebied van kwaliteit, intensiteit en variëteit van de bewegingsactiviteiten neergelegd in kerndoelen en examenprogramma’s. In afwijking van de tweede volzin geldt voor het laatste leerjaar het voorschrift, dat het onderwijs in het eindexamenvak lichamelijke opvoeding niet eerder mag worden afgesloten dan in de maand december.

Artikel 12. Beschikbaarstelling lesmateriaal aan leerlingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag stelt elk leerjaar om niet aan een leerling lesmateriaal ter beschikking.

  • 2 Onder lesmateriaal wordt verstaan: lesmateriaal dat naar vorm en inhoud is gericht op informatieoverdracht in onderwijsleersituaties en waarvan het gebruik binnen het onderwijsaanbod door het bevoegd gezag specifiek voor het desbetreffende leerjaar is voorgeschreven.

Artikel 12a. Onderwijstijd

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs aan scholen als bedoeld in artikel 13, omvat ten minste 5.700 klokuren.

  • 3 Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs aan scholen als bedoeld in artikel 15, omvat ten minste 3.700 klokuren.

  • 4 Voorbereidend beroepsonderwijs aan scholen als bedoeld in artikel 17, omvat ten minste 3.700 klokuren.

  • 5 Het bevoegd gezag kan de uren, bedoeld in het derde of vierde lid, invullen met activiteiten die worden verzorgd in het onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 27a, tweede lid, of 27l, tweede lid, voor zover het leerlingen betreft die een doorlopende leerroute vmbo-mbo of een geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding volgen.

  • 6 Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens over die invulling en over de spreiding van de uren over de verschillende leerjaren.

Artikel 12b. Onderwijsdagen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 In elk schooljaar wordt op ten minste 189 dagen onderwijs verzorgd.

  • 2 In afwijking van het in het eerste lid genoemde aantal dagen behoeft in het laatste leerjaar geen onderwijs te worden verzorgd vanaf de aanvang van het eerste tijdvak waarin het centraal eindexamen wordt afgenomen.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gesteld omtrent vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen begin en eind van vakanties worden vastgesteld, die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn. Daarbij kan het aantal dagen, genoemd in het eerste lid, voor een daarbij aan te geven groep scholen, hoger of lager worden vastgesteld indien dit noodzakelijk is in verband met de spreiding van de landelijk vastgestelde vakantie over verschillende delen van Nederland.

Artikel 13. Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs is het onderwijs dat is ingericht ter voorbereiding op aansluitend wetenschappelijk onderwijs en dat mede algemene vorming omvat. Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs wordt gegeven aan scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Deze worden onderscheiden in gymnasia en athenea, elk met een cursusduur van zes jaren.

  • 2 Aan de gymnasia wordt in elk geval onderwijs verzorgd in Latijnse taal en cultuur en Griekse taal en cultuur.

Artikel 14. Hoger algemeen voortgezet onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Hoger algemeen voortgezet onderwijs is het onderwijs dat is ingericht ter voorbereiding op aansluitend hoger beroepsonderwijs en dat mede algemene vorming omvat. Het hoger algemeen voortgezet onderwijs wordt gegeven:

  • a. aan scholen met een cursusduur van vijf jaren;

  • b. aan afdelingen van scholen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs. Deze hebben een cursusduur van twee jaren en vangen aan na vier jaren middelbaar algemeen voortgezet onderwijs.

Artikel 15. Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs is het onderwijs dat is ingericht ter voorbereiding op aansluitend beroepsonderwijs dan wel op hoger algemeen voortgezet onderwijs, en dat mede algemene vorming omvat. Het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs wordt gegeven aan scholen met een cursusduur van vier jaren.

Artikel 16. Theoretische leerweg en profielen mavo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Aan scholen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs wordt onderwijs in de theoretische leerweg gegeven.

  • 2 Het onderwijs aan scholen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs is met ingang van het derde leerjaar ingericht volgens profielen. Een profiel is een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, zodanig ingericht dat het biedt:

    • a. een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming,

    • b. een voorbereiding op naar inhoud verwante opleidingen in het aansluitend beroepsonderwijs, en

    • c. een voorbereiding op het hoger algemeen voortgezet onderwijs.

  • 3 De school verzorgt een of meer profielen. De profielen zijn:

    • a. techniek,

    • b. zorg en welzijn,

    • c. economie, en

    • d. groen.

  • 4 Elk profiel bestaat uit:

    • a. een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is,

    • b. een profieldeel, dat kenmerkend is voor dat profiel, en

    • c. een vrij deel, dat bestaat uit door de leerling te kiezen vakken en andere programma-onderdelen.

  • 5 Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in de theoretische leerweg omvat Nederlandse taal, Engelse taal, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en ten minste één van de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama.

  • 6 Het profieldeel van de theoretische leerweg omvat wat betreft:

    • a. het profiel techniek: wiskunde en natuur- en scheikunde I,

    • b. het profiel zorg en welzijn: biologie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, maatschappijkunde, geschiedenis en staatsinrichting, of aardrijkskunde, met dien verstande dat het bevoegd gezag beslist welke van de laatste drie vakken wordt of worden aangeboden,

    • c. het profiel economie: economie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, Spaanse taal of Franse taal,

    • d. het profiel groen: wiskunde en, ter keuze van de leerling, biologie of natuur- en scheikunde I.

  • 7 Het vrije deel van de theoretische leerweg:

    • a. omvat door de leerling te kiezen vakken, genoemd in het zesde lid,

    • b. kan omvatten natuur- en scheikunde II, Papiaments, Duitse taal, vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama, lichamelijke opvoeding 2 en informatietechnologie, door de leerling te kiezen, en

    • c. kan omvatten door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en programmaonderdelen.

  • 7a Het bevoegd gezag stelt de leerling in de gelegenheid om, indien de leerling dat wenst, naast het onderwijsprogramma, bestaande uit de in het vierde lid bedoelde delen, beroepsgerichte keuzevakken als bedoeld in artikel 29 te volgen. Het achtste en tiende lid van artikel 29 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 8 Het bevoegd gezag beslist welke keuzetaal, genoemd in het zesde lid, onderdeel c, en welke vakken, genoemd in het zevende lid, onderdeel b, worden aangeboden. Het bevoegd gezag kan tevens beslissen dat door het bevoegd gezag aan te wijzen vakken en andere programmaonderdelen, bedoeld in het zevende lid, onderdeel c, door alle leerlingen in het vrije deel moeten worden gevolgd.

  • 9 Het bevoegd gezag kan de leerling in de gelegenheid stellen, in plaats van de vakken, genoemd in het vijfde, zesde en zevende lid, onderdeel b, de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 39 en 40 te volgen.

  • 10 Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld over de mogelijkheid van vrijstelling en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om ontheffing te verlenen van onderdelen van dit artikel. Onverminderd het zesde en zevende lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld het door alle leerlingen in het derde leerjaar te volgen minimum aantal vakken waarin eindexamen kan worden afgelegd, alsmede welke vakken het betreft.

Artikel 17. Voorbereidend beroepsonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Voorbereidend beroepsonderwijs is het onderwijs dat is ingericht ter voorbereiding op aansluitend beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b, c en d, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES en dat mede algemene vorming omvat. Het voorbereidend beroepsonderwijs wordt gegeven aan scholen met een cursusduur van vier jaren.

Artikel 18. Beroepsgerichte leerwegen en profielen vbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Aan scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs wordt, in elk profiel als bedoeld in het derde lid, onderwijs in de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg gegeven.

  • 2 Het onderwijs aan scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs is met ingang van het derde leerjaar ingericht volgens profielen. Een profiel is een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, zodanig ingericht dat het biedt:

    • a. een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming, en

    • b. een voorbereiding op naar inhoud verwante opleidingen in het aansluitend beroepsonderwijs.

  • 3 De school verzorgt één of meer profielen. De profielen zijn:

    • a. bouwen, wonen en interieur,

    • b. produceren, installeren en energie,

    • c. mobiliteit en transport,

    • d. media, vormgeving en ICT,

    • e. maritiem en techniek,

    • f. zorg en welzijn,

    • g. economie en ondernemen,

    • h. horeca, bakkerij en recreatie,

    • i. groen,

    • j. dienstverlening en producten.

  • 4 Elk profiel bestaat uit:

    • a. een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is,

    • b. een profieldeel, dat kenmerkend is voor dat profiel, en

    • c. een vrij deel, dat bestaat uit door de leerling te kiezen vakken en andere programma-onderdelen.

  • 5 Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in de beroepsgerichte leerwegen omvat Nederlandse taal, Engelse taal, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en ten minste één van de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama.

  • 6 Het profieldeel van de beroepsgerichte leerwegen omvat het bij het betreffende profiel behorend profielvak en, wat betreft:

    • a. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen a tot en met e: wiskunde en natuur- en scheikunde I,

    • b. het profiel, genoemd in het derde lid, onderdeel f: biologie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, maatschappijkunde, geschiedenis en staatsinrichting, of aardrijkskunde, met dien verstande dat het bevoegd gezag beslist welke van de laatste drie vakken wordt of worden aangeboden,

    • c. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen g en h: economie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, Spaanse taal of Franse taal,

    • d. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel i: wiskunde en, ter keuze van de leerling, biologie of natuur- en scheikunde I,

    • e. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel j: ter keuze van de leerling twee van de vakken wiskunde, economie, biologie en natuur- en scheikunde I.

  • 7 Het vrije deel van elk profiel in de beroepsgerichte leerwegen:

    • a. omvat door de leerling te kiezen beroepsgerichte keuzevakken,

    • b. kan omvatten door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en programma-onderdelen.

  • 8 Het bevoegd gezag beslist welke keuzetaal, genoemd in het zesde lid, onderdeel c, en welke beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, worden aangeboden. Het bevoegd gezag kan tevens beslissen dat door het bevoegd gezag aan te wijzen vakken en andere programma-onderdelen, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, door alle leerlingen in het vrije deel moeten worden gevolgd.

  • 9 Het bevoegd gezag kan de leerling in de gelegenheid stellen:

    • a. in plaats van de vakken van de basisberoepsgerichte leerweg, genoemd in het vijfde en zesde lid, en de vakken die in de plaats komen van een tweede moderne vreemde taal, de overeenkomstige vakken van de kaderberoepsgerichte leerweg of de overeenkomstige vakken, genoemd in de artikelen 16 en 29 of de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 39 en 40 te volgen,

    • b. in plaats van de vakken van de kaderberoepsgerichte leerweg, genoemd in het vijfde en zesde lid, en de vakken die in de plaats komen van een tweede moderne vreemde taal, de overeenkomstige vakken, genoemd in de artikelen 16 en 29 of de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 39 en 40 te volgen,

    • c. in plaats van de vakken van de basisberoepsgerichte leerweg, genoemd in het zevende lid, onderdeel a, de overeenkomstige vakken van de kaderberoepsgerichte leerweg te volgen,

    • d. een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen extra vakken te volgen.

  • 10 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld:

    • a. de profielvakken, bedoeld in het zesde lid,

    • b. voorschriften met betrekking tot de beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, en

    • c. voorschriften over de mogelijkheid van vrijstelling en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om ontheffing te verlenen van onderdelen van dit artikel.

  • 11 Onverminderd het zesde en zevende lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld het door alle leerlingen in het derde leerjaar te volgen minimum aantal vakken waarin eindexamen kan worden afgelegd, alsmede welke vakken het betreft.

Artikel 19. Leer-werktraject in basisberoepsgerichte leerweg

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag kan de basisberoepsgerichte leerweg mede inrichten als leer-werktraject. Een leer-werktraject is een leerroute binnen de basisberoepsgerichte leerweg met een buitenschools praktijkgedeelte dat ten minste 640 klokuren, verzorgd in 80 dagen, en ten hoogste 1 280 klokuren, verzorgd in 160 dagen, omvat van de gezamenlijke onderwijstijd van het derde en vierde leerjaar en welk traject specifiek is gericht op het behalen van een startkwalificatie op het niveau van de basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES. Elke schoolweek in het derde en vierde leerjaar omvat ten minste binnenschools onderricht.

  • 2 Een leer-werktraject omvat in elk geval:

    • a. Nederlandse taal, en

    • b. een beroepsgericht programma.

  • 3 Het bevoegd gezag kan, na overleg met de leerling of diens wettelijk vertegenwoordiger, beslissen dat het leer-werktraject voor die leerling eveneens een of meer andere vakken van de basisberoepsgerichte leerweg omvat.

Artikel 20. Inrichting buitenschools praktijkgedeelte

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het bevoegd gezag stelt bij de inrichting van het leer-werktraject in elk geval vast:

  • a. de organisatie van de leerlingbegeleiding vanwege het bevoegd gezag zowel binnen de school als bij het bedrijf dat of de organisatie die het buitenschoolse praktijkgedeelte verzorgt, alsmede

  • b. de invulling van het buitenschoolse praktijkgedeelte en waarborgt daarbij dat niet uitsluitend eenzijdige productiearbeid wordt verricht.

Artikel 21. Leer-werkovereenkomst

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het buitenschoolse praktijkgedeelte wordt verzorgd door een bedrijf of organisatie, op grondslag van een leer-werkovereenkomst, gesloten door het bevoegd gezag, de betrokken leerling of diens wettelijk vertegenwoordiger, dat bedrijf of die organisatie, en de Raad onderwijs arbeidsmarkt, geregeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, dat daarmee verklaart:

    • a. dat het een bedrijf of organisatie betreft dat respectievelijk die voldoet aan de kwaliteitscriteria, genoemd in artikel 24, en

    • b. voor zover van toepassing, dat de gronden voor dat kwaliteitsoordeel nog steeds aanwezig zijn.

  • 2 De leer-werkovereenkomst regelt de rechten en plichten van partijen en omvat ten minste bepalingen over:

    • a. inhoud, leerdoelen, duur, periode van en beoordelingsmaatstaven voor het buitenschoolse praktijkgedeelte,

    • b. de begeleiding van de leerling, en

    • c. de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.

Artikel 22. Beoordeling kwaliteit leerbedrijven

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bedrijf dat of de organisatie die het buitenschoolse gedeelte verzorgt, draagt zorg voor de begeleiding van de leerlingen binnen het bedrijf respectievelijk de organisatie.

  • 2 De Raad onderwijs arbeidsmarkt draagt zorg voor een regelmatige beoordeling van bedrijven en organisaties die het buitenschoolse praktijkgedeelte verzorgen, aan de hand van de eisen in artikel 24. Hij draagt zorg voor openbaarmaking van een overzicht van bedrijven en organisaties met een gunstige beoordeling op grond van de eerste volzin. Tot het verzorgen van het buitenschoolse praktijkgedeelte zijn uitsluitend bevoegd de bedrijven en organisaties met een gunstige beoordeling op grond van die volzin.

  • 3 Indien het bevoegd gezag na het sluiten van de leer-werkovereenkomst vaststelt dat de praktijkplaats niet of niet volledig beschikbaar is, de begeleiding tekortschiet of ontbreekt, of sprake is van andere omstandigheden die maken dat het buitenschoolse praktijkgedeelte niet naar behoren zal kunnen worden verzorgd, bevordert het bevoegd gezag, na overleg met de Raad onderwijs arbeidsmarkt, dat een toereikende vervangende voorziening beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 23. Subsidie Raad onderwijs arbeidsmarkt voor taken leer-werktrajecten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Onze Minister kan aan een Raad onderwijs arbeidsmarkt subsidie verstrekken ten behoeve van zijn in artikel 22 geregelde taken. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze van subsidiëring.

Artikel 24. Kwaliteitseisen leerbedrijven

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Tot het verzorgen van het buitenschoolse praktijkgedeelte zijn uitsluitend bevoegd bedrijven en organisaties ten aanzien waarvan wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a. op de leer-werkplek of combinatie van leer-werkplekken kunnen de door het bevoegd gezag vastgestelde praktijkopdrachten daadwerkelijk worden uitgevoerd;

    • b. elke praktijkopdracht als zodanig kan in één bedrijf of organisatie worden uitgevoerd;

    • c. in het bedrijf of de organisatie is een gekwalificeerde praktijkbegeleider of leermeester aanwezig, die in staat is om kennis, inzicht en vaardigheden van de leerling te beoordelen, alsmede vorderingen daarin, en de leerling zowel werkinhoudelijk als pedagogisch-didactisch te begeleiden;

    • d. het bedrijf of de organisatie is bereid met de in het tweede lid bedoelde mentor of docentbegeleider contact te onderhouden;

    • e. de mogelijkheid om binnen hetzelfde bedrijf of dezelfde organisatie, dezelfde moederorganisatie of dezelfde branche de leerdoelen van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en de eindtermen van de assistentopleiding of basisberoepsopleiding te behalen, zonder grote overgangsdrempels voor de leerling;

    • f. het bedrijf of de organisatie waarborgt dat een gekwalificeerde praktijkbegeleider of leermeester is gekoppeld aan een leerling, en dat deze leermeester ervoor zorgt dat de leerling voldoende hulp en tijd krijgt om de praktijkopdrachten uit te voeren;

    • g. het productie- of dienstverleningsproces is technisch en organisatorisch voldoende gevarieerd en kan leerlingen goed praktijkmateriaal bieden en hen gedegen opleiden;

    • h. de leer-werkplek past binnen de dagelijkse bedrijfsvoering;

    • i. het bedrijf of de organisatie is bereid de leerling de vereiste praktijkopdrachten uit te laten voeren en het werk en het stageverslag te bespreken en te beoordelen;

    • j. het bedrijf of de organisatie is geschikt voor de betrokken leeftijdsgroep waar het gaat om onder meer ruimte om te leren of fouten te maken, erkenning van jong zijn;

    • k. het bedrijf of de organisatie respecteert, voor zover van toepassing, het multiculturele karakter van de leerlingenpopulatie.

  • 2 Het bevoegd gezag draagt zorg voor beschikbaarheid van een gekwalificeerde mentor of docentbegeleider die de voortgang op de leer-werkplek alsmede de integratie tussen het binnenschools en buitenschools programma bewaakt.

Artikel 25. Samenwerkingsovereenkomst met BVE-instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 26. Assistentopleiding in het vmbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 2 De assistentopleiding stemt overeen met het programma-aanbod van de beroepsgerichte programma’s van de basisberoepsgerichte leerweg die aan de school wordt verzorgd.

  • 3 Het bevoegd gezag is niet gehouden, leerlingen die een assistentopleiding volgen als bedoeld in het eerste lid, gelegenheid te geven om aan de school een eindexamen in de basisberoepsgerichte leerweg af te leggen als bedoeld in artikel 72, eerste lid.

  • 4 Leerlingen die een assistentopleiding volgen als bedoeld in het eerste lid, worden aangemerkt als leerlingen van de basisberoepsgerichte leerweg waarvoor de assistentopleiding geheel of gedeeltelijk in de plaats treedt.

  • 5 Ten aanzien van bij de school ingeschreven leerlingen jonger dan 16 jaar wordt de assistentopleiding verzorgd met inachtneming van de volgende vereisten:

    • a. de beroepspraktijkvorming, bedoeld in de artikelen 7.2.7 en 7.2.8 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, omvat uitsluitend het verrichten van lichte arbeid van geschikte aard,

    • b. in plaats van de basisberoepsgerichte leerweg wordt geheel of gedeeltelijk zowel binnenschools als buitenschools onderricht in de praktijk van het beroep verzorgd,

    • c. een gekwalificeerde mentor of docentbegeleider bewaakt de voortgang van het onderricht in de praktijk van het beroep, en

    • d. het binnenschools en buitenschools onderricht in de praktijk van het beroep worden geïntegreerd verzorgd.

Artikel 27. Samenwerkingsovereenkomst assistentopleiding in het vmbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De assistentopleiding, bedoeld in artikel 26, wordt onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag verzorgd op grond van een samenwerkingsovereenkomst tussen het bevoegd gezag van de school en het bevoegd gezag van een instelling voor beroepsonderwijs waarvan het onderwijsaanbod mede deze assistentopleiding omvat.

  • 2 Een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid voorziet in elk geval in afspraken over:

    • a. de assistentopleiding die geheel of gedeeltelijk in plaats van de basisberoepsgerichte leerweg zal worden verzorgd,

    • b. de inschrijving van leerlingen als extraneus bij de instelling,

    • c. de examinering en diplomering door de instelling,

    • d. de invulling van de betrokkenheid van het bevoegd gezag bij de beroepspraktijkvorming, bedoeld in de artikelen 7.2.7 en 7.2.8 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, met dien verstande dat het bevoegd gezag de in dat artikel 7.2.8 bedoelde overeenkomst mede ondertekent,

    • e. de toepassing van artikel 26, tweede lid,

    • f. de rechtsbescherming van de leerling, en

    • g. de doorstroom van de leerlingen na het met goed gevolg afsluiten van de assistentopleiding.

  • 4 Indien het bevoegd gezag tevens het bevoegd gezag is van een instelling voor beroepsonderwijs, regelt het bevoegd gezag op overeenkomstige wijze de onderwerpen, genoemd in het tweede lid.

Artikel 27a. Doorlopende leerroute vmbo-mbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag van een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of een school voor voorbereidend beroepsonderwijs kan leerlingen een doorlopende leerroute vmbo-mbo aanbieden, met inachtneming van de artikelen 27b tot en met 27k.

  • 2 Een doorlopende leerroute vmbo-mbo is een onderwijsprogramma vanaf het derde leerjaar aan een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of een school voor voorbereidend beroepsonderwijs, dat opleidt tot zowel een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 72, derde lid, als het diploma van een basisberoepsopleiding, vakopleiding of middenkaderopleiding.

  • 3 In een doorlopende leerroute vmbo-mbo worden tot één onderwijsprogramma geïntegreerd:

    • a. de basisberoepsgerichte leerweg en een basisberoepsopleiding in een aanverwant opleidingsdomein of een aanverwante kwalificatie;

    • b. de kaderberoepsgerichte leerweg en een vakopleiding in een aanverwant opleidingsdomein of een aanverwante kwalificatie;

    • c. de kaderberoepsgerichte, gemengde of theoretische leerweg en een middenkaderopleiding in een aanverwant opleidingsdomein of een aanverwante kwalificatie.

  • 4 Een doorlopende leerroute vmbo-mbo stemt wat betreft het daarvan onderdeel uitmakende voortgezet onderwijs overeen met een of meer van de profielen, bedoeld in artikel 16, 18 of 29, die aan de school worden verzorgd.

Artikel 27b. Samenwerking tussen VO-scholen en MBO-instellingen in het kader van doorlopende leerroutes vmbo-mbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een doorlopende leerroute vmbo-mbo wordt op grond van een samenwerkingsovereenkomst gezamenlijk verzorgd door het bevoegd gezag van een school en het bevoegd gezag van een instelling voor beroepsonderwijs.

  • 2 In de samenwerkingsovereenkomst zijn in elk geval afspraken opgenomen over:

    • a. het profiel en het aanverwante opleidingsdomein of de aanverwante kwalificatie waarin de doorlopende leerroute vmbo-mbo wordt aangeboden;

    • b. de vormgeving van de leiding over de doorlopende leerroute vmbo-mbo, waaronder de samenstelling en de wijze van benoeming van die leiding en de taken en bevoegdheden die door de bevoegde gezagsorganen van de school en de instelling voor beroepsonderwijs zijn opgedragen aan die leiding;

    • c. de wijze waarop de leiding over de doorlopende leerroute vmbo-mbo inlichtingen verstrekt en verantwoording aflegt aan de bevoegde gezagsorganen van de school en de instelling voor beroepsonderwijs;

    • d. de organisatorische en onderwijskundige inrichting van de doorlopende leerroute, waaronder de inzet van personeel en het gebruik van faciliteiten van de partijen die deelnemen aan de overeenkomst;

    • e. in geval van overdracht van een deel van de bekostiging met toepassing van artikel 170a respectievelijk artikel 8.4a.15 WEB BES, de omvang en de bestemming van de over te dragen middelen;

    • f. de inhoud van de overstapoptie, bedoeld in artikel 27k en artikel 8.4a.14 WEB BES;

    • g. de wijze waarop het bedrijfsleven zal worden betrokken bij de invulling van de doorlopende leerroute vmbo-mbo;

    • h. de wijze van geschilbeslechting tussen de deelnemende partijen over de uitvoering van de overeenkomst;

    • i. de voorwaarden waaronder een andere school of een andere instelling voor beroepsonderwijs partij kan worden bij de overeenkomst, de voorwaarden waaronder de overeenkomst kan worden opgezegd of ontbonden, alsmede de wijze waarop de overeenkomst in andere gevallen kan worden gewijzigd, telkens met het oog op het zoveel mogelijk beperken van de gevolgen voor de leerlingen en mbo-studenten; en

    • j. de inrichting van de medezeggenschap door de medezeggenschapsorganen van de school onderscheidenlijk de instelling voor beroepsonderwijs.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing indien het bevoegd gezag zowel de school als de instelling voor beroepsonderwijs in stand houdt waarbinnen de doorlopende leerroute vmbo-mbo wordt verzorgd. In plaats daarvan regelt het bevoegd gezag op overeenkomstige wijze de onderwerpen, genoemd in het tweede lid, met uitzondering van de onderdelen h tot en met j van dat lid.

Artikel 27c. Melden inrichting doorlopende leerroute vmbo-mbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het bevoegd gezag van een school en het bevoegd gezag van een instelling voor beroepsonderwijs melden aan Onze Minister dat zij gezamenlijk een doorlopende leerroute vmbo-mbo aanbieden.

Artikel 27d. Inrichting doorlopende leerroutes vmbo-mbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een doorlopende leerroute vmbo-mbo wordt aangeboden op de locatie van de school of van de instelling voor beroepsonderwijs die de doorlopende leerroute vmbo-mbo verzorgt.

  • 2 Het bevoegd gezag van de school en het bevoegd gezag van de instelling voor beroepsonderwijs beschrijven voor de gehele doorlopende leerroute vmbo-mbo het onderwijsprogramma en de examinering per leerjaar. Daarbij wordt vermeld welke delen van het onderwijsprogramma en van het examen:

    • a. voortgezet onderwijs betreffen, en welk deel daarbinnen vakoverstijgend is;

    • b. beroepsonderwijs betreffen;

    • c. een combinatie van voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs betreffen, en welk deel daarbinnen voortgezet onderwijs onderscheidenlijk beroepsonderwijs betreft.

  • 3 Bij de beschrijving van het onderwijsprogramma wordt tevens vermeld bij welk deel daarvan gebruik wordt gemaakt van een team als bedoeld in artikel 80, negende lid.

  • 4 De leerling in een doorlopende leerroute vmbo-mbo kan in staat gesteld worden om aan de school delen van het onderwijsprogramma te volgen en examens af te leggen die behoren tot de van die doorlopende leerroute deel uitmakende beroepsopleiding.

  • 5 De school kan aan een voormalige leerling, nadat die ingevolge artikel 27e, tweede lid, als mbo-student is ingeschreven aan een instelling voor beroepsonderwijs, delen van het onderwijsprogramma van een doorlopende leerroute vmbo-mbo aanbieden, die behoren tot het van die doorlopende leerroute deel uitmakende middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs.

Artikel 27e. Inschrijving doorlopende leerroute vmbo-mbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een leerling die een doorlopende leerroute vmbo-mbo volgt, wordt gedurende de eerste twee leerjaren van die doorlopende leerroute vmbo-mbo aangemerkt als leerling van de leerweg en het profiel, bedoeld in artikel 16, 18 of 29, die deel uitmaken van de door die leerling gevolgde doorlopende leerroute vmbo-mbo.

  • 2 Een leerling in een doorlopende leerroute vmbo-mbo wordt met ingang van het derde leerjaar van die doorlopende leerroute vmbo-mbo uitgeschreven als leerling aan de school en ingeschreven als mbo-student aan de instelling voor beroepsonderwijs, die het beroepsonderwijs binnen de doorlopende leerroute vmbo-mbo verzorgt. Het bevoegd gezag van de school overlegt daartoe aan het bevoegd gezag van de instelling voor beroepsonderwijs de gegevens van die leerling, bedoeld in artikel 8.1.3, eerste lid, eerste volzin, WEB BES.

Artikel 27f. Verantwoordelijkheid van de school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag van de school draagt de gehele cursusduur van een doorlopende leerroute vmbo-mbo zorg voor:

    • a. de uitvoering van delen van het onderwijsprogramma die behoren tot het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs dat deel uitmaakt van het onderwijsprogramma van die doorlopende leerroute vmbo-mbo; en

    • b. de examinering en diplomering betreffende het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs dat deel uitmaakt van het onderwijsprogramma van die doorlopende leerroute vmbo-mbo.

  • 3 Artikel 52 is van overeenkomstige toepassing op klachten over met de doorlopende leerroute vmbo-mbo verband houdende gedragingen en beslissingen van het bevoegd gezag van de instelling voor beroepsonderwijs waarmee een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel is 27b, tweede lid, is gesloten, of van de ten behoeve van die instelling voor beroepsonderwijs met taken belaste personen. Onverminderd artikel 52, vierde lid, maken de leden van de klachtencommissie geen deel uit van het bevoegd gezag van de instelling voor beroepsonderwijs en is de voorzitter van de klachtencommissie niet werkzaam voor of bij dat bevoegd gezag.

Artikel 27j. Examinering en diplomering VO binnen een doorlopende leerroute vmbo-mbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Afhankelijk van de inrichting van de doorlopende leerroute vmbo-mbo door het bevoegd gezag vallen het eerste en tweede tijdvak van het centraal examen van het eindexamen, bedoeld in artikel 72, eerste lid, in het tweede of derde leerjaar van die doorlopende leerroute vmbo-mbo. Het bevoegd gezag kan leerlingen in de gelegenheid stellen om in het eerste leerjaar van de doorlopende leerroute vmbo-mbo centraal examen af te leggen in een of meer vakken van het eindexamen.

  • 2 Het derde tijdvak van het centraal eindexamen wordt afgenomen door het College voor toetsen en examens aansluitend aan het leerjaar waarin de kandidaat centraal examen heeft afgelegd in het eerste of tweede tijdvak.

  • 3 Het bepaalde bij of krachtens artikel 72 is van overeenkomstige toepassing op het derde leerjaar van een doorlopende leerroute vmbo-mbo.

  • 4 Indien een voormalige leerling van de school, nadat die ingevolge artikel 27e, derde lid, als mbo-student is ingeschreven aan de instelling voor beroepsonderwijs waarmee de school gezamenlijk een doorlopende leerroute vmbo-mbo verzorgt nog geen volledig eindexamen vmbo heeft afgelegd, meldt het bevoegd gezag van de school hem in het derde leerjaar van de doorlopende leerroute vmbo-mbo aan als kandidaat voor het eindexamen. Het eindexamen wordt afgenomen onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de school. De directeur en de secretaris van de school stellen de uitslag van het eindexamen vast. De directeur reikt de kandidaat die geslaagd is voor het eindexamen een diploma van de betreffende leerweg uit.

  • 5 Indien de leerling in het eerste of tweede leerjaar van de doorlopende leerroute vmbo-mbo in één of meer vakken centraal examen heeft afgelegd, en niet is bevorderd tot het volgende leerjaar, vervallen de met dit centrale examen behaalde resultaten en treedt de overstapoptie, bedoeld in artikel 27k in werking.

  • 6 Indien de leerling is afgewezen voor het eindexamen, treedt de overstapoptie, bedoeld in artikel 27k in werking.

Artikel 27k. Overstapoptie

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Indien deelname van de leerling aan een doorlopende leerroute vmbo-mbo wordt beëindigd voordat hij deze met succes heeft afgerond wordt hij door het bevoegd gezag van de school of het bevoegd gezag van de instelling voor beroepsonderwijs in staat gesteld een vmbo-diploma of het diploma van een beroepsopleiding te behalen, passend bij het naar het gezamenlijk oordeel van beide betrokken bevoegde gezagsorganen bereikte onderwijsniveau en de leeftijd van de leerling.

  • 2 Indien de leerling ingevolge het eerste lid een diploma van een beroepsopleiding wil behalen bij dezelfde instelling voor beroepsonderwijs, zijn de artikelen 8.1.1b, 8.2.1, 8.2.2 en 8.2.2a WEB BES niet van toepassing.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing indien de leerling definitief van de school wordt verwijderd als bedoeld in artikel 64, eerste lid.

Artikel 27l. Geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 In overleg met de leerling en diens ouders kan het bevoegd gezag van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs leerlingen die daarbij naar zijn oordeel gebaat zijn in de gelegenheid stellen om in plaats van de basisberoepsgerichte leerweg een geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding te volgen. Het bevoegd gezag besluit hiertoe slechts na overleg met het bevoegd gezag van de instelling voor beroepsonderwijs waarmee het een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 8.4.3 WEB BES heeft gesloten.

  • 2 De geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding is een onderwijsprogramma vanaf het derde leerjaar aan een school voor voorbereidend beroepsonderwijs, dat opleidt tot het diploma van een basisberoepsopleiding in een aanverwant opleidingsdomein of een aanverwante kwalificatie.

  • 3 De geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding stemt wat betreft het daarvan onderdeel uitmakende voortgezet onderwijs overeen met een of meer van de profielen, bedoeld in artikel 18, derde lid, die aan de school worden verzorgd.

  • 4 Het bevoegd gezag is niet gehouden leerlingen die de geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding volgen gelegenheid te geven om aan de school een eindexamen in de basisberoepsgerichte leerweg af te leggen als bedoeld in artikel 72, eerste lid.

Artikel 29. Gemengde leerweg en profielen scholengemeenschap mavo-vbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Naast het onderwijs in de leerwegen, genoemd in de artikelen 16 en 18, kan onderwijs in de gemengde leerweg worden gegeven aan een scholengemeenschap met in elk geval een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en een school voor voorbereidend beroepsonderwijs.

  • 2 Het onderwijs in de gemengde leerweg is met ingang van het derde leerjaar ingericht volgens profielen. Een profiel is een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, zodanig ingericht dat het biedt:

    • a. een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming, en

    • b. een voorbereiding op naar inhoud verwante opleidingen in het aansluitend beroepsonderwijs.

  • 3 De school verzorgt een of meer profielen. De profielen zijn:

    • a. bouwen, wonen en interieur,

    • b. produceren, installeren en energie,

    • c. mobiliteit en transport,

    • d. media, vormgeving en ICT,

    • e. maritiem en techniek,

    • f. zorg en welzijn,

    • g. economie en ondernemen,

    • h. horeca, bakkerij en recreatie,

    • i. groen,

    • j. dienstverlening en producten.

  • 4 Elk profiel bestaat uit:

    • a. een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is,

    • b. een profieldeel, dat kenmerkend is voor dat profiel, en

    • c. een vrij deel, dat bestaat uit een door de leerling te kiezen vakken en andere programma-onderdelen.

  • 5 Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in de gemengde leerweg omvat Nederlandse taal, Engelse taal, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en ten minste één van de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama.

  • 6 Het profieldeel van de gemengde leerweg omvat het bij het betreffende profiel behorende profielvak en, wat betreft:

    • a. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen a tot en met e: wiskunde en natuur- en scheikunde I,

    • b. het profiel, genoemd in het derde lid, onderdeel f: biologie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, maatschappijkunde, geschiedenis en staatsinrichting, of aardrijkskunde, met dien verstande dat het bevoegd gezag beslist welke van de laatste drie vakken wordt of worden aangeboden,

    • c. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen g en h: economie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, Spaanse taal of Franse taal,

    • d. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel i: wiskunde en, ter keuze van de leerling, biologie of natuur- en scheikunde I,

    • e. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel j: ter keuze van de leerling twee van de vakken wiskunde, economie, biologie en natuur- en scheikunde I.

  • 7 Het vrije deel van elk profiel in de gemengde leerweg:

    • a. omvat door de leerling te kiezen vakken, genoemd in het zesde lid,

    • b. omvat door de leerling te kiezen beroepsgerichte keuzevakken,

    • c. kan omvatten natuur- en scheikunde II, Papiaments, Duitse taal, vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama, lichamelijke opvoeding 2 en informatietechnologie, door de leerling te kiezen, en

    • d. kan omvatten door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en programma-onderdelen.

  • 8 Het bevoegd gezag beslist welke keuzetaal, genoemd in het zesde lid, onderdeel c, welke beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, en welke vakken, genoemd in het zevende lid, onderdeel c, worden aangeboden. Het bevoegd gezag kan tevens beslissen dat door het bevoegd gezag aan te wijzen vakken en andere programma-onderdelen, bedoeld in het zevende lid, onderdeel d, door alle leerlingen in het vrije deel moeten worden gevolgd.

  • 9 Het bevoegd gezag kan de leerling in de gelegenheid stellen, in plaats van de vakken, genoemd in het vijfde, zesde en zevende lid, onderdeel c, de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 39 en 40 te volgen.

  • 10 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld:

    • a. de profielvakken, bedoeld in het zesde lid,

    • b. voorschriften met betrekking tot de beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, en

    • c. voorschriften over de mogelijkheid van vrijstelling en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om ontheffing te verlenen van onderdelen van dit artikel.

  • 11 Onverminderd het zesde en zevende lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld het door alle leerlingen in het derde leerjaar te volgen minimum aantal vakken waarin eindexamen kan worden afgelegd, alsmede welke vakken het betreft.

Artikel 30. Leerwegondersteunend onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Leerwegondersteunend onderwijs wordt verzorgd ter voorbereiding op of gedurende het volgen van onderwijs in een van de leerwegen, genoemd in de artikelen 16, 18 en 29, ten behoeve van de leerling voor wie vaststaat dat een orthopedagogische en orthodidactische benadering is geboden met het oog op het afsluiten van het onderwijs in een van deze leerwegen. Leerwegondersteunend onderwijs wordt zodanig in het onderwijs geïntegreerd en ingericht dat de leerling een ononderbroken ontwikkelingsproces, gericht op het afsluiten als bedoeld in de eerste volzin, kan volgen.

  • 2 Leerwegondersteunend onderwijs wordt verzorgd, indien de leerling met behulp van de voorzieningen, bedoeld in artikel 50, tweede lid, tweede volzin, niet een ononderbroken ontwikkelingsproces als bedoeld in het eerste lid, kan volgen.

  • 3 Het bevoegd gezag beslist of een leerling is aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs. Het hanteert daartoe een indicatieprocedure gebaseerd op erkende testen en toetsen. Na overleg met de ouders van de leerling beslist het bevoegd gezag of aan de leerling leerwegondersteunend onderwijs wordt aangeboden.

  • 4 Artikel 32, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de leerling die is aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs.

Artikel 31. Praktijkonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Praktijkonderwijs wordt gegeven aan scholen voor praktijkonderwijs.

  • 2 Praktijkonderwijs is onderwijs voor leerlingen voor wie vaststaat dat

    • a. overwegend een orthopedagogische en orthodidactische benadering is geboden, en

    • b. het volgen van het onderwijs in een van de leerwegen, genoemd in de artikelen 16, 18 en 29, al dan niet in combinatie met het volgen van leerwegondersteunend onderwijs, bedoeld in artikel 30, niet leidt tot het behalen van een diploma of een getuigschrift voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 72.

  • 3 Praktijkonderwijs bestaat uit een gedeelte waarin aangepast theoretisch onderwijs, persoonlijkheidsvorming en het aanleren van sociale vaardigheden worden verzorgd, en een gedeelte waarin de leerling wordt voorbereid op het uitoefenen van functies op de arbeidsmarkt. Praktijkonderwijs wordt zo veel mogelijk op basis van de kerndoelen verzorgd en is er op gericht dat leerlingen zo veel mogelijk de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen bereiken die voor het praktijkonderwijs zijn vastgesteld op grond van artikel 47a. Praktijkonderwijs bereidt de leerling voor op functies binnen de regionale arbeidsmarkt op een niveau dat ligt onder het niveau van de assistentopleiding.

  • 4 Het praktijkonderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen per leerjaar ten minste 1 000 klokuren praktijkonderwijs ontvangen. De leerlingen ontvangen per dag ten hoogste 5,5 uren praktijkonderwijs, voor zover het betreft aangepast theoretisch onderwijs, persoonlijkheidsvorming en het aanleren van sociale vaardigheden.

  • 5 Het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs kan, met inachtneming van de tweede volzin van het derde lid en van het vierde lid, indien dat ten behoeve van de leerling noodzakelijk is, bij het aanbieden van dat onderwijs afwijken van de voorschriften, gegeven bij of krachtens de artikelen 12a, 33 tot en met 35, 46 en 72.

  • 6 Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot de vakken die het praktijkonderwijs omvat, alsmede met betrekking tot het aantal uren dat het onderricht in de praktijk van de uitoefening van een vak of beroep gedurende een schoolweek ten hoogste omvat.

Artikel 32. Toelating praktijkonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Aan de ouders van een leerling van wie het bevoegd gezag van de school waar de leerling zich aanmeldt dan wel van de school waaraan de leerling is ingeschreven, redelijkerwijs kan aannemen dat deze niet in staat is het onderwijs in een van de leerwegen, genoemd in de artikelen 16, 18 en 29, al dan niet in combinatie met leerwegondersteunend onderwijs, bedoeld in artikel 30, met een diploma of getuigschrift voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 72, derde lid, af te sluiten, kan het bevoegd gezag voorstellen deze leerling in plaats daarvan praktijkonderwijs te doen volgen.

  • 2 Het bevoegd gezag van de school voor praktijkonderwijs beslist over de toelating van de leerling tot het praktijkonderwijs. Artikel 30, derde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Het bevoegd gezag van de school voor praktijkonderwijs waaraan de leerling wordt toegelaten, stelt, na overleg met de ouders, voor de leerling een handelingsplan op. Het handelingsplan bevat een omschrijving van de wijze waarop voor de desbetreffende leerling het praktijkonderwijs met inachtneming van artikel 31, derde lid, wordt verzorgd.

Artikel 33. Algemene voorschriften eerste twee leerjaren

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het onderwijs in de eerste twee leerjaren wordt zodanig ingericht dat met behoud van keuzevrijheid de doorstroming van leerlingen wordt bevorderd naar een van de profielen, bedoeld in de artikelen 16, 18 of 29 of naar het derde leerjaar voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en hoger algemeen voortgezet onderwijs en vervolgens naar de periode van voorbereidend hoger onderwijs, bedoeld in artikel 38.

Artikel 34. Kerndoelen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Bij algemene maatregel van bestuur worden kerndoelen vastgesteld, waarbij aandacht wordt besteed aan aspecten van:

  • a. Nederlandse taal,

  • b. Engelse taal,

  • c. geschiedenis en staatsinrichting,

  • d. aardrijkskunde,

  • e. economie,

  • f. wiskunde,

  • g. natuur- en scheikunde,

  • h. biologie,

  • i. verzorging,

  • j. informatiekunde,

  • k. techniek,

  • l. lichamelijke opvoeding, en

  • m. beeldende vorming, muziek, drama en dans.

Artikel 35. Onderwijsprogramma eerste twee leerjaren

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag richt voor de eerste twee leerjaren een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma in. Dit programma voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. het bevoegd gezag werkt de kerndoelen uit voor de verschillende schoolsoorten en verschillende groepen leerlingen, onverminderd de doorstroombevordering met behoud van keuzevrijheid van leerlingen, bedoeld in artikel 33, en

    • b. in de eerste twee leerjaren worden gezamenlijk ten minste 1 425 uren onderwijs verzorgd op basis van de kerndoelen.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven voor het verzorgen van onderwijs in de eerste twee leerjaren naast het onderwijs dat wordt verzorgd op basis van de kerndoelen.

  • 3 Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot de toepassing van het eerste lid.

Artikel 36. Ontheffingen delen onderwijsprogramma; bijzondere voorschriften

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs kan na overleg met de ouders een leerling ontheffing verlenen voor onderdelen van het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a. Het bevoegd gezag bepaalt bij de ontheffing welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt voor de onderdelen waarvoor ontheffing is verleend.

  • 2 Het bevoegd gezag van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs kan voor leerlingen die daarvoor in aanmerking komen, bij de inrichting van het onderwijs afwijken van een of meer programmaonderdelen of van de voorschriften bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a. De laatste volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald hoe wordt vastgesteld welke leerlingen in aanmerking komen voor deze afwijkingen.

  • 3 Voor leerlingen:

    • a. die leerwegondersteunend onderwijs volgen als bedoeld in artikel 30, of

    • b. voor wie het bevoegd gezag het volgen van een leer-werktraject als bedoeld in artikel 19 het meest geschikt acht, verzorgt het bevoegd gezag in de eerste twee leerjaren gezamenlijk ten minste 1 425 uren onderwijs op basis van kerndoelen.

Artikel 37. Voorschriften derde leerjaar vwo en havo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Op het onderwijs in het derde leerjaar aan scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en voor hoger algemeen voortgezet onderwijs zijn van overeenkomstige toepassing:

Artikel 38. Periode van voorbereidend hoger onderwijs vwo en havo; profielen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het onderwijs aan scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en aan scholen voor hoger algemeen voortgezet onderwijs omvat met ingang van het vierde leerjaar een periode van voorbereidend hoger onderwijs.

  • 2 De periode van voorbereidend hoger onderwijs is ingericht volgens profielen. Een profiel is een samenhangend onderwijsprogramma, zodanig ingericht dat het biedt:

    • a. een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming,

    • b. een algemene voorbereiding op het hoger onderwijs, en

    • c. een bijzondere voorbereiding op groepen van naar inhoud verwante opleidingen in het hoger onderwijs.

  • 3 De school verzorgt onderwijs in een of meer van de volgende profielen:

    • a. het profiel natuur en techniek;

    • b. het profiel natuur en gezondheid;

    • c. het profiel economie en maatschappij;

    • d. het profiel cultuur en maatschappij.

  • 4 Elk profiel bestaat uit:

    • a. een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen van de desbetreffende schoolsoort gelijk is,

    • b. een profieldeel, dat kenmerkend is voor dat profiel, en

    • c. een vrij deel.

  • 5 Het bevoegd gezag richt het onderwijs in de periode van voorbereidend hoger onderwijs in op de grondslag van een normatieve studielast voor de leerling van 1 600 uren per leerjaar, uitgaande van 40 weken met elk een normatieve studielast van 40 uren. Het bevoegd gezag richt daarbij een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma in.

Artikel 39. Vakken en andere programmaonderdelen periode van voorbereidend hoger onderwijs: vwo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het atheneum omvat:

    • a. Nederlandse taal en literatuur,

    • b. Engelse taal en literatuur,

    • c. een andere moderne vreemde taal en literatuur, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt,

    • d. maatschappijleer,

    • e. culturele en kunstzinnige vorming, met dien verstande dat indien Latijnse taal en cultuur of Griekse taal en cultuur, dan wel beide, deel uitmaken van het profiel, de leerling is vrijgesteld van het volgen van het vak culturele en kunstzinnige vorming, en

    • f. lichamelijke opvoeding.

  • 2 Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het gymnasium omvat:

    • a. Nederlandse taal en literatuur,

    • b. Engelse taal en literatuur,

    • c. Latijnse taal en cultuur of Griekse taal en cultuur, ter keuze van de leerling uit deze beide door het bevoegd gezag aan te bieden vakken,

    • d. maatschappijleer, en

    • e. lichamelijke opvoeding.

  • 3 Het profieldeel van het profiel natuur en techniek in het gymnasium en atheneum omvat:

    • a. wiskunde,

    • b. natuurkunde,

    • c. scheikunde, en

    • d. een vak ter keuze van de leerling uit vakken die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt.

  • 4 Het profieldeel van het profiel natuur en gezondheid in het gymnasium en atheneum omvat:

    • a. wiskunde,

    • b. biologie,

    • c. scheikunde, en

    • d. een vak ter keuze van de leerling uit vakken die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt.

  • 5 Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het gymnasium en atheneum omvat:

    • a. wiskunde,

    • b. economie,

    • c. geschiedenis, en

    • d. een vak ter keuze van de leerling uit vakken die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt.

  • 6 Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het gymnasium en atheneum omvat:

    • a. wiskunde,

    • b. geschiedenis,

    • c. een vak ter keuze van de leerling uit culturele vakken die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt, en

    • d. een vak ter keuze van de leerling uit maatschappelijke vakken die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt.

  • 7 Het vrije deel van elk profiel in het gymnasium en atheneum omvat ten minste één vak uit het geheel van:

    • a. vakken, genoemd in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, die de leerling niet op grond van het eerste tot en met zesde lid heeft gekozen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken als onderdeel van het vrije deel aanbiedt,

    • b. vakken, genoemd in of aangewezen op grond van het derde tot en met zesde lid, die de leerling niet op grond van het eerste tot en met zesde lid heeft gekozen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken als onderdeel van het vrije deel aanbiedt,

    • c. andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vakken, voor zover het bevoegd gezag deze aanbiedt, en

    • d. door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen.

  • 8 Het bevoegd gezag kan beslissen dat vakken en andere programmaonderdelen door alle leerlingen worden gevolgd.

Artikel 40. Vakken en andere programmaonderdelen periode van voorbereidend hoger onderwijs: havo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het hoger algemeen voortgezet onderwijs omvat:

    • a. Nederlandse taal en literatuur,

    • b. Engelse taal en literatuur,

    • c. maatschappijleer,

    • d. culturele en kunstzinnige vorming, en

    • e. lichamelijke opvoeding.

  • 2 Het profieldeel van het profiel natuur en techniek in het hoger algemeen voortgezet onderwijs omvat:

    • a. wiskunde,

    • b. natuurkunde,

    • c. scheikunde, en

    • d. een vak ter keuze van de leerling uit vakken die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt.

  • 3 Het profieldeel van het profiel natuur en gezondheid in het hoger algemeen voortgezet onderwijs omvat:

    • a. wiskunde,

    • b. biologie,

    • c. scheikunde, en

    • d. een vak ter keuze van de leerling uit vakken die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt.

  • 4 Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het hoger algemeen voortgezet onderwijs omvat:

    • a. wiskunde,

    • b. economie,

    • c. geschiedenis, en

    • d. een vak ter keuze van de leerling uit vakken die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt.

  • 5 Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het hoger algemeen voortgezet onderwijs omvat:

    • a. geschiedenis,

    • b. een andere moderne vreemde taal en literatuur, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt,

    • c. een vak ter keuze van de leerling uit culturele vakken die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt, en

    • d. een vak ter keuze van de leerling uit maatschappelijke vakken die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt.

  • 6 Het vrije deel van elk profiel in het hoger algemeen voortgezet onderwijs omvat ten minste één vak uit het geheel van:

    • a. vakken, genoemd in of aangewezen op grond van het tweede tot en met vijfde lid, die de leerling niet op grond van die leden heeft gekozen, voor zover het bevoegd gezag deze vakken als onderdeel van het vrije deel aanbiedt,

    • b. andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vakken, voor zover het bevoegd gezag deze aanbiedt, en

    • c. door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen.

  • 7 Het bevoegd gezag kan beslissen dat vakken en andere programmaonderdelen door alle leerlingen worden gevolgd.

  • 8 Het bevoegd gezag kan de leerling in de gelegenheid stellen, in plaats van de vakken, genoemd in of aangewezen op grond van het eerste tot en met zesde lid, de overeenkomstige vakken van artikel 39 te volgen.

Artikel 41. Nadere inrichting profielen vwo en havo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Bij algemene maatregel van bestuur wordt met betrekking tot de profielen, bedoeld in artikel 38, tweede lid, vastgesteld:

  • a. het relatieve gewicht van elk van de vakken binnen het geheel van de vakken van het eindexamen, uitgedrukt in een normatieve studielast per vak,

  • b. de nadere ordening van de vakken, genoemd in de artikelen 39 en 40, met het oog op hun plaats in het gemeenschappelijk deel, het profieldeel of het vrije deel,

  • c. voorschriften over vakken en andere programmaonderdelen, bedoeld in artikel 39, zevende lid, en artikel 40, zesde lid, die het bevoegd gezag aanwijst, behalve godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan bijzondere scholen, en

  • d. voorschriften over de mogelijkheid van vrijstelling en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om ontheffing te verlenen van onderdelen van de artikelen 39 en 40.

Artikel 42. Onderwijs in een pluriforme samenleving; burgerschap; sociale integratie

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het onderwijs:

  • a. gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving,

  • b. is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en

  • c. is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.

Artikel 43. Dagscholen; contractactiviteiten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De scholen voor voortgezet onderwijs zijn dagscholen.

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

Artikel 44. Aanduiding onderwijsaanbod in maatschappelijk verkeer

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De naam van de school duidt aan, tot welke van de soorten van scholen, bedoeld in de artikelen 13, 14, 15, 17 en 31, de school behoort. Het bevoegd gezag van een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, een school voor voorbereidend beroepsonderwijs, of een scholengemeenschap waarvan in ieder geval een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of een school voor voorbereidend beroepsonderwijs deel uitmaakt, kan voor die school de aanduiding «voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs» hanteren. Bij verschil van mening tussen het bevoegd gezag en Onze Minister, tot welke van de soorten zij behoort, beslist Onze Minister bij beschikking.

  • 2 In het maatschappelijk verkeer brengt het bevoegd gezag ondubbelzinnig tot uitdrukking:

    • a. welk bij of krachtens deze wet geregeld, uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs de leerlingen volgen en aankomende leerlingen kunnen gaan volgen,

    • b. of het openbaar of bijzonder onderwijs betreft, en

    • c. in voorkomend geval welk onderwijs de school verzorgt met toepassing van artikel 43, tweede lid.

Artikel 45. Overige voorschriften inrichting onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voor de scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs voorschriften vastgesteld omtrent de inrichting van het onderwijs. Deze voorschriften kunnen per schoolsoort verschillen. Voor de scholen, bedoeld in de artikelen 13, 14, 15 en 17, kunnen afzonderlijke voorschriften worden gegeven. De bij deze algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften zijn niet van toepassing op scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs, het onderwijs in profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs, waarvoor artikel 50, vijfde lid, wordt toegepast.

  • 2 De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan slechts voorschriften inhouden omtrent het in uren uitgedrukte aantal lessen dat gedurende de cursus in lichamelijke opvoeding ten minste moet worden verzorgd.

Artikel 46. Meetellen tijd op andere school; vaststellen vakanties

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Indien een leerling gedurende een deel van de week onderwijs ontvangt op een andere school of wordt begeleid bij het expertisecentrum onderwijszorg, telt de tijd gedurende welke de leerling dit onderwijs ontvangt mee voor het aantal uren onderwijs dat de leerling ten minste moet ontvangen.

Artikel 47. Kwaliteit onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het bevoegd gezag draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs op de school. Onder zorg dragen voor de kwaliteit van het onderwijs wordt in elk geval verstaan het naleven van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en het uitvoeren van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 50, vierde lid.

Artikel 47a. Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Voor de vormen van onderwijs, bedoeld in artikel 6, onderdelen a tot en met d, wordt bij algemene maatregel van bestuur een samenhangend geheel van referentieniveaus taal en rekenen vastgesteld met dien verstande dat verschillende referentieniveaus kunnen worden vastgesteld voor en binnen de leerwegen, bedoeld in de artikelen 16, 18 en 29.

Artikel 48. Rapportage vorderingen van leerlingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het bevoegd gezag rapporteert over de vorderingen van de leerlingen aan hun ouders, dan wel aan de leerlingen zelf indien zij meerderjarig en handelingsbekwaam zijn.

Artikel 50. Schoolplan

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het schoolplan bevat een beschrijving van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd, en omvat in elk geval het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het stelsel van kwaliteitszorg. In het schoolplan wordt aangegeven op welke wijze de identiteitscommissie, bedoeld in artikel 109a, invulling geeft aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool. Het schoolplan omvat mede het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd.

  • 2 De beschrijving van het onderwijskundig beleid omvat in elk geval:

    • a. de uitwerking van de wettelijke voorschriften betreffende de uitgangspunten, de doelstelling en de inhoud van het onderwijs,

    • b. de door het bevoegd gezag in het schoolplan opgenomen eigen opdrachten voor het onderwijs in een onderwijsprogramma,

    • c. het pedagogisch-didactisch klimaat en het schoolklimaat, en

    • d. het zorg dragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 4a.

    Bij de beschrijving van het onderwijskundig beleid worden tevens de voorzieningen betrokken die zijn getroffen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.

  • 3 De beschrijving van het personeelsbeleid omvat in elk geval:

    • a. het voldoen aan de eisen van bevoegdheid en de wijze waarop de bekwaamheid wordt onderhouden,

    • b. de maatregelen met betrekking tot het personeel die bijdragen aan de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijskundig beleid,

    • c. het pedagogisch-didactisch handelen van het onderwijspersoneel, en

    • d. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de inbreng van leerlingen op dat beleid.

  • 4 De beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg omvat in elk geval het zorg dragen voor:

    • a. het bewaken dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen en dat het onderwijs wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid,

    • b. het vaststellen welke maatregelen ter verbetering nodig zijn, en

    • c. het vormgeven aan de uitwerking van het eilandelijk zorgplan, bedoeld in artikel 68.

Artikel 51. Schoolgids

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De schoolgids bevat voor ouders en leerlingen informatie over de werkwijze van de school en bevat in elk geval informatie over:

    • a. de doelen van het onderwijs en de resultaten die met het onderwijsleerproces worden bereikt, waaronder, in ieder geval met betrekking tot het schooljaar voorafgaande aan het schooljaar waarin de schoolgids wordt vastgesteld en onderscheiden naar soort onderwijs, voor elk leerjaar

      • 1°. het percentage leerlingen dat doorstroomt naar een hoger leerjaar of een ander soort onderwijs,

      • 2°. het percentage leerlingen dat de school zonder diploma verlaat en het percentage leerlingen dat voor het eindexamen slaagt,

    • b. de wijze waarop de zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften wordt vormgegeven,

    • c.

      • 1°. het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, wordt geprogrammeerd, de vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het beleid is ten aanzien van lesuitval,

      • 2°. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,

    • d. de geldelijke bijdrage, bedoeld in artikel 64, vierde lid, waarbij wordt vermeld dat deze vrijwillig is,

    • e. de rechten en plichten van de ouders, de leerlingen en het bevoegd gezag, waaronder de informatie over de klachtenregeling, bedoeld in artikel 52, waarbij wat betreft de leerlingen kan worden volstaan met vermelding van de rechten en plichten opgenomen in het leerlingenstatuut, bedoeld in artikel 60,

    • f. het leerlingenparticipatiebeleid, waaronder wordt begrepen de wijze waarop leerlingen worden betrokken bij de vorming van het beleid van de school, alsmede de wijze waarop deze betrokkenheid wordt gefaciliteerd en gestimuleerd,

    • g. de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met de in artikel 50, eerste lid, omschreven bijdragen,

    • h. het beleid met betrekking tot de veiligheid,

    • i. het verzuimbeleid,

    • j. de in het kader van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 50, vierde lid, gedane bevindingen en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen,

    • k. de persoon bij wie de taken, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, onderdeel c, zijn belegd, en

    • l. de wijze waarop de identiteitscommissie, bedoeld in artikel 109a, invulling geeft aan het openbare karakter onderscheidenlijk de identiteit voor zover het betreft een samenwerkingsschool.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop

    • a. de resultaten worden beschreven die met het onderwijs worden bereikt, en

    • b. de context wordt vermeld waarin de onder a bedoelde resultaten dienen te worden geplaatst.

Artikel 51a. Vaststelling en beschikbaarstelling schoolplan en schoolgids

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het schoolplan vast en stelt dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de inspectie.

  • 2 Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar en stelt deze zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders, voogden, verzorgers dan wel de meerderjarige en handelingsbekwame leerling, en de inspectie.

Artikel 52. Klachtenregeling

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Ouders dan wel leerlingen, en personeelsleden kunnen bij de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, een klacht indienen over gedragingen en beslissingen van het bevoegd gezag of het personeel, waaronder discriminatie, dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen door het bevoegd gezag of het personeel.

  • 2 Het bevoegd gezag treft een regeling voor de behandeling van klachten. Deze regeling vermeldt in ieder geval:

    • a. de instelling van een klachtencommissie, die klachten behandelt,

    • b. de wijze waarop de klachtencommissie haar werkzaamheden verricht,

    • c. de termijn waarbinnen de klager een klacht kan indienen en

    • d. de termijn waarbinnen mededeling plaatsvindt van het oordeel, bedoeld in het zesde lid, en hoe bij noodzakelijke afwijking van deze termijn wordt gehandeld.

  • 3 Deze regeling strekt ter vervanging van klachtenregelingen op grond van andere voorschriften dan dit artikel en strekt niet ter vervanging van een andere voorziening die op grond van een wettelijke regeling, niet zijnde een klachtenregeling, voor de klager openstaat of heeft opengestaan.

  • 4 Deze regeling

    • a. voorziet erin dat de klachten worden behandeld door een klachtencommissie die bestaat uit ten minste drie leden, waaronder een voorzitter die geen deel uitmaakt van het bevoegd gezag en niet werkzaam is voor of bij het bevoegd gezag, en

    • b. waarborgt dat aan de behandeling van een klacht niet wordt deelgenomen door een persoon op wiens gedraging de klacht rechtstreeks betrekking heeft.

  • 5 De klager en degene over wie is geklaagd krijgen de gelegenheid:

    • a. hun zienswijze mondeling of schriftelijk toe te lichten en

    • b. zich bij de behandeling van de klacht te laten bijstaan.

  • 6 De klachtencommissie vormt zich een oordeel over de gegrondheid van de klacht en deelt dit oordeel, al dan niet vergezeld van aanbevelingen, schriftelijk mede aan de klager, degene over wie is geklaagd en het bevoegd gezag.

  • 7 Het bevoegd gezag deelt de klager en de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, binnen 4 weken na ontvangst van het in het zesde lid bedoelde oordeel van de klachtencommissie schriftelijk mede of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen zal nemen en zo ja welke. Bij afwijking van de in de eerste volzin bedoelde termijn, doet het bevoegd gezag daarvan met redenen omkleed mededeling aan de klager en de klachtencommissie onder vermelding van de termijn waarbinnen het bevoegd gezag zijn standpunt bekend zal maken.

  • 8 Degene die betrokken is bij de uitvoering van dit artikel en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijze moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 9 Gegevens die betrekking hebben op een klacht worden bewaard op een plaats die uitsluitend toegankelijk is voor de leden van de klachtencommissie en het bevoegd gezag.

Artikel 54. Scheiding toezicht en bestuur

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag draagt mede in verband met de verplichting, bedoeld in artikel 47, zorg voor een goed bestuurde school met een scheiding tussen de functies van bestuur en het toezicht daarop, en met een rechtmatig bestuur en beheer.

  • 2 De benoeming in de functies van het bestuur en het toezicht op het bestuur, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op basis van vooraf openbaar gemaakte profielen.

Artikel 55. Intern toezicht

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de functies van bestuur en intern toezicht op het bestuur in functionele of organieke zin zijn gescheiden.

  • 2 Een intern toezichthouder of een lid van het interne toezichthoudend orgaan functioneert onafhankelijk van het bestuur.

Artikel 56. Inhoud intern toezicht

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De interne toezichthouder of het interne toezichthoudend orgaan houdt toezicht op de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden door het bestuur en staat het bestuur met raad terzijde. De toezichthouder of het toezichthoudend orgaan is ten minste belast met:

    • a. het goedkeuren van de begroting en het jaarverslag en, indien van toepassing, het strategisch meerjarenplan van de school;

    • b. het toezien op de naleving door het bestuur van wettelijke verplichtingen, de code voor goed bestuur, bedoeld in artikel 175, eerste lid, onderdeel a, en de afwijkingen van die code;

    • c. het toezien op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de school verkregen op grond van deze wet;

    • d. het aanwijzen van een deskundige, bedoeld in artikel 121, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES die verslag uitbrengt aan de toezichthouder of het toezichthoudend orgaan, en

    • e. het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld onder a tot en met d, in het jaarverslag.

  • 2 De taken en bevoegdheden van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudend orgaan zijn zodanig dat hij een deugdelijk en onafhankelijk intern toezicht kan uitoefenen. Indien sprake is van meer dan een toezichthouder of van een toezichthoudend orgaan is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de combinatie van de toezichthouders of de samenstelling van het toezichthoudend orgaan.

  • 3 De interne toezichthouder of het interne toezichthoudend orgaan pleegt ten minste tweemaal per jaar overleg met de medezeggenschapsraad van de school.

  • 4 Indien het intern toezicht wordt uitgeoefend door een raad van toezicht, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raad van toezicht. Een raad van toezicht is tevens belast met het benoemen, schorsen en ontslaan van de leden van het bestuur, alsmede de toepassing van de artikelen 90, 92, 93 en 107 van deze wet, de Ambtenarenwet BES en de daarmee verband houdende wettelijke bepalingen op leden van het bestuur die mede tot het personeel behoren.

Artikel 57. Samenstelling medezeggenschapsraad

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Aan een school is een medezeggenschapsraad verbonden.

  • 2 De medezeggenschapsraad van een school bestaat uit ten minste 4 leden.

  • 3 De medezeggenschapsraad van een school bestaat uit:

    • a. leden die uit en door het personeel worden gekozen; en

    • b. leden die deels uit en door de ouders en deels uit en door de leerlingen worden gekozen.

  • 4 De aantallen leden, bedoeld in het derde lid, onderdeel a en onderdeel b, zijn aan elkaar gelijk. Tevens zijn de aantallen leden uit en door de ouders en uit en door de leerlingen aan elkaar gelijk. Indien niet aan de tweede volzin kan worden voldaan, omdat onvoldoende ouders dan wel leerlingen bereid zijn lid te worden, kan de niet door de desbetreffende groep te vervullen plaats worden toegedeeld aan de andere groep.

  • 5 Indien het bevoegd gezag personeel heeft benoemd of te werk gesteld zonder benoeming dat werkzaamheden verricht ten behoeve van meer dan een school, kan een medezeggenschapsraad worden ingesteld die bestaat uit leden die uit en door dat personeel worden gekozen. De medezeggenschapsraad bestaat in dat geval uit ten minste 2 leden.

  • 6 Geen lid van de medezeggenschapsraad kunnen zijn degenen die deel uitmaken van het bevoegd gezag.

  • 7 Een personeelslid dat is opgedragen om namens het bevoegd gezag op te treden in besprekingen met de medezeggenschapsraad kan niet tevens lid zijn van de medezeggenschapsraad.

  • 8 Kandidaten voor de verkiezing van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel wordt gekozen, kunnen worden gesteld door personeelsleden en door organisaties van personeel. Kandidaten voor de verkiezing van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders of de leerlingen wordt gekozen, kunnen worden gesteld door ouders of leerlingen en door organisaties van ouders of leerlingen.

  • 9 De verkiezing van de leden van de medezeggenschapsraad geschiedt bij geheime schriftelijke stemming.

  • 10 Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de periode waarin de verkiezing van de leden van de medezeggenschapsraad plaatsvindt.

  • 11 Het bevoegd gezag draagt er zorg voor, dat de leden van de medezeggenschapsraad niet uit hoofde van hun lidmaatschap van de raad worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de school. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van kandidaatleden en voormalige leden.

  • 12 De beëindiging anders dan op eigen verzoek van de betrekking van een lid van het personeel mag geen verband houden met de kandidaatstelling voor het lidmaatschap, het lidmaatschap of het voormalig lidmaatschap van de betrokkene van de medezeggenschapsraad. Een beëindiging van de betrekking in strijd met dit lid is nietig.

  • 13 De medezeggenschapsraad kiest uit zijn midden een voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters. De voorzitter, of bij diens verhindering een plaatsvervangende voorzitter, vertegenwoordigt de raad in rechte.

Artikel 58. Medezeggenschap

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad bedoeld in artikel 57 ten minste twee maal per jaar in de gelegenheid de algemene gang van zaken in de school met hem te bespreken.

  • 2 Het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad komen bijeen indien daarom onder opgave van redenen door het bevoegd gezag, de vertegenwoordigers van ouders, de vertegenwoordigers van leerlingen of de vertegenwoordigers van personeel wordt verzocht. De besprekingen kunnen namens het bevoegd gezag worden gevoerd.

Artikel 61. Bijzondere inrichting school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Ten behoeve van de bijzondere inrichting van het onderwijs aan een school kan Onze Minister besluiten toe te staan dat wordt afgeweken van de artikelen 8 en 12a tot en met 41, en van de voorschriften, bedoeld in artikel 45. Onze Minister besluit binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 63. Handelingsplan

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag van een school waar een leerling met een specifieke onderwijsbehoefte is ingeschreven stelt in overeenstemming met de ouders en met inachtneming van artikel 69, derde lid, voor elk schooljaar een handelingsplan op. Indien de inschrijving van de in de eerste volzin bedoelde leerling plaatsvindt op of na 1 augustus wordt het handelingsplan zo spoedig mogelijk doch uiterlijk een maand na die inschrijving opgesteld.

  • 2 Het handelingsplan wordt jaarlijks met de ouders geëvalueerd.

Artikel 64. Toelating, verwijdering, voorwaardelijke bevordering; verblijfsduur praktijkonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag beslist over de toelating van leerlingen, met inachtneming van deze paragraaf. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor elke soort van scholen of voor aan scholen als bedoeld in artikel 17 verzorgde profielen voorwaarden voor de toelating en voorschriften omtrent verwijdering en voorwaardelijke bevordering worden vastgesteld. De algemene maatregel van bestuur bedoeld in de tweede volzin houdt in elk geval voorschriften in met betrekking tot de voorwaarden voor de toelating tot de scholen, bedoeld in de artikelen 13, 14, 15 en 17. Definitieve verwijdering van een leerling waarop de Leerplichtwet BES van toepassing is, vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school, dan wel een instelling als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Leerplichtwet BES bereid is de leerling toe te laten.

  • 2 Voor het volgen van een vorm van onderwijs als onderscheiden in artikel 6 aan een school wordt uitsluitend als leerling toegelaten degene waarvan de ouders aantonen, dan wel, indien hij meerderjarig en handelingsbekwaam is, degene die aantoont dat hij:

    • a. de Nederlandse nationaliteit bezit of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld,

    • b. vreemdeling is en jonger is dan 18 jaar op de eerste schooldag waarop de vorm van voortgezet onderwijs als onderscheiden in artikel 6 begint waarvoor voor de eerste maal toelating wordt gewenst,

    • c. vreemdeling is, 18 jaar of ouder is op de eerste schooldag waarop de vorm van voortgezet onderwijs als onderscheiden in artikel 6 begint waarvoor voor de eerste maal toelating wordt gewenst en op die dag rechtmatig verblijf houdt in de zin van 3, 5a of 6 van de Wet toelating en uitzetting BES, of

    • d. vreemdeling is, niet meer voldoet aan een van de voorwaarden, genoemd onder b of c, en eerder in overeenstemming met een van die onderdelen voor een vorm van voortgezet onderwijs als onderscheiden in artikel 6 is toegelaten tot een school, welke vorm van voortgezet onderwijs nog steeds wordt gevolgd en nog niet is voltooid.

  • 3 Indien na de toelating tot de school blijkt dat deze op welke grond dan ook niet in overeenstemming met het tweede lid heeft plaatsgevonden, wordt de leerling onmiddellijk verwijderd.

  • 4 De toelating wordt niet afhankelijk gesteld van een andere dan een bij of krachtens de wet geregelde bijdrage.

  • 5 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 6 Op een bezwaarschrift ter zake van de toelating of verwijdering van leerlingen, beslist het bevoegd gezag, voor zover het een bevoegd gezag van een openbare school betreft in afwijking van artikel 69, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES, binnen vier weken na ontvangst van het bezwaarschrift, doch niet eerder dan nadat de kandidaat-leerling, respectievelijk de leerling en, indien deze nog niet meerderjarig is, ook diens ouders, in de gelegenheid is, respectievelijk zijn gesteld, te worden gehoord en kennis heeft respectievelijk hebben kunnen nemen van de op die besluiten betrekking hebbende adviezen of rapporten.

Artikel 64a. Doorstroom naar havo en vwo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag weigert een leerling niet de toelating tot het vijfde leerjaar van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs dan wel het vierde leerjaar van het hoger algemeen voortgezet onderwijs op grond van zijn oordeel over kennis, vaardigheden of leerhouding van de leerling, indien de leerling in het bezit is van een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs onderscheidenlijk een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in de theoretische of gemengde leerweg.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, mag het bevoegd gezag de toelating weigeren indien de leerling niet voldoet aan voorwaarden die bij algemene maatregel van bestuur kunnen worden gesteld met betrekking tot kennis, vaardigheden of leerhouding van de leerling.

  • 3 De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 65. Te verstrekken gegevens bij toelating

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Onverminderd bij algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften met betrekking tot de in- en uitschrijving van leerlingen, vindt toelating van een leerling als bedoeld in artikel 64 slechts plaats nadat door de ouders of, indien de leerling meerderjarig is, door de leerling de gegevens betreffende de geslachtsnaam, de voorletters, de geboortedatum, het geslacht en het persoonsgebonden nummer BES van de leerling zijn overgelegd. Indien door de ouders of, indien de leerling meerderjarig is, door de leerling aannemelijk wordt gemaakt dat geen persoonsgebonden nummer BES van de leerling kan worden overgelegd, vindt de toelating plaats met inachtneming van het derde lid.

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 3 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 4 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 5 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 6 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

Artikel 66. Melding in verband met voortijdig schoolverlaten niet-leerplichtigen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag doet onverwijld opgave aan het bestuurscollege van het openbaar lichaam waar de betrokkene woon- of verblijfplaats heeft van de gegevens van degene

    • a. op wie de Leerplichtwet BES niet meer van toepassing is en die de leeftijd van 25 jaren nog niet heeft bereikt,

    • b. die niet in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, en

    • c. die

      • 1°. het onderwijs aan de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt, of

      • 2°. bij de school wordt in- of uitgeschreven of van de school wordt verwijderd.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van het eerste lid.

  • 3 Bij de verwerking van gegevens, bedoeld in dit artikel, wordt het persoonsgebonden nummer BES van de betrokkene gebruikt.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van de verstrekking van gegevens op grond van het eerste lid en wordt een nadere specificatie gegeven van de gegevens die op grond van het eerste lid worden verstrekt.

  • 5 De gegevens die worden verstrekt op grond van het eerste lid kunnen persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES omvatten, met uitzondering van gegevens over ras, politieke gezindheid, seksueel leven of het lidmaatschap van een vakvereniging, voor zover deze persoonsgegevens noodzakelijk zijn met het oog op de informatieverstrekking over de achtergronden van het verzuim.

Artikel 66a. Deelname leerlingen aan extra activiteiten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

[Treedt in werking op 01-08-2021]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 2. Zorgstructuur

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 67. Samenwerkingsverband

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een samenwerkingsverband bestaan uit de betrokkenen, bedoeld in de onderdelen a, b, c of d, die gezamenlijk een expertisecentrum onderwijszorg in stand houden.

  • 3 Het samenwerkingsverband stelt zich ten doel een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen binnen en tussen scholen en in samenwerking met de betrokkenen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met e, te realiseren en wel zodanig dat zoveel mogelijk leerlingen, vavo-studenten en mbo-studenten een ononderbroken onderwijsloopbaan kunnen doormaken.

  • 4 Per openbaar lichaam is er één samenwerkingsverband.

  • 5 Indien een bevoegd gezag wenst deel te nemen aan het samenwerkingsverband, wordt deze deelname door de bevoegde gezagsorganen van het samenwerkingsverband niet geweigerd.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop een geschil tussen de organisaties, bedoeld in het eerste lid, over aangelegenheden die het samenwerkingsverband aangaan, wordt beslecht.

Artikel 68. Eilandelijk zorgplan

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag stelt samen met de bevoegde gezagsorganen die samenwerken in een samenwerkingsverband en met het expertisecentrum onderwijszorg indien artikel 67, eerste lid, van toepassing is, jaarlijks voor 1 mei een gezamenlijk eilandelijk zorgplan vast voor het daaropvolgende schooljaar.

  • 2 Het eilandelijk zorgplan bevat in elk geval een beschrijving van:

    • a. de wijze waarop wordt voldaan aan artikel 67, eerste en derde lid,

    • b. de wijze, waarop de bekostiging voor de zorgvoorzieningen, bedoeld in artikel 149, wordt ingezet,

    • c. de wijze waarop de subsidie voor de taken, bedoeld in artikel 69, eerste lid, en voor zover van toepassing het zevende lid van dat artikel, wordt ingezet,

    • d. de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten ten aanzien van de onderwijskundige opvang van de leerlingen, vavo-studenten en mbo-studenten met een specifieke onderwijsbehoefte,

    • e. de procedures voor de handelingsgerichte diagnose van leerlingen, vavo-studenten en mbo-studenten, en

    • f. de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over de zorgvoorzieningen.

  • 3 Het eilandelijk zorgplan wordt voor 15 mei voorafgaand aan het schooljaar waarop het betrekking heeft, toegezonden aan de inspectie.

Artikel 69. Expertisecentrum onderwijszorg

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Onze Minister kan op verzoek een rechtspersoon aanwijzen die naar zijn oordeel in staat is deskundige ondersteuning te bieden aan leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte waarin binnen de school redelijkerwijs niet kan worden voorzien en waaronder in elk geval de volgende taken worden verstaan:

    • a. het verzorgen van onderwijsondersteunende activiteiten aan leerlingen met een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, geestelijke of meervoudige handicap of stoornis,

    • b. het verzorgen van ambulante begeleiding ten behoeve van leerlingen met een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, geestelijke of meervoudige handicap of stoornis,

    • c. het verrichten van handelingsgerichte diagnostiek ten behoeve van de leerlingen op verzoek van het bevoegd gezag, het samenwerkingsverband of de ouders, of

    • d. het op verzoek van een bevoegd gezag, het samenwerkingsverband of de ouders van leerlingen adviseren en collegiaal consulteren.

  • 2 De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van deze wet aangeduid als expertisecentrum onderwijszorg.

  • 3 Een leerling die binnen een locatie van het expertisecentrum onderwijszorg wordt begeleid, blijft ingeschreven bij de school. Het bevoegd gezag van deze school blijft verantwoordelijk voor de leerling tijdens het verblijf binnen het expertisecentrum onderwijszorg. Onder deze verantwoordelijkheid valt in elk geval de zorg voor het geven van adequaat onderwijs door een leraar die daartoe bevoegd is op grond van artikel 80.

  • 4 Met inachtneming van artikel 172 vergoedt het bevoegd gezag voor het begeleiden van zijn leerling, bedoeld in het derde lid, naar redelijkheid en indien dit naar het oordeel van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 67, nodig is, de kosten die worden gemaakt door:

  • 5 Per openbaar lichaam is er één expertisecentrum onderwijszorg.

  • 6 Het expertisecentrum onderwijszorg treft een regeling voor de behandeling van klachten over gedragingen en beslissingen van het bestuur van dit centrum of het personeel, waaronder discriminatie, dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen door het bestuur of het personeel voor zover het betreft zijn onderscheidenlijk hun werkzaamheden in het kader van het onderwijsproces of de deskundige ondersteuning, bedoeld in het eerste lid. Artikel 52 is van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de taken van het expertisecentrum onderwijszorg.

Artikel 70. Toezicht expertisecentrum onderwijszorg

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Met het toezicht op de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 69, eerste lid, en voor zover van toepassing het zevende lid van dat artikel, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

Artikel 71. Taakverwaarlozing door expertisecentrum onderwijszorg

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Onze Minister is bevoegd tot het treffen van noodzakelijke voorzieningen indien het expertisecentrum onderwijszorg naar het oordeel van Onze Minister zijn taken ernstig verwaarloost.

  • 2 De voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, worden niet eerder getroffen dan nadat het expertisecentrum onderwijszorg in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen redelijke termijn alsnog zijn taken naar behoren uit te voeren.

§ 3. Eindexamens

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 72. Eindexamens en diploma

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Aan de leerlingen van de scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs wordt gelegenheid gegeven aan deze scholen een eindexamen af te leggen, tenzij in de plaats daarvan de gelegenheid bestaat tot het afleggen van een eindexamen, dat niet vanwege de school wordt afgenomen en het bevoegd gezag in verband hiermede een eindexamen aan de school niet nodig oordeelt. Het eindexamen kan voor elk vak of ander programma-onderdeel bestaan uit een schoolexamen, uit een centraal examen dan wel beide.

  • 1a Indien ten aanzien van een schoolsoort of leerweg het gemiddelde verschil tussen de cijfers van het centraal examen en het schoolexamen over een periode van drie jaren meer dan een half punt bedraagt, kan Onze Minister in afwijking van het eerste lid besluiten dat het bevoegd gezag voor een periode van twee jaren leerlingen niet in de gelegenheid stelt een eindexamen af te leggen in de desbetreffende schoolsoort of leerweg.

  • 1b Onze Minister besluit of toepassing wordt gegeven aan lid 1a nadat het bevoegd gezag van de school gedurende een periode van ten minste drie jaar de gelegenheid heeft gehad, het gemiddelde verschil, bedoeld in lid 1a, ongedaan te maken, voor zover dat verschil meer dan een half punt bedraagt.

  • 2 Het eindexamen wordt afgenomen door de rector, de directeur, de conrector, de adjunct-directeur of een of meer leraren van de school. Het eindexamen staat onder toezicht van een of meer gecommitteerden behoudens voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen examens en examenonderdelen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald door wie en op welke wijze de gecommitteerden worden aangewezen. Het eindexamen kan mede worden afgenomen door deskundigen. Het bevoegd gezag wijst de deskundigen aan.

  • 3 Zij die het eindexamen met goed gevolg hebben afgelegd, ontvangen een diploma. Leerlingen van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg, die met goed gevolg een gedeelte van het examenprogramma hebben afgelegd, ontvangen een getuigschrift voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en leerlingen die een leer-werktraject met goed gevolg afsluiten, ontvangen een diploma basisberoepsgerichte leerweg/leer-werktraject. Onze Minister stelt de modellen van diploma's en getuigschriften vast.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld omtrent de in dit artikel bedoelde eindexamens, alsmede omtrent programmaonderdelen, die niet voor alle leerlingen van een school dezelfde vakken en andere programmaonderdelen behoeven te omvatten. Bij deze algemene maatregel van bestuur worden tevens de eindexamenprogramma's vastgesteld. Bij de vaststelling van de eindexamenprogramma’s Nederlandse taal respectievelijk Nederlandse taal en literatuur worden de referentieniveaus Nederlandse taal in acht genomen die voor de desbetreffende vormen van onderwijs of voor dan wel binnen leerwegen zijn vastgesteld op grond van artikel 47a.

  • 5 Voor examens, die niet vanwege de school worden afgenomen, kunnen bij algemene maatregel van bestuur voorschriften worden gegeven.

  • 6 Ten behoeve van de bijzondere inrichting van het onderwijs aan een school kan Onze Minister besluiten toe te staan dat wordt afgeweken van het bepaalde bij of krachtens dit artikel. Onze Minister besluit binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 73. Getuigschrift en schooldiploma praktijkonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Leerlingen die een school voor praktijkonderwijs verlaten, ontvangen een getuigschrift praktijkonderwijs, met dien verstande dat het bevoegd gezag aan leerlingen die de opleiding hebben afgerond en daarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag in aanmerking komen, een schooldiploma praktijkonderwijs kan uitreiken. Onze Minister stelt het model van het getuigschrift vast.

Artikel 74. Extraneï-examens

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een diploma als bedoeld in artikel 72, derde lid, kan ook worden uitgereikt aan degenen die niet als leerlingen van een school zijn ingeschreven, maar tot het eindexamen van die school zijn toegelaten en dit met gunstig gevolg hebben afgelegd.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld omtrent de in het eerste lid bedoelde toelating tot het eindexamen. Daarbij wordt vastgesteld in welke gevallen een bedrag aan het bevoegd gezag verschuldigd is, alsmede de hoogte daarvan.

Artikel 76. Verklaring

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De leerling die de school verlaat en aan wie geen diploma kan worden uitgereikt, ontvangt een verklaring waarin in ieder geval worden vermeld het tijdstip waarop hij de school verlaat en het leerjaar waartoe hij laatstelijk onvoorwaardelijk was bevorderd alsmede voor welke vormen van vervolgonderwijs en voor welke leerjaren daarvan hij geschikt wordt geacht. De verklaring wordt door het bevoegd gezag of namens het bevoegd gezag door de rector of de directeur, ondertekend.

  • 2 Onze Minister stelt het model van de verklaring vast.

§ 4. Personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 77. Personeelscategorieën; formatiebeleid; taken en functies personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Aan een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs en praktijkonderwijs zijn een of meer leraren verbonden.

  • 2 Aan het hoofd van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs staat een rector, aan het hoofd van een school voor algemeen voortgezet onderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs en praktijkonderwijs een directeur.

  • 3 De conrectoren en de adjunct-directeuren hebben tot taak de rector onderscheidenlijk de directeur bij te staan en bij afwezigheid te vervangen.

  • 4 Het overige personeel heeft tot taak het onderwijs te ondersteunen.

  • 5 Een of meer leden van het personeel worden belast met de taak van schooldecaan.

  • 6 Het bevoegd gezag stelt jaarlijks het beleid vast met betrekking tot de formatie van de verschillende categorieën personeel van de school. Het bevoegd gezag bepaalt, zoveel mogelijk tegelijk met de vaststelling van het in de eerste volzin bedoelde beleid met betrekking tot de formatie, functies en taken van het personeel van de school, met inachtneming van de daaromtrent bij algemene maatregel van bestuur te geven nadere voorschriften.

  • 7 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder «vakken» tevens verstaan, programmaonderdelen als bedoeld in de artikelen 39 en 40.

Artikel 78. Overdracht taken en bevoegdheden

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bestuur kan hem bij wettelijk voorschrift opgedragen taken en bevoegdheden overdragen aan de rector of de directeur van de school.

  • 2 De rector of de directeur van de school kunnen hen bij wettelijk voorschrift opgedragen of door het bevoegd gezag overgedragen taken en bevoegdheden overdragen aan elkaar of aan de adjunct-directeur.

Artikel 79. Vaststelling managementstatuut

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag stelt na overleg met de rector, de directeur, de conrector en de adjunct-directeur, een managementstatuut vast. In het managementstatuut is ten minste een regeling opgenomen betreffende de bevoegdheden van de rector, de directeur, de conrector en de adjunct-directeur met betrekking tot de toedeling, bestemming en aanwending van de bekostiging.

  • 2 Het managementstatuut bevat tevens de aanduiding van de andere aan het bevoegd gezag bij wettelijk voorschrift toegekende taken en bevoegdheden waarvan het bevoegd gezag heeft bepaald dat de rector, de directeur, de conrector of de adjunct-directeur van de school deze in naam van het bevoegd gezag kan uitoefenen. Het managementstatuut bevat voorts instructies ten aanzien van deze taken en bevoegdheden.

  • 3 In het managementstatuut worden tevens vastgelegd:

    • a. de taken en bevoegdheden die het bestuur overdraagt aan de rector en de directeur van de school, indien toepassing is gegeven aan artikel 78, eerste lid;

    • b. de taken en bevoegdheden die de rector en de directeur van de school hebben overgedragen aan elkaar of aan de adjunct-directeur, indien toepassing is gegeven aan artikel 78, tweede lid; en

    • c. de richtlijnen voor de uitoefening van de overgedragen taken en bevoegdheden.

  • 4 Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar.

Artikel 80. Vereisten benoeming of tewerkstelling leraren

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Leraren worden door het bevoegd gezag benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming. Om tot leraar te kunnen worden benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming dient de betrokkene:

    De eerste en tweede volzin zijn niet van toepassing op benoeming of tewerkstelling van leraren voor het verzorgen van een vak of ander programmaonderdeel dat door het bevoegd gezag is vastgesteld, uitgezonderd godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

  • 2 Indien het bevoegd gezag een leraar benoemt of tewerkstelt zonder benoeming voor uitsluitend het geven van middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of het geven van onderwijs in de eerste drie leerjaren van het hoger algemeen voortgezet onderwijs of van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, is het eerste lid, onderdeel b, onder 3°, niet van toepassing en volstaat in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, het bezit van het getuigschrift van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat:

  • 4 Bij ministeriële regeling wordt:

    • a. bepaald op grond van het getuigschrift van welke bacheloropleidingen als bedoeld in het tweede lid onderwijs verzorgd kan worden in daarbij aan te wijzen vakken;

    • b. ten aanzien van algemeen gebruikelijke vakken of programmaonderdelen, waarvoor op grond van een getuigschrift als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, niet rechtstreeks kan of kon worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de voor die vakken of programmaonderdelen geldende bekwaamheidseisen, een overzicht gegeven van getuigschriften waarmee wordt voldaan aan de bekwaamheidseisen die gelden voor het geven van voortgezet onderwijs in die vakken of programmaonderdelen. In het overzicht kunnen eisen worden opgenomen omtrent bij- of nascholing.

  • 5 In bijzondere gevallen kan Onze Minister besluiten aan personen, die in een bepaald vak of onderdeel van een vak door buitengewone bekwaamheid uitmunten, ten aanzien van dit vak of onderdeel van dit vak ontheffing te verlenen van de in het eerste lid onder b gestelde eisen.

  • 6 Bij tijdelijke afwezigheid van een leraar kan ten aanzien van degene die hem vervangt voor ten hoogste twaalf maanden worden afgeweken van de eisen, gesteld in het eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat de periode van twaalf maanden is verstreken vanaf de dag dat perioden van vervanging als bedoeld in dit lid elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van twaalf maanden, deze tussenpozen inbegrepen, is overschreden. Indien in een vacature niet terstond kan worden voorzien door de benoeming of tewerkstelling zonder benoeming van een leraar die aan de genoemde eisen voldoet, is het bepaalde in de vorige volzin van overeenkomstige toepassing. Deze termijn van een jaar kan met ten hoogste twee jaren worden verlengd indien het bevoegd gezag en de betrokkene schriftelijk verklaren dat betrokkene verplicht is zich in te spannen binnen twee jaren alsnog te voldoen aan de eisen gesteld in het eerste lid, onderdeel b. Het bevoegd gezag kan onder de voorwaarden, genoemd in de vorige volzin, een verlenging van nog eens twee jaren geven indien het dat noodzakelijk oordeelt vanwege de kwaliteit en de voortgang van het onderwijs op de school.

  • 7 Degene die benoembaar of tewerkstelbaar zonder benoeming is voor enig vak, mag, onverminderd het achtste lid, door het bevoegd gezag gedurende ten hoogste twee jaren worden belast met werkzaamheden als leraar waarvoor hij niet voldoet aan de in artikel 86, eerste lid, bedoelde bekwaamheidseisen. Aan de eerste volzin wordt uitsluitend toepassing gegeven indien het bevoegd gezag en betrokkene in ieder geval schriftelijk hebben verklaard dat betrokkene verplicht is zich in te spannen om binnen twee jaren alsnog te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor die werkzaamheden. Het bevoegd gezag kan de in de eerste volzin bedoelde termijn verlengen met ten hoogste twee jaren indien het bevoegd gezag dat noodzakelijk oordeelt vanwege de kwaliteit en de voortgang van het onderwijs aan de school. De tweede volzin is in dat geval van overeenkomstige toepassing. De inspectie kan op aanvraag van het bevoegd gezag besluiten toe te staan dat in de eerste twee leerjaren wordt afgeweken van de eis, bedoeld in de tweede volzin.

  • 8 Indien in het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 35, sprake is van vakoverstijgende programmaonderdelen, kan in de eerste twee leerjaren worden gewerkt met teams die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijsprogramma voor die vakoverstijgende programmaonderdelen voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. leraren die deel uitmaken van een team voldoen ieder aan bekwaamheidseisen als bedoeld in artikel 86, eerste lid, waarbij de leraren in het team als geheel beschikken over de bekwaamheidseisen voor de vakken die zijn betrokken bij het vakoverstijgende programmaonderdeel,

    • b. leraren die deel uitmaken van een team zijn ieder verantwoordelijk voor de kwaliteit van het deel van het onderwijs van het desbetreffende vakoverstijgende programmaonderdeel waarvoor zij voldoen aan de bekwaamheidseisen, bedoeld in artikel 86, eerste lid, en

    • c. het onderwijs in het desbetreffende vakoverstijgende programmaonderdeel kan worden verzorgd door:

      • 1°. leden van het team, en

      • 2°. andere leraren die daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag geschikt zijn. Daarbij stelt het bevoegd gezag, de opvattingen van de leden van het team in aanmerking nemend, vast of de inhoudelijke of didactische kennis en vaardigheden van deze leraren voldoende zijn. Indien dat niet het geval is, wordt eveneens vastgesteld hoe hierin alsnog wordt voorzien. Het bevoegd gezag legt dit vast in de geordende gegevens, bedoeld in artikel 88.

  • 9 Indien in het onderwijsprogramma van een doorlopende leerroute vmbo-mbo als bedoeld in artikel 27a of de geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 27l sprake is van vak- en sectoroverstijgende programmaonderdelen kan worden gewerkt met teams die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijsprogramma voor die vak- en sectoroverstijgende programmaonderdelen voorzover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 10 Bij toepassing van het achtste lid of negende lid is het zesde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 11 Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens over de toepassing van het vijfde lid, de eerste volzin van het zevende lid, het achtste lid en het negende lid.

  • 12 Het eerste lid is niet van toepassing op een leraar, in zoverre deze belast is met het verrichten van werkzaamheden in verband met contractactiviteiten.

  • 13 Bij algemene maatregel van bestuur worden ten aanzien van leraren die in vaste dienst zijn verbonden aan een school, bedoeld in de artikelen 13, 14, 15, 17 en 31, regelen gesteld omtrent de gronden waarop en de procedure volgens welke kan worden afgeweken van het eerste lid, onderdeel b.

  • 14 Onverminderd het zesde tot en met negende lid en het twaalfde lid en artikel 85 kan ten aanzien van ho-studenten die:

    • a. aan een hogeschool een duale opleiding volgen als bedoeld in artikel 7.7 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en aan die opleiding ten minste 180 studiepunten hebben behaald, dan wel

    • b. een duale opleiding als bedoeld in dat artikel aan een universiteit volgen tot leraar voortgezet onderwijs ten behoeve van het geven van het onderwijs waarvoor de desbetreffende opleiding opleidt tot het daarvoor vereiste getuigschrift, worden afgeweken van de eisen in het eerste lid onder b, met dien verstande dat het tijdelijk dienstverband van de ho-student een periode beslaat die overeenkomt met een volledig dienstverband van vijf maanden. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van ho-studenten die ten minste 166 doch nog geen 180 studiepunten hebben behaald, indien door de desbetreffende hogeschool wordt verklaard dat de ho-student beschikt over met 180 studiepunten vergelijkbare en tevens voor het dienstverband relevante kennis, inzicht en vaardigheden. De toepassing van de vorige volzin vervalt ten aanzien van die ho-student die niet binnen vier weken na aanvang van het dienstverband over 180 studiepunten beschikt. De in artikel 7.7, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bedoelde overeenkomst vermeldt tevens de leraar onder wiens verantwoordelijkheid de betrokken ho-student werkzaamheden van onderwijskundige aard verricht.

  • 15 Het dertiende lid is, behoudens de eis van verblijf in het laatste jaar van de opleiding, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van ho-studenten van een universitaire lerarenopleiding, met dien verstande dat afwijking bij de voltijdse vorm van die opleiding mogelijk is voor ten hoogste de periode van een schooljaar waarin onderwijs wordt gegeven, en bij de deeltijdse vorm van die opleiding voor ten hoogste twee jaren.

  • 16 Voor door het bevoegd gezag vastgestelde vakken en andere programma-onderdelen, uitgezonderd godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs, kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden vastgesteld ten aanzien van benoeming dan wel tewerkstelling zonder benoeming. Bij deze algemene maatregel van bestuur kan het eerste lid geheel of gedeeltelijk van toepassing of overeenkomstige toepassing worden verklaard.

  • 17 In geval van een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 197 vindt de benoeming of tewerkstelling zonder benoeming plaats voor een periode van ten hoogste twee aaneengesloten schooljaren. Het bevoegd gezag kan deze benoemingsperiode, al dan niet onder door dat gezag te stellen voorwaarden, verlengen met ten hoogste twee jaren indien het bevoegd gezag daarvoor redenen aanwezig acht. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot de toepassing van de tweede volzin. Het bevoegd gezag dat betrokkene voor de eerste maal na afgifte van de geschiktheidsverklaring benoemt of tewerkstelt zonder benoeming, tekent het feit en de datum van benoeming of tewerkstelling zonder benoeming aan op die verklaring.

  • 18 Het bevoegd gezag kan afwijken van het eerste lid, onder b, ten aanzien van degene die gelet op specifieke kennis en bekwaamheden, samenhangend met ervaringen en werkzaamheden in andere sectoren van de samenleving en het bedrijfsleven, naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende bekwaam is om onder verantwoordelijkheid van een daartoe door het bevoegd gezag aan te wijzen leraar voor een beperkte betrekkingsomvang te worden belast met een uitsluitend lesgevende taak voor vakken waar die specifieke kennis en bekwaamheden in het bijzonder betrekking op hebben. De betrekkingsomvang is voor het totaal van de in de eerste volzin bedoelde lesgevende taken ten hoogste een aantal van op jaarbasis gemiddeld 6 klokuren per week.

  • 19 Onze Minister kan met betrekking tot een vak of ander programmaonderdeel waarvoor niet met een getuigschrift afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek kan worden aangetoond dat betrokkene voldoet aan de bekwaamheidseisen, bedoeld in artikel 86, eerste lid, en waarvoor de bekwaamheid evenmin blijkt uit de regeling, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, verklaren dat een leraar wordt geacht bij benoeming of tewerkstelling zonder benoeming te voldoen aan de bekwaamheidseisen tot het geven van voortgezet onderwijs in dat vak of dat andere programmaonderdeel.

Artikel 81. Bekwaamheid op grond van buitenlands getuigschrift

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onze Minister kan in aanvulling op artikel 80, eerste lid, aan personen die in het bezit zijn van een buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland behaald bewijsstuk de bevoegdheid verlenen tot het geven van voortgezet onderwijs in de openbare lichamen. Hij kan daarbij voorwaarden en beperkingen stellen.

Artikel 82. Verzorgen onderwijs met geschiktheidsverklaring op grond van Wet educatie en beroepsonderwijs BES

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

In afwijking van artikel 80, eerste lid, onderdeel b, kan met het verzorgen van onderwijs in de assistentopleiding, bedoeld in artikel 26, ook worden belast degene die in het bezit is van een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 4.2.5, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES voor tot die assistentopleiding behorend onderwijs, met dien verstande dat betrokkene tevens in het bezit is van een getuigschrift als bedoeld in artikel 7a.4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 83. Benoembaarheid leidinggevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 2 Het bevoegd gezag kan voor ten hoogste de helft van het aantal, bestaande uit de rector of de directeur en de aan de school verbonden conrectoren of adjunct-directeuren, afwijken van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b.

Artikel 84. Benoembaarheid onderwijsondersteunende functionarissen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop een onderwijsondersteunende functionaris zijn bekwaamheid kan aantonen.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op een onderwijsondersteunende functionaris voor zover deze is belast met werkzaamheden in verband met contractactiviteiten.

  • 4 De onderwijsondersteunende functionaris die niet voldoet aan de eisen van het eerste lid, onder b, c of d, mag voor zover het werkzaamheden betreft waarvoor op grond van artikel 86, derde lid, bekwaamheidseisen zijn vastgesteld, niettemin met die werkzaamheden worden belast, voor een periode van ten hoogste twee jaren. Aan de eerste volzin wordt uitsluitend toepassing gegeven indien het bevoegd gezag en betrokkene in ieder geval schriftelijk hebben verklaard dat betrokkene verplicht is zich in te spannen om binnen twee jaren alsnog te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor die werkzaamheden.

Artikel 85. Afwijking benoemingvereisten leraren

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Volgens regelen, te stellen bij algemene maatregel van bestuur, kunnen in bijzondere gevallen, in afwijking van de eisen van benoembaarheid, gesteld in artikel 80, eerste lid onder b, leraren die voldoen aan de in artikel 86, eerste juncto vijfde lid, bedoelde bekwaamheidseisen, niet zijnde bekwaamheidseisen voor de periode van voorbereidend hoger onderwijs, tot een bepaald aantal lessen tijdelijk tevens onderwijs geven in het desbetreffende vak of de desbetreffende combinatie van vakken aan de scholen of leerjaren van scholen waarvoor moet worden voldaan aan laatstgenoemde bekwaamheidseisen.

Artikel 86. Bekwaamheidseisen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden bekwaamheidseisen vastgesteld voor leraren.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor werkzaamheden van leidinggevende aard die nauw verband houden met het pedagogisch-didactische klimaat op de school of onderwijskundige leiding omvatten, bekwaamheidseisen worden vastgesteld.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen bekwaamheidseisen worden vastgesteld voor bij die maatregel aan te wijzen onderwijsondersteunende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het onderwijsleerproces.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde bekwaamheidseisen zijn gericht op het handelen in het onderwijsleerproces, het algemeen professioneel handelen en het werken binnen een onderwijsorganisatie. Zij omvatten in elk geval eisen ten aanzien van:

    • a. pedagogisch-didactische kennis, inzicht en vaardigheden, en

    • b. vakbekwaamheid.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde bekwaamheidseisen kunnen worden onderscheiden naar schoolsoort en naar samenhangende leerjaren, met dien verstande dat zij in elk geval specifiek worden vastgesteld voor de periode van voorbereidend hoger onderwijs, bedoeld in artikel 38, eerste lid.

  • 6 Onze Minister stelt een beroepsorganisatie die hij vanuit het oogpunt van beroepskwaliteit representatief acht voor onderwijspersoneel als bedoeld in deze wet, in de gelegenheid hem een voorstel te doen voor de in het eerste en derde lid voorgeschreven bekwaamheidseisen en kan een representatief geachte beroepsorganisatie in de gelegenheid stellen hem een voorstel te doen voor bekwaamheidseisen die op grond van het tweede lid kunnen worden vastgesteld. Onze Minister stelt deze organisatie vervolgens in elk geval eenmaal in de zes jaar in de gelegenheid, hem een voorstel te doen over ongewijzigde handhaving of wijziging van de bekwaamheidseisen voor zover vastgesteld. Uit een voorstel als bedoeld in de eerste of tweede volzin blijkt tevens, in hoeverre dat voorstel mede steun geniet van een vertegenwoordiging van bevoegde gezagsorganen, van ouders en van leerlingen.

Artikel 87. Inclusieve bevoegdheid

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Degene die voor een bepaald vak voldoet aan de in artikel 86, eerste juncto vijfde lid, bedoelde bekwaamheidseisen voor de periode van voorbereidend hoger onderwijs, is daarmee tevens bekwaam voor dat vak voor zover dat wordt verzorgd in het voortgezet onderwijs niet zijnde de periode van voorbereidend hoger onderwijs.

Artikel 88. Bekwaamheidsdossier

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het bevoegd gezag beschikt ten aanzien van elk personeelslid dat een functie of werkzaamheden verricht waarvoor bekwaamheidseisen zijn vastgesteld, over geordende gegevens met betrekking tot de bekwaamheid en het onderhouden van de bekwaamheid. Ten behoeve van de onderlinge vergelijkbaarheid en herkenbaarheid van de gegevens kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden vastgesteld over de inrichting en wijze van ordening van deze gegevens.

Artikel 90. Rechtspositieregeling personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De Ambtenarenwet BES en de daarop berustende regelingen zijn voor het personeel van een school voor bijzonder onderwijs van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij eilandsbesluit.

  • 3 Het bestuurscollege stelt de regeling, bedoeld in het tweede lid, dan wel een wijziging daarvan niet vast dan nadat daarover op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de bevoegde gezagsorganen en met de onderwijsvakbonden of, bij het ontbreken daarvan, met een representatief te achten vertegenwoordiging van het personeel. Artikel 101 van de Ambtenarenwet BES is niet van toepassing op de vaststelling dan wel wijziging van de regeling, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 92. Benoeming, schorsing en ontslag

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de rector, de directeur, de conrectoren, de adjunct-directeuren, de leraren en het overige personeel.

Artikel 93. Benoeming in algemene dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag benoemt de rector, de directeur, de conrector en de adjunct-directeur, de leraren en het overige personeel, bedoeld in artikel 92, in algemene dienst van het bevoegd gezag.

  • 2 Onder benoeming in algemene dienst van het bevoegd gezag wordt verstaan een benoeming ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden scholen.

Artikel 94. Schoolpracticumplaatsen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag is verplicht aan ho-studenten die in opleiding zijn voor een functie in het voortgezet onderwijs, in de educatie of het beroepsonderwijs, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, in het hoger beroepsonderwijs of in het basisonderwijs, gelegenheid te bieden de als onderdeel van hun opleiding vereiste ervaring in de school te verkrijgen.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, betreft ho-studenten die zijn ingeschreven voor een opleiding voor het beroep van leraar waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft of anderszins studeren om aan de bekwaamheidseisen te voldoen.

  • 3 Het in uren uitgedrukte aantal lessen en onderdelen van het in schooltijd verzorgd onderwijsprogramma waarvoor het bevoegd gezag in enig schooljaar verplicht is, ho-studenten als bedoeld in het eerste lid tot de school toe te laten, bedraagt gezamenlijk 5 procent van het in uren uitgedrukte totale aantal in dat schooljaar te geven lessen en te verzorgen onderdelen van het in schooltijd verzorgd onderwijsprogramma. Onze Minister kan het percentage lager stellen.

  • 4 Een bevoegd gezag kan een ho-student de verdere toegang tot de school ontzeggen, indien deze in de school in strijd handelt met de grondslag en doelstellingen van de school. Van een beslissing tot ontzegging van de toegang tot de school wordt mededeling gedaan door toezending of uitreiking van een afschrift aan het bevoegd gezag van de betrokken opleidingsinstelling.

  • 5 De rector of de directeur regelt, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, de werkzaamheden in verband met de begeleiding door de leraren van de ho-studenten in de school in overeenstemming met de leraren, alsmede in overeenstemming met de betrokken opleidingsinstellingen, dan wel, indien het betreft ho-studenten die zich voorbereiden op het afleggen van een staatsexamen ter verkrijging van een bewijs van bekwaamheid, in overeenstemming met de betrokken staatsexamencommissie.

  • 6 Onze Minister kan het bevoegd gezag op grond van bijzondere omstandigheden gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting verlenen. De ontheffing geldt voor een schooljaar.

  • 7 De scholen waarop ho-studenten als bedoeld in het eerste lid, zijn toegelaten, zijn toegankelijk voor de inspectie belast met het toezicht op de opleidingsinstellingen, voor de directieleden en de door deze aan te wijzen docenten van die opleidingsinstellingen, alsmede voor de leden van de betrokken staatsexamencommissies, een en ander voor zover zulks voor de uitoefening van het toezicht op de praktische vorming onderscheidenlijk de begeleiding van de praktische vorming van de in de school aanwezige ho-studenten noodzakelijk is.

  • 8 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in verband met het bepaalde in dit artikel nadere voorschriften gegeven, betreffende de navolgende onderwerpen:

    • a. het maximum aantal lessen in een vak van een schoolsoort, gedurende dewelke het bevoegd gezag in enig schooljaar verplicht is ho-studenten als bedoeld in het eerste lid, toe te laten, welk maximum de 20 procent niet te boven mag gaan;

    • b. het maximum aantal ho-studenten als bedoeld in het eerste lid, dat bij dezelfde les kan worden toegelaten, welk maximum, behoudens bijzondere omstandigheden, de 3 niet te boven mag gaan, alsmede de gevolgen die het toelaten van meer dan een ho-student bij dezelfde les heeft voor het maximum, bedoeld in het derde lid, en het maximum, bedoeld in dit lid onder a.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in verband met het bepaalde in dit artikel nadere voorschriften worden gegeven, betreffende de navolgende onderwerpen:

    • a. de wijze van aanmelden van ho-studenten als bedoeld in het eerste lid, alsmede de termijn die voor de aanmelding door het bevoegd gezag mag worden gesteld;

    • b. de wijze waarop door de school bekendheid moet worden gegeven aan opleidingsinstellingen en staatsexamencommissies over de beschikbaarheid en de aard van schoolpracticumplaatsen;

    • c. de categorieën ho-studenten ten aanzien van wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, niet geldt;

    • d. regulering in de situatie dat, bij een beperkte beschikbaarheid van schoolpracticumplaatsen aan de school, gelijktijdig ho-studenten die in opleiding zijn voor een functie in het voortgezet onderwijs, en ho-studenten die in opleiding zijn voor een functie in het basisonderwijs, worden aangemeld;

    • e. de vakken en andere programmaonderdelen van een schoolsoort, waarvoor in verband met de geringe omvang van het onderwijs daarin, de in het eerste lid bedoelde verplichting niet geldt.

Hoofdstuk II. Overige regelen voor het openbaar schoolonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 96. Karakter openbaar onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het openbaar onderwijs draagt bij aan de ontwikkeling van de leerlingen met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden zoals die leven in de Nederlandse en de Caribische samenleving, en met onderkenning van de betekenis van de verscheidenheid van die waarden.

  • 2 Openbare scholen zijn toegankelijk voor leerlingen zonder onderscheid naar godsdienst of levensbeschouwing.

  • 3 Openbaar onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensbeschouwing.

Artikel 97. Instandhouding openbare school door een openbare rechtspersoon

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een eilandsraad kan bij eilandsverordening een openbare rechtspersoon instellen die tot doel heeft een of meer openbare scholen in het openbaar lichaam in stand te houden, al dan niet te zamen met openbare scholen als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES.

  • 2 De eilandsraad maakt het voornemen tot een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend.

  • 3 De openbare rechtspersoon oefent met uitzondering van de besluitvorming over de opheffing van een openbare school alle taken en bevoegdheden uit van het bevoegd gezag. Hij bezit rechtspersoonlijkheid.

  • 4 De eilandsverordening, bedoeld in het eerste lid, voorziet in ieder geval in een regeling waarin een overheersende invloed van de overheid in het bestuur is verzekerd, en waarin voorts wordt geregeld:

    • a. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de openbare rechtspersoon,

    • b. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat de leden van het bestuur worden benoemd door de eilandsraad en dat ten minste een derde gedeelte, doch geen meerderheid, van die leden wordt benoemd op bindende voordracht van de ouders van de leerlingen die zijn ingeschreven op de betrokken school of scholen,

    • c. de termijn waarvoor de bestuursleden worden benoemd,

    • d. de vaststelling van de begroting na goedkeuring door de eilandsraad en de vaststelling van de jaarrekening na instemming van de eilandsraad,

    • e. de wijze waarop de eilandsraad toezicht op het bestuur uitoefent,

    • f. de gronden waarop het bestuur kan besluiten de vergaderingen besloten te houden, en

    • g. de periode waarvoor de openbare rechtspersoon in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt.

  • 5 De goedkeuring bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of met het algemeen belang, waaronder begrepen het financiële belang van het openbaar lichaam.

  • 6 Het bestuur brengt jaarlijks aan de eilandsraad verslag uit over de werkzaamheden, waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

  • 7 De vergaderingen van het bestuur van de openbare rechtspersoon zijn openbaar, tenzij het bestuur anders beslist, op gronden, vermeld in de eilandsverordening.

  • 8 Indien voor 1 februari van het jaar waarvoor de begroting geldt, de begroting niet is goedgekeurd, neemt de eilandsraad de maatregelen die hij nodig acht om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen.

  • 9 De eilandsraad is in geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet bevoegd zelf te voorzien in het bestuur van de scholen en zo nodig de openbare rechtspersoon te ontbinden.

  • 10 Indien de school een raad van toezicht heeft, is het vierde lid niet van toepassing en voorziet de verordening, bedoeld in het eerste lid, onverminderd artikel 56 in ieder geval in een regeling waarin een overheersende invloed van de overheid in de raad van toezicht is verzekerd, en waarin voorts wordt geregeld:

    • a. de samenstelling, werkwijze en inrichting van de raad van toezicht van de openbare rechtspersoon,

    • b. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de leden van de raad van toezicht, met dien verstande dat de leden van de raad van toezicht worden benoemd door de eilandsraad en dat ten minste een derde gedeelte, doch geen meerderheid, van die leden wordt benoemd op bindende voordracht van de ouders van de leerlingen die zijn ingeschreven op de betrokken school of scholen,

    • c. de termijn waarvoor de leden van de raad van toezicht worden benoemd,

    • d. de vaststelling van de begroting en de jaarrekening, en

    • e. de periode waarvoor de openbare rechtspersoon in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt. Het zesde, zevende en negende lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 98. Instandhouding openbare school door een stichting

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een eilandsraad kan besluiten dat een of meer openbare scholen in het openbaar lichaam in stand worden gehouden door een stichting die zich ten doel stelt het in stand houden van een of meer openbare scholen, al dan niet te zamen met openbare scholen als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES.

  • 2 De eilandsraad maakt het voornemen tot een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend.

  • 3 Een stichting die een openbare school in stand houdt, wordt opgericht door het openbaar lichaam, al dan niet te zamen met een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 5 De stichting oefent met uitzondering van de besluitvorming over de opheffing van een openbare school alle taken en bevoegdheden van het bevoegd gezag uit.

  • 6 Onverminderd het vierde lid, voorzien de statuten in ieder geval in een regeling waarin een overheersende invloed van de overheid in het bestuur is verzekerd, en waarin voorts wordt geregeld:

    • a. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de stichting,

    • b. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat de leden van het bestuur worden benoemd door de eilandsraad en dat ten minste een derde gedeelte, doch geen meerderheid, van die leden wordt benoemd op bindende voordracht van de ouders van de leerlingen die zijn ingeschreven op de betrokken school of scholen,

    • c. de termijn waarvoor de bestuursleden worden benoemd,

    • d. de vaststelling van de begroting na goedkeuring door de eilandsraad en de vaststelling van de jaarrekening na instemming van de eilandsraad,

    • e. de wijze waarop de eilandsraad toezicht op het bestuur uitoefent,

    • f. de gronden waarop het bestuur kan besluiten de vergaderingen besloten te houden,

    • g. de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt, en

    • h. de bevoegdheid de stichting te ontbinden, met dien verstande dat in de regeling een overheersende invloed van de overheid in het bestuur is verzekerd.

  • 7 De goedkeuring bedoeld in het zesde lid, onderdeel d, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of met het algemeen belang, waaronder begrepen het financiële belang van het openbaar lichaam.

  • 8 De statuten van de stichting kunnen slechts worden gewijzigd na instemming van de eilandsraad.

  • 9 Het bestuur brengt jaarlijks aan de eilandsraad verslag uit over de werkzaamheden, waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

  • 10 De vergaderingen van het bestuur van de stichting zijn openbaar, tenzij het bestuur anders beslist, op gronden, vermeld in de statuten.

  • 11 Indien voor 1 februari van het jaar waarvoor de begroting geldt, de begroting niet is goedgekeurd, neemt de eilandsraad de maatregelen die hij nodig acht om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen.

  • 12 De eilandsraad is in geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet bevoegd zelf te voorzien in het bestuur van de scholen en zo nodig de stichting te ontbinden.

  • 13 Indien de school een raad van toezicht heeft, is het zesde lid niet van toepassing en voorzien de statuten, onverminderd artikel 56, in ieder geval in een regeling waarin een overheersende invloed van de overheid in de raad van toezicht is verzekerd, en waarin voorts wordt geregeld:

    • a. de samenstelling, werkwijze en inrichting van de raad van toezicht van de stichting,

    • b. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de leden van de raad van toezicht, met dien verstande dat de leden van de raad van toezicht worden benoemd door de eilandsraad en dat ten minste een derde gedeelte, doch geen meerderheid, van die leden wordt benoemd op bindende voordracht van de ouders van de leerlingen die zijn ingeschreven op de betrokken school of scholen,

    • c. de termijn waarvoor de leden van de raad van toezicht worden benoemd,

    • d. de vaststelling van de begroting en de jaarrekening,

    • e. de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt,

    • f. de bevoegdheid de stichting te ontbinden. Het negende, tiende en twaalfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 99. Bestuursoverdracht openbare school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een rechtspersoon die een openbare school in stand houdt, kan de instandhouding van die school overdragen aan een andere rechtspersoon die tot de instandhouding van een openbare school bevoegd is.

  • 2 De overdracht geschiedt bij notariële akte. Bij deze akte verbindt de overdragende rechtspersoon zich tevens de rechten ten aanzien van gebouwen, terreinen en roerende zaken over te dragen. Deze akte geldt tevens als akte van levering, bedoeld in artikel 89 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES. In de akte wordt tevens bepaald dat de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen aanstelt met ingang van de datum van overdracht.

  • 3 Door overdracht met inachtneming van het eerste en tweede lid treedt de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger, onverminderd hetgeen verder voor de overgang daarvan naar burgerlijk recht is vereist.

  • 4 Voor zover het betreft scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs kan het bestuurscollege in bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van de verplichting tot overdracht van de rechten ten aanzien van gebouwen, terreinen en roerende zaken.

Artikel 100. Disciplinaire maatregel, schorsing en ontslag door Rijksvertegenwoordiger

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

In afwijking van artikel 92 legt de Rijksvertegenwoordiger de disciplinaire straf of de schorsing op of verleent hij het ontslag, indien het betreft een rector, een directeur, een conrector, een adjunct-directeur of een leraar van een openbare school, die tevens lid is van de eilandsraad, welke die school in stand houdt.

Artikel 101. Eerbiediging van geloofs- of levensovertuiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het onderwijs aan openbare scholen wordt gegeven met eerbiediging van ieders geloofs- of levensovertuiging.

  • 2 Wij kunnen hem, die zich in dit opzicht aan plichtsverzuim schuldig maakt, voor ten hoogste een jaar en bij herhaling voor onbepaalde tijd in zijn bevoegdheid tot het geven van onderwijs aan een openbare school schorsen.

Artikel 102. Godsdienstonderwijs op openbare scholen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Aan de openbare scholen worden op verzoek van kerkelijke gemeenten of van plaatselijke kerken de leerlingen in de gelegenheid gesteld in de schoollokalen godsdienstonderwijs te volgen van godsdienstleraren, daartoe door die gemeenten of kerken aan te wijzen.

  • 2 De schoollokalen worden, zo nodig verlicht, kosteloos voor het godsdienstonderwijs beschikbaar gesteld.

  • 3 Bij een geschil omtrent het vaststellen van lessen of het beschikbaar stellen van lokalen van openbare scholen beslist Onze Minister bij beschikking.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel worden met kerkelijke gemeenten gelijkgesteld verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid, die zich blijkens de statuten het geven of doen geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen.

  • 6 Het bevoegd gezag ziet erop toe dat dit onderwijs uitsluitend wordt gegeven door een leraar die blijkens een daartoe strekkende verklaring van de aanwijzende kerkelijke gemeente of plaatselijke kerk:

    • a. voldoet aan de bekwaamheidseisen die krachtens artikel 86, eerste lid, voor het geven van dat onderwijs zijn vastgesteld, en

    • b. zijn bekwaamheid onderhoudt.

Artikel 103. Levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Aan de openbare scholen worden op verzoek van door Ons tot dit doel toegelaten genootschappen op geestelijke grondslag de leerlingen, wier ouders daartoe de wens te kennen geven, in de gelegenheid gesteld in de schoollokalen levensbeschouwelijk vormingsonderwijs te volgen van leraren, daartoe door deze genootschappen aan te wijzen.

  • 2 De schoollokalen worden, zo nodig verlicht, kosteloos voor het vormingsonderwijs beschikbaar gesteld.

  • 3 Bij een geschil omtrent het vaststellen van lessen of het beschikbaar stellen van lokalen van openbare scholen beslist Onze Minister bij beschikking.

  • 5 Het bevoegd gezag ziet erop toe dat dit onderwijs uitsluitend wordt gegeven door een leraar die blijkens een daartoe strekkende verklaring van het aanwijzend genootschap op geestelijke grondslag:

    • a. voldoet aan de bekwaamheidseisen die krachtens artikel 86, eerste lid, voor het geven van dat onderwijs zijn vastgesteld, en

    • b. zijn bekwaamheid onderhoudt.

Hoofdstuk III. Overige voorwaarden voor bekostiging uit de openbare kas van het bijzonder schoolonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 104. Uitzondering weigering leerling op grond van levensbeschouwing

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Indien binnen redelijke afstand van de woning van de leerling niet de gelegenheid bestaat tot het volgen van het onderwijs aan een openbare school, mag aan deze leerling de toegang tot een gelijksoortige, uit de openbare kas bekostigde bijzondere school niet worden geweigerd op grond van levensbeschouwing, tenzij de school uitsluitend bestemd is voor interne leerlingen.

  • 2 Indien tot een bijzondere school ingevolge het eerste lid andere leerlingen worden toegelaten dan voor wie de school in verband met de levensbeschouwing wordt in stand gehouden, kunnen deze leerlingen niet worden verplicht tot het volgen van de lessen in de vakken of andere programmaonderdelen, die in verband met die levensbeschouwing worden gegeven.

Artikel 105. Bestuur bijzondere school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De bijzondere school staat onder het bestuur van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich het geven van onderwijs in de zin van deze wet ten doel stelt zonder daarbij het maken van winst te beogen.

  • 2 Het schoolbestuur draagt zorg voor een deskundig beheer.

Artikel 106. Bestuursoverdracht bijzondere school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De rechtspersoon die een bijzondere school in stand houdt, kan de instandhouding van die school overdragen aan een andere rechtspersoon die voldoet aan het bepaalde in artikel 105, eerste lid.

  • 2 De overdracht geschiedt bij notariële akte. Bij deze akte verbindt de overdragende rechtspersoon zich tevens de rechten ten aanzien van gebouwen, terreinen en roerende zaken over te dragen. Deze akte geldt tevens als akte van levering, bedoeld in artikel 89 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES. In de akte wordt tevens bepaald dat de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen benoemt met ingang van de datum van overdracht.

  • 3 Door overdracht met inachtneming van het eerste en tweede lid treedt de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger met betrekking tot de school, onverminderd hetgeen verder voor de overgang daarvan naar burgerlijk recht is vereist.

  • 4 Voor zover het betreft scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs kan het bestuurscollege in bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van de verplichting tot overdracht van de rechten ten aanzien van gebouwen, terreinen en roerende zaken.

  • 5 Bij een splitsing als bedoeld in artikel 335 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES van een rechtspersoon die een school in stand houdt, wordt in de splitsingsakte bepaald dat de voortbestaande splitsende rechtspersoon de school in stand zal houden of op welke verkrijgende rechtspersoon de instandhouding van de school overgaat. In het laatste geval zijn het tweede tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 107. Akte van benoeming

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Ieder personeelslid is in het bezit van een door het bevoegd gezag en hemzelf getekende akte van benoeming.

Artikel 108. Bestuurlijke voorschriften bijzonder onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

In een geval als bedoeld in artikel 94, vierde lid, eerste volzin, maakt het bevoegd gezag van een bijzondere school de beslissing tot ontzegging van de toegang tot de school schriftelijk en met redenen omkleed bekend aan de betrokken ho-student.

Hoofdstuk IV. Overige bepalingen met betrekking tot het uit de openbare kas bekostigd onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 109. Bestuurlijke fusie openbare en bijzondere scholen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De instandhouding van een of meer openbare en een of meer bijzondere scholen kan worden opgedragen of overgedragen aan een stichting die met dit doel wordt onderscheidenlijk is opgericht. De besluitvorming van de zijde van het openbaar lichaam vindt plaats door de eilandsraad.

  • 2 Het statutaire doel van de stichting is in elk geval het geven van openbaar onderwijs en onderwijs van een of meer richtingen in afzonderlijke scholen voor openbaar onderscheidenlijk bijzonder onderwijs.

  • 3 De stichting oefent met uitzondering van de besluitvorming over de opheffing van een openbare school alle taken en bevoegdheden van het bevoegd gezag uit.

  • 4 Het personeel dat werkzaam is aan de openbare school en niet is tewerkgesteld zonder benoeming, wordt benoemd krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 5 De statuten voorzien in ieder geval in een regeling omtrent:

    • a. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de stichting,

    • b. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden,

    • c. de termijn waarvoor de bestuursleden worden benoemd,

    • d. de vaststelling van de begroting en jaarrekening na overleg met de eilandsraad van het openbaar lichaam waarin de openbare school is gelegen,

    • e. de wijze waarop de eilandsraad van het openbaar lichaam waarin de openbare school is gelegen, toezicht op het bestuur van de openbare school uitoefent,

    • f. de gronden waarop het bestuur kan besluiten de vergaderingen besloten te houden,

    • g. de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt, en

    • h. de bevoegdheid de stichting te ontbinden, met dien verstande dat in de regeling een overheersende invloed van de overheid in het bestuur is verzekerd voor zover het openbaar onderwijs betreft.

  • 6 De statuten van de stichting kunnen slechts worden gewijzigd na goedkeuring van de eilandsraad van het openbaar lichaam waarin de openbare school is gelegen. Goedkeuring kan slechts worden onthouden indien overheersende invloed van de overheid in het bestuur niet is verzekerd voor zover het openbaar onderwijs betreft.

  • 7 Het bestuur brengt jaarlijks aan de eilandsraad van het openbaar lichaam waarin de openbare school is gelegen, verslag uit over de werkzaamheden, waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. Het verslag wordt bekendgemaakt.

  • 8 De vergaderingen van het bestuur van de stichting zijn openbaar, tenzij het bestuur anders beslist, op gronden, vermeld in de statuten.

  • 9 In geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet, voor zover het openbaar onderwijs betreft, neemt de eilandsraad van het openbaar lichaam waarin de openbare school is gelegen, de maatregelen die hij nodig acht om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen voor zover het openbaar onderwijs betreft.

  • 10 Indien de laatste afzonderlijke openbare school en de laatste afzonderlijke bijzondere school die door de stichting in stand worden gehouden, zijn gefuseerd tot een samenwerkingsschool als bedoeld in artikel 109a kan de instandhouding van die samenwerkingsschool opgedragen blijven aan de stichting.

Artikel 109a. Samenwerkingsschool

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een samenwerkingsschool is een school waarin zowel openbaar onderwijs als bijzonder onderwijs wordt aangeboden. Een samenwerkingsschool kan uitsluitend tot stand komen door samenvoeging van één of meer openbare scholen met één of meer bijzondere scholen en wordt in stand gehouden door een stichting, een stichting als bedoeld in artikel 109 of een stichting als bedoeld in artikel 98 waarvan het statutaire doel in ieder geval is het in stand houden van een samenwerkingsschool. De artikelen 99 en 106 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Een samenwerkingsschool kan uitsluitend tot stand komen indien:

    • a. met die totstandkoming van de samenwerkingsschool de continuïteit van het openbaar of bijzonder onderwijs gehandhaafd kan blijven; en

    • b. de betrokken scholen of scholengemeenschappen alle leerjaren omvatten.

  • 3 Van een situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, is sprake indien één van de betrokken scholen of scholengemeenschappen op 1 oktober van het eerste of tweede schooljaar voorafgaand aan de fusiedatum werd bezocht door zestig of minder leerlingen boven de opheffingsnorm, bedoeld in artikel 188.

  • 4 Samenwerkingsscholen zijn toegankelijk voor leerlingen zonder onderscheid naar godsdienst of levensbeschouwing.

  • 5 Aan een samenwerkingsschool is een identiteitscommissie verbonden.

  • 6 De identiteitscommissie adviseert gevraagd en ongevraagd het bevoegd gezag en de rector of de directeur over alle aangelegenheden die betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het openbare karakter en de identiteit van de samenwerkingsschool. De identiteitscommissie kan tevens voorstellen doen over de aangelegenheden, bedoeld in de eerste volzin.

  • 7 De statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt, voorzien in een regeling over de identiteitscommissie waarin in ieder geval de samenstelling, benoeming, herbenoeming, ontslag, duur van de benoeming, werkwijze, inrichting en bevoegdheden van de identiteitscommissie zijn vastgelegd alsmede een voorziening voor het beslechten van geschillen tussen het bevoegd gezag en de identiteitscommissie. Bij de samenstelling van de identiteitscommissie is sprake van een evenwichtige verdeling tussen openbaar en bijzonder onderwijs.

  • 8 Wijziging van de statuten van de stichting die de samenwerkingsschool in stand houdt voor zover die betrekking hebben op de regeling omtrent de identiteitscommissie, is slechts mogelijk indien het bevoegd gezag en de identiteitscommissie daartoe gezamenlijk besluiten. Indien het een stichting betreft anders dan een stichting als bedoeld in artikel 109 en anders dan bedoeld in artikel 98, kan een wijziging als bedoeld in de eerste volzin uitsluitend tot stand komen met goedkeuring van de eilandsraad van het openbaar lichaam waarin de samenwerkingsschool gelegen is. Goedkeuring kan slechts worden onthouden indien overheersende invloed van de overheid in de identiteitscommissie niet is verzekerd voor zover het openbaar onderwijs binnen de samenwerkingsschool betreft.

  • 9 De stichting anders dan een stichting als bedoeld in artikel 109 en anders dan bedoeld in artikel 98 brengt jaarlijks aan de eilandsraad van het openbaar lichaam waarin de samenwerkingsschool gelegen is, verslag uit over de werkzaamheden waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. Het verslag wordt bekendgemaakt.

  • 10 De voorschriften van deze wet en van andere wetten die het primair onderwijs betreffen, alsmede de daarop gebaseerde regelingen, voor zover die voorschriften en regelingen betrekking hebben op een bijzondere school, zijn van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsschool als bedoeld in het eerste lid, tenzij het tegendeel blijkt.

  • 11 In geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet, voor zover het openbaar onderwijs betreft, neemt de eilandsraad van het openbaar lichaam waar de samenwerkingsschool gelegen is, de maatregelen die hij nodig acht om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen voor zover het openbaar onderwijs betreft. De feitelijke samenwerking wordt beëindigd op 1 augustus van het jaar na een daartoe door de eilandsraad van het openbaar lichaam waar de samenwerkingsschool gelegen is, en het bevoegd gezag van de samenwerkingsschool gezamenlijk genomen besluit.

Afdeling II. Niet uit de openbare kas bekostigd bijzonder schoolonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 110. Kennisgeving oprichting bijzondere school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het bestuur van een bijzondere school voor voortgezet onderwijs geeft binnen vier weken na de oprichting van de school onder overlegging van de statuten der instelling, die de school in stand houdt, en van de reglementen, van die oprichting kennis aan Onze Minister. Indien de statuten of reglementen worden gewijzigd of ingetrokken, wordt eveneens binnen vier weken van de wijziging of van de intrekking van de statuten of reglementen aan Onze Minister kennis gegeven.

Artikel 111. Bekwaamheids- en zedelijkheidseisen personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Algemeen voortgezet onderwijs wordt slechts gegeven door wie voldoet aan artikel 80, eerste lid. De artikelen 80, tweede tot en met achtste en zestiende tot en met achttiende lid, alsmede 81 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Onderwijsondersteunende werkzaamheden als bedoeld in artikel 86, derde lid, worden met betrekking tot het algemeen voortgezet onderwijs slechts verricht door wie voldoet aan artikel 84, eerste lid. Artikel 84, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 112. Aanwijzingsbevoegdheid

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Onze Minister kan de school, die ten aanzien van de duur van de cursus, het schoolplan en de bevoegdheden van de leraren overeenkomt met een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voor voorbereidend beroepsonderwijs, als bedoeld in artikel 72, eerste lid, aanwijzen als bevoegd om aan de leerlingen op grond van het met gunstig gevolg afleggen van een eindexamen aan de school het diploma uit te reiken, bedoeld in het derde lid van dat artikel.

  • 1a Artikel 72, leden 1a en 1b, zijn van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid het eindexamen af te nemen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Onze Minister besluit binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 113. Verzoek tot aanwijzing

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

De aanwijzing geschiedt op een daartoe tot Onze Minister gerichte aanvraag van het schoolbestuur. Bij de aanvraag worden overgelegd:

  • a. het schoolplan van de school;

  • b. bewijsstukken dat wordt voldaan aan de bekwaamheidseisen;

  • c. de statuten en het reglement van de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die de school in stand houdt.

Artikel 114. Voorschriften aanwijzing

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 2 Bij wijziging van het schoolplan doet het schoolbestuur daarvan onmiddellijk mededeling aan de inspectie.

  • 3 Onze Minister kan ten behoeve van de bijzondere inrichting van het onderwijs aan de school besluiten toe te staan, dat wordt afgeweken van het eerste lid. Onze Minister besluit binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 4 De naam van de school duidt aan, met welke van de uit de openbare kas bekostigde scholen zij overeenkomt.

Artikel 114a. Samenwerking met vavo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 2 Het eerste lid vindt uitsluitend toepassing met het doel leerlingen met bijzondere kenmerken beter in staat te stellen een diploma als bedoeld in deze wet te behalen.

  • 3 Toepassing van het eerste lid berust op een samenwerkingsovereenkomst, gesloten tussen het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, en het bevoegd gezag van de instelling die de in het eerste lid bedoelde opleiding verzorgt. De samenwerkingsovereenkomst omvat in elk geval:

    • a. het doel van de samenwerking,

    • b. de doelgroep,

    • c. de wijze waarop wordt nagegaan of het doel wordt bereikt,

    • d. het onderwijsprogramma dat volgens de samenwerking wordt vormgegeven, en

    • e. een regeling voor de beslechting van geschillen tussen partijen over de uitvoering van de overeenkomst.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur wordt nader geregeld voor welke leerlingen en onder welke voorwaarden het eerste lid toepassing kan vinden.

Artikel 114b. Samenwerking met onbekostigd mbo t.b.v. doorlopende leerroute vmbo-mbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag van een ingevolge artikel 112 aangewezen school kan leerlingen in de gelegenheid stellen in het kader van het onderwijs waarvoor zij aan de school zijn ingeschreven een doorlopende leerroute vmbo-mbo als bedoeld in artikel 27a of de geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 27l te volgen.

  • 2 Toepassing van het eerste lid berust op een samenwerkingsovereenkomst, gesloten tussen het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, en het bevoegd gezag van instelling voor beroepsonderwijs, wat betreft een beroepsopleiding ten aanzien waarvan een erkenning is verkregen op grond van artikel 1.4.1 WEB BES.

Artikel 115. Intrekken aanwijzing

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onze Minister kan de aanwijzing intrekken, indien niet langer wordt voldaan aan de voorschriften gegeven bij of krachtens de artikelen 112, 114 en 114a of indien van misbruik van de verleende aanwijzing is gebleken. De aanwijzing kan door Onze Minister tevens worden ingetrokken indien het schoolbestuur of het personeel van de school in strijd handelt met artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

Afdeling III. Staatsexamens

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 116. Staatsexamens

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Jaarlijks geeft het College voor toetsen en examens gelegenheid om door het met gunstig gevolg afleggen van een staatsexamen, een diploma te verkrijgen, overeenkomende met een diploma van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs, als bedoeld in artikel 72, eerste lid.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald, welke andere diploma's kunnen worden verkregen door het met gunstig gevolg afleggen van een staatsexamen voor het College voor toetsen en examens.

  • 3 Zij, die zijn afgewezen bij het eindexamen van een school, worden niet toegelaten tot het in hetzelfde jaar te houden overeenkomstige staatsexamen.

  • 4 De staatsexamens zijn openbaar, behoudens het schriftelijke gedeelte.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld omtrent de in dit artikel bedoelde examens, die niet voor alle kandidaten dezelfde vakken en andere programmaonderdelen behoeven te omvatten. Daarbij kan worden bepaald het bedrag, dat voor de toelating tot deze examens verschuldigd is. Tevens kan daarbij worden bepaald dat dit bedrag is verschuldigd door het bevoegd gezag van een school ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 72, lid 1a, of door het bevoegd gezag van een instelling ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 6.2.2a, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

Afdeling IV. Andere vormen van voortgezet onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 117. Inrichtingen voor voortgezet onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen inrichtingen voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 6, onderdeel e, worden aangewezen die voor bekostiging uit 's Rijks kas in aanmerking komen.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor de aangewezen inrichtingen voor voortgezet onderwijs voorschriften worden gegeven voor de toepassing van de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften over:

    • a. de inrichting van het onderwijs,

    • b. de examens,

    • c. de rechtspositie van het personeel,

    • d. de benoembaarheidsvereisten van het personeel, en

    • e. de aanvang, wijze en beëindiging van de bekostiging.

    Daarbij kan, voor zover noodzakelijk, worden afgeweken van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

Titel III. Aanvang, grondslagen, wijze en beëindiging der bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Afdeling I. Aanvang van de bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Paragraaf 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 118. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

In deze afdeling worden de onder a tot en met d aangegeven schoolsoorten aangeduid met de daarbij vermelde afkortingen:

  • a. vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs,

  • b. havo: hoger algemeen voortgezet onderwijs,

  • c. mavo: middelbaar algemeen voortgezet onderwijs,

  • d. vbo: voorbereidend beroepsonderwijs.

Artikel 119. Bekostiging en voorzieningenplanning

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Bekostiging uit 's Rijks kas van een school of scholengemeenschap neemt geen aanvang dan krachtens de bepalingen van deze afdeling.

Artikel 120. Nieuwe school, scholengemeenschap of nevenvestiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Onze Minister brengt een openbare of bijzondere school voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:

    • a. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze school, mede gelet op de hoogte van de bekostiging die krachtens deze titel wordt verstrekt, zal worden bezocht door een aantal leerlingen dat voldoende is om een school van voldoende kwaliteit in stand te houden; en

    • b. voldoet aan de verplichtingen in artikel 123, eerste en tweede lid, en 124, eerste en tweede lid.

  • 2 Onze Minister brengt een openbare of bijzondere scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:

    • a. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat het aantal leerlingen van elk van de samenstellende scholen ten minste drie kwart zal bedragen van het daarvoor in het eerste lid bedoelde aantal; en

    • b. voldoet aan de verplichtingen in artikel 123, eerste en tweede lid, en 124, eerste en tweede lid.

  • 3 Onze Minister brengt een openbare school of scholengemeenschap waarvoor een aanvraag als bedoeld in artikel 122, eerste of tweede lid, is ingediend voor bekostiging in aanmerking, indien voldaan is aan de verplichtingen in artikel 123, eerste en tweede lid en artikel 124, eerste en tweede lid, met uitzondering van een document waaruit blijkt dat het openbaar lichaam van het eiland van de beoogde plaats van vestiging is gevraagd om te overleggen over het voornemen tot het doen van een aanvraag om bekostiging. Artikel 125 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Onze Minister brengt een openbare of bijzondere nevenvestiging van een school voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:

    • a. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze nevenvestiging, mede gelet op de hoogte van de bekostiging die krachtens deze titel wordt verstrekt, zal worden bezocht door een aantal leerlingen dat voldoende is om een school van voldoende kwaliteit in stand te houden; en

    • b. voldoet aan de verplichtingen in artikel 123, eerste en tweede lid, en 124, eerste en tweede lid.

Artikel 121. Toevoegen profiel vbo of school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 2 Onze Minister brengt een nieuw te vormen school die wordt toegevoegd aan een al bekostigde school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:

Artikel 122. Voldoende openbaar onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De Rijksvertegenwoordiger draagt er zorg voor dat is voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs door een voldoende aantal scholen in het openbaar lichaam. Daartoe kan de Rijksvertegenwoordiger het bestuurscollege van het openbaar lichaam opdragen, een aanvraag bij Onze Minister in te dienen om een openbare school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking te brengen indien de ouders van een naar het oordeel van de Rijksvertegenwoordiger voldoende groot aantal leerlingen hebben aangegeven dat zij dat wensen en het bestuurscollege van het openbaar lichaam deze wens niet heeft ingewilligd.

  • 2 Onze Minister kan het bestuurscollege van het openbaar lichaam opdragen een aanvraag bij hem in te dienen om een openbare school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking te brengen, indien de Rijksvertegenwoordiger het eerste lid niet toepast en ouders van een naar het oordeel van Onze Minister voldoende groot aantal leerlingen hebben aangegeven dat zij indiening van een dergelijke aanvraag wensen.

  • 3 Indien een besluit van Onze Minister op een aanvraag als bedoeld in dit artikel onherroepelijk is geworden, gaat het bestuurscollege van het openbaar lichaam over tot stichting van de daarbij voor bekostiging in aanmerking gebrachte school of scholengemeenschap.

Artikel 123. Aanvraagprocedure nieuwe school, scholengemeenschap of profiel vbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag dient voor 1 november bij Onze Minister een aanvraag in om voor bekostiging in aanmerking te brengen:

    • a. een school;

    • b. een scholengemeenschap; of

    • c. een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 18, derde lid, aan een al bekostigde school voor vbo.

  • 2 Indien het bevoegd gezag het voornemen heeft om een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, in te dienen, meldt het bevoegd gezag dit aan Onze Minister voor 1 juli voorafgaand aan die voorgenomen aanvraag. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de wijze waarop deze melding plaatsvindt en kan een model voor de melding worden vastgesteld.

  • 4 Onze Minister controleert of de belangstellingsmeting juist en volledig is en besluit voor 1 juni:

    • a. met inachtneming van artikel 120, eerste, tweede en vierde lid, en 121, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of nieuw te vormen profiel met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht; of

    • b. met inachtneming van artikel 120, derde lid, op een aanvraag als bedoeld in artikel 122, eerste lid of tweede lid, of de openbare school of scholengemeenschap met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht.

  • 5 De besluiten, bedoeld in het vierde en achtste lid, worden gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 6 Voor uitsluitend de controle of de gegevens uit de ouderverklaringen, bedoeld in artikel 124a, vijfde lid, onderdeel a, juist en volledig zijn, maakt Onze Minister gebruik van het burgerservicenummer van een van de ouders en het kind waarop de ouderverklaring betrekking heeft.

  • 7 Onze Minister stelt op voordracht van de inspectie een kader vast waarin de werkwijze voor het advies, bedoeld in het derde lid, is vastgelegd. Deze werkwijze omvat in ieder geval een gesprek over de aanvraag met het bevoegd gezag dat de aanvraag heeft ingediend. Dit kader wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 8 Onze Minister kan de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien de aanvraag is ingediend door een rechtspersoon, niet zijnde een openbaar lichaam, die reeds een of meer scholen of scholengemeenschappen in stand houdt en die een aanwijzing heeft ontvangen als bedoeld in artikel 183, eerste lid, of waarvan een of meer van de bestuurders of toezichthouders deel uitmaakte of uitmaakt van een andere rechtspersoon die een dergelijke aanwijzing heeft ontvangen, welke aanwijzing onherroepelijk is geworden en ten tijde van de aanvraag nog geen vijf jaren oud is gerekend vanaf de ontvangst van het besluit tot toepassing van artikel 183, eerste lid.

  • 9 Het bestuurscollege van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging kan voor de datum, genoemd in het eerste lid, bij Onze Minister een zienswijze naar voren brengen.

Artikel 124. Verplichtingen voor aanvraag bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een aanvraag als bedoeld in artikel 123, eerste lid, vermeldt:

    • a. de schoolsoort of schoolsoorten;

    • b. of het openbaar of bijzonder onderwijs betreft; en

    • c. de beoogde plaats van vestiging van de school of scholengemeenschap.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een belangstellingsmeting;

    • b. een beschrijving van het voorgenomen beleid over de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of het profiel bedoeld in artikel 18, derde lid, of artikel 29, derde lid, zal worden gevoerd, voor zover dit betreft de uitwerking van de wettelijke voorschriften voor:

      • de inrichting van het onderwijs, bedoeld in artikel 2, tweede lid;

      • het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 12a, eerste tot en met vijfde lid, of artikel 31, vierde lid zal worden geprogrammeerd;

      • de inhoud van een in onderwijstijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, geldend voor de schoolsoort en leerweg, bedoeld in de artikelen 16, 18, 29, 31, 33, 34, 35, 37, 38, 39 en 40, voor zover deze schoolsoort of leerweg van toepassing is op de aanvraag;

      • de inhoud van het onderwijs, bedoeld in artikel 42; en

      • de scheiding tussen de functies van bestuur en het toezicht daarop, bedoeld in de artikelen 54 en 55 en, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 78, een beschrijving van de over te dragen taken;

    • c. een document waaruit blijkt dat het openbaar lichaam van het eiland van de beoogde plaats van vestiging en de bevoegd gezagsorganen binnen het voedingsgebied van de school of scholengemeenschap zijn gevraagd om te overleggen over het voornemen tot het doen van een aanvraag om bekostiging; en

    • d. een verklaring omtrent het gedrag afgegeven volgens de Wet justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES van de personen die het bestuur en het intern toezicht vormen en die op het tijdstip van het doen van de aanvraag niet ouder is dan zes maanden.

  • 3 De aanvraag bevat tevens:

    • a. een beschrijving van het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs;

    • b. een beschrijving van de beoogde samenstelling van de formatie van de school of scholengemeenschap;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de voorschriften die worden gesteld aan de bekwaamheid van voorschriften die worden gesteld aan de bekwaamheid van de leraren, onderwijsondersteunende functionarissen, de rector, directeur, conrector of adjunct-directeur;

    • d. een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de zorg voor de sociale, psychische en fysieke veiligheid van leerlingen op school of scholengemeenschap;

    • e. een meerjarenbegroting over de eerste drie schooljaren die gebaseerd is op de bekostiging die de school of scholengemeenschap zal ontvangen gegeven het aantal te verwachten leerlingen in die periode;

    • f. de verwachtingen met betrekking tot de huisvesting;

    • g. informatie over de hoogte van en het beleid ten aanzien van de vrijwillige geldelijke bijdrage die van de ouders zal worden gevraagd en het jaarlijks verwachte totaalbedrag van die bijdragen; en

    • h. een beschrijving van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de Wet medezeggenschap op scholen.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de wijze waarop de aanvraag plaatsvindt en kan een model voor de aanvraag worden vastgesteld.

Artikel 124a. Belangstellingsmeting

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De belangstellingsmeting wordt uitgevoerd aan de hand van hetzij:

    • a. ouderverklaringen; dan wel

    • b. in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen, een marktonderzoek.

  • 2 De belangstellingsmeting:

    • a. geeft inzicht in het te verwachten aantal leerlingen op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 123, eerste lid; en

    • b. vindt plaats binnen het voedingsgebied dat het eiland omvat van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging.

  • 3 Het te verwachten aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt berekend overeenkomstig de formule q = (y/x *100%) * w * z, waarbij:

    • a. voor de ouderverklaring geldt:

      y = aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar van wie in de ouderverklaring is aangegeven belangstelling te hebben voor de beoogde school, scholengemeenschap of nevenvestiging in de aanvraag;

      x = totaal aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid onder b;

      w = het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid onder b, op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling te bepalen aantal verblijfsjaren, die de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 weergeeft van de schoolsoort, schoolsoorten of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft;

      z = een bij ministeriële regeling te bepalen correctiefactor.

    • b. voor het marktonderzoek geldt:

      y = aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar van wie in het marktonderzoek is aangegeven belangstelling te hebben voor de beoogde school, scholengemeenschap of nevenvestiging in de aanvraag;

      x = totaal aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar die aan het marktonderzoek heeft deelgenomen;

      w = het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid onder b, op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling te bepalen aantal verblijfsjaren, die de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 weergeeft van de schoolsoort, schoolsoorten of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft;

      z = een bij ministeriële regeling te bepalen correctiefactor.

    De aanvraag bevat de berekeningen die tot de uitkomsten van de formules, bedoeld onder a, of b, hebben geleid.

  • 4 De ouderverklaring, bedoeld in het eerste lid, heeft betrekking op één leerling in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar op 1 november van het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan en wordt ingediend door de ouder van deze leerling.

  • 5 Het marktonderzoek, bedoeld in het eerste lid:

    • a. heeft betrekking op leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar;

    • b. wordt afgenomen onder de ouders van leerlingen, bedoeld in onderdeel a, op een wetenschappelijk verantwoorde manier door een onafhankelijk onderzoeksbureau dat aantoonbaar werkt volgens een door een brancheorganisatie opgestelde gedragscode met betrekking tot de uitvoering van marktonderzoek;

    • c. wordt uitgevoerd aan de hand van een aselecte steekproef uit de leerlingen, bedoeld in onderdeel a, die aantoonbaar representatief is voor die leerlingen; en

    • d. mag niet ouder zijn dan 24 maanden voorafgaand aan de uiterste indieningsdatum van de aanvraag.

  • 6 Indien uit de belangstellingsmeting van meer dan één aanvraag blijkt dat de voedingsgebieden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, elkaar overlappen en daardoor de som van de leerlingen voor wie belangstelling is aangetoond in het overlappende voedingsgebied groter is dan het totaal aantal leerlingen in het overlappende voedingsgebied, worden de aantallen van de leerlingen voor wie belangstelling is aangetoond in het overlappende voedingsgebied naar evenredigheid verminderd tot de som van het totaal leerlingen in het overlappende voedingsgebied voor wie belangstelling is aangetoond gelijk is aan het totaal aantal leerlingen in het overlappende voedingsgebied.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de uitvoering van de belangstellingsmeting over:

    • a. de wijze waarop de belangstellingsmeting wordt uitgevoerd; en

    • b. de omvang van het marktonderzoek in relatie tot de minimale verhoudingen tussen de verschillende onderdelen van de formule voor de belangstellingsmeting, bedoeld in het derde lid, onderdeel b.

Artikel 125. Aanvang bekostiging en vervallen aanspraak bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De bekostiging vangt aan op 1 augustus.

  • 2 De aanspraak op bekostiging op grond van de artikelen 120 en 121 vervalt indien uiterlijk op de eerste schooldag na 1 augustus in het tweede kalenderjaar na het besluit van Onze Minister geen onderwijs aan de nieuwe school, scholengemeenschap, nevenvestiging of in het nieuwe profiel wordt gegeven.

  • 3 In afwijking van het tweede lid en op aanvraag van het bevoegd gezag of het openbaar lichaam van het eiland van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging kan Onze Minister besluiten in bijzondere gevallen de aanspraak op bekostiging voor een jaar te handhaven.

Artikel 126. Omzetting

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Onze Minister kan, onder door hem te stellen voorwaarden, voor bekostiging in aanmerking brengen een school die wordt opgericht door omzetting van een bekostigde openbare school in een gelijksoortige bijzondere school.

  • 2 Onze Minister brengt voor bekostiging in aanmerking een school die wordt opgericht door omzetting van een bekostigde bijzondere school in een gelijksoortige openbare school.

  • 3 Een omzetting kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 augustus van enig kalenderjaar.

  • 4 Dit artikel is ook van toepassing op een scholengemeenschap.

Artikel 127. Samenvoeging en afsplitsing scholen of scholengemeenschappen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Onze Minister kan voor bekostiging in aanmerking brengen een:

    • a. school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen, indien deze binnen hetzelfde openbaar lichaam gevestigd zijn,

    • b. scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van een scholengemeenschap waarvan een school voor mavo of een school voor vbo deel uitmaakt met een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES die in hetzelfde openbaar lichaam gevestigd is, of

    • c. school die door het bevoegd gezag wordt afgesplitst van een scholengemeenschap.

  • 2 Een samenvoeging of afsplitsing kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 augustus van enig kalenderjaar.

Paragraaf 2. Vestigingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 127a. Vestigingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Aan een school of scholengemeenschap kan, naast een hoofdvestiging, een nevenvestiging zijn verbonden. Een nevenvestiging is gelegen in hetzelfde openbaar lichaam als de hoofdvestiging.

Artikel 127b. Hoofdvestiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een school of scholengemeenschap die op grond van artikel 120 voor bekostiging in aanmerking is gebracht, wordt aangeduid als hoofdvestiging. Een school die op grond van artikel 121, tweede lid, voor bekostiging in aanmerking is gebracht, wordt onderdeel van de hoofdvestiging.

  • 2 Op een hoofdvestiging van een scholengemeenschap kan in elk geval onderwijs worden verzorgd in alle leerjaren van de schoolsoorten en in alle profielen als bedoeld in artikel 18, derde lid, of artikel 29, derde lid, die de scholengemeenschap omvat.

Artikel 127c. Nevenvestiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een nevenvestiging komt tot stand door:

Artikel 127d. Verplaatsing vestiging en gevolgen voor bekostigingsaanspraak

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

De aanspraak op bekostiging blijft bestaan indien het bevoegd gezag binnen de grenzen van het openbaar lichaam

  • a. een vestiging verplaatst, of

  • b. een deel van het onderwijsaanbod op een vestiging verplaatst naar een andere vestiging van dezelfde school of scholengemeenschap.

Paragraaf 3. Overige bepalingen voorzieningenplanning

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 127e. Aanvullende middelen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onze Minister kan onder door hem nader te stellen voorwaarden aanvullende middelen ter beschikking stellen die niet strekken tot bekostiging van het onderwijs, bedoeld in deze wet, maar die direct of indirect dienstig zijn voor de uitvoering van het onderwijs of voor verhoging van de mogelijkheid tot deelname aan het onderwijs. Bij de toepassing van dit artikel zijn de titels 4.1 en 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 4, 5, 9 en 10 van de Wet overige OCW-subsidies van toepassing.

Artikel 127f. Beroep

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES kan een belanghebbende beroep instellen bij het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tegen een besluit op grond van deze afdeling met uitzondering van artikel 127e. De artikelen 54 en 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 127g. Uitvoeringsregels

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld voor de uitvoering van deze afdeling.

Afdeling II. Voorziening in de huisvesting en inventaris

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 128. Reikwijdte van afdeling II

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

De artikelen 129 tot en met 147 zijn slechts van toepassing op scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.

Artikel 129. Voorziening in huisvesting door het openbaar lichaam

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De eilandsraad of het bestuurscollege draagt overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk ten behoeve van de scholen zorg voor de voorzieningen in de huisvesting op het grondgebied van het openbaar lichaam. Deze huisvesting is zodanig dat kan worden voldaan aan de redelijke eisen die het onderwijs aan de huisvesting van scholen in het openbaar lichaam stelt. De eilandsraad of het bestuurscollege behandelt daarbij de door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen en de andere scholen op gelijke voet.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden bruto vloeroppervlakten per gelijktijdig aanwezige leerling voorgeschreven die voorzieningen in de huisvesting ten minste dienen te bevatten. Deze oppervlakten kunnen per schoolsoort verschillend worden vastgesteld.

Artikel 130. Voorzieningen in de huisvesting

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder voorzieningen in de huisvesting begrepen:

    • a. voor blijvend onderscheidenlijk voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit:

      • 1°. nieuwbouw, een bestaand gebouw of een gedeelte daarvan, verplaatsing van een bestaand gebouw of van een gedeelte daarvan, terreinen, alsmede eerste aanschaf van leer- en hulpmiddelen en meubilair,

      • 2°. uitbreiding van de onder 1° bedoelde voorzieningen, en

      • 3°. medegebruik van een ruimte die geschikt is voor het onderwijs;

    • b. herstel van constructiefouten aan het gebouw of het terrein;

    • c. herstel en vervanging in verband met schade aan gebouw, leer- en hulpmiddelen en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden.

  • 2 De kosten van bouwvoorbereiding kunnen tot de kosten van huisvesting worden gerekend.

Artikel 131. Vaststelling door het bestuurscollege van bekostigingsplafond voor nieuwe voorzieningen in de huisvesting

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bestuurscollege stelt jaarlijks, na overleg met de betrokken bevoegde gezagsorganen, ten behoeve van het eerstvolgende jaar voor een door hem te bepalen tijdstip een bekostigingsplafond vast voor de bekostiging van de voorzieningen in de huisvesting voor:

    • a. basisscholen als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES, en

    • b. scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.

  • 2 Het bekostigingsplafond wordt zodanig vastgesteld dat redelijkerwijs kan worden voorzien in de huisvesting van de in het eerste lid bedoelde scholen op het grondgebied van het openbaar lichaam.

Artikel 132. Indiening aanvraag

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat een voorziening in de huisvesting wenst, dient een aanvraag voor 1 september voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft in bij het bestuurscollege.

  • 2 De eilandsraad stelt bij verordening de vereisten van de aanvraag vast.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen.

Artikel 133. Beschikkingen op aanvragen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bestuurscollege beslist voor 1 januari van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft op de aanvraag. Het bestuurscollege geeft het bevoegd gezag de gelegenheid om een onvolledige aanvraag binnen een door het bestuurscollege te stellen termijn aan te vullen.

  • 2 Het bestuurscollege kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:

    • a. het bevoegd gezag niet heeft voldaan aan de vereisten voor het in behandeling nemen van de aanvraag, uit de eilandsverordening, bedoeld in artikel 132, tweede lid, of

    • b. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking.

  • 3 Indien het bekostigingsplafond, bedoeld in artikel 131, niet toereikend is, wordt de volgorde van de verlening van bekostiging bepaald op basis van de urgentie van de gevraagde voorziening.

  • 4 De beschikking van het bestuurscollege kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere voorziening dan gewenst omvatten.

Artikel 134. Beschikkingen op aanvragen met een spoedeisend karakter

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 In afwijking van de termijnen genoemd in de artikelen 132 en 133, beslist het bestuurscollege binnen vier weken op een aanvraag voor een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden.

Artikel 135. Weigeringsgronden

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een voorziening in de huisvesting wordt slechts geweigerd, indien:

    • a. de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 130,

    • b. de gewenste voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van de aard en de omvang van de voorzieningen waarover de school reeds beschikt, voor zover deze uit de openbare kas zijn bekostigd,

    • c. de gewenste voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van de te verwachten ontwikkeling van het aantal leerlingen of onderwijskundige ontwikkelingen,

    • d. op andere wijze dan is gewenst redelijkerwijs in de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien, onder meer doordat binnen redelijke afstand van de gewenste plaats van de voorziening gebruik dan wel medegebruik mogelijk is, of een reeds voor bekostiging in aanmerking gebracht gebouw of deel daarvan beschikbaar komt,

    • e. het bekostigingsplafond, bedoeld in artikel 131, niet toereikend is voor de te verstrekken voorzieningen voor scholen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, van dat artikel, of

    • f. de gewenste voorziening anders dan op grond van de onderdelen b tot en met d niet noodzakelijk is.

  • 2 Een voorziening in de huisvesting kan tevens worden geweigerd, indien de voorziening als gevolg van het verwijtbaar nalaten van noodzakelijk onderhoud in een slechte bouwkundige staat verkeert of indien de voorziening nodig is voor herstel van schade die is veroorzaakt door schuld of toedoen van het bevoegd gezag.

Artikel 136. Tijdstip aanvang bekostiging; vervallen aanspraak op bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bestuurscollege beslist met ingang van welk tijdstip de bekostiging van een voorziening daadwerkelijk een aanvang kan nemen, onverminderd het bepaalde in artikel 137.

  • 2 De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien niet binnen een bij de beschikking te bepalen termijn met betrekking tot de voorziening een bouwopdracht is gegeven dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten.

Artikel 137. Toetsing i.v.m. wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Voorzieningen komen voor bekostiging in aanmerking, mits op het op grond van artikel 136, eerste lid, vastgestelde tijdstip,

  • a. is voldaan aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften, en

  • b. de feiten en omstandigheden waarin de school verkeert, ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van de beschikking tot verlening niet ingrijpend zijn gewijzigd.

Artikel 138. Bouwheerschap

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school geeft opdracht de voorziening in de huisvesting waartoe op grond van de artikelen 133 en 134 kan worden overgegaan, tot stand te brengen met daartoe door het openbaar lichaam beschikbaar te stellen gelden, tenzij het met het bestuurscollege overeenkomt dat het openbaar lichaam deze voorziening tot stand brengt.

  • 2 Indien het openbaar lichaam de voorziening in de huisvesting van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school tot stand heeft gebracht, worden gebouw en terrein aan het bevoegd gezag in eigendom overgedragen, tenzij het bestuurscollege en het bevoegd gezag anders overeenkomen.

  • 3 Indien de voorziening in de huisvesting, bedoeld in het tweede lid, niet voldoet aan de eisen voor eigendomsoverdracht, geeft het bestuurscollege deze aan het bevoegd gezag in gebruik.

Artikel 139. Instemming met eigen bouwplannen voor een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Indien het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school aanspraak heeft op bekostiging van een voorziening in de huisvesting, behoeven de bouwplannen en de desbetreffende begrotingen de instemming van het bestuurscollege, tenzij het bevoegd gezag met het bestuurscollege overeenkomt dat het openbaar lichaam deze voorziening tot stand brengt.

Artikel 140. Totstandbrenging voorziening voor een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het openbaar lichaam brengt een voorziening in de huisvesting van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school slechts tot stand, indien tussen het bestuurscollege en het bevoegd gezag overeenstemming bestaat over de bouwplannen en de wijze van uitvoering.

Artikel 141. Onderhoudsplicht; verbod tot vervreemding en bezwaring

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag is verplicht het gebouw en terrein, alsmede de roerende zaken waarvoor bekostiging wordt genoten, behoorlijk te gebruiken en te onderhouden.

  • 2 Vervreemding door het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school anders dan op grond van de artikelen 99 en 106, van gebouwen, terreinen en roerende zaken waarvoor bekostiging wordt genoten, of bezwaren met een zakelijk recht door het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school van zodanige gebouwen en terreinen is zonder toestemming van het bestuurscollege nietig.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing ten aanzien van het recht van opstal ten behoeve van een door het openbaar lichaam te plaatsen tijdelijke voorziening in de huisvesting op grond die eigendom is van het bevoegd gezag van de betrokken school.

Artikel 142. Vorderingsrecht

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bestuurscollege is bevoegd een gedeelte van een gebouw of terrein dat tijdelijk of gedurende een gedeelte van de dag niet nodig zal zijn voor de daar gevestigde school, gedurende die tijd te bestemmen als huisvesting voor een andere school, voor ander uit de openbare kas bekostigd onderwijs niet zijnde voortgezet onderwijs, of voor educatie als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES dan wel voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Het voorgenomen gebruik dient zich te verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school. Tevens is het bestuurscollege bevoegd ten behoeve van het onderwijs in lichamelijke opvoeding of expressie-activiteiten een gebouw of terrein dan wel een gedeelte daarvan dat tijdelijk gedurende gedeelten van de dag of in het geheel niet nodig zal zijn voor de daar gevestigde school, gedurende die tijd te bestemmen als huisvesting voor een andere school, voor ander uit de openbare kas bekostigd onderwijs, niet zijnde voortgezet onderwijs, of voor educatie als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES dan wel voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Het bestuurscollege is bevoegd een sportterrein, buiten de tijden dat het terrein voor het voortgezet onderwijs wordt gebruikt, gedurende die tijd te bestemmen voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden, op zodanige wijze dat het zich verdraagt met het onderwijs dat op het terrein wordt gegeven.

  • 2 Indien het gebouw of terrein in gebruik is voor een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school, pleegt het bestuurscollege vooraf overleg met het bevoegd gezag en, voor zover van toepassing, ook met het bevoegd gezag van de andere school of nevenvestiging waarvoor de huisvesting is bestemd.

Artikel 143. Verhuur en medegebruik gebouw of terrein

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Voor zover artikel 142 geen toepassing vindt, kan het bevoegd gezag een gedeelte van een gebouw of terrein in gebruik geven ten behoeve van uit de openbare kas bekostigd onderwijs dan wel voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Voor zover niet nodig voor uit de openbare kas bekostigd onderwijs, kan het bevoegd gezag een gedeelte van het gebouw of terrein verhuren aan een derde, voor zover het gehuurde niet bestemd zal zijn als woon- of bedrijfsruimte in de zin van de vijfde en zesde afdeling van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Indien het een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school betreft, is voor verhuur toestemming van het bestuurscollege vereist.

  • 2 De ingebruikgeving of verhuur ingevolge het eerste lid eindigt:

    • a. indien het bestuurscollege gebruik maakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 142 zonder dat enige schadeplicht ontstaat, of

    • b. indien het in gebruik gegeven dan wel verhuurde deel nodig is voor gebruik door de eigen school.

  • 3 Ingebruikgeving of verhuur ingevolge het eerste lid geschiedt niet indien het voorgenomen gebruik zich niet verdraagt met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school.

  • 5 Het zonder toestemming van het bestuurscollege verhuren van een gebouw of terrein door het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school alsmede elk met dit artikel strijdig beding opgenomen in een huurovereenkomst met betrekking tot schoolgebouwen, is nietig.

Artikel 144. Voorziening niet ten laste van het openbaar lichaam

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Voorzieningen aan gebouwen of terreinen in verband met verhuur krachtens de artikelen 143 of 145 door het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school, komen niet ten laste van het openbaar lichaam.

Artikel 145. Einde gebruik gebouw of terrein door niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bestuurscollege en het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat eigenaar is van het gebouw en terrein kunnen in een gezamenlijke akte verklaren dat het bevoegd gezag blijvend heeft opgehouden dan wel blijvend zal ophouden het gebouw of terrein of een voor eigendomsoverdracht vatbaar gedeelte daarvan, voor de school te gebruiken.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid stellen het bestuurscollege en het bevoegd gezag van de desbetreffende school gezamenlijk vast of voorzieningen in een slechte bouwkundige staat verkeren als gevolg van het verwijtbaar nalaten van noodzakelijk onderhoud. Indien dat het geval is, vindt verrekening plaats van de daarmee gemoeide kosten.

  • 3 De eilandsraad en het bevoegd gezag van de niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school treffen gezamenlijk een voorziening voor het beslechten van geschillen die zich bij de toepassing van het tweede lid voordoen.

  • 4 De Rijksvertegenwoordiger kan in geval van een geschil omtrent de toepassing van het eerste lid desgevraagd besluiten dat het bevoegd gezag blijvend heeft opgehouden dan wel blijvend zal ophouden het gebouw of terrein of een voor eigendomsoverdracht vatbaar gedeelte daarvan, voor de school te gebruiken. De aanvraag om het besluit wordt gedaan door het bestuurscollege of door het bevoegd gezag van de school.

  • 5 Het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat voornemens is gebouwen of terreinen, of een gedeelte daarvan, blijvend niet meer voor de school te gebruiken, doet hiervan onverwijld mededeling aan het bestuurscollege.

  • 6 Zodra de in het eerste lid bedoelde akte door beide partijen is getekend, of het in het vierde lid bedoelde besluit van de Rijksvertegenwoordiger onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is bepaald dat de uitspraak van de rechter, inhoudende een besluit als bedoeld in het vierde lid eerste volzin, in de plaats treedt van het vernietigde besluit, wordt de akte, het onherroepelijk geworden besluit onderscheidenlijk de uitspraak, ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES. Door de inschrijving verkrijgt het openbaar lichaam de eigendom.

  • 7 Het bestuurscollege en het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat eigenaar is van het schoolgebouw, kunnen in een gezamenlijke akte verklaren dat een gedeelte van het gebouw dat niet vatbaar is voor eigendomsoverdracht, blijvend niet meer voor het onderwijs nodig zal zijn.

  • 8 De Rijksvertegenwoordiger kan in geval van een geschil omtrent de toepassing van het zevende lid desgevraagd besluiten dat een gedeelte van het gebouw dat niet vatbaar is voor eigendomsoverdracht, blijvend niet meer voor het onderwijs nodig zal zijn. De aanvraag om het besluit wordt gedaan door het bestuurscollege of door het bevoegd gezag van de school. Alvorens op de aanvraag te besluiten, hoort de Rijksvertegenwoordiger de wederpartij.

  • 9 Zodra de in het zevende lid bedoelde akte door beide partijen is getekend, of het in het achtste lid bedoelde besluit van de Rijksvertegenwoordiger onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is bepaald dat de uitspraak van de rechter, inhoudende een beslissing als bedoeld in het achtste lid eerste volzin, in de plaats treedt van het vernietigde besluit, kan het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school het desbetreffende gedeelte van het gebouw met toestemming van het bestuurscollege verhuren.

  • 10 De toestemming, bedoeld in het negende lid, wordt verleend voor een tijdvak van ten hoogste 3 jaren. Op verzoek van het bevoegd gezag kan dit tijdvak telkens worden verlengd met een termijn van ten hoogste 3 jaren.

Artikel 146. Jaarlijks bedrag voor huisvestingskosten van niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

In afwijking van dit hoofdstuk kan de eilandsraad besluiten dat jaarlijks een bedrag voor huisvestingskosten wordt betaald aan het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school voor zover die op het grondgebied van dat openbaar lichaam in stand wordt gehouden. De eilandsraad neemt het besluit in overeenstemming met het bevoegd gezag.

Artikel 147. Informatieverstrekking aan het bestuurscollege

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school is gehouden aan de eilandsraad onderscheidenlijk het bestuurscollege alle inlichtingen te verschaffen die de eilandsraad onderscheidenlijk het bestuurscollege voor een adequate uitvoering van de bepalingen in dit hoofdstuk noodzakelijk achten.

Afdeling III. Grondslagen en wijze der bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 148. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De scholen, bedoeld in afdeling I van titel II worden door het Rijk bekostigd met inachtneming van de artikelen 151 tot en met 187. De uitgaven, bedoeld in de artikelen 160 en 162, alsmede de bedragen die het openbaar lichaam krachtens deze wet in aanvulling op de rijksbekostiging verstrekt, blijven ten laste van het openbaar lichaam.

  • 2 Aan niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen als bedoeld in afdeling I van titel II wordt uit de openbare kas geen bekostiging verstrekt dan krachtens de bepalingen van deze wet.

  • 3 Voor de toepassing van deze afdeling zijn de voorschriften die betrekking hebben op bijzondere scholen, van overeenkomstige toepassing op openbare scholen die in stand worden gehouden door een stichting als bedoeld in artikel 98 of een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 97, tenzij het tegendeel blijkt.

Artikel 149. Grondslag bekostiging zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoefte

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het Rijk bekostigt openbare en bijzondere scholen voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven ter uitvoering van het eerste lid.

Artikel 150. Subsidie expertisecentrum onderwijszorg

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Onze Minister verstrekt het expertisecentrum onderwijszorg subsidie.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gegeven over het verstrekken van subsidie aan het expertisecentrum onderwijszorg voor de taken, bedoeld in artikel 69, eerste lid.

Artikel 151. Kostensoorten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

De kosten van de scholen zijn:

  • a. huisvestingskosten,

  • b. inventariskosten,

  • c. personeelskosten, en

  • d. exploitatiekosten.

Hoofdstuk II. Grondslagen van de genormeerde bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

§ 1. Grondslag bekostiging personeelskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 152. Bekostiging scholen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 153. Grondslag bekostiging kosten voor personeel wegens voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens de Ambtenarenwet BES

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Aan scholen wordt in verband met de kosten voor personeel wegens voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens de Ambtenarenwet BES bekostiging verstrekt.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bekostiging is verwerkt in de bedragen en in de vermenigvuldigingsbedragen van de verhoging, bedoeld in de artikelen 154 en 155.

Artikel 154. Teldatum aantal leerlingen voor berekening bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 155. Aanvullende bekostiging personeelskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Indien bijzondere ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs daartoe aanleiding geven, kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden vastgesteld omtrent het verstrekken van aanvullende bekostiging voor personeelskosten.

  • 2 In verband met bijzondere omstandigheden kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag van een in het eerste lid bedoelde school en onder door hem te stellen voorwaarden aanvullende bekostiging voor personeelskosten verstrekken.

  • 3 Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt ingediend in het kalenderjaar waarin de bijzondere omstandigheden zich hebben aangediend. Onze Minister besluit binnen zes maanden na ontvangst van een in het tweede lid bedoelde aanvraag. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 4 Onze Minister kan in verband met de in het eerste lid bedoelde bekostiging een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.

  • 5 Onze Minister kan in verband met de in het tweede lid bedoelde bekostiging een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.

§ 2. Grondslag bekostiging exploitatiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 156. Bekostiging exploitatiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De bekostiging voor de exploitatiekosten van de scholen heeft betrekking op de volgende componenten:

    • a. onderhoud van het gebouw en het terrein,

    • b. energie- en waterverbruik,

    • c. middelen, waaronder mede wordt verstaan lesmateriaal als bedoeld in artikel 12,

    • d. administratie, beheer en bestuur,

    • e. loopbaanoriëntatie en -begeleiding,

    • f. schoonmaken, en

    • g. publiekrechtelijke heffingen, met uitzondering van belastingen ter zake van onroerende zaken.

  • 2 De bekostiging wordt zodanig vastgesteld dat zij voldoet aan de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school.

Artikel 157. Aanvullende bekostiging exploitatiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Indien bijzondere ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs daartoe aanleiding geven, kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden vastgesteld omtrent het verstrekken van aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten.

  • 2 Indien bijzondere ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs aan een school daartoe aanleiding geven, kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag onder door hem te stellen voorwaarden en voor een door hem te bepalen periode aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten verstrekken. Het verzoek wordt ingediend in het kalenderjaar waarin deze ontwikkelingen zijn aangevangen. Onze Minister besluit binnen vier maanden na ontvangst van het verzoek. Indien de beschikking niet binnen vier maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de verzoeker daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3 Onze Minister kan in verband met de in het eerste lid bedoelde bekostiging een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.

  • 4 Onze Minister kan in verband met de in het tweede lid bedoelde bekostiging een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.

Hoofdstuk III. Wijze van de bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

§ 1. Onroerende zaak-belastingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 158. Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het openbaar lichaam bekostigt aan het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat is onderworpen aan een of meer der in artikel 43 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde belastingen ter zake van onroerende zaken het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen met betrekking tot de in het openbaar lichaam gelegen gebouwen en terreinen.

§ 2. Bekostiging personeels- en exploitatiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 159. Bekostiging bedragen voor personeels- en exploitatiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 In geval van het verstrekken van aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 155 of artikel 157 verstrekt het Rijk aan het desbetreffende bevoegd gezag het bedrag van deze bekostiging.

§ 3. Eilandelijk beleid met betrekking tot personele en materiële voorzieningen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 160. Eilandelijk beleid als een openbaar lichaam zelf geen openbare scholen in stand houdt of als openbare scholen ontbreken

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Indien in een openbaar lichaam uitsluitend een of meer andere rechtspersonen dan het openbaar lichaam openbare scholen in stand houden dan wel openbare scholen ontbreken en het openbaar lichaam uitgaven wil doen voor het desbetreffende onderwijs welke niet door het Rijk worden bekostigd, stelt de eilandsraad bij eilandsverordening een regeling daarvoor vast en zijn de artikelen 163 tot en met 165 niet van toepassing.

  • 2 De regeling, bedoeld in het eerste lid, maakt geen onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs en voorziet in een behandeling van scholen naar dezelfde maatstaf.

  • 3 De regeling, bedoeld in het eerste lid, bevat in elk geval de voorzieningen die door het bevoegd gezag van een in het openbaar lichaam gelegen, niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school kunnen worden aangevraagd en de procedure voor het doen van een aanvraag.

  • 4 De eilandsraad kan besluiten dat het bestuurscollege de regeling, bedoeld in het eerste lid, tijdelijk kan aanvullen met nieuwe voorzieningen. De aanvulling wordt binnen 1 week aan de bevoegde gezagsorganen van de niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen gezonden. Binnen 12 weken na de totstandkoming van de aanvulling wordt deze voorgelegd aan de eilandsraad en besluit de eilandsraad over de bekrachtiging ervan. Indien de eilandsraad niet binnen 12 weken een besluit heeft genomen, wordt de aanvulling gelijkgesteld met een aanvulling die is bekrachtigd. Een afwijzing van de aanvulling door de eilandsraad heeft geen gevolgen voor aanvragen waarop reeds is besloten of die reeds zijn ingediend en die voorzieningen betreffen waarop de aanvulling betrekking heeft.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel wordt een nevenvestiging aangemerkt als een nevenvestiging die is gelegen in het openbaar lichaam van de hoofdvestiging. De eilandsraad kan in de eilandsverordening, bedoeld in het eerste lid, aan het bestuurscollege de bevoegdheid verlenen om, met inachtneming van de in die eilandsverordening gestelde regels, te besluiten dat in het openbaar lichaam gelegen nevenvestigingen van scholen waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een ander openbaar lichaam in afwijking van de eerste volzin in aanmerking komen voor een of meer van de in de regeling genoemde voorzieningen.

  • 6 Het bestuurscollege maakt jaarlijks in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze, een overzicht bekend van de op grond van de regeling, bedoeld in het eerste lid, toegekende voorzieningen.

Artikel 161. Eilandelijk beleid bij verzelfstandiging van het openbaar onderwijs in een openbaar lichaam

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Indien de eilandsraad ten aanzien van een of meer door het openbaar lichaam in stand gehouden openbare scholen besluit dat deze met ingang van een datum die is gelegen in de periode die aanvangt met een bij koninklijk besluit te bepalen datum en eindigt met ingang van het negende kalenderjaar daaropvolgend, in stand zullen worden gehouden door een of meer andere rechtspersonen dan het openbaar lichaam, kan de regeling, bedoeld in artikel 160, eerste lid, dan wel de regeling, bedoeld in artikel 162, eerste lid, bij effectuering van dat besluit ten aanzien van die scholen en in afwijking van artikel 160, tweede lid, dan wel een regeling op grond van dit artikel bij effectuering van dat besluit ten aanzien van die scholen, erin voorzien dat door het openbaar lichaam aan een of meer andere rechtspersonen dan het openbaar lichaam dat die scholen in stand houdt, bekostiging voor administratie, beheer en bestuur wordt toegekend als aangegeven in het tweede lid.

  • 2 De bekostiging, die op grond van het eerste lid kan worden toegekend, bedraagt gedurende het eerste en het tweede kalenderjaar volgend op het tijdstip waarop de scholen, bedoeld in het eerste lid, niet langer door het openbaar lichaam in stand worden gehouden, maximaal 4 maal 18% van de bekostiging voor de exploitatiekosten, op grond van artikel 156, en gedurende het derde, vierde en het vijfde kalenderjaar maximaal 3 maal 18% van die bekostiging.

  • 3 Indien de eilandsraad besluit scholen niet langer in stand te houden vanaf een andere datum dan 1 augustus dan geldt als het eerste kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid, het deel van het kalenderjaar dat volgt op de datum waarop het openbaar lichaam die scholen niet langer in stand houdt en bedraagt de bekostiging die voor dat eerste kalenderjaar maximaal kan worden toegekend voor administratie, beheer en bestuur een evenredig deel van de bekostiging die op grond van het tweede lid maximaal kan worden toegekend.

  • 4 Voor de toepassing van het tweede lid wordt per school uitgegaan van de bekostiging voor exploitatiekosten voor het kalenderjaar direct voorafgaand aan het tijdstip waarop door het openbaar lichaam de desbetreffende school niet langer in stand wordt gehouden.

  • 5 De op grond van het eerste lid toe te kennen bekostiging kan in een kalenderjaar niet hoger zijn dan de in het daaraan voorafgaande kalenderjaar op grond van dit artikel toegekende bekostiging. De eerste volzin is niet van toepassing ten aanzien van de bekostiging voor het tweede kalenderjaar indien de bekostiging voor het eerste kalenderjaar is bepaald op grond van het derde lid. Bij de toepassing van de eerste volzin blijft het teruggestorte bedrag, bedoeld in het zevende lid, buiten beschouwing.

  • 6 Het bevoegd gezag dat een school als bedoeld in het eerste lid in stand houdt die voor die tijd door het openbaar lichaam in stand werd gehouden, legt aan dat openbaar lichaam en aan de andere rechtspersonen die een of meer niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen in dat openbaar lichaam in stand houden, jaarlijks een verklaring van de deskundige, bedoeld in artikel 121, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES, over met betrekking tot de uitgaven en ontvangsten voor administratie, beheer en bestuur.

  • 7 Voor zover voor een school als bedoeld in het eerste lid, de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, vermeerderd met 18% van de bekostiging voor de exploitatiekosten, op grond van artikel 156, in een kalenderjaar niet volledig is aangewend voor uitgaven voor administratie, beheer en bestuur, wordt het verschil door het bevoegd gezag, bedoeld in het zesde lid, teruggestort in de eilandskas.

Artikel 162. Eilandelijk beleid als een openbaar lichaam zelf openbare scholen in stand houdt

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Indien een openbaar lichaam zelf een of meer openbare scholen in stand houdt en hij uitgaven wil doen ten behoeve van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, het algemeen voortgezet onderwijs, het voorbereidend beroepsonderwijs of het praktijkonderwijs welke niet door het Rijk worden bekostigd, kan de eilandsraad daarvoor bij eilandsverordening een regeling vaststellen.

§ 4. Overschrijdingsregeling ten behoeve van bijzondere scholen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 163. Vaststelling uitgaven en inkomsten personeels- en exploitatiekosten; vaststelling percentage t.b.v. niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Indien een openbaar lichaam een of meer scholen in stand houdt, stelt het bestuurscollege jaarlijks met betrekking tot die scholen voorlopig vast:

    • a. het totaal van de bedragen die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten behoeve van de personeelskosten,

    • b. het totaal van de bedragen die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten behoeve van de exploitatiekosten,

    • c. het totaal van de ontvangsten, bedoeld in artikel 154,

    • d. het totaal van de ontvangsten dat is gebaseerd op de bedragen die krachtens artikel 156 voor de exploitatiekosten voor dat kalenderjaar zijn vastgesteld, alsmede de bedragen die krachtens artikel 172, tweede lid tweede volzin, voor voorzieningen in de exploitatie worden aangewend,

    • e. het totaal van de aanvullende ontvangsten waaronder worden verstaan de bedragen die krachtens artikel 157 voor de exploitatiekosten voor dat kalenderjaar zijn vastgesteld,

    • f. een staat van voorzieningen die zijn ingesteld ten behoeve van het openbaar onderwijs.

  • 2 Indien een openbaar lichaam een deel van de ontvangsten, bedoeld in het eerste lid onderdeel c, dan wel een deel van de ontvangsten, bedoeld in de onderdelen d of e van dat lid, toevoegt aan een voorziening, wordt dat deel aangemerkt als een uitgave als bedoeld in dat lid onderdeel a, onderscheidenlijk als een uitgave als bedoeld in onderdeel b van dat lid. Indien het openbaar lichaam bedragen aan een voorziening onttrekt, worden deze aangemerkt als ontvangsten, bedoeld in het eerste lid onderdeel c, onderscheidenlijk als ontvangsten als bedoeld in de onderdelen d of e van dat lid.

  • 3 Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, d en e, worden buiten beschouwing gelaten de uitgaven en ontvangsten voor administratie, beheer en bestuur, bedoeld in artikel 156, eerste lid, onderdeel d.

  • 4 Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b worden buiten beschouwing gelaten de uitgaven die worden gedekt door ontvangsten van bedragen die door derden zijn betaald, en de uitgaven voor de voorzieningen waarvoor het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school op grond van de regeling, bedoeld in artikel 162, eerste lid, een aanvraag bij het openbaar lichaam kon indienen en wel gedurende de periode waarvoor een dergelijke aanvraag kon worden gedaan.

  • 5 Indien het openbaar lichaam een deel van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten overdraagt aan een ander bevoegd gezag, wordt dat deel aangemerkt als een uitgave als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of onderdeel b. Indien door een ander bevoegd gezag een deel van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten aan het openbaar lichaam wordt overgedragen, wordt dat deel aangemerkt als een ontvangst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, of onderdeel d.

  • 6 Om de vijf jaar stelt het bestuurscollege voorlopig vast het totaal van de vastgestelde uitgaven en ontvangsten in de voorafgaande vijf kalenderjaren, zoals in het eerste tot en met vijfde lid is aangegeven. Indien de uitgaven hoger zijn dan de ontvangsten, bepaalt het bestuurscollege tevens het bedrag van de overschrijding. Indien het openbaar lichaam vanaf een tijdstip binnen een periode van vijf jaar als bedoeld in de eerste volzin geen school in stand houdt, stelt het bestuurscollege in afwijking van die volzin zo spoedig mogelijk na dat tijdstip voorlopig vast het totaal van de vastgestelde uitgaven en ontvangsten in het aan dat tijdstip voorafgaande deel van de periode van vijf jaar, zoals in het eerste tot en met vijfde lid is aangegeven.

  • 7 Na sluiting van de rekening van het openbaar lichaam stelt het bestuurscollege de in het eerste en zesde lid bedoelde bedragen, zo nodig gewijzigd, vast. In het geval de uitgaven hoger zijn dan de ontvangsten, bedoeld in het zesde lid, drukt het bestuurscollege vervolgens het bedrag van de overschrijding, bedoeld in genoemd lid, uit in een percentage van het totaal van de ontvangsten, bedoeld in het eerste lid onderdelen c tot en met e. Het percentage wordt afgerond tot twee decimalen. Afronding naar beneden vindt plaats indien de derde decimaal kleiner is dan 5, en naar boven indien deze decimaal ten minste 5 bedraagt.

  • 8 Voor de toepassing van de artikelen 163 tot en met 165 worden uitgaven ten behoeve van een nevenvestiging aangemerkt als uitgaven ten behoeve van de hoofdvestiging van de school waaraan de nevenvestiging is verbonden. Indien ten behoeve van een school of nevenvestiging uitgaven worden gedaan door meer dan één openbaar lichaam, worden deze uitgaven aangemerkt als uitgaven van het openbaar lichaam op wier grondgebied de hoofdvestiging is gelegen. In het geval, bedoeld in de vorige volzin worden de besluiten ingevolge de artikelen 163 tot en met 165 genomen door laatstbedoeld openbaar lichaam en hebben deze mede betrekking op de uitgaven van het andere openbaar lichaam of de andere openbare lichamen. Voor de toepassing van de artikelen 163 tot en met 165 wordt een nevenvestiging aangemerkt als een nevenvestiging die is gelegen in het openbaar lichaam van de hoofdvestiging.

  • 9 Het bestuurscollege kan in overeenstemming met het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school besluiten dat met betrekking tot een of meer scholen van dat bevoegd gezag uitgaven die het openbaar lichaam doet ten behoeve van een door hem in stand gehouden school buiten beschouwing worden gelaten bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in dit artikel.

Artikel 164. Vaststelling overschrijdingsbedrag t.b.v. niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 In het jaar volgend op de definitieve vaststelling, bedoeld in artikel 163, zevende lid, wordt het overschrijdingsbedrag vastgesteld waarop het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school die gedurende een of meer jaren van het desbetreffende tijdvak in het openbaar lichaam was gevestigd, aanspraak heeft. Dit overschrijdingsbedrag wordt vastgesteld door het percentage, bedoeld in artikel 163, zevende lid, te vermenigvuldigen met het totaal van de ontvangsten van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat is gebaseerd op de bedragen die krachtens de artikelen 152, eerste tot en met derde lid, 154 en 156 voor het desbetreffende tijdvak zijn vastgesteld, met dien verstande dat bij het vaststellen van het totaal van de ontvangsten, bedoeld in de vorige volzin, buiten beschouwing blijven de ontvangsten voor administratie, beheer en bestuur, bedoeld in artikel 156, eerste lid, onderdeel d.

  • 2 Indien een openbaar lichaam gedurende een gedeelte van het desbetreffende tijdvak een of meer scholen in stand houdt, wordt voor het vaststellen van het overschrijdingsbedrag, bedoeld in het eerste lid, uitgegaan van het totaal van de ontvangsten van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school over een overeenkomstig gedeelte van het desbetreffende tijdvak.

Artikel 165. Uitkering overschrijdingsbedrag aan niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen; beroep op Rijksvertegenwoordiger

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Na de voorlopige vaststelling van het bedrag van de overschrijding, bedoeld in artikel 163, zesde lid, keert het bestuurscollege aan het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat op grond van artikel 164, eerste lid, aanspraak heeft op een uitkering, een voorschot uit. Het voorschot omvat het voorlopig vastgestelde bedrag van de overschrijding, berekend op de wijze als is aangegeven in artikel 164, eerste en tweede lid.

  • 2 Het bestuurscollege is bevoegd tijdens het vijfjarig tijdvak op verzoek van het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school jaarlijks een deel van het naar verwachting uit te betalen voorschot in mindering daarop uit te keren.

  • 3 De bekendmaking van de beschikkingen tot voorlopige en definitieve vaststelling van het overschrijdingsbedrag, bedoeld in het zesde onderscheidenlijk zevende lid van artikel 163, behelst tevens een staat van de voorzieningen als bedoeld in artikel 163, eerste lid, onderdeel f, waarin per kalenderjaar wordt aangegeven het verloop van de toevoegingen en de onttrekkingen aan de voorzieningen.

§ 5. Vaststelling en betaling van de bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 168. Betaling bekostiging door voorschotten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Op de bekostiging of onderdelen daarvan kunnen voorschotten worden verleend volgens regels, te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden tevens voorschriften gegeven voor de verrekening van de betaalde voorschotten met het bedrag van de vastgestelde bekostiging of onderdelen daarvan.

Artikel 169. Verrekening van vorderingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onze Minister is bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens deze wet van of op het bevoegd gezag van een school met vorderingen van of op Onze Minister krachtens een andere wet.

Artikel 170. Overdracht bekostiging bij overstap leerling tijdens schooljaar

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Indien een leerling in de loop van het schooljaar de school verlaat zonder de opleiding te hebben voltooid, en aansluitend wordt ingeschreven als leerling aan een andere school voor voortgezet onderwijs of als mbo-student of vavo-student aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, kan het bevoegd gezag van de school met het bevoegd gezag van die andere school of die instelling overeenkomen een deel van de bekostiging over te dragen aan dat andere bevoegd gezag vanwege deze tussentijdse overstap.

Artikel 170a. Overdracht bekostiging in het kader van een doorlopende leerroute vmbo-mbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

In afwijking van artikel 172 kan het bevoegd gezag van de school met het bevoegd gezag van de instelling voor beroepsonderwijs waarmee het een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 27b, tweede lid, overeenkomen om vanwege een doorlopende leerroute vmbo-mbo als bedoeld in artikel 27a, tweede lid, of de geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 27l, tweede lid, een deel van de bekostiging over te dragen aan dat andere bevoegd gezag.

Hoofdstuk IV. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 171. Boekhouding bijzonder onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag van een bijzondere school houdt nauwkeurig boek van de inkomsten en uitgaven.

  • 2 Het bevoegd gezag van een bijzondere school geeft desverlangd aan de door Onze Minister aangewezen ambtenaren de boeken en bescheiden ter inzage. Het bevoegd gezag is gehouden deze boeken en bescheiden zeven jaren te bewaren.

Artikel 172. Besteding bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag besteedt de verstrekte bekostiging en de betaalde bedragen ten behoeve van die school op de wijze zoals aangegeven in het tweede tot en met vierde lid.

  • 2 De voor voorzieningen in de huisvesting betaalde bedragen worden zodanig aangewend dat een behoorlijke en deugdelijke totstandkoming van deze voorzieningen is verzekerd. Indien na realisatie van de in de eerste volzin bedoelde voorzieningen de bedragen niet volledig zijn aangewend, kan het resterende deel daarvan worden aangewend voor de kosten van personeel of voorzieningen in de exploitatie.

  • 3 Het voor personeels- en exploitatiekosten betaalde bedrag wordt aangewend voor de kosten van personeel, zoals onderscheiden in artikel 77, voor voorzieningen in de exploitatie. In geval van een overschot op die bedragen, kan dat overschot worden aangewend voor voorzieningen in de huisvesting.

  • 4 De verstrekte overschrijdingsbedragen worden ten behoeve van het onderwijs aan de scholen van het bevoegd gezag aangewend.

  • 5 Het bevoegd gezag kan de bedragen, bedoeld in het derde lid, mede aanwenden voor de vergoeding, bedoeld in artikel 69, vierde lid, en voor de kosten van personeel of voorzieningen in de exploitatie van:

    • a. een andere school voor voortgezet onderwijs,

    • b. een scholengemeenschap waarvan een of meer scholen voor voortgezet onderwijs deel uitmaken,

    • c. een school als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES,

    • d. een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, en

    • e. het expertisecentrum onderwijszorg.

  • 7 Het bevoegd gezag kan met het bevoegd gezag waarmee het een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 62, derde lid, overeenkomen om vanwege de samenwerking een deel van de bekostiging over te dragen aan het andere bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid van dat artikel.

Artikel 172a. Beheer van de middelen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Het bevoegd gezag beheert de middelen van de school op zodanige wijze dat het voortbestaan van de school is verzekerd.

Artikel 173. Besteding overeenkomstig bestemming

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De bedragen en bekostiging, bedoeld in artikel 172, worden niet aangewend voor contractactiviteiten.

  • 2 Het bevoegd gezag van de scholen, bedoeld in artikel 172, berekent voor de contractactiviteiten aan de betrokken derden de kosten zodanig dat aan het bepaalde in het eerste lid wordt voldaan.

Artikel 174. Geen vergoeding na schade door schuld of nalatigheid; subrogatie wegens schade aan gebouwen van scholen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De kosten van herstel van schade aan gebouwen, terreinen en roerende zaken ten behoeve waarvan met betrekking tot scholen bekostiging wordt genoten, worden niet door het openbaar lichaam vergoed, indien:

    • a. die schade door schuld of nalatigheid van de rechtspersoon die de school in stand houdt, wordt toegebracht, of

    • b. het bevoegd gezag een beroep kan doen op een verzekering waarvoor de premie voor vergoeding in aanmerking komt, of voor de vergoeding van die schade door het openbaar lichaam een collectieve verzekering is afgesloten, voor zover die collectieve verzekering de schade dekt.

  • 2 Indien schade, ontstaan aan gebouwen, terreinen of roerende zaken van een door het openbaar lichaam bekostigde school voor vergoeding door het openbaar lichaam in aanmerking komt, treedt het openbaar lichaam op het moment van een uitdrukkelijk besluit tot vergoeding in alle rechten die het bevoegd gezag ter zake van die schade tegen derden mocht hebben.

Artikel 175. Jaarverslag

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke onderdelen het jaarverslag tevens dient te bevatten, dan wel welke onderdelen komen te vervallen.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een nadere invulling worden gegeven aan de onderdelen, bedoeld in het eerste lid, en kunnen nadere voorschriften worden gegeven over:

    • a. de indeling en wijze van ordening van de gegevens per onderdeel van het jaarverslag,

    • b. de wijze en het tijdstip waarop de desbetreffende onderdelen beschikbaar worden gesteld,

    • c. de elektronische verzending van het cijfermatige deel uit de jaarrekening, en

    • d. de grondslagen voor de jaarrekening.

  • 4 De beschikbaarstelling van de gegevens, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid, afgegeven door een door de toezichthouder of het toezichthoudend orgaan aangewezen deskundige als bedoeld in artikel 121, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES. Bij de aanwijzing van de deskundige bedingt de toezichthouder of het toezichthoudend orgaan dat de controle overeenkomstig een door Onze Minister vast te stellen accountantsprotocol plaatsvindt en dat aan Onze Minister op diens verzoek inzicht wordt geboden in de controlerapporten van de deskundige.

  • 5 De code voor goed bestuur, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bevat ten minste bepalingen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan:

    • a. een beleid dat de eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid van het personeel voor de kwaliteit van het onderwijs tot haar recht komt,

    • b. een integere bedrijfsvoering, waaronder voorzieningen om verstrengeling van belangen tegen te gaan, en

    • c. afstemming met en verantwoording aan de ouders en andere belanghebbenden binnen en buiten de school.

  • 6 Bij algemene maatregel van bestuur kan een branchecode voor goed bestuur worden aangewezen.

  • 7 Het bevoegd gezag maakt het jaarverslag openbaar.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt.

Artikel 176. Informatie over bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het ten behoeve van Onze Minister beschikt over geordende gegevens die van belang zijn voor de berekening van de hoogte van de bekostiging, alsmede over een verklaring over de juistheid van de bekostigingsgegevens, afgegeven door een door de toezichthouder of het toezichthoudend orgaan aangewezen deskundige als bedoeld in artikel 121, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de definiëring, de wijze van ordening en de beschikbaarstelling van de gegevens, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het bevoegd gezag bewaart de gegevens, bedoeld in het eerste lid, en de desbetreffende boeken en bescheiden gedurende een periode van zeven jaren.

Artikel 177. Beleidsinhoudelijke informatie

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het beschikt over geordende gegevens ten behoeve van het door Onze Minister te voeren beleid met betrekking tot het onderwijs, bedoeld in deze wet, en verleent desgevraagd medewerking aan door of namens Onze Minister uit te voeren onderzoek dat geheel of mede op deze gegevens is gebaseerd.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de definiëring, de wijze van ordening en de beschikbaarstelling van de gegevens, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 178a. Onderzoek vanwege de minister en correctie bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.

  • 2 Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister correcties aanbrengen op de bekostiging.

  • 3 Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.

  • 4 Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 175, eerste lid, uit de verklaring van de deskundige, bedoeld in artikel 175, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid.

  • 6 De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 7 Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald.

Artikel 183. Aanwijzing

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Indien sprake is van wanbeheer van een of meer bestuurders of toezichthouders kan Onze Minister de rechtspersoon die de school in stand houdt een aanwijzing geven. Een aanwijzing omvat een of meer maatregelen en is evenredig aan het doel waarvoor zij wordt gegeven.

  • 2 Onder wanbeheer wordt uitsluitend verstaan:

    • a. financieel wanbeleid,

    • b. ernstige nalatigheid om, in ieder geval in strijd met artikel 47, maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de kwaliteit en goede voortgang van het onderwijs aan de school en om te voorkomen dat de kwaliteit van het stelsel van voortgezet onderwijs in gevaar komt,

    • c. ongerechtvaardigde verrijking, al dan niet beoogd, van de rechtspersoon die de school in stand houdt, zichzelf dan wel een derde,

    • d. onrechtmatig handelen, waaronder wordt verstaan het in de hoedanigheid van bestuurder of toezichthouder handelen in strijd met wettelijke bepalingen waarmee financieel voordeel wordt behaald ten gunste van de rechtspersoon die de school in stand houdt, zichzelf of een derde, en

    • e. het in ernstige mate verwaarlozen van de zorg voor wat door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd in de omgang met betrokkenen in de schoolorganisatie, waaronder wordt verstaan intimidatie of bedreiging van personeel, leerlingen of ouders door een bestuurder of toezichthouder.

  • 3 In de aanwijzing geeft Onze Minister met redenen omkleed aan op welke punten sprake is van wanbeheer alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen.

  • 4 Een aanwijzing bevat de termijn waarbinnen het bevoegd gezag aan de aanwijzing moet voldoen.

Artikel 184. Inhouding bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Indien het bevoegd gezag van een school in strijd handelt met het bepaalde bij of krachtens deze wet, waaronder tevens wordt verstaan het niet opvolgen van een aanwijzing als bedoeld in artikel 183, kan Onze Minister bepalen dat de bekostiging, voorschotten daaronder begrepen, geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden dan wel opgeschort.

  • 3 Onze Minister kent de bekostiging wederom toe, indien blijkt dat de reden voor de toepassing van het eerste of tweede lid is vervallen.

Artikel 185. Maatregelen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Indien het bevoegd gezag tekortschiet in haar zorg voor de kwaliteit van het onderwijs, bedoeld in artikel 47, kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag van een school of uit eigen beweging in overeenstemming met het bevoegd gezag maatregelen treffen.

  • 2 Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoort de mogelijkheid het bestuur van de instelling te laten bijstaan door een extern deskundige. Ook kunnen onder voorwaarden extra financiële middelen aan de instelling ter beschikking worden gesteld.

  • 3 Onze Minister stelt nadere regels omtrent de toekenning van en verantwoording voor maatregelen, voor zover deze het verstrekken van financiële middelen betreffen.

Artikel 186. Beroep

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES kan een belanghebbende beroep instellen bij het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tegen een besluit als bedoeld in de artikelen 155, 157 en 184. De artikelen 54 en 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 187. Uitvoeringsvoorschriften afdeling III

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent:

    • a. de inrichting van de boekhouding van bijzondere scholen,

    • b. de wijze waarop door het bevoegd gezag verslag wordt gedaan van het financieel beheer van de school,

    • c. de vaststelling door het bevoegd gezag van een begroting en een jaarrekening, alsmede de inrichting daarvan, en

    • d. de controle van de boekhouding en de administratie van de scholen.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven ter uitvoering van deze afdeling.

  • 3 Indien een beschikking niet binnen de bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in dit artikel, gestelde termijn kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Afdeling IV. Beëindiging der bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 188. Opheffingsnormen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een openbare school of scholengemeenschap wordt opgeheven en de bekostiging van een bijzondere school of scholengemeenschap wordt beëindigd indien de school gedurende drie achtereenvolgende schooljaren telkens is bezocht door een aantal leerlingen dat minder bedraagt dan een bij ministeriële regeling vast te stellen aantal.

  • 2 De opheffing van een openbare school of scholengemeenschap of de beëindiging van de bekostiging van een bijzondere school of scholengemeenschap geschiedt met ingang van 1 augustus volgend op de drie achtereenvolgende schooljaren, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Indien een profiel als bedoeld in artikel 18 of 29 aan een school voor voorbereidend beroepsonderwijs gedurende drie achtereenvolgende schooljaren telkens door nul leerlingen gevolgd is, wordt dat profiel aan een openbare school opgeheven, of gaat de aanspraak op bekostiging voor dat profiel aan een bijzondere school verloren met ingang van 1 augustus volgend op die drie achtereenvolgende schooljaren.

Artikel 189. Grondslag der berekening

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Grondslag der berekening is het aantal leerlingen dat op 1 oktober van elk van de jaren bij de school was ingeschreven.

  • 2 Indien voor de leerlingen binnen redelijke afstand geen plaatsruimte beschikbaar is op een gelijksoortige school, waar het verlangde onderwijs wordt gegeven, past Onze Minister artikel 188 zodanig toe, dat de leerlingen van elk leerjaar de cursus kunnen voltooien.

  • 3 Artikel 188 blijft buiten toepassing, indien de school of scholengemeenschap nog niet wordt bekostigd gedurende het aantal jaren van de cursusduur. In afwijking van de eerste volzin eindigt de bekostiging van de school of scholengemeenschap met ingang van het vierde schooljaar indien op deze school in het derde schooljaar van de bekostiging niet ten minste een bij ministeriële regeling te bepalen aantal leerlingen zijn ingeschreven.

  • 4 Onze Minister kan op aanvraag van het bevoegd gezag besluiten voor een door hem te bepalen tijd toe te staan, dat een openbare school in stand wordt gehouden of een bijzondere school wordt bekostigd, ook al is het aantal leerlingen minder, dan in artikel 188 is vermeld of als sprake is van een situatie als bedoeld in het derde lid, tweede volzin. Onze Minister besluit binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 5 Binnen acht weken na de bekendmaking door het Centraal Bureau voor de Statistiek dan wel door Onze Minister van de aantallen leerlingen per school voor voortgezet onderwijs, stelt de Rijksvertegenwoordiger vast welke door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen gedurende reeds een jaar niet meer voldoen aan de voor hen geldende norm, genoemd in artikel 188. Wanneer er als gevolg van de opheffing van een school als bedoeld in de vorige volzin, naar zijn oordeel niet meer voldoende zal zijn voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs in een genoegzaam aantal scholen, draagt de Rijksvertegenwoordiger het bestuurscollege op een verzoek te doen op grond van het vierde lid.

Artikel 190. Terugstorting exploitatie-overschot

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag stort het exploitatie-overschot terug in de desbetreffende overheidskas

    • a. indien een openbare school ingevolge artikel 188 wordt opgeheven,

    • b. indien de bekostiging van een bijzondere school ingevolge een van de in onderdeel a genoemde artikelen wordt beëindigd, of

    • c. indien een school ingevolge een beslissing van het bevoegd gezag wordt opgeheven en deze opheffing is gerealiseerd.

  • 2 Het exploitatietekort blijft in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, voor rekening van het bevoegd gezag.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de wijze waarop het exploitatie-overschot, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend.

Artikel 191. Beroep

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES kan een belanghebbende beroep instellen bij het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tegen een besluit op grond van deze afdeling. De artikelen 54 en 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES zijn van overeenkomstige toepassing.

Titel IV. Bestrijding voortijdig schoolverlaten niet-leerplichtigen

[Vervallen per 01-08-2015]

Artikel 194. Bestrijding voortijdig schoolverlaten door openbaar lichaam

[Vervallen per 01-08-2015]

Titel V. Zij-instroom in het beroep

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel Va. Experimenten

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 205a. Ruimte voor innovatie

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Met het oog op verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid of doelmatigheid van het voortgezet onderwijs kan bij wijze van experiment bij algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van titel II, afdeling I, hoofdstuk I en van titel III, afdeling III, van de wet.

  • 2 In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij algemene maatregel van bestuur in elk geval bepaald:

    • a. het doel van het experiment,

    • b. op welke wijze van welke artikelen van het in het eerste lid genoemde hoofdstuk en de daar genoemde afdeling wordt afgeweken,

    • c. de duur van het experiment, en

    • d. op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het experiment beoogde effecten worden geëvalueerd.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van een experiment.

  • 4 Een experiment duurt ten hoogste zes jaar, tenzij een langere duur gezien de bijzondere aard van het experiment noodzakelijk is. Alsdan wordt de duur van het experiment op ten hoogste acht jaar bepaald. Indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling voordat een experiment is afgelopen, kan Onze Minister het experiment verlengen tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt.

  • 5 Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de voortzetting van die algemene maatregel van bestuur, anders dan een voortzetting als experiment.

  • 6 In verband met een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan bij algemene maatregel van bestuur eveneens bij wijze van experiment worden afgeweken van:

    • a. artikel 1 van de Leerplichtwet BES,

    • b. artikel 1.1 van de Wet studiefinanciering BES.

  • 7 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in artikel 1, een school als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES, of een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES. Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die school, instelling of uitvoeringsinstantie respectievelijk worden afgeweken van hoofdstuk I, titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en afdeling 2, artikelen 53 en 54 en titel III, afdeling 1, 2, 4 tot en met 6, afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7, en afdeling 8, paragraaf 1, van de Wet primair onderwijs BES, dan wel hoofdstuk 2, titel 2, en de hoofdstukken 6 en 7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, de Wet primair onderwijs BES of de Wet educatie en beroepsonderwijs BES vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.

Titel VI. Overgangsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Afdeling I. Overgangsrecht invoering WVO BES

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 206. Inwerkingtreding, eerste toepassing en overgangsrecht inrichting en examens

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De artikelen 8, 13 tot en met 30 en 33 tot en met 41, en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften, vinden met ingang van het eerste schooljaar na hun inwerkingtreding successievelijk toepassing per opvolgend leerjaar.

  • 2 Op de leerjaren waarop de artikelen van deze wet als gevolg van successievelijke inwerkingtreding nog geen toepassing hebben, blijft van toepassing het bepaalde bij en krachtens de Wet voortgezet onderwijs BES zoals die luidde op de dag voor het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld op welk moment, voor welke leerlingen of staatsexamenkandidaten, en voor zover nodig op welke wijze, nog gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van een eindexamen als bedoeld in artikel 32 van de Landsverordening voortgezet onderwijs dan wel een landsexamen als bedoeld in artikel 57 van die verordening zoals die artikelen luidden op 9 oktober 2010. De gelegenheid tot het afleggen van dit eindexamen komt in elk geval toe aan leerlingen die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel zijn toegelaten tot het eerste leerjaar van scholen als bedoeld in de artikelen 13, 14, 15 en 17.

Artikel 207. Aanspraak op bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

In afwijking van artikel 118 berust de aanspraak op bekostiging van een school die op de dag voorafgaand aan het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, werd bekostigd op grond van de Wet voortgezet onderwijs BES zoals die wet op 10 oktober 2010 is komen te luiden, na de inwerkingtreding van artikel 118 op titel III, met dien verstande dat:

  • a. een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 13,

  • b. een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 14,

  • c. een school voor voorbereidend secundair beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 9 van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als een scholengemeenschap, waarbij:

    • 1°. het deel van het onderwijs dat wordt verzorgd in de school voor voorbereidend secundair beroepsonderwijs bestaande uit twee leerjaren waarin onderwijs wordt verzorgd in de basisvorming als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs en twee leerjaren waarin onderwijs wordt verzorgd in de leerweg theoretisch kadergerichte leerweg als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 15,

    • 2°. het deel van het onderwijs dat wordt verzorgd in de school voor voorbereidend secundair beroepsonderwijs bestaande uit twee leerjaren waarin onderwijs wordt verzorgd in de basisvorming als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs en twee leerjaren waarin onderwijs wordt verzorgd in de leerwegen praktisch kadergerichte leerweg en de praktisch basisgerichte leerweg als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel b, en onderdeel c, van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als school voor voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 17,

    • 3°. de aan de school voor voorbereidend secundair beroepsonderwijs verbonden afdeling voor arbeidsgericht onderwijs als bedoeld in artikel 11c van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 31, en

  • d. de Saba Comprehensive School tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt aangemerkt als inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 117, en aansluitend daarop bij beschikking wordt aangemerkt als:

    • 1°. een school als bedoeld in één van de artikelen 13, 14, 15, 17 en 31, of

    • 2°. een scholengemeenschap, waarbij in de beschikking tevens wordt aangegeven welke scholen als bedoeld in de artikelen 13, 14, 15, 17 en 31 de scholengemeenschap omvat.

Artikel 208. Voorziening in de huisvesting voor het jaar 2011 tot en met een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 In afwijking van de artikelen 129 tot en met 135 en met overeenkomstige toepassing van artikel 138 gelden voor het jaar 2011 tot en met een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de voorschriften van het tweede tot en met zevende lid voor de voorziening in de huisvesting van uit ’s Rijks kas bekostigde scholen.

  • 2 Onze Minister en het bestuurscollege van het openbaar lichaam zijn voor het jaar 2011 tot en met een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip gezamenlijk verantwoordelijk voor de huisvesting van uit ’s Rijks kas bekostigde scholen alsmede voor de financiering daarvan.

  • 3 Onze Minister en het bestuurscollege van het openbaar lichaam sluiten ter invulling van de gezamenlijke verantwoordelijkheid, bedoeld in het tweede lid, namens de Staat der Nederlanden onderscheidenlijk namens het betreffende openbaar lichaam, een of meer convenanten.

  • 4 Overeenkomstig het convenant of de convenanten, bedoeld in het derde lid, stelt Onze Minister voor elk van de openbare lichamen een plan vast, waarin de voornemens op het terrein van de huisvesting, bedoeld in het tweede lid, alsmede de financiering daarvan, op hoofdlijnen worden beschreven.

  • 5 Onze Minister stelt de plannen, bedoeld in het vierde lid, vast in overeenstemming met het bestuurscollege van het openbaar lichaam en na overleg met de betreffende bevoegde gezagsorganen van de scholen.

  • 6 Onze Minister kan een of meer plannen, bedoeld in het vierde lid, in overeenstemming met het bestuurscollege van het betreffende openbaar lichaam, wijzigen.

  • 7 De plannen dan wel een wijziging daarvan, worden aan de betrokken bevoegde gezagsorganen van de scholen en in de Staatscourant bekend gemaakt.

  • 8 Voor het jaar 2011 tot en met een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip is het eerste lid tevens van toepassing op de Saba Comprehensive School.

Artikel 209. Overgangsgrondslag bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

Artikel 210. Benoembaarheid bevoegde leraren

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onverminderd artikel 80, eerste lid, onderdelen a en c, kunnen in afwijking van artikel 3 en artikel 80, eerste lid, onderdeel b, leraren worden benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming die op de dag voorafgaand aan het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, bevoegd waren tot het geven van onderwijs op grond van de Landsverordening voortgezet onderwijs.

Artikel 211. Benoembaarheid onbevoegde leraren

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onverminderd artikel 80, eerste lid, onderdelen a en c, mag in afwijking van artikel 3 en artikel 80, eerste lid onderdeel b, gedurende een periode van vijf jaar na het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, voortgezet onderwijs gegeven worden door degenen die op de dag voorafgaand aan het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, voortgezet onderwijs gaven op een van de scholen in de openbare lichamen zonder daartoe bevoegd te zijn.

Artikel 212. Benoembaarheid leraren in opleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onverminderd artikel 80, eerste lid, onderdelen a en c, mogen in afwijking van artikel 3 en artikel 80, eerste lid onderdeel b, degenen die geen getuigschrift bezitten als bedoeld in artikel 80, eerste lid, onderdeel b, ten eerste, maar wel voor het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, een opleiding begonnen zijn die leidt tot een bewijs van bekwaamheid tot het geven van onderwijs als bedoeld in de Landsverordening voortgezet onderwijs gedurende een periode van vijf jaar na het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, na het behalen van dit bewijs van bekwaamheid worden benoemd dan wel tewerkgesteld worden zonder benoeming tot leraar in het voortgezet onderwijs.

Artikel 213. Benoembaarheid leidinggevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onverminderd artikel 83, eerste lid, onderdelen a en f, en artikel 83, tweede en derde lid, kan in afwijking van artikel 83, eerste lid, onderdeel b, tot rector, directeur, conrector of adjunct-directeur worden benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming degene die op de dag voorafgaand aan het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, bevoegd was tot het geven van onderwijs op grond van de Landsverordening voortgezet onderwijs.

Artikel 214a. Continueren oude bepalingen voor zover de nieuwe nog niet in werking treden

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip blijven de bepalingen van de Wet voortgezet onderwijs BES zoals die is komen te luiden op 10 oktober 2010, van kracht voor zover de regeling van de daarin opgenomen onderwerpen niet is vervangen door de inwerkingtreding van overeenkomstige onderwerpen in deze wet.

Afdeling II. Overgangsrecht inzake brede benoembaarheid leraren omgangskunde

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 214b. Overgangsrecht Wet op de beroepen in het onderwijs inzake brede benoembaarheid leraren omgangskunde

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Personen die in het bezit zijn van een getuigschrift, afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat ten aanzien van het vak omgangskunde is voldaan aan de bekwaamheidseisen die zijn vastgesteld krachtens artikel 86, eerste lid, zijn tevens benoembaar of tewerkstelbaar zonder benoeming voor het geven van praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 31 en voor het geven van onderwijs aan groepen van uitsluitend geïndiceerde leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs, bedoeld in artikel 30, in de vakken Nederlands, Engels, wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie (incl. kennis der natuur), verzorging, muziek, handvaardigheid (textiele werkvormen) en tekenen.

  • 2 Het eerste lid is uitsluitend van toepassing ten aanzien van personen die:

    • a. het in het eerste lid bedoelde getuigschrift hebben behaald na 1 augustus 2006;

    • b. voor 1 september 2012 zijn gestart met de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in het vak omgangskunde aan de Fontys Hogeschool Tilburg, de NHL Hogeschool, de Hogeschool Leiden of de Hogeschool Utrecht; en

    • c. uiterlijk op 31 augustus 2016 met goed gevolg de aanvullende opleiding «Leergang omgangskunde in praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs» met een omvang van ten minste 420 uren studie hebben afgerond aan een van de in onderdeel b genoemde hogescholen.

Afdeling III. Overgangsrecht Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 2016, 88)

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 214c. Overgangsrecht invoering profielen vmbo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 De artikelen 16, 18 en 29, zoals luidend ingevolge de Wet van 10 februari 2016 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 2016, 88) zijn voor alle scholen, bedoeld in de artikelen 15 en 17, van toepassing:

    • a. met ingang van 1 augustus 2016 op het derde leerjaar, en

    • b. met ingang van 1 augustus 2017 op het vierde leerjaar.

  • 2 Met betrekking tot het vierde leerjaar waarop de artikelen 16, 18 en 29, zoals luidend ingevolge de Wet van 10 februari 2016 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 2016, 88) nog niet van toepassing zijn, blijven van toepassing de bij en krachtens deze wet gegeven voorschriften, zoals luidend op 31 juli 2016.

  • 3 In het schooljaar 2016–2017 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het eindexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs volgens de op 31 juli 2016 bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, voor de leerlingen die voor 1 augustus 2016 zijn toegelaten tot het vierde leerjaar.

  • 4 In afwijking van het derde lid, stelt het bevoegd gezag in het schooljaar 2017–2018 een eerder afgewezen leerling nogmaals in de gelegenheid het in dat lid bedoelde examen af te leggen.

  • 6 In het jaar 2020 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het staatsexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs volgens de op 31 juli 2016 geldende bij en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften.

  • 7 Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2021.

Artikel 214d. Invoering profielen vmbo per 1 augustus 2017 voor het derde leerjaar

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 15 of 17 kan besluiten, in afwijking van artikel 214c, eerste lid, met ingang van 1 augustus 2017 ten aanzien van het derde leerjaar van die school toepassing te geven aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16, 18 en 29, zoals luidend ingevolge de Wet van 10 februari 2016 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 2016, 88). Bij toepassing van de eerste volzin zijn de in die volzin genoemde artikelen ten aanzien van de school met ingang van 1 augustus 2018 van toepassing op het vierde leerjaar.

  • 2 Artikel 214c, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op scholen waarvan het bevoegd gezag een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen.

  • 3 In afwijking van artikel 214c, derde lid, geldt voor scholen waarvan het bevoegd gezag een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen dat in het schooljaar 2017–2018 voor de laatste maal gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van het eindexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs volgens de op 31 juli 2016 bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs, respectievelijk de Wet voortgezet onderwijs BES vastgestelde voorschriften, voor de leerlingen die voor 1 augustus 2017 zijn toegelaten tot het vierde leerjaar.

  • 4 In afwijking van het derde lid, geldt voor scholen waarvan het bevoegd gezag een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen dat het bevoegd gezag in het schooljaar 2018–2019 een eerder afgewezen leerling nogmaals in de gelegenheid stelt het in het derde lid bedoelde examen af te leggen.

  • 5 Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2021.

Artikel 214e. Omzetting onderwijsaanbod naar profielen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

  • 1 Een school voor voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 17, die voor 1 augustus 2016 in aanmerking is gebracht voor bekostiging van een of meer bij regeling van Onze Minister aan te wijzen afdelingen als bedoeld in artikel 28, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2016, komt met ingang van 1 augustus 2016 in aanmerking voor bekostiging van een of meer bij die regeling aan te wijzen profielen als bedoeld in artikel 18, derde lid, en 29, derde lid.

  • 2 In de regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens voorwaarden worden gesteld waaronder een school, die in schooljaar 2015–2016 een intrasectoraal of intersectoraal programma als bedoeld in artikel 29, zevende lid, onderdeel b, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2016, verzorgde en die tot het verzorgen van dat programma gerechtigd was, met ingang van 1 augustus 2016 in aanmerking komt voor bekostiging van een of meer bij die regeling aan te wijzen profielen als bedoeld in de artikelen 18, derde lid, en 29, derde lid.

  • 3 Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2021.

Afdeling IV. Overgangsrecht wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met modernisering van de bepalingen over voorzieningenplanning (Stb. 2018, 156)

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 214f. Overgangsrecht modernisering bepalingen voorzieningenplanning

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Toepassing van artikel 125, eerste en tweede lid, zoals luidend ingevolge de Wet van 25 mei 2018 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met modernisering van de bepalingen over voorzieningenplanning (Stb. 2018, 156) leidt niet eerder dan 1 jaar na inwerkingtreding van het betrokken artikellid tot het vervallen van de aanspraak op bekostiging.

Titel VII. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Artikel 215. Toepassing van deze wet

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Bij twijfel of deze wet op een of meer inrichtingen van onderwijs van toepassing is, wordt beslist bij koninklijk besluit.

Artikel 216. Afkeuring onderwijslocaties i.v.m. volksgezondheid

[Vervallen per 02-04-2019]

Artikel 217. Strafbepaling overtreding voorschriften volksgezondheid

[Vervallen per 02-04-2019]

Artikel 218. Toepasselijkheid Wet administratieve rechtspraak BES

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Een beslissing als bedoeld in de artikelen 30, tweede lid, 32, tweede lid, en 93, vierde lid, van een bevoegd gezag van een openbare school geldt als een beschikking als bedoeld in artikel 3 van de Wet administratieve rechtspraak BES.

Artikel 218a. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

De artikelen die niet bij Besluit van 3 februari 2011, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Stb. 2011, 34) in werking zijn getreden, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 218b. Evaluatie zorgplicht veiligheid op school

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel V van de Wet van 4 juni 2015 tot wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van verplichting voor scholen om zorg te dragen voor de veiligheid op school (Stb. 238) aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten van de artikelen 4a en 51, eerste lid, onderdeel k, in de praktijk.

Artikel 218c. Evaluatie in verband met het pseudonimiseren van het persoonsgebonden nummer van een onderwijsdeelnemer

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wet van 29 november 2017 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het pseudonimiseren van het persoonsgebonden nummer van een onderwijsdeelnemer ten behoeve van het bieden van voorzieningen in het kader van het onderwijs en de begeleiding van onderwijsdeelnemers (Stb. 508) aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten van artikel 179, negende tot en met twaalfde lid, in de praktijk.

Artikel 218d. Evaluatie in verband met nieuwe stichtingssystematiek

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onze Minister zendt na vijf, tien en vijftien jaar na de inwerkingtreding van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160) aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de gewijzigde systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe scholen in de praktijk. Daarbij wordt in ieder geval gelet op de effecten op de segregatie.

Artikel 218e. Evaluatie doorstroom naar havo en vwo

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wet van 8 april 2020 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het faciliteren van een gelijke kans op doorstroom naar het hoger algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (Stb. 2020, 121) aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel 64a in de praktijk.

Artikel 218d*. Evaluatie vereenvoudiging grondslagen bekostiging

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 219. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-08-2022]

Deze wet wordt aangehaald als: Wet voortgezet onderwijs BES.