Artikel 14. Gronden voor vrijstelling van inschrijving
De in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere
als leerling van een school onderscheidenlijk een instelling staat ingeschreven, zolang
-
a. de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school
onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten;
-
b. zij tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning
– of, indien zij geen vaste verblijfplaats hebben, op alle binnen de openbare lichamen
– gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen
worden, overwegende bedenkingen hebben;
-
c. de jongere als leerling van een inrichting van onderwijs buiten een van de openbare
lichamen staat ingeschreven en deze inrichting geregeld bezoekt.
-
1 De in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen kunnen zich slechts beroepen op vrijstelling, indien zij aan het
bestuurscollege van het openbaar lichaam waar de jongere als ingezetene is ingeschreven,
hebben kennis gegeven, voor welke jongere en op welke grond zij daarop aanspraak menen
te mogen maken.
-
3 Het tweede lid onder b is niet van toepassing, indien uit de in artikel 16 bedoelde verklaring blijkt, dat de jongere nooit geschikt zal zijn een school onderscheidenlijk
een instelling te bezoeken.
Artikel 16. Lichamelijke of psychische ongeschiktheid
Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 14, onderdeel a, kan slechts worden gedaan, indien bij de kennisgeving een verklaring van een door
het bestuurscollege van het openbaar lichaam, waar de jongere als ingezetene is ingeschreven,
aangewezen arts – niet zijnde de behandelende arts – of van een door het bestuurscollege
aangewezen academisch gevormde of daarmede bij ministeriële regeling gelijkgestelde
pedagoog of psycholoog is overgelegd, waaruit blijkt, dat deze de jongere niet geschikt
acht om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten. Deze
verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden.
Artikel 17. Bedenkingen tegen richting van school
-
1 Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 14, onderdeel b, kan slechts worden gedaan, indien de kennisgeving de verklaring bevat, dat tegen
de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning – of,
bij het ontbreken van een vaste verblijfplaats, op alle binnen de openbare lichamen
– gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen
worden, overwegende bedenkingen bestaan.
-
2 Deze verklaring is niet geldig, indien de jongere in het jaar, voorafgaande aan de
dagtekening van de kennisgeving, geplaatst is geweest op een school onderscheidenlijk
een instelling van de richting waartegen bedenkingen worden geuit.
Artikel 18. Bezoeken van school buiten een van de openbare lichamen
Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 14, onderdeel c, kan slechts worden gedaan, indien bij de kennisgeving een verklaring is overgelegd
van het hoofd van de inrichting van onderwijs waaruit blijkt, dat de jongere als leerling
van deze inrichting staat ingeschreven en haar geregeld bezoekt.
Op aanvraag van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen wordt een jongere binnen de in artikel 7, eerste lid, en artikel 12 omschreven tijdvakken door het hoofd slechts van de lijst der leerlingen of deelnemers
afgevoerd
-
a. wegens inschrijving van de jongere op een andere school of instelling;
-
b. wegens vrijstelling op een der gronden, genoemd in artikel 14, nadat aan het hoofd gebleken is, dat aan de artikelen 15 tot en met 18 is voldaan;
-
c. wegens de vrijstelling, bedoeld in artikel 27.
Artikel 20. Gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek
De in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere
de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere
die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die kwalificatieplichtig
is, zijn vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken,
indien
-
a. de school onderscheidenlijk de instelling is gesloten of het onderwijs is geschorst;
-
b. bij of op grond van algemeen verbindende voorschriften het bezoeken van de school
onderscheidenlijk de instelling is verboden;
-
c. de jongere bij wijze van tuchtmaatregel tijdelijk de toegang tot de school onderscheidenlijk
de instelling is ontzegd;
-
d. de jongere wegens ziekte verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te
bezoeken;
-
e. de jongere wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging
verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;
-
f. de jongere vanwege de specifieke aard van het beroep van een van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen slechts buiten de schoolvakanties met hen op vakantie kan gaan;
-
g. de jongere door andere gewichtige omstandigheden verhinderd is de school onderscheidenlijk
de instelling te bezoeken.
Artikel 21. Leeftijd leerling
-
1 De in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen zijn met betrekking tot de jongere die nog niet de leeftijd van
zes jaar heeft bereikt, voor ten hoogste 5 uren per week vrijgesteld van de verplichting
om te zorgen dat deze de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt. Van
een beroep op deze vrijstelling wordt mededeling gedaan aan het hoofd.
-
2 Naast de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, kan het hoofd op aanvraag van de
in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen ten behoeve van de jongere bedoeld in het eerste lid, tot ten
hoogste 5 uren per week vrijstelling verlenen van de verplichting om te zorgen dat
deze de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt.
Artikel 22. Ziekte van leerling
Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere kan slechts worden gedaan,
indien daarvan binnen twee dagen na het ontstaan van de verhindering aan het hoofd
kennis is gegeven, zo mogelijk met opgave van de aard van de ziekte.
Artikel 23. Plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging
Een beroep op vrijstelling wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst
of levensovertuiging kan slechts worden gedaan indien daarvan uiterlijk twee dagen
vóór de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven.
-
1 Een beroep op vrijstelling wegens vakantie van de jongere, bedoeld in artikel 20, onder f, kan slechts worden gedaan indien het hoofd op aanvraag van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen verlof heeft verleend dat de jongere voor de duur van het verlof
de school onderscheidenlijk de instelling niet bezoekt.
-
2 Verlof als bedoeld in het eerste lid kan door het hoofd slechts eenmaal voor ten hoogste
tien dagen per schooljaar worden verleend en kan geen betrekking hebben op de eerste
twee lesweken van het schooljaar. Het verlof, bedoeld in de eerste volzin, kan aan
de jongere die kwalificatieplichtig is slechts worden verleend tot een evenredig deel
van het aantal dagen dat hij op grond van artikel 13 verplicht is onderwijs te volgen.
Artikel 25. Kennisgeving bij beroep op vrijstelling
Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere, wegens vervulling van plichten
voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging wordt gedaan door middel van kennisgeving
aan het hoofd door de in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen, tenzij de leerplichtige jongere of de jongere die kwalificatieplichtig
is niet meer woonachtig is bij deze personen, in welk geval de kennisgeving wordt
gedaan door de jongere zelf.
Artikel 26. Andere gewichtige omstandigheden
-
1 Een beroep op vrijstelling wegens andere gewichtige omstandigheden als bedoeld in
artikel 20 onder g kan slechts worden gedaan, indien het hoofd op aanvraag van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen verlof heeft verleend, dat de jongere de school onderscheidenlijk
de instelling tijdelijk niet bezoekt.
-
3 Het hoofd kan ten aanzien van dezelfde jongere wegens de in het eerste lid bedoelde
omstandigheden voor ten hoogste tien dagen per schooljaar verlof als bedoeld in dat
lid verlenen. Indien het verlof ten aanzien van dezelfde jongere wordt gevraagd voor
meer dan tien dagen per schooljaar, besluit de ambtenaar van het openbaar lichaam
waar de jongere woonachtig is, het hoofd gehoord. Het verlof, bedoeld in de eerste
volzin, kan aan de jongere die kwalificatieplichtig is slechts worden verleend tot
een evenredig deel van het aantal dagen dat hij op grond van artikel 13 verplicht is onderwijs te volgen.
Artikel 27. Vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs
In andere gevallen dan genoemd in artikel 14 kan het bestuurscollege op grond van bijzondere omstandigheden vrijstelling verlenen
van de in artikel 11 opgelegde verplichtingen, indien wordt aangetoond, dat de jongere op andere wijze
voldoende onderwijs geniet.
Artikel 27a. Vrijstelling en vertrek van een openbaar lichaam
Bij vertrek uit een openbaar lichaam is een leerplichtige jongere die afwezig zal
zijn gedurende de tijd dat er onderwijs wordt gegeven, in het bezit van een verklaring
waaruit blijkt dat:
-
a. hem vrijstelling, ontheffing of verlof is verleend als bedoeld in deze wet, of
-
b. hij zich heeft uitgeschreven uit het bevolkingsregister teneinde zich buiten het desbetreffende
openbaar lichaam te vestigen.
§ 5. Toezicht op de naleving van de wet
Artikel 28. Leerplichtambtenaren
Artikel 28a. Inspectie van het onderwijs
Het toezicht op de naleving van deze wet door de hoofden is opgedragen aan de Inspectie
van het onderwijs.
Artikel 29. Toezicht op de naleving
-
1 Ambtenaren als bedoeld in artikel 28, tonen bij de uitvoering van hun taak op verzoek van belanghebbenden hun legitimatiebewijs.
Deze ambtenaren hebben toegang tot scholen en tot andere plaatsen, niet zijnde woningen,
voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van hun taak, en kunnen
zich indien nodig met behulp van de ambtenaren, genoemd in artikel 36, toegang verschaffen. Deze ambtenaren kunnen zich doen vergezellen van door hen aangewezen
personen.
-
2 Een ieder is verplicht deze ambtenaren medewerking te verlenen door hun aanwijzingen
te volgen, de door hen gevraagde inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken
en de benodigde bijstand te verstrekken, een en ander voor zover die medewerking redelijkerwijs
nodig is bij de uitvoering van hun toezichthoudende taak.
Artikel 29a. Controle op naleving leerplicht door ambtenaren belast met de grensbewaking
-
1 Onverminderd het bepaalde in artikel 28 kunnen ambtenaren belast met de grensbewaking, bedoeld in de Wet toelating en uitzetting BES, indien er ernstige twijfel bestaat of er wordt voldaan aan de verplichting de school
of de instelling geregeld te bezoeken, bij vertrek van een openbaar lichaam van een
jongere op wie artikel 6 of 11 van toepassing is, eisen dat deze de verklaring, bedoeld in artikel 27a, toont.
-
2 De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, belet de jongere die niet over de in het
eerste lid bedoelde verklaring beschikt, de toegang tot luchtvaartuigen of schepen.
-
3 De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, stelt de ambtenaar, bedoeld in artikel 28, zo spoedig mogelijk in kennis van een beslissing als bedoeld in het tweede lid.
Artikel 30. Gemeenschappelijke regeling betreffende toezicht
Gemeenschappelijke regelingen op de openbare lichamen betreffende het toezicht op
de naleving van deze wet, alsmede wijziging of intrekking daarvan, worden mede ter
kennis gebracht van Onze Minister en van de openbare lichamen die bij de regeling
zijn aangesloten.
Artikel 31. Kennisgeving in- en afschrijvingen
-
2 Indien de jongere geen volledig onderwijsprogramma volgt, geeft het hoofd van een
instelling aan het bestuurscollege bericht van het programma van de combinatie leren
en werken, bedoeld in artikel 13, eerste lid, dat door de jongere wordt gevolgd.
-
4 In de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, en in de mededeling, bedoeld in het
tweede lid, vermeldt het hoofd zo mogelijk het persoonsgebonden nummer BES van de
jongere.
-
5 Indien het bestuurscollege van het openbaar lichaam waar de leerling woon- of verblijfplaats
heeft zijn bevoegdheden op grond van deze wet heeft ondergebracht in een gemeenschappelijke
regeling als bedoeld in artikel 124, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, vindt de informatieverstrekking door de hoofden, bedoeld in dit artikel, plaats
aan het orgaan dat daartoe volgens die gemeenschappelijke regeling is aangewezen.
Artikel 32. Controle absoluut schoolverzuim door het bestuurscollege
Het bestuurscollege controleert of de jongeren die als ingezetene zijn ingeschreven
en nog leerplichtig of kwalificatieplichtig zijn, overeenkomstig de bepalingen van
deze wet als leerling of deelnemer staan ingeschreven.
Artikel 33. Kennisgeving relatief verzuim
-
1 Indien een ingeschreven leerling van een school ten aanzien van wie deze wet van toepassing
is zonder geldige reden les- of praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim gedurende
een periode van vier opeenvolgende lesweken meer dan zestien uren les- of praktijktijd
bedraagt, geeft het hoofd van de school hiervan onverwijld kennis aan het bestuurscollege
van het openbaar lichaam waar de leerling woon- of verblijfplaats heeft.
-
2 Indien een ingeschreven leerling van een instelling ten aanzien van wie deze wet van
toepassing is zonder geldige reden gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken
in totaal zestien uren van de lestijd heeft verzuimd, geeft het hoofd van de instelling
hiervan onverwijld kennis aan het bestuurscollege van het openbaar lichaam waar de
leerling woon- of verblijfplaats heeft.
-
4 Indien het bestuurscollege van het openbaar lichaam waar de leerling woon- of verblijfplaats
heeft zijn bevoegdheden op grond van deze wet heeft ondergebracht in een gemeenschappelijke
regeling als bedoeld in artikel 124, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, vindt de kennisgeving, bedoeld in het eerste of tweede lid, plaats aan het orgaan
dat daartoe volgens die gemeenschappelijke regeling is aangewezen.
Artikel 34. Onderzoek door leerplichtambtenaar
-
1 Indien blijkt, dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling
of deelnemer staat ingeschreven, zonder dat een grond voor vrijstelling aanwezig is,
of indien een kennisgeving is ontvangen als bedoeld in artikel 33 stelt de ambtenaar vanwege het bestuurscollege een onderzoek in. Hij hoort de in
artikel 6, eerste lid, bedoelde personen en tracht hen ertoe te bewegen hun verplichtingen na te komen.
-
2 Blijkt aan de ambtenaar dat de in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen weigeren de jongere als leerling van een school onderscheidenlijk
als deelnemer bij een instelling te laten inschrijven, zonder dat zij op grond van
artikel 14 of 27 van deze verplichting zijn vrijgesteld, of dat zij niet zorgen, dat de leerplichtige
jongere de school of de jongere die kwalificatieplichtig is de school of instelling
geregeld bezoekt, zonder dat zij op grond van artikel 20 van deze verplichting zijn vrijgesteld, dan zendt hij proces-verbaal van zijn bevindingen
aan de officier van justitie.
-
3 Blijkt aan de ambtenaar, dat de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren
heeft bereikt of de jongere die kwalificatieplichtig is het onderwijs aan de school
of aan de instelling niet geregeld volgt zonder dat de jongere op grond van artikel 20 van deze verplichting is vrijgesteld, dan hoort hij de jongere en tracht hem ertoe
te bewegen zijn verplichtingen na te komen. Indien blijkt dat de leerplichtige jongere
die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, of de jongere die kwalificatieplichtig
is, weigert deze verplichtingen na te komen, zendt de ambtenaar proces-verbaal van
zijn bevindingen aan de officier van justitie.
-
4 Indien een onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, onderzoekt de ambtenaar binnen vier weken nadat de ouders hiervan op de hoogte zijn
gesteld, of de in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen de jongere bij een school hebben ingeschreven dan wel of een grond
voor vrijstelling aanwezig is. Indien geen sprake is van een inschrijving bij een
school dan wel een vrijstelling als bedoeld in artikel 14 of 27, wijst hij onverwijld de in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen op de verplichting,
bedoeld in dat artikel. Indien de jongere niet binnen vier weken nadat de ambtenaar
de in de vorige volzin bedoelde personen op hun verplichting heeft gewezen op een
school staat ingeschreven en geen sprake is van een vrijstelling als bedoeld in artikel
14 of 27, zendt de ambtenaar proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van
justitie.
-
5 Indien de in artikel 6, eerste lid, bedoelde personen reeds eerder zijn veroordeeld wegens het niet nakomen van de verplichtingen,
opgelegd in artikel 6, eerste lid, of artikel 11, zendt de ambtenaar een afschrift van het proces-verbaal aan de raad voor de kinderbescherming.
Artikel 35. Overtreding arbeidsverbod
Indien aan het hoofd of aan de ambtenaar blijkt, dat een jongere in strijd met de
ter zake geldende voorschriften arbeid verricht, geven zij hiervan terstond kennis
aan een daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen
onder hem ressorterende ambtenaar.
Artikel 36. Bevoegdheden politie
Ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, zijn bevoegd
een jongere die zij onder schooltijd op een voor het publiek toegankelijke plaats
aantreffen, te brengen naar het hoofd van de school waarop de jongere als leerling
staat ingeschreven.
Artikel 37. Jaarverslag openbaar lichaam en verstrekking statistische gegevens
§ 7. Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 41. Nadere voorschriften
-
1 Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven voor de uitvoering van
deze wet en worden de modellen vastgesteld van de kennisgevingen en mededelingen,
bedoeld in de artikelen 15, 31, 33 en 37, tweede en derde lid. Bij deze regeling kan tevens worden bepaald dat de in artikel 37, tweede of derde
lid, bedoelde opgave niet wordt gedaan aan Onze Minister maar aan het Centraal Bureau
voor de Statistiek.
-
2 De formulieren van de kennisgevingen en mededelingen, bedoeld in de artikelen 15, 31 en 33 zijn voor de belanghebbenden kosteloos op het bestuurskantoor van het openbaar lichaam
verkrijgbaar. De formulieren voor de opgaven van gegevens ten behoeve van statistisch
onderzoek als bedoeld in artikel 37, tweede en derde lid worden door het Rijk verstrekt.
Artikel 42. Oude ontheffingen, vrijstellingen en verzoeken
-
1 Ontheffingen en vrijstellingen die krachtens de Leerplichtlandsverordening of krachtens
de Leerplichtwet BES zoals die wet op 10 oktober 2010 is komen te luiden, zijn verleend,
worden geacht te zijn verleend krachtens deze wet voor de resterende duur waarvoor
zij werden verleend.
-
2 Verzoeken die op grond van artikel 4 van de Leerplichtlandsverordening zoals luidend
op 9 oktober 2010 of op grond van artikel 4 van de Leerplichtwet BES, zoals dat artikel
op 10 oktober 2010 is komen te luiden, zijn gedaan en waarop op die dag nog niet is
beslist, worden afgehandeld met inachtneming van de regels die bij of krachtens de
Leerplichtlandsverordening zijn gesteld.
Artikel 43. Overgangsbepaling scholen waaraan aan leerplicht wordt voldaan
Een school die op 9 oktober 2010 was aangemerkt als een niet bekostigde school, wordt
met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit artikel aangemerkt als een school
als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3.
Artikel 43a. Inwerkingtreding
De artikelen 3 en 5 die niet bij Besluit van 3 februari 2011, houdende vaststelling van het tijdstip
van inwerkingtreding van een aantal onderdelen van de Aanpassingswet openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Stb. 2011, 34) in werking zijn getreden, treden in
werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende
artikelen of onderdelen daarvan, verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Leerplichtwet BES.