Regeling overige pyrotechnische artikelen

Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 01-10-2014 t/m 18-01-2016

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 oktober 2010, nr. BJZ2010027165, houdende regels betreffende overige pyrotechnische artikelen (Regeling overige pyrotechnische artikelen)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op richtlijn nr. 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (PbEU L 154) en de artikelen 9.2.2.1, 9.2.2.4, 9.2.3.2 en 21.6 van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • aangemelde instantie: aangemelde instantie als bedoeld in artikel 10 van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen;

    • aangewezen instantie: aangewezen instantie, bedoeld in artikel 26, eerste lid;

    • bijlage I bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen: bijlage I bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld;

    • bijlage II bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen: bijlage II bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld, voor zover het betreft de in het tweede lid genoemde onderdelen van die bijlage, en bijlage II bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen voor de overige onderdelen van die bijlage;

    • categorie P1 en P2: categorie P1 onderscheidenlijk P2 als bedoeld in artikel 7, derde lid;

    • CE-markering: CE-markering, bedoeld in artikel 10 en bijlage IV bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen;

    • conformiteitsbeoordelingsprocedure: procedure als bedoeld in bijlage II bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen;

    • distributeur: natuurlijke of rechtspersoon in de leveringsketen die in de uitoefening van zijn bedrijf een pyrotechnisch artikel op de markt beschikbaar maakt;

    • EG-richtlijn pyrotechnische artikelen: richtlijn nr. 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (PbEU L 154);

    • EU-richtlijn pyrotechnische artikelen: Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013, betreffende de harmonisatie van de wetgeving van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU 2013, L 178);

    • fabrikant: natuurlijke of rechtspersoon die een pyrotechnisch artikel ontwerpt, fabriceert of laat ontwerpen of fabriceren, met de bedoeling het in de handel brengen, onder zijn eigen naam of handelsmerk;

    • fundamentele veiligheidseisen: fundamentele veiligheidseisen, bedoeld in bijlage I bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen;

    • geharmoniseerde norm: Europese norm die op basis van een mandaat van de Europese Commissie door een Europees normalisatie-instituut is goedgekeurd overeenkomstig de in richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEU L 204) vastgestelde procedures;

    • grondgebied van de Europese Unie: gebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is;

    • importeur: op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die in de uitoefening van zijn bedrijf een uit een derde land afkomstig pyrotechnisch artikel voor het eerst op de interne markt beschikbaar maakt;

    • in de handel brengen: voor de eerste keer op het grondgebied van de Europese Unie in de handel beschikbaar stellen, al dan niet tegen betaling, van een afzonderlijk product, met het oog op distributie of gebruik ervan;

    • lidstaat van de Europese Unie: lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

    • minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

    • module B, C, D, E, G en H: module B, C, D, E, G en H als bedoeld in bijlage II bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen;

    • persoon met gespecialiseerde kennis: persoon, aangewezen krachtens artikel 3;

    • primaire verpakking: verpakking waarin zich meer dan één exemplaar bevindt van eenzelfde type pyrotechnische artikelen, bedoeld om in zijn geheel aan de particulier ter beschikking te worden gesteld;

    • pyrotechnisch artikel: artikel dat explosieve stoffen of een explosief mengsel van stoffen bevat die tot doel hebben warmte, licht, geluid, gas of rook dan wel een combinatie van dergelijke verschijnselen te produceren door middel van zichzelf onderhoudende exotherme chemische reacties;

    • pyrotechnisch artikel voor voertuigen: pyrotechnisch artikel dat een onderdeel is van een veiligheidsvoorziening in een voertuig dat pyrotechnische stoffen bevat waarmee die of een andere voorziening wordt geactiveerd.

  • 2 De in het eerste lid, in de begripsomschrijving van bijlage IIbij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, bedoelde onderdelen van die bijlage zijn:

    • a. Module B, de onderdelen 6 tot en met 9;

    • b. Module C, de onderdelen 2 tot en met 4;

    • c. Module D, de onderdelen 3.4, 4.2 tot en met 4.4, 5 en 6;

    • d. Module E, de onderdelen 3.4, 4.2 tot en met 4.4, 5 en 6.

Artikel 2

Deze regeling is van toepassing op pyrotechnische artikelen behorend tot categorie P1 of P2, met uitzondering van de volgende pyrotechnische artikelen:

  • a. pyrotechnische artikelen die bestemd zijn voor niet-commercieel gebruik door strijdkrachten, politie of brandweer;

  • b. uitrusting die valt onder het toepassingsgebied van richtlijn nr. 96/98/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen (PbEU 1997, L 46);

  • c. pyrotechnische artikelen die bestemd zijn voor gebruik in de lucht- en ruimtevaartindustrie;

  • d. pyrotechnische artikelen die vallen onder de reikwijdte van het Warenwetbesluit speelgoed;

  • e. explosieven als bedoeld in de Wet explosieven voor civiel gebruik;

  • f. munitie als bedoeld in de Wet wapens en munitie.

Artikel 3

  • 1 De minister wijst personen met gespecialiseerde kennis aan die vanwege de uitoefening van hun functie pyrotechnische artikelen behorend tot categorie P2 mogen gebruiken.

  • 2 De aanwijzing kan geschieden voor een of meer daarbij aangegeven categorieën van pyrotechnische artikelen.

  • 3 Pyrotechnische artikelen behorend tot categorie P2 mogen vanwege de uitoefening van hun functie tevens worden gebruikt door personen die ter uitvoering van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen daartoe zijn aangewezen door een bevoegde instantie in een andere lidstaat van de Europese Unie.

Artikel 4

  • 1 Het is verboden pyrotechnische artikelen behorend tot categorie P1 te verkopen of anderszins ter beschikking te stellen aan consumenten jonger dan 18 jaar.

  • 2 Het is verboden pyrotechnische artikelen behorend tot categorie P2, indien bestemd voor gebruik door een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, binnen het grondgebied van Nederland te brengen, op te slaan, te vervaardigen, voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen.

  • 3 Het is verboden aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis pyrotechnische artikelen behorend tot categorie P2 te verkopen of anderszins ter beschikking te stellen.

  • 4 Het is een persoon met gespecialiseerde kennis verboden anders dan in de uitoefening van zijn functie pyrotechnische artikelen behorend tot categorie P2 op te slaan, voorhanden te hebben of te gebruiken.

  • 5 Het is verboden pyrotechnische artikelen binnen het grondgebied van Nederland te brengen, op te slaan, te vervaardigen, toe te passen, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen of te gebruiken indien de betrokken artikelen niet voldoen aan het bepaalde bij deze regeling.

Artikel 5

Het is verboden een pyrotechnisch artikel te gebruiken in strijd met het doel waarvoor het artikel is vervaardigd.

Artikel 6

  • 1 Een wijziging van artikel 10 of 11 van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, van bijlage IIbij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, met uitzondering van de onderdelen, genoemd in artikel 1, tweede lid, en van bijlage III of IV bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn of het betrokken wijzigingsbesluit uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

  • 2 De minister doet meteen na het van kracht worden van een wijziging als bedoeld in het eerste lid, daarvan mededeling in de Staatscourant.

Hoofdstuk 2. In de handel brengen

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 7

  • 1 De fabrikant brengt pyrotechnische artikelen in een bepaalde categorie onder op grond van toepassing, doel en gevaar, met inbegrip van hun geluidniveau.

  • 2 Een aangemelde instantie bevestigt de categorisering als onderdeel van de conformiteitsbeoordelingsprocedure.

  • 3 De categorieën luiden als volgt:

    • Categorie P1: pyrotechnische artikelen die weinig gevaar opleveren;

    • Categorie P2: pyrotechnische artikelen die uitsluitend bestemd zijn om door personen met gespecialiseerde kennis te worden gehanteerd of gebruikt.

Artikel 8

  • 1 De fabrikant zorgt ervoor dat pyrotechnische artikelen voldoen aan de fundamentele veiligheidseisen.

  • 2 De fabrikant zorgt ervoor dat pyrotechnische artikelen voldoen aan punt 4 van bijlage I bij de EU-richtlijn pyrotechnische artikelen.

Artikel 9

  • 1 De importeur van pyrotechnische artikelen zorgt ervoor dat de fabrikant aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze regeling heeft voldaan of neemt deze verplichtingen op zich.

  • 2 Het eerste lid is van toepassing wanneer de fabrikant niet is gevestigd op het grondgebied van de Europese Unie.

Artikel 10

Distributeurs nemen de nodige zorgvuldigheid in acht. Met name vergewissen zij zich ervan dat het pyrotechnische artikel is voorzien van de vereiste CE-markering en vergezeld gaat van de vereiste documenten.

§ 2. Verbodsbepalingen

Artikel 11

  • 1 Het is verboden pyrotechnische artikelen in de handel te brengen, voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen die niet voldoen aan de fundamentele veiligheidseisen.

  • 2 Het is verboden pyrotechnische artikelen in de handel te brengen, voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen indien die niet zijn onderworpen aan de conformiteitsbeoordelingsprocedure.

  • 3 Het is verboden pyrotechnische artikelen in de handel te brengen, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen of te gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 23 tot en met 25 met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen.

Artikel 12

  • 1 Artikel 11 is niet van toepassing op pyrotechnische artikelen die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen en die worden getoond en gebruikt op handelsbeurzen, tentoonstellingen en demonstraties voor de marketing van pyrotechnische artikelen, mits is voldaan aan het bepaalde in het derde lid.

  • 2 Pyrotechnische artikelen als bedoeld in het eerste lid mogen pas verkocht worden nadat ze door de fabrikant, wanneer die is gevestigd op het grondgebied van de Europese Unie, of door de importeur in overeenstemming zijn gebracht met de bepalingen van de in het eerste lid genoemde richtlijn.

  • 3 Op pyrotechnische artikelen als bedoeld in het eerste lid:

    • a. wordt een zichtbaar teken aangebracht waaruit duidelijk de naam en de datum van de handelsbeurs, tentoonstelling of demonstratie blijken;

    • b. is aangegeven dat de artikelen niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, en niet verkocht mogen worden.

Artikel 13

  • 1 Artikel 11 is niet van toepassing op pyrotechnische artikelen die voor onderzoeks-, ontwikkelings- en testdoeleinden zijn geproduceerd en niet met de bepalingen van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen in overeenstemming zijn. Deze artikelen mogen vrij circuleren en worden gebruikt, mits is voldaan aan het bepaalde in het derde lid.

  • 2 Pyrotechnische artikelen als bedoeld in het eerste lid mogen niet beschikbaar worden gesteld of worden gebruikt voor andere doeleinden dan voor ontwikkeling, tests en onderzoek.

  • 3 Op pyrotechnische artikelen als bedoeld in het eerste lid wordt een zichtbaar teken aangebracht waaruit duidelijk blijkt dat ze niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen en niet beschikbaar zijn voor andere doeleinden dan voor ontwikkeling, tests en onderzoek.

§ 3. Conformiteitsbeoordelingsprocedure

Artikel 14

Pyrotechnische artikelen worden onderworpen aan een conformiteitsbeoordelingsprocedure overeenkomstig deze paragraaf.

Artikel 15

De fabrikant kiest een van de navolgende conformiteitsbeoordelingsprocedures, volgens welke de door hem gekozen aangemelde instantie de conformiteitsbeoordelingsprocedure uitvoert:

  • a. EG-typeonderzoek (module B) en naar keuze van de fabrikant:

    • 1°. de overeenstemming met het type (module C),

    • 2°. de productiekwaliteitsborging (module D) of

    • 3°. de productkwaliteitsborging (module E);

  • b. de eenheidskeuring (module G).

Artikel 16

  • 1 Indien module B is toegepast, brengt de fabrikant de aangemelde instantie die de technische documentatie betreffende de verklaring van EG-typeonderzoek in haar bezit heeft, op de hoogte van alle wijzigingen van het goedgekeurde artikel die aanvullend moeten worden goedgekeurd als die wijzigingen invloed hebben op de overeenstemming met de fundamentele voorschriften of de voorgeschreven gebruiksvoorwaarden van het artikel. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een bijvoegsel bij de oorspronkelijke verklaring van EG-typeonderzoek.

  • 2 Samen met de technische documentatie houdt de fabrikant kopieën van de verklaringen van EG-typeonderzoek en de bijvoegsels bij gedurende ten minste tien jaar vanaf de laatste fabricagedatum van het desbetreffende artikel. Indien de fabrikant niet op het grondgebied van de Europese Unie is gevestigd, rust de verplichting om de technische documentatie ter beschikking te houden bij de importeur of een andere persoon die het product in de handel brengt.

Artikel 17

  • 1 Indien module B is toegepast, brengt de aangemelde instantie de andere aangemelde instanties op de hoogte van de relevante informatie betreffende de verklaringen van EG-typeonderzoek en de bijvoegsels die zijn afgegeven of ingetrokken.

  • 2 De andere aangemelde instanties kunnen een kopie van de verklaringen van EG-typeonderzoek of de bijvoegsels krijgen. De bijlagen bij de verklaringen worden ter beschikking van de andere aangemelde instanties gehouden.

Artikel 18

  • 1 Indien module C is toegepast, neemt de fabrikant de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces garandeert dat het gefabriceerde artikel overeenstemt met het type dat is beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en met de fundamentele veiligheidseisen.

  • 2 De fabrikant houdt een kopie van de verklaring van overeenstemming bij gedurende ten minste tien jaar vanaf de laatste fabricagedatum van het desbetreffende artikel. Indien de fabrikant niet op het grondgebied van de Europese Unie is gevestigd, rust de verplichting om de technische documentatie ter beschikking te houden bij de persoon die het artikel in de handel brengt.

Artikel 19

  • 1 Indien module C is toegepast, onderzoekt de door de fabrikant gekozen aangemelde instantie het artikel met willekeurige intervallen, of laat deze instantie het artikel onderzoeken.

  • 2 De aangemelde instantie neemt ter plekke een geschikt monster van de gefabriceerde artikelen, en onderzoekt dit of laat dit onderzoeken. Aan de hand van passende tests zoals gedefinieerd in de toepasselijke geharmoniseerde norm of een gelijkwaardige norm, wordt gecontroleerd of het artikel met de voorschriften van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen overeenstemt. Wanneer een of meer stalen van de onderzochte artikelen niet in overeenstemming blijken te zijn, neemt de aangemelde instantie passende maatregelen.

  • 3 Onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie brengt de fabrikant tijdens het fabricageproces het identificatienummer van die instantie aan.

Artikel 20

  • 1 Indien module D of E is toegepast, verbindt de fabrikant zich ertoe de verplichtingen die uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem voortvloeien, na te komen en ervoor te zorgen dat het goed en efficiënt blijft werken.

  • 2 Indien module D of E is toegepast, informeert de fabrikant de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd over voorgenomen wijzigingen van het kwaliteitssysteem.

  • 3 De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde

    kwaliteitssysteem aan de in bijlage II van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, punt 3.2 van module D onderscheidenlijk E bedoelde voorschriften zal blijven voldoen dan wel of het systeem opnieuw moet worden beoordeeld.

  • 4 De fabrikant wordt in kennis gesteld van het met redenen omklede beoordelingsbesluit. De kennisgeving bevat de resultaten van het onderzoek.

Artikel 21

  • 1 Indien module D of E is toegepast, verleent de fabrikant de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de fabricage-, inspectie-, test- en opslagruimten en verstrekt haar de voor die doeleinden nodige informatie, met name:

    • a. de documentatie met betrekking tot het kwaliteitssysteem,

    • b. de kwaliteitsgegevens, zoals inspectieverslagen en testgegevens, ijkgegevens, en kwalificatierapporten van het betrokken personeel.

  • 2 Indien module D of E is toegepast, houdt de fabrikant de volgende elementen gedurende ten minste tien jaar vanaf de laatste fabricagedatum van het artikel ter beschikking van de nationale autoriteiten:

    • a. het in bijlage II bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, onderdeel 3.1, onder b, van module D en module E, bedoelde document,

    • b. de documenten betreffende de wijzigingen, bedoeld in artikel 20, tweede lid,

    • c. de in artikel 20, vierde lid, en in artikel 22 bedoelde besluiten en verslagen van de aangemelde instantie.

Artikel 22

  • 1 Indien module D of E is toegepast, voert de aangemelde instantie periodiek controles uit om ervoor te zorgen dat de fabrikant het kwaliteitssysteem handhaaft en toepast en verstrekt de fabrikant een controleverslag.

  • 2 De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken aan de fabrikant brengen. Tijdens dergelijke bezoeken kan de aangemelde instantie, indien noodzakelijk, tests (laten) uitvoeren om na te gaan of het kwaliteitssysteem naar behoren functioneert; de aangemelde instantie verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien tests zijn uitgevoerd, een testverslag.

  • 3 De aangemelde instantie verstrekt de andere aangemelde instanties de relevante informatie betreffende de goedkeuringen van het kwaliteitssysteem die zijn afgegeven of ingetrokken.

§ 4. Ce-markering

Artikel 23

  • 1 Nadat de conformiteitsbeoordelingsprocedure met succes is uitgevoerd, worden de pyrotechnische artikelen zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar voorzien van de CE-markering.

  • 2 Het eerste lid geldt niet voor pyrotechnische artikelen van geringe afmeting, mits

    • a. aan deze artikelen een identificatieplaatje is bevestigd waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens zijn aangebracht, of

    • b. deze artikelen zich in een primaire verpakking bevinden waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens zijn aangebracht.

  • 3 Het identificatieplaatje, bedoeld in het tweede lid, onder a, moet zodanig zijn ontworpen dat hergebruik onmogelijk is.

  • 4 Het is verboden andere markeringen op pyrotechnische artikelen aan te brengen indien:

    • a. zij tot onduidelijkheid kunnen leiden ten aanzien van de betekenis en de vorm van de CE-markering, en

    • b. de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering daardoor in het gedrang komen.

  • 5 Indien de pyrotechnische artikelen onderworpen zijn aan bindende besluiten van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Europese Commissie die betrekking hebben op andere aspecten van de CE-markering en een CE-markering voorschrijven, geeft deze markering aan dat deze artikelen ook geacht worden aan de bepalingen van de andere toepasselijke besluiten te voldoen.

§ 5. Etikettering

Artikel 24

  • 1 Pyrotechnische artikelen, niet zijnde pyrotechnische artikelen voor voertuigen, zijn voorzien van:

    • a. de naam en het adres van de fabrikant,

    • b. indien de fabrikant niet is gevestigd op het grondgebied van de Europese Unie: de naam van de fabrikant en de naam en het adres van de importeur,

    • c. de naam en het type van het artikel,

    • d. de minimumleeftijdsgrenzen zoals aangegeven in artikel 4, eerste lid,

    • e. de desbetreffende categorie en gebruiksaanwijzingen,

    • f. in voorkomend geval een minimale veiligheidsafstand, en

    • g. de netto explosieve massa (NEM).

  • 2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, zijn in de Nederlandse taal gesteld, zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar.

  • 3 Indien op het pyrotechnische artikel niet voldoende plaats is voor de gegevens, bedoeld in het eerste lid, wordt de informatie op de primaire verpakking weergegeven.

  • 4 Dit artikel is niet van toepassing op de pyrotechnische artikelen, bedoeld in de artikelen 12 en 13.

Artikel 25

  • 1 Het etiket van pyrotechnische artikelen voor voertuigen vermeldt de naam van de fabrikant of, als de fabrikant niet op het grondgebied van de Europese Unie is gevestigd, de naam van de importeur, evenals de naam en het type van het artikel, en de veiligheidsinstructies.

  • 2 Indien het artikel niet voldoende plaats biedt voor de etiketteringsvoorschriften, bedoeld in het eerste lid, wordt de informatie op de verpakking van het artikel vermeld.

  • 3 Een veiligheidsinformatieblad dat is opgesteld volgens de bijlage bij richtlijn nr. 2001/58/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 2001 tot tweede wijziging van Richtlijn 91/155/EEG (PbEU L 212) wordt aan de professionele gebruiker verstrekt in de door hem gevraagde taal.

  • 4 Het veiligheidsinformatieblad mag op papier of elektronisch worden geleverd, op voorwaarde dat de ontvanger over de nodige middelen beschikt om er toegang toe te hebben.

§ 6. Aangewezen instantie

Artikel 26

  • 1 De minister kan een instantie aanwijzen die bevoegd is tot het uitvoeren van de conformiteitsbeoordelingsprocedure.

  • 2 De aangewezen instantie voldoet ten minste aan de minimumcriteria, opgenomen in bijlage III bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen.

Artikel 27

  • 1 In het kader van de beoordeling van de conformiteit is de aangewezen instantie in elk geval bevoegd tot het nemen van de volgende besluiten:

    • a. het beslissen omtrent de afgifte van een verklaring van EG-typeonderzoek in het kader van de toepassing van module B, als bedoeld in bijlage II bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, onderdeel 1, onder 5;

    • b. het beslissen omtrent de afgifte van een aanvullende goedkeuring in het kader van de toepassing van module B, als bedoeld in bijlage II bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, onderdeel 1, onder 6;

    • c. het beslissen omtrent het beoordelen of opnieuw beoordelen van het kwaliteitssysteem in het kader van de toepassing van module D, als bedoeld in bijlage II bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, onderdeel 3, onder 3.3 en 3.4; of van module E, onderdeel 3, onder 3.3.

  • 2 Een goedkeurende beoordeling kan door de aangewezen instantie worden ingetrokken indien de fabrikant niet langer voldoet aan de vereisten voor een goedkeurende beoordeling.

Artikel 28

De minister ziet toe op de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van deze regeling door de aangewezen instantie.

Artikel 29

De aangewezen instantie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 30

De aangewezen instantie beschikt over een behoorlijke administratie waarin de gegevens die samenhangen met en betrekking hebben op de uitvoering van haar taken, op een systematische wijze zijn vastgelegd. Aan de hand van deze gegevens zijn de beoordeelde pyrotechnische artikelen afdoende te identificeren.

Artikel 31

  • 1 Indien een wijziging optreedt in de gegevens op grond waarvan de instantie is aangewezen, doet zij hiervan terstond mededeling aan de minister.

  • 2 Indien de aangewezen instantie voornemens is een of meer van de taken waarvoor zij is aangewezen, te beëindigen, doet zij hiervan terstond mededeling aan de minister. In dat geval draagt zij de gegevens, bedoeld in artikel 30, over aan de minister.

Artikel 32

  • 1 Indien de aanwijzing wordt ingetrokken, behouden de door de betrokken instantie afgegeven certificaten van overeenstemming en bijbehorende documenten hun geldigheid.

  • 2 Indien er een dreigend of rechtstreeks gevaar is voor de gezondheid of de veiligheid, kan de minister, in afwijking van het eerste lid, verklaren dat een of meer certificaten van overeenstemming en bijbehorende documenten hun geldigheid hebben verloren.

Hoofdstuk 3. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 33

In artikel 4 van de Regeling aanwijzing keuringsinstelling pyrotechnische artikelen wordt na ‘artikelen’ ingevoegd: Vuurwerkbesluit.

Artikel 34

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 4 juli 2013.

Artikel 35

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling overige pyrotechnische artikelen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 oktober 2010

De

minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.C. Huizinga-Heringa

Naar boven