Stb. 2018, 318, datum inwerkingtreding 22-09-2018, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.
2 De vakantie-uitkering wordt eenmaal per jaar in de maand mei uitbetaald over een periode
van twaalf maanden, die is aangevangen met de maand mei van het voorafgaande kalenderjaar.
Stb. 2018, 500, datum inwerkingtreding 25-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2016.
4 Bij overlijden van de ambtenaar vindt betaling van de vakantie-uitkering plaats aan
de weduwe of weduwnaar. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt
de uitbetaling ten behoeve van de minderjarige kinderen. Onder kinderen worden in
dit lid verstaan natuurlijke kinderen en kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke
zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt in dit lid verstaan de zorg voor het
onderhoud en de opvoeding van een kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van
enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken
ook kinderen, dan geschiedt de betaling van de vakantie-uitkering aan degenen die
geheel of grotendeels afhankelijk waren van de bezoldiging van de overledene. Laat
de overledene ook geen betrekkingen na als bedoeld in de vorige volzin, dan wordt
de vakantie-uitkering geheel of ten dele aangewend voor de betaling van de kosten
van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, voor zover de nalatenschap van de overledene
voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
Stb. 2018, 500, datum inwerkingtreding 25-12-2018, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.
2 De vakantie-uitkering wordt eenmaal per jaar in de maand mei uitbetaald over een periode
van twaalf maanden, die is aangevangen met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar.