-
1 De straffen zijn:
-
a. hoofdstraffen:
-
1°. [vervallen]
-
2°. gevangenisstraf;
-
3°. hechtenis;
-
4°. geldboete.
-
b. bijkomende straffen:
-
1°. ontzetting van bepaalde rechten;
-
2°. verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen;
-
3°. openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak;
-
4°. [vervallen]
-
2 Bij veroordeeling van een persoon die tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eersten
aanleg den leeftijd van achttien jaren nog niet bereikt heeft, wordt, behoudens het
bepaalde bij artikel 41ter, eerste lid, en artikel 41septies, laatste lid, in plaats van de op het feit gestelde hoofdstraf, eene der volgende hoofdstraffen
opgelegd naar de onderscheidingen gemaakt bij artikel 41septies:
-
1°. geldboete;
-
2°. berisping.
-
3 Zij kan voor ten hoogste dertig achtereenvolgende jaren worden opgelegd in de gevallen
waarin op het misdrijf levenslange en tijdelijke gevangenisstraf ter keuze van den
rechter zijn gesteld, en in die, waarin wegens strafverhooging ter zake van samenloop
van misdrijven, terroristische misdrijven, herhaling van misdrijf of het bepaalde
bij de artikelen 46, 317 en 416, de tijd van vier en twintig jaren wordt overschreden.
Gevangenisstraf wordt naar gelang de aard van de persoonlijkheid van de veroordeelde
in algehele of in beperkte gemeenschap, dan wel in afzondering ondergaan.
Iedere tot gevangenisstraf veroordeelde wordt zoveel mogelijk geplaatst in een gesticht,
waarvan het regime het meest met zijn persoonlijkheid strookt, waarbij zowel op de
duur van de straf als op zijn reclasseringsmogelijkheden van de tot gevangenisstraf
veroordeelde wordt gelet.
Een tot gevangenisstraf veroordeelde die wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van zijn geestvermogens daarvoor in aanmerking komt kan worden geplaatst
in een door Onze Minister van Justitie aangewezen instelling.
[vervallen]
De plaatsing en beëindiging daarvan geschieden volgens regels, bij algemene maatregel
van bestuur, te stellen, op last van Onze Minister van Justitie gegeven na een met
redenen omkleed en ondertekend advies van een psychiater.
De tot gevangenisstraf veroordeelde is verplicht tot het verrichten van den hem opgedragen
arbeid, overeenkomstig de voorschriften ter uitvoering van artikel 26 gegeven.
In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, tot hechtenis,
vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, of tot geldboete, kan de rechter daarbij
tevens zowel ten aanzien van die straf als ten aanzien van de opgelegde bijkomende
straffen het bevel geven, dat deze geheel of voor een door hem te bepalen gedeelte
niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten op grond
dat de veroordeelde zich voor het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd
aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd zich
op andere wijze heeft misdragen of een bijzondere voorwaarde, welke bij het bevel
mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd.
In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of tot hechtenis,
vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, met toepassing van het eerste lid,
kan de rechter tevens geldboete opleggen. De geldboete bedraagt ten hoogste USD 8.400
bij feiten, waarop een gevangenisstraf van niet meer dan een jaar of hechtenis is
gesteld, en ten hoogste USD 16.800 bij feiten, waarop gevangenisstraf van meer dan
een jaar is gesteld.
Het eerste lid vindt bij veroordeling tot geldboete in zaken van belastingen geen
toepassing.
De proeftijd bedraagt bij misdrijven en bij de in de artikelen 451 en 452 omschreven overtredingen ten hoogste drie jaren, bij de overige overtredingen ten
hoogste twee jaren.
De proeftijd gaat in zodra de uitspraak waarbij een bevel als in het vorige artikel bedoeld is gegeven, onherroepelijk is geworden.
De proeftijd loopt niet gedurende den tijd dat den veroordeelde rechtens zijne vrijheid
is ontnomen.
Met het toezicht op de naleving der voorwaarden is het openbaar minister belast.
De rechter kan, indien hij daartoe termen vindt, bij zijn bevel aan een bij algemene
maatregel van bestuur aangewezen instelling of aan een bijzonderen ambtenaar opdragen
aan den veroordeelde ter zake van de naleving der bijzondere voorwaarden bijstand
te verleenen.
Voorschriften tot nadere regeling van dien bijstand en tot nadere aanwijzing van de
instellingen en houders van inrichtingen, die met het verleenen daarvan kunnen worden
belast, worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.
Nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden, wordt ten spoedigste vanwege het openbaar
ministerie door een deurwaarder of dienaar der openbare macht aan den veroordeelde
eene kennisgeving beteekend, houdende de straf, waartoe hij is veroordeeld, en alle
tot het in artikel 17a bedoelde bevel betrekkelijke beslissingen. In ieder geval, waarin bijzondere voorwaarden
zijn gesteld of waarin het openbaar ministerie dit bepaalt, geschiedt de betekening
aan de veroordeelde in persoon; in andere gevallen geschiedt dit zoveel mogelijk.
Indien de voorwaarden niet worden nageleefd, kan het openbaar ministerie bij den rechter,
die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, daarvan aan dien rechter kennis geven, met zoodanige
vordering als het noodig zal oordelen. De kennisgeving dat door den veroordeelde opnieuw
een strafbaar feit is begaan, geschiedt niet vóór de nieuwe uitspraak onherroepelijk
is geworden.
Het voorgaande lid is mede van toepassing, indien de veroordeelde vóór het einde van
den proeftijd ter zake van een vóór het ingaan daarvan begaan strafbaar feit onherroepelijk
wordt strafbaar verklaard.
De rechter die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, kan, hetzij na ontvangst ener vordering van het Openbaar
Ministerie hetzij op het verzoek van de veroordeelde, gedurende de proeftijd of gedurende
de tijd, dat deze is geschorst, in de gestelde bijzondere voorwaarden of in de termijn
waartoe deze in haar werking binnen de proeftijd zijn beperkt, wijziging brengen,
deze voorwaarden opheffen, alsnog bijzondere voorwaarden stellen, een opdracht als
bedoeld in artikel 17d geven, het verlenen van bijstand aan een ander dan degene, die daarmede te voren
was belast, opdragen, de proeftijd verkorten of deze eenmaal verlengen. Die verlenging
geschiedt voor ten hoogste de helft van de langste termijn waarop de proeftijd bepaald
had kunnen worden.
De rechter die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, kan na ontvangst eener vordering van het openbaar ministerie,
indien de voorwaarden niet worden nageleefd, de veroordeelde zich misdraagt of vóór
het einde van den proeftijd ter zake van een vóór het ingaan daarvan begaan strafbaar
feit onherroepelijk wordt strafbaar verklaard, last tot tenuitvoerlegging geven of
bepalen dat den veroordeelde van zijnentwege eene waarschuwing zal worden toegediend.
In het laatste geval bepaalt hij tevens de wijze waarop zulks zal moeten geschieden.
De last tot tenuitvoerlegging kan niet meer worden gegeven, wanneer sedert het einde
van de proeftijd een termijn van drie maanden is verstreken, tenzij de veroordeelde
vóór den afloop daarvan ter zake van een gedurende den proeftijd begaan strafbaar
feit is vervolgd en de vervolging met eene onherroepelijke strafbaarverklaring eindigt.
Alsdan kan nog ter zake van het begaan van dat feit binnen veertien dagen nadat de
strafbaarverklaring onherroepelijk is geworden, last tot tenuitvoerlegging worden
gegeven.
In de gevallen bij de artikelen 17g en 17h bedoeld, brengt het openbaar ministerie de zaak aan door de indiening van eene met
redenen omkleede vordering. Is door den veroordeelde een verzoekschrift tot toepassing
van artikel 17g tot den rechter gericht, dan dient het openbaar ministerie ten spoedigste
nadat dat verzoekschrift in zijne handen is gesteld, eene met redenen omkleede conclusie
in.
Onmiddellijk na de indiening der vordering of der conclusie bepaalt de rechter, tenzij
de summiere kennisneming der stukken hem aanleiding geeft om de vordering of het verzoek
buiten verdere behandeling te laten, een dag voor het onderzoek der zaak.
Het openbaar ministerie doet daarna ten spoedigste den veroordeelde en dengene, die
met het verleenen van bijstand is belast, tijdig tot bijwoning van het onderzoek oproepen,
onder beteekening van de vordering of conclusie.
Zoowel het openbaar ministerie als de veroordeelde zijn bevoegd getuigen en deskundigen
te doen dagvaarden om bij het onderzoek tegenwoordig te zijn. De rechter kan, al dan
niet op verzoek van den veroordeelde, bevelen dat bepaalde personen vanwege het openbaar
ministerie zullen worden gedagvaard.
De veroordeelde en degene die met het verleenen van bijstand is belast, kunnen vóór
den aanvang van het onderzoek van de stukken ter griffie kennis nemen. Hetzelfde geldt
ten aanzien van een advocaat, indien deze verklaart tot de kennisneming door den veroordeelde
te zijn gemachtigd of, indien de zaak bij den rechter in eersten aanleg wordt behandeld,
ten aanzien van een bijzonder daartoe door den veroordeelde gemachtigde.
De oproepingen, dagvaardingen en beteekeningen bij dit artikel voorgeschreven, vinden
plaats op de voet van artikel 643 van het Wetboek van Strafvordering BES en kunnen, voor zoover zij van het openbaar ministerie uitgaan, ook door een dienaar
der openbare macht geschieden.
-
3 De veroordeelde en degene die met het verleenen van bijstand is belast, kunnen bij
het onderzoek tegenwoordig zijn en worden alsdan gehoord. De veroordeelde kan zich
door een advocaat of, indien de zaak bij den rechter in eersten aanleg wordt behandeld,
door een bijzonder daartoe gemachtigde, als raadsman doen bijstaan.
-
4 De artikelen 303, 308, eerste lid, 309, tweede tot en met vijfde lid, 310, 311, 313, 315, 318, 320 tot en met 334, 336 tot en met 353, 358, 362, 363, eerste en tweede lid, 369 tot en met 373 va n het Wetboek van Strafvordering BES zijn van overeenkomstige toepassing.
De beslissingen in de artikelen 17g en 17h bedoeld, alsmede die waarbij vorderingen of verzoeken tot toepassing van een dier
artikelen worden afgewezen, zijn met redenen omkleed; zij zijn niet aan eenig rechtsmiddel
onderworpen.
Alleen indien de beslissing inhoudt last tot tenuitvoerlegging, wordt zij in het openbaar
uitgesproken.
De inhoud der beslissing wordt vanwege het openbaar ministerie door een deurwaarder
of dienaar der openbaar macht onverwijld op den voet van artikel 643 van het Wetboek van Strafvordering BES beteekend aan den veroordeelde, aan dengene die met het verleenen van bijstand is
belast, zoomede aan dengene die bij de beslissing daarvan wordt ontheven.
-
1 De tot gevangenisstraf veroordeelde kan, wanneer twee derden van deze straf en tevens
ten minste negen maanden daarvan zijn verstreken, voorwaardelijk in vrijheid worden
gesteld. Ingeval de veroordeelde meerdere gevangenisstraffen achtereenvolgens moet
ondergaan, worden zij ten deze als één straf aangemerkt.
-
2 Bij schuldigverklaring wegens een misdrijf genoemd in de artikelen 436, 437 en 438 kan de schuldigverklaarde pas voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld wanneer vier
vijfde van de gevangenisstraf en tenminste twaalf maanden daarvan zijn verstreken,
indien tijdens het begaan van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert
de schuldigverklaarde een tegen hem op grond van een der in die artikelen genoemde
misdrijven uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan, of indien
tijdens het begaan van het misdrijf het recht tot uitvoering van die gevangenisstraf
nog niet is verjaard.
-
3 Bij de schuldigverklaring wegens een misdrijf genoemd in de artikelen 436, 437 en 438 kan de schuldigverklaarde niet voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld, indien
tijdens het begaan van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldigverklaarde
een tegen hem uitgesproken gevangenisstraf ten aanzien waarvan het bepaalde in dit
lid of het tweede lid van toepassing is, geheel of ten dele heeft ondergaan, of indien
tijdens het begaan van het misdrijf het recht tot uitvoering van die gevangenisstraf
nog niet is verjaard.
Bij deze invrijheidstelling wordt tevens een proeftijd voor den veroordeelde bepaald
en worden voorwaarden gesteld, waaraan deze gedurende den proeftijd zal moeten voldoen.
De proeftijd duurt een jaar langer dan het overblijvend gedeelte van de straf. Hij
loopt niet gedurende den tijd dat den veroordeelde rechtens zijne vrijheid is ontnomen.
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt als algemeene voorwaarde verbonden
dat de veroordeelde geen strafbaar feit zal begaan, noch zich op andere wijze zal
misdragen.
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen bovendien bijzondere voorwaarden,
het gedrag van den veroordeelde betreffende, worden verbonden, mits die voorwaarden
de godsdienstige of staatkundige vrijheid niet beperken. Mede kan als bijzondere voorwaarde
worden gesteld dat de veroordeelde zich ter verpleging zal laten opnemen in een daarbij
aan te wijzen inrichting.
Met het toezicht op de naleving der voorwaarden is steeds het openbaar ministerie
belast.
Op de naleving der voorwaarden kan bovendien een bijzonder toezicht in het leven worden
geroepen.
Gedurende de proeftijd kan worden bepaald, dat deze voor het in artikel 18 bedoelde tijdstip zal eindigen, kan in de gestelde bijzondere voorwaarden wijziging
worden gebracht, kunnen deze voorwaarden worden opgeheven, kunnen alsnog bijzondere
voorwaarden worden gesteld, kan alsnog een bijzonder toezicht in het leven worden
geroepen en kan het bijzondere toezicht aan een ander dan degene die daarmede te voren
was belast, worden opgedragen.
Aan den voorwaardelijk in vrijheid gestelde wordt een verlofpas uitgereikt, waarin
alle hem gestelde voorwaarden zijn uitgedrukt. In geval van toepassing van het voorgaande
lid wordt hem een nieuwe verlofpas uitgereikt.
De voorwaardelijke invrijheidstelling is te allen tijde herroepbaar ingeval de veroordeelde
in strijd handelt met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden. Zij kan, indien
een ernstig vermoeden van zodanig handelen bestaat, worden geschorst.
De tijd, verlopen tussen een invrijheidstelling en een hervatting van de tenuitvoerlegging
der straf, wordt niet in rekening gebracht op de duur der straf.
De herroeping kan niet meer geschieden, wanneer sedert het einde van de proeftijd
een termijn van drie maanden is verstreken, tenzij de veroordeelde voor de afloop
daarvan ter zake van een gedurende de proeftijd begaan strafbaar feit is vervolgd
en de vervolging met een onherroepelijke strafbaarverklaring eindigt.
Alsdan kan de voorwaardelijke invrijheidstelling ter zake van het begaan van het feit
nog binnen drie maanden nadat de strafbaarverklaring onherroepelijk is geworden, worden
herroepen.
-
1 Alle besluiten op grond van de artikelen 18 tot en met 18b worden genomen door Onze Minister voor Rechtsbescherming, gehoord de reclasseringsinstelling
en het gevangenisbestuur. Het gevangenisbestuur kan Onze Minister voor Rechtsbescherming
voorstellen te besluiten tot voorwaardelijke invrijheidstelling. Onze Minister voor
Rechtsbescherming kan de bevoegdheden, bedoeld in de eerste volzin, mandateren aan
het hoofd van de Dienst Justitiële Inrichtingen.
-
2 Zolang de bevoegdheid tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling bestaat,
kan de voorwaardelijk in vrijheid gestelde, ten aanzien van wie een redelijk vermoeden
bestaat, dat hij gedurende de proeftijd in strijd heeft gehandeld met de in zijn verlofpas
uitgedrukte voorwaarden, in het belang der openbare orde worden aangehouden. De aanhouding
wordt bevolen door de officier van justitie onder de verplichting Onze Minister voor
Rechtsbescherming daarvan onverwijld kennis te geven.
Het formulier der verlofpassen, de nadere regeling van het toezicht op de naleving
der voorwaarden zoomede de verdere voorschriften ter uitvoering van de artikelen 18–19 worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij wordt in acht genomen
dat het bijzonder toezicht uitsluitend mag gericht zijn op het verleenen van hulp
en steun aan den veroordeelde.
De duur der hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste een jaar.
Zij kan voor ten hoogste een jaar en vier maanden worden opgelegd in de gevallen waarin
wegens strafverhooging ter zake van samenloop van misdrijven, herhaling van misdrijf
of het bepaalde bij artikel 46, de tijd van een jaar wordt overschreden.
Zij kan in geen geval de tijd van een jaar en vier maanden te boven gaan.
Artikel 14 is op de tot hechtenis veroordeelde van overeenkomstige toepassing.
Hechtenis wordt in de regel in gemeenschap ondergaan. De veroordeelde kan, op zijn
verzoek, vergund worden de hechtenis in afzondering te ondergaan.
Een tot hechtenis veroordeelde is verplicht tot het verrichten van de hem opgedragen
arbeid, overeenkomstig de voorschriften ter uitvoering van artikel 26 gegeven.
De duur der tijdelijke gevangenisstraf en der hechtenis wordt in de rechterlijke uitspraak
aangewezen in dagen, weken, maanden en jaren, niet in gedeelten daarvan.
De indeling en het beheer van, het toezicht op en het regime in de gevangenissen en
huizen van bewaring, de arbeid, de bestemming van de opbrengst van de arbeid, de geestelijke,
culturele en sociale verzorging, en de tucht, worden bij of krachtens de wet geregeld.
-
1 Hij die tot een geldboete is veroordeeld, is verplicht tot betaling van het bij de
rechterlijke uitspraak vastgestelde bedrag aan de staat binnen de termijn door het
openbaar ministerie dat met de tenuitvoerlegging van het vonnis of arrest is belast,
te stellen.
-
4 Er zijn zes categorieën:
de eerste categorie, USD 280;
de tweede categorie, USD 2.800;
de derde categorie, USD 5.600;
de vierde categorie, USD 14.000;
de vijfde categorie, USD 56.000;
de zesde categorie, USD 560.000.
-
5 Voor een overtreding, onderscheidenlijk een misdrijf, waarop geen geldboete is gesteld,
kan de rechter een geldboete opleggen tot ten hoogste het bedrag van de eerste, onderscheidenlijk
de derde categorie.
-
6 Voor een overtreding, onderscheidenlijk een misdrijf, waarop een geldboete is gesteld,
maar waarvoor geen boetecategorie is bepaald, kan de rechter een geldboete opleggen
tot ten hoogste het bedrag van de categorie, die voorziet in het naast hogere geldbedrag
indien dit bedrag hoger is dan het bedrag van de op het betrokken strafbare feit gestelde
geldboete.
-
7 Bij veroordeling van een rechtspersoon kan, indien de voor het feit bepaalde boetecategorie
geen passende bestraffing toelaat, een geldboete worden opgelegd tot ten hoogste het
bedrag van de naast hogere categorie. Is de op het feit bepaalde geldboete van de
zesde categorie, dan kan, indien het berekende bedrag hoger is dan het hoogste bedrag
van die categorie, een geldboete worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag dat gelijk
is aan tien procent van de omzet van die rechtspersoon.
-
9 De in het vierde lid genoemde bedragen kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden
aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex sinds de vorige aanpassing
van deze bedragen. Bij deze aanpassing wordt het geldbedrag van de eerste categorie
op een veelvoud van USD 5 naar beneden afgerond en worden, uitgaande van het geldbedrag
van deze eerste categorie en onder instandhouding van de onderlinge verhouding tussen
de bedragen van de geldboetecategorieën, de bedragen van de tweede tot en met de zesde
geldboetecategorieën bepaald.
Bij de vaststelling van de geldboete houdt de rechter rekening met de draagkracht
van de verdachte in de mate waarin hij dat nodig acht met het oog op een passende
bestraffing van de verdachte zonder dat deze in zijn inkomen en vermogen onevenredig
wordt getroffen.
-
1 Indien bij het vonnis een of meer geldboeten zijn opgelegd tot een bedrag van ten
minste USD 140, is de rechter bevoegd bij de uitspraak te bepalen, dat de veroordeelde
het bedrag in gedeelten mag voldoen. Elk van die gedeelten wordt daarbij op tenminste
USD 28 bepaald.
-
1 Wanneer een ingevolge een onherroepelijke veroordeling tot geldboete te betalen bedrag
binnen de daarvoor gestelde termijn niet in zijn geheel is voldaan, wordt de veroordeelde
door het openbaar ministerie schriftelijk tot betaling aangemaand. Het bedrag wordt
daarbij van rechtswege verhoogd met USD 14. Het openbaar ministerie wijst de veroordeelde
op het bepaalde in het tweede lid.
-
2 Is het overeenkomstig het eerste lid verhoogde bedrag na verloop van de bij de aanmaning
gestelde termijn geheel of ten dele onbetaald gebleven, dan wordt het bedrag, dan
wel het nog verschuldigde gedeelte daarvan, van rechtswege verder verhoogd met een
vijfde, doch ten minste met USD 28.
-
3 Een geldboete die overeenkomstig artikel 27b, in gedeelten mag worden voldaan, of ten aanzien waarvan het openbaar ministerie
betaling in termijnen heeft toegestaan, is onmiddellijk in haar geheel opeisbaar,
zodra een verhoging krachtens het eerste lid is ingetreden.
-
4 In gevallen waarin het openbaar ministerie, nadat de veroordeelde reeds in verzuim
was, alsnog uitstel van betaling heeft verleend, dan wel afbetaling heeft toegestaan,
vinden de voorgaande leden van dit artikel geen toepassing, zolang de veroordeelde
zijn verplichtingen volgens de getroffen nadere regeling nakomt.
-
1 Bij de uitspraak waarbij geldboete wordt opgelegd, beveelt de rechter voor het geval
dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt,
dat vervangende hechtenis zal worden toegepast. Indien de veroordeelde een rechtspersoon
is, blijft dit bevel achterwege. Artikel 53, laatste lid, is van overeenkomstige toepassing.
-
4 Wanneer een gedeelte van het verschuldigde bedrag is voldaan, vermindert de duur van
de vervangende hechtenis naar evenredigheid. Heeft deze vermindering tot gevolg dat
voor een gedeelte van een dag vervangende hechtenis zou moeten worden ondergaan, dan
vindt afronding naar boven plaats tot het naaste aantal gehele dagen.
-
1 Bij de uitspraak waarbij een natuurlijk persoon de verplichting is opgelegd tot betaling
van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel,
beveelt de rechter voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal
van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast,
met dien verstande dat vervangende hechtenis op grond van dit artikel op te leggen
op ten hoogste drie jaren kan worden bepaald.
Op de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis is het bepaalde in artikel 18 niet van toepassing.
Bevindt de veroordeelde, die hechtenis moet ondergaan, zich in een gesticht uitsluitend
bestemd tot de uitvoering van gevangenisstraf, dan kan op zijn verzoek de hechtenis
terstond na het eindigen der gevangenisstraf in dat gesticht worden ondergaan, zonder
daardoor van aard te veranderen.
De gevangenisstraf en de hechtenis gaan in op den dag der tenuitvoerlegging van de
rechterlijke uitspraak, voor zooveel elke dezer straffen betreft.
-
1 Bij de rechterlijke uitspraak wordt bepaald dat de tijd, door den veroordeelde vóór
de tenuitvoerlegging van die uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis of
in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering doorgebracht,
bij de uitvoering van de hem opgelegde tijdelijke gevangenisstraf, hechtenis of geldboete
geheel of gedeeltelijk in mindering zal worden gebracht, wat de geldboete betreft
volgens de maatstaf in de uitspraak te bepalen.
-
2 De bepaling van dit artikel is ook toepasselijk ingeval, bij gelijktijdige vervolging
wegens meerdere feiten, de veroordeeling wordt uitgesproken ter zake van een ander
feit dan waarvoor de verzekering of de voorlopige hechtenis is bevolen.
De straf van berisping bestaat in een vermanende toespraak tot de veroordeelde, in
verband met het gepleegde feit.
-
1 De rechten waarvan de schuldige, in de bij dit Wetboek of bij eene andere wet bepaalde
gevallen, bij rechterlijke uitspraak kan worden ontzet, zijn:
-
1°. het bekleeden van ambten of van bepaalde ambten;
-
2°. het dienen bij de gewapende macht;
-
3°. het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven
verkiezingen;
-
4°. het zijn van raadsman of gerechtelijk bewindvoerder;
-
5°. de uitoefening van bepaalde beroepen.
-
2 Ontzetting van voor hun leven aangestelde leden der rechtelijke macht of andere ambtenaren
geschiedt, ten opzichte van het ambt waartoe zij aldus zijn aangesteld, alleen in
de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald.
Ontzetting van het recht om ambten of bepaalde ambten te bekleeden en bij de gewapende
macht te dienen kan, behalve in de gevallen in het Tweede Boek omschreven, worden uitgesproken bij veroordeeling wegens eenig ambtsmisdrijf of wegens
eenig misdrijf waardoor de schuldige een bijzonderen ambtsplicht schond of waarbij
hij gebruik maakte van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.
Wanneer ontzetting van rechten wordt uitgesproken, bepaalt de rechter den duur als
volgt:
-
1°. bij veroordeeling tot levenslange gevangenisstraf, voor het leven;
-
2°. bij veroordeeling tot tijdelijke gevangenisstraf of tot hechtenis, voor een tijd den
duur der hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande;
-
3°. bij veroordeeling tot geldboete voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf
jaren.
De straf gaat in op den dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer
gelegd.
-
3 Rechten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, die niet aan de veroordeelde toebehoren
kunnen alleen verbeurd worden verklaard, indien degene aan wie zij toebehoren bekend
was met de verkrijging van de voorwerpen waarop of ten aanzien waarvan deze rechten
bestaan, door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in
verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs
had kunnen vermoeden.
In de verbeurdverklaring van een voorwerp is begrepen die van de verpakking waarin
het zich bevindt, tenzij de rechter het tegendeel bepaalt.
-
2 De rechter kent een vergoeding als bedoeld in het eerste lid, of een geldelijke tegemoetkoming
toe wanneer dit nodig is om te voorkomen dat de veroordeelde of een ander aan wie
de verbeurd verklaarde voorwerpen toebehoren, onevenredig zou worden getroffen.
Bij in- of vervoer van goederen in strijd met de belastingwetgeving door een persoon
beneden den leeftijd van achttien jaren kan de rechter op vordering van den met de
vervolging belasten ambtenaar de verbeurdverklaring van de aangehaalde goederen uitspreken.
Alle kosten van gevangenisstraf en hechtenis komen ten laste, alle opbrengst van geldboeten
en verbeurdverklaringen ten bate van ‘s Rijks kas.
In de gevallen waarin de rechter krachtens de wet de openbaarmaking zijner uitspraak
gelast, bepaalt hij tevens de wijze waarop aan dien last op kosten van den veroordeelde
uitvoering wordt gegeven.
Titel VI. Samenloop van strafbare feiten
Valt een feit in meer dan ééne strafbepaling, dan wordt slechts ééne dier bepalingen
toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
Indien voor een feit dat in eene algemeene strafbepaling valt, eene bijzondere strafbepaling
bestaat, komt deze alleen in aanmerking.
Staan meerdere feiten, ofschoon elk op zichzelf misdrijf of overtreding opleverende,
in zoodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als ééne voortgezette handeling,
dan wordt slechts ééne strafbepaling toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste
hoofdstraf is gesteld.
Insgelijks wordt slechts ééne strafbepaling toegepast bij schuldigverklaring aan valschheid
of muntschennis en aan het gebruik maken van het voorwerp ten opzichte waarvan de
valschheid of muntschennis gepleegd is.
Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten
worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen
zijn gesteld, wordt één straf uitgesproken.
Het maximum dezer straf is het vereenigd bedrag van de hoogste straffen op de feiten
gesteld, doch niet hooger dan een derde boven het zwaarste maximum.
Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten
worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren, waarop ongelijksoortige hoofdstraffen
zijn gesteld, wordt elk dier straffen uitgesproken, doch mogen deze te zamen in duur
de langstdurende met niet meer dan een derde overtreffen.
Geldboeten worden daarbij berekend naar den duur van het maximum der bedreigde vervangende
hechtenis.
Bij veroordeeling tot levenslange gevangenisstraf kunnen daarnevens geene andere straffen
worden opgelegd dan ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring van reeds
in beslag genomen voorwerpen en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
In de gevallen der artikelen 59 en 60 gelden ten aanzien van bijkomende straffen de volgende bepalingen:
-
1°. de straffen van ontzetting van dezelfde rechten worden opgelost in ééne straf, in
duur de opgelegde hoofdstraf of hoofdstraffen ten minste twee en ten hoogste vijf
jaren te boven gaande, of ingeval geene andere hoofdstraf dan geldboete is opgelegd,
in ééne straf van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren;
-
2°. de straffen van ontzetting van verschillende rechten worden voor elk misdrijf afzonderlijk
en zonder vermindering opgelegd;
-
3°. de straffen van verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen worden voor elk misdrijf
afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd; de vervangende straffen van hechtenis
mogen gezamenlijk het maximum, bepaald in artikel 28, derde lid, niet overschrijden.
De betrekkelijke zwaarte van ongelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door de
volgorde van artikel 9.
Waar den rechter de keuze tussen twee hoofdstraffen is gelaten, komt bij de vergelijking
alleen de zwaarste dier straffen in aanmerking.
De betrekkelijke zwaarte van gelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door het maximum.
De betrekkelijke duur zoowel van ongelijksoortige als van gelijksoortige hoofdstraffen
wordt eveneens bepaald door het maximum.
Bij samenloop op de wijze in de artikelen 59 en 60 bedoeld hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij van overtredingen onderling,
wordt voor elke overtreding zonder vermindering straf opgelegd.
De vervangende straffen van hechtenis of voorzieningen in de opvoeding mogen voor
de misdrijven en overtredingen of voor de overtredingen gezamenlijk de maxima, bepaald
in artikel 28, derde lid, met niet meer dan een derde te boven gaan.
De straffen van hechtenis, opgelegd als hoofdstraf, mogen voor de overtreding gezamenlijk
den tijd van acht maanden niet te boven gaan.
Indien iemand, na veroordeeling tot straf, opnieuw wordt schuldig verklaard aan misdrijf
of overtreding vóór die veroordeeling gepleegd, wordt de vroegere straf in rekening
gebracht, met toepassing der bepalingen van deze titel voor het geval van gelijktijdige
berechting.
Indien echter levenslange gevangenisstraf op dit misdrijf is gesteld, zal die straf
worden opgelegd, welke straf ook vroeger mocht zijn opgelegd.
Titel VIII. Verval van het recht tot strafvordering en van de straf
Behoudens de gevallen waarin rechterlijke uitspraken voor herziening vatbaar zijn,
kan niemand andermaal worden vervolgd wegens het feit waarover te zijnen aanzien bij
gewijsde van de rechter in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in
Curaçao, in Sint Maarten, in Nederland of Aruba, onherroepelijk is beslist.
Is het gewijsde afkomstig van een anderen rechter, dan heeft tegen denzelfden persoon
wegens hetzelfde feit geene vervolging plaats in geval van:
-
1°. vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging;
-
2°. veroordeeling, gevolgd door geheele uitvoering, gratie of verjaring der straf.
Het recht tot strafvordering vervalt door den dood van den verdachte.
Het recht tot strafvordering vervalt door verjaring:
-
1°. in twee jaren voor alle overtredingen;
-
2°. in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van
niet meer dan drie jaren is gesteld;
-
3°. in twaalf jaren voor alle misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan
drie jaren is gesteld;
-
4°. in achttien jaren voor alle misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld.
De termijn van verjaring vangt aan op den dag na dien waarop het feit is gepleegd,
behoudens in de volgende gevallen:
-
1°. bij valschheid of muntschennis vangt de termijn aan op den dag na dien, waarop gebruik
is gemaakt van het voorwerp ten opzichte waarvan de valschheid of muntschennis gepleegd
is;
-
2°. bij de misdrijven omschreven in de artikelen 291, 292, 295, 295a en 295ao, op den dag na dien der bevrijding, of van den dood van hem, tegen wien onmiddellijk
het misdrijf gepleegd is;
-
3°. bij overtredingen omschreven in de artikelen 489, 490 en 491, op den dag na dien waarop de dubbelen of afschriften van de akten, waaruit zoodanige
overtreding blijkt, zijn overgebracht naar de centrale bewaarplaats.
De schorsing der strafvervolging ter zake van een praejudicieel geschil schorst de
verjaring.
Het recht tot strafvordering wegens overtredingen, waarop geldboete, hetzij als eenige
hoofdstraf, hetzij nevens hechtenis is gesteld, vervalt door vrijwillige voldoening
aan de voorwaarde welke de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie op vóór
den aanvang der terechtzitting in te dienen verzoek van den verdachte of beklaagde
ter voorkoming van de strafvervolging mocht hebben gesteld.
Deze voorwaarde bestaat in: de betaling, binnen een door den ambtenaar te bepalen
termijn en op eene door dezen aan te wijzen plaats, van eene bepaalde geldsom, met
of zonder uitlevering van aan verbeurdverklaring onderworpen voorwerpen of voldoening
der geschatte waarde of afstand van reeds inbeslaggenomen voorwerpen. Zoodanige uitlevering,
voldoening of afstand wordt steeds in de voorwaarde opgenomen, indien ter zake van
het feit verbeurdverklaring zou moeten volgen. Bedoelde termijn kan vóór den afloop
daarvan eenmaal worden verlengd.
De te betalen geldsom bedraagt ten minste USD 0,50 en ten hoogste het maximum der
boete op het feit gesteld.
Is op de overtreding geene andere hoofdstraf gesteld dan geldboete en biedt de verdachte
of beklaagde aan, binnen den door den ambtenaar van het openbaar ministerie te bepalen
termijn het maximum der boete te betalen en de aan verbeurdverklaring onderworpen
voorwerpen uit te leveren of af te staan of hunne geschatte waarde te voldoen, dan
zal die ambtenaar het stellen van een daartoe strekkende voorwaarde niet mogen weigeren.
In de gevallen waarin de straf wordt verhoogd wegens herhaling, is die verhoging ook
van toepassing, wanneer het recht tot strafvordering wegens de vroeger begane overtreding
volgens het eerste lid is vervallen. Ten aanzien van de toepassing van de artikelen 17f en 17h wordt het vervallen volgens het eerste lid van het recht tot strafvordering met een
onherroepelijke veroordeling gelijk gesteld.
De bepalingen van dit artikel zijn mede van toepassing op een persoon die tijdens
het begaan van het feit de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. Te
diens aanzien geldt, bij toepassing van het derde en vierde lid, in afwijking in zover
van het daarin bepaalde, als maximum der boete een bedrag van USD 50.
Het recht tot uitvoering van de straf vervalt door den dood van den veroordeelde,
met uitzondering van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het recht tot uitvoering van de straf vervalt door verjaring.
De termijn dezer verjaring is een derde langer dan de termijn van verjaring van het
recht tot strafvordering. In geen geval is de termijn korter dan de duur der opgelegde
straf.
Indien vóór de tenuitvoerlegging van de straf de veroordeelde, die tijdens zijne veroordeeling
nog geen achttien jaren oud was, den leeftijd van een en twintig jaren heeft bereikt,
vordert hij, die met deze tenuitvoerlegging is belast, dat de rechter die de straf
heeft opgelegd, den duur zal bepalen der gevangenisstraf of hechtenis of het bedrag
der boete, op het feit gesteld, welke straffen alsdan in de plaats treden der vroeger
opgelegde. Deze bepaling is niet toepasselijk ten opzichte van de veroordeelde opgelegde
gevangenisstraf.
-
3 De termijn loopt niet gedurende de bij wet bevolen schorsing der tenuitvoerlegging,
noch gedurende den tijd dat de veroordeelde, zij het ook ter zake van eene andere
veroordeeling, in verzekerde bewaring is.
-
4 Ten aanzien van een persoon, die zich aan de tenuitvoerlegging van het tegen hem uitgesproken
bevel, bedoeld bij artikel 41ter, onttrekt, vangt de termijn van verjaring der hem tevens naar de bepalingen van dat
artikel opgelegde gevangenisstraf aan op den dag na die waarop hij den leeftijd van
een en twintig jaren bereikt.
-
5 De termijn loopt niet gedurende de tijd dat de tenuitvoerlegging aan een vreemde staat
is overgedragen, zolang Onze Minister van Justitie van de autoriteiten van die staat
geen mededeling, houdende een beslissing omtrent de overname van de tenuitvoerlegging,
heeft ontvangen.
-
6 Indien, nadat de tenuitvoerlegging door een vreemde staat is overgenomen, die staat
afstand doet van zijn recht tot tenuitvoerlegging ten behoeve van de openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba, vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op de dag
waarop Onze Minister van Justitie de mededeling van de autoriteiten van die staat
omtrent de afstand heeft ontvangen.
De voorziening in de opvoeding, ter vervanging van de uitlevering van verbeurdverklaarde
voorwerpen, wordt niet uitgevoerd, wanneer de veroordeelde door van zijn wil onafhankelijke
omstandigheden feitelijk verhinderd is de verbeurdverklaarde voorwerpen uit te leveren
of het geldelijk bedrag, waarop zij bij de uitspraak geschat worden, te betalen.
Titel IX. Beteekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen
Waar van misdrijf in het algemeen of van eenig misdrijf in het bijzonder gesproken
wordt, wordt daaronder medeplichtigheid aan, poging tot en voorbeiding van dat misdrijf
begrepen; voor zoover niet uit eenige bepaling het tegendeel volgt.
-
1 Waar in dit wetboek de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen, verhoren of ondervragen
van personen, wordt daaronder, met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur
te bepalen gevallen, mede begrepen horen, verhoren of ondervragen per videoconferentie,
waarbij een directe beeld- en geluidsverbinding totstandkomt tussen de betrokken personen.
-
2 De voorzitter van het college, de rechter, de rechter-commissaris of ambtenaar die
met de leiding over het horen is belast, beslist of van videoconferentie gebruik gemaakt
wordt, waarbij het belang van het onderzoek in aanmerking wordt genomen. Alvorens
te beslissen wordt de te horen persoon of diens raadsman en in voorkomende gevallen
de officier van justitie, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken over
de toepassing van videoconferentie. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hierover
nadere regels worden gesteld.
Aanslag tot een feit bestaat, zoodra het voornemen des daders zich door een begin
van uitvoering, in den zin van artikel 47 heeft geopenbaard.
Samenspanning bestaat zoodra twee of meer personen overeengekomen zijn om het misdrijf
te plegen.
Onder omwenteling wordt verstaan het vernietigen of op onwettige wijze veranderen
van den grondwettigen regeeringsvorm, de orde van troonopvolging of den wettigen regeeringsvorm.
Onder gegeven waarvan de geheimhouding door het belang van de staat wordt geboden,
wordt mede verstaan een gegeven, behorende tot of ontleend aan gegevens, hulpmiddelen
of materialen of met behulp daarvan verrichte onderzoekingen of toegepaste werkmethoden
met betrekking tot splijtstoffen waarvoor Onze Minister die het aangaat regels heeft
gesteld.
Onder gegevens wordt verstaan iedere weergave van feiten, begrippen of instructies,
op een overeengekomen wijze, geschikt voor overdracht, interpretatie of verwerking
door personen of geautomatiseerde werken.
Onder geautomatiseerd werk wordt verstaan een inrichting die bestemd is om langs elektronische
weg gegevens op te slaan, te verwerken en over te dragen.
Met het plegen van geweld wordt gelijk gesteld het brengen in een staat van bewusteloosheid
of onmacht.
Onder zwaar lichamelijk letsel worden begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen
genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening zijner ambts- of beroepsbezigheden
en afdrijving van de vrucht eener vrouw.
Onder zwaar lichamelijk letsel wordt mede begrepen storing der verstandelijke vermogens
die langer dan vier weken geduurd heeft.
Onder terroristisch misdrijf wordt verstaan:
-
1°. elk van de misdrijven omschreven in de artikelen 97 tot en met 102, 114, tweede lid, 123, tweede lid, 124a, tweede lid, 129, 130, 163, onder 3°, 167c, onder 2°, 172, onder 3°, 174, onder 2°, 176, onder 3°, 180, tweede lid, 300 en 302, indien het misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk;
-
2°. elk van de misdrijven waarop ingevolge de artikelen 122a, 122b, 128a, 128b, 182a, 182b, 295b, 302a, 318a, 318b, 372a, tweede lid, 399e, alsmede 430a en 430b gevangenisstraf is gesteld;
-
3°. elk van de misdrijven omschreven in de artikelen 146a, 295a, 298, derde lid.
Onder terroristisch oogmerk wordt verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel
der bevolking van een land vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale
organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan
wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren
van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
Onder misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf
wordt verstaan elk van de misdrijven omschreven in de artikelen 137, tweede lid, 138, tweede lid, 211, tweede lid, 230, derde lid, 298, vierde lid, 324, eerste lid, onder 6°, 325, tweede lid, onder 2°, 330, derde lid jo. 325, tweede lid, onder 2°, 331, tweede lid, 335a, 339, tweede lid, en 372a, eerste lid.
Onder een ander, of een kind bij of kort na de geboorte, van het leven beroven wordt
begrepen: het doden van een vrucht die naar redelijkerwijs verwacht mag worden in
staat is buiten het moederlichaam in leven te blijven.
Onder ambtenaren worden begrepen alle personen verkozen bij krachtens wettelijk voorschrift
uitgeschreven verkiezingen.
Onder ambtenaren en onder rechters worden begrepen scheidsrechters; onder rechters
zij die administratieve rechtsmacht uitoefenen.
Allen die tot de gewapende macht behooren, worden mede als ambtenaren beschouwd.
Onder koopman wordt verstaan ieder die een bedrijf uitoefent.
-
2 Onder opvarende wordt verstaan: degene, niet zijnde de schipper, die zich aan boord
van een Nederlands schip bevindt, ook indien hij buiten de openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba het schip gedurende de reis tijdelijk verlaat alsmede degene,
niet zijnde de schipper, die zich op een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
installatie ter zee bevindt.
Onder Nederlandse schepen worden alleen verstaan die vaartuigen welke door de wet
betrekkelijk de afgifte van zeebrieven en vergunningen tot het voeren der Nederlandsche
vlag als zeeschepen worden aangemerkt.
-
2 Een luchtvaartuig is in vlucht van het moment af waarop alle buitendeuren, na het
instappen, zijn gesloten tot het moment waarop een van de deuren wordt geopend voor
het uitstappen. In geval van een noodlanding wordt de vlucht geacht voort te duren
totdat de bevoegde autoriteiten de verantwoordelijkheid voor het luchtvaartuig en
voor de personen en goederen aan boord overnemen.
Een luchtvaartuig is in bedrijf van het begin van het gereedmaken van dat luchtvaartuig
voor een bepaalde vlucht door het grondpersoneel of door de bemanning tot het moment
dat sedert de landing 24 uren verstreken zijn. De periode tijdens welke het luchtvaartuig
in bedrijf is strekt zich in elk geval uit tot de gehele periode tijdens welke het
luchtvaartuig in vlucht is, zoals omschreven in het tweede lid.
Onder vijand worden begrepen opstandelingen. Onder oorlog wordt begrepen burgeroorlog.
Onder tijd van oorlog wordt begrepen de tijd waarin oorlog dreigende is. Tijd van
oorlog wordt mede geacht te bestaan zodra dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke
dienst worden opgeroepen en zolang zij buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden.
Onder een bevriende staat wordt verstaan een buitenlandse mogendheid waarmee het Koninkrijk
der Nederlanden niet in een gewapend conflict is gewikkeld.
-
1 Onder internationaal beschermd persoon wordt verstaan een persoon die valt onder de
omschrijving van artikel 1, eerste lid, van het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing
van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten
van 14 december 1973 (Trb. 1981, 69).
-
2 Onder internationaal beschermd persoon wordt mede verstaan een persoon die valt onder
de omschrijving van artikel 1, onderdeel a of b, van het Verdrag inzake de veiligheid
van VN-personeel en geassocieerd personeel van 9 december 1994 (Trb. 1996, 62), zoals
aangevuld door het Facultatief Protocol van 8 december 2005 (Trb. 2006, 211).
-
3 Onder beschermde goederen worden verstaan de goederen, bedoeld in artikel 2, eerste
lid, onderdeel b, van het in het eerste lid genoemde verdrag en artikel 9, eerste
lid, onderdeel b, van het in het tweede lid genoemde verdrag.
Onder dag wordt verstaan een tijd van vier en twintig uren, onder maand een tijd van
dertig dagen.
Onder nacht wordt verstaan de tijd tusschen half zeven uur des avonds en half zes
uur des morgens.
Onder inklimming wordt begrepen ondergraving, alsmede het overschrijden van slooten
of grachten tot afsluiting dienende.
Onder valsche sleutels worden begrepen alle tot opening van het slot niet bestemde
werktuigen.
Onder vee worden verstaan paarden, ezels, muilezels, muildieren, runderen, schapen,
bokken, geiten en varkens.
Onder opkooper wordt verstaan hij die van opkoopen een beroep of eene gewoonte maakt.
Onder opkoopen worden begrepen alle handelingen, hoe ook genaamd, waarmede kenlijk
hetzelfde wordt beoogd.
Onder electriciteitswerken worden verstaan werken dienende tot voortbrenging, geleiding,
transformatie of levering van electriciteit en daarmede in verband staande beveiligings-,
bevestigings-, ondersteunings- en waarschuwingswerken.
Onder electriciteitswerken worden niet begrepen telegraaf en telefoonwerken.
Onder discriminatie wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking
of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben, dat de erkenning, het genot
of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen
van het openbare leven, wordt tenietgedaan of aangetast.