Met betrekking tot punt 2.2, derde zin, van Bijlage I, essentiële veiligheids- en
gezondheidseisen betreffende het ontwerp en de bouw van liften en veiligheids-componenten,
van richtlijn nr. 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1995 inzake
de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake liften (Pb EG L 213),
geldt het volgende:
Als in uitzonderlijke gevallen ter voorkoming van het risico van verplettering andere
middelen dan een vrije ruimte of schuilruimte voorbij de uiterste standen van de liftkooi
worden gebruikt, dan worden deze als passend beschouwd als aan de volgende voorwaarden
is voldaan.
A. Uitzonderlijke gevallen
Als uitzonderlijke gevallen worden beschouwd die gevallen waarin voldoende vrije ruimte
onder of boven in de liftschacht in bestaande gebouwen niet uitvoerbaar is. Dit betreft
onder meer liften die niet op een andere plaats geïnstalleerd kunnen worden en waarbij
obstakels zoals hoofdfundatiebalken moeten worden doorbroken of hoofdriolen met een
doorsnede groter dan 1,5 m moeten worden omgelegd.
B. Vrije ruimte boven de kooi
Te bepalen overeenkomstig de hoofdstukken 5.5, 5.6, 6 en 7 van NEN-EN 81-21:2009,
Veiligheidsregels voor de vervaardiging en het aanbrengen van liften – Liften voor
het vervoer van personen en goederen – Deel 21: Nieuwe personenliften en personen-,
goederen-liften in bestaande gebouwen.
C. Vrije ruimte onder de kooi
Te bepalen overeenkomstig de hoofdstukken 5.7, 5.8, 6 en 7 van NEN-EN 81-21:2009,
Veiligheidsregels voor de vervaardiging en het aanbrengen van liften – Liften voor
het vervoer van personen en goederen – Deel 21: Nieuwe personenliften en personen-,
goederen-liften in bestaande gebouwen.
Verzoeken om instemming met het gebruik van andere passende middelen kunnen vooraf
worden ingediend bij de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De beleidsregel met betrekking tot het Warenwetbesluit liften van 26 januari 2004, Stcrt. 2004, nr. 18, wordt ingetrokken.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 maart 2011.