Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
de wet: de Kadasterwet;
-
b.
het besluit: het Kadasterbesluit;
-
c.
de Dienst: de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;
-
d.
de bewaarder: de bewaarder, bedoeld in artikel 6 van de wet;
-
e.
een perceel: een deel van het Nederlandse grondgebied van welk deel de Dienst de begrenzing met
behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende
de rechtstoestand, bestemming en het gebruik en dat door zijn kadastrale aanduiding
is gekenmerkt;
-
f. de integriteitswaarde: de unieke waarde voor een gegevensbestand of een verzameling
van gegevensbestanden, waarmee het ongewijzigd zijn ervan kan worden gecontroleerd;
-
g. het certificaat: het certificaat, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel rr, van de Telecommunicatiewet;
-
h. het gekwalificeerde certificaat: het gekwalificeerde certificaat, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel ss, van de Telecommunicatiewet;
-
i. de certificatiedienstverlener: de certificatiedienstverlener, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel tt, van de Telecommunicatiewet;
-
j. een certificaten-revocatielijst: een lijst waarop de certificatiedienstverlener bijhoudt
welke door hem afgegeven certificaten binnen de geldingsduur zijn ingetrokken;
-
k. de hoofdbewaarder: de bewaarder, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;
-
l. het stukidentificatienummer: het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, van de wet;
-
m. de technische handleiding: de technische handleiding elektronisch aanleveren die als
bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd;
-
n. een functioneel beheerder: een persoon behorend tot het personeel van de Dienst, die
belast is met het beheer van de bij de Dienst in gebruik zijnde geautomatiseerde systemen;
-
o. het netwerk: het net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor
transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie,
dat in, op of boven de grond is of wordt aangelegd.
-
p. contourentekening: een tekening in elektronische vorm die deel uitmaakt van een in
elektronische vorm ingeschreven beperkingenbesluit en waarop de grenzen van het gebied
waarop de beperking rust zijn afgebeeld, waarbij in het bestand van die tekening de
tot dat gebied behorende kadastrale percelen en perceelsgedeelten alsmede die grenzen
zijn vastgelegd met coördinaten en lijnverbanden die passen in het coördinatenstelsel
van de kadastrale kaart;
-
q. Wkpb: Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken;
-
r. publiekrechtelijke beperking: publiekrechtelijke beperking als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wkpb;
-
s. beperkingenbesluit: beperkingenbesluit als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wkpb;
-
t. gemeentelijke beperking: publiekrechtelijke beperking van een gemeentelijk bestuursorgaan,
waarbij onder gemeentelijk bestuursorgaan mede wordt verstaan het bestuur van een
openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen en een gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in die wet.
-
2 Een stuk tot verbetering of een bijhoudingsverklaring als bedoeld in de artikelen 42 respectievelijk 46a, eerste lid, van de wet, dan wel een procesverbaal als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Wet op het notarisambt, dat binnen 48 uur na de dag van verzending van een verzoek als bedoeld in artikel 21b, eerste lid, ter inschrijving wordt aangeboden, wordt in de openbare registers ingeschreven onder
hetzelfde stukidentificatienummer als het stuk, waarop het stuk tot verbetering, de
bijhoudingsverklaring of het proces-verbaal betrekking heeft.
Artikel 2
[Vervallen per 24-11-2006]
-
3 Indien een ter inschrijving aangeboden stuk feiten bevat betreffende stukken als bedoeld
in het tweede lid, onder a, en feiten betreffende stukken als bedoeld in het tweede
lid, onder b, wordt dat stuk ingeschreven in zowel het register Hypotheken 3 als het
register Hypotheken 4.
-
2 Per kantoor van de Dienst wordt een logische databank voor archiefbestanden gehouden,
waarin stukken in elektronische vorm worden opgeslagen, die samen met een ingeschreven
stuk zijn aangeboden, maar zelf niet in de openbare registers worden ingeschreven.
-
3 Stukken in elektronische vorm die gesteld zijn in een vreemde of in de Friese taal,
als bedoeld in artikel 41 van de wet, worden opgeslagen in de logische databank, bedoeld in het tweede lid.
-
1 De hoofdbewaarder onderzoekt op grond van de door de functioneel beheerder aan hem
te verstrekken rapportages en overzichten tijdig of de duplicaten, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet, zijn vervaardigd in overeenstemming met de daarvoor door het bestuur van de Dienst
vastgestelde maatregelen. Indien dat het geval is, maakt de hoofdbewaarder een door
hem te ondertekenen verklaring op als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de wet.
Deze verklaring heeft de vorm van het model dat als bijlage 2a bij deze regeling is gevoegd.
-
2 Indien van een in papieren vorm gehouden gedeelte van de openbare registers een duplicaat
op microfilm en een duplicaat in elektronische vorm is vervaardigd en de verklaring,
bedoeld in het eerste lid, is opgemaakt, vervangen deze duplicaten het desbetreffende
in papieren vorm gehouden gedeelte van de openbare registers.
Hoofdstuk 2. Openbare registers voor onroerende zaken
Titel 1. Boekingen in het register Hypotheken 4D
-
1 Indien een boeking betrekking heeft op een stuk dat in papieren vorm is aangeboden,
vult de bewaarder een formulier Hypotheken 4D in, dat de vorm heeft van het model
dat als bijlage 3 bij deze regeling is gevoegd.
-
2 Van het aangeboden stuk en, voor zover van toepassing, van de naderhand overgelegde
dagvaardingen en rechterlijke uitspraken, wordt door de bewaarder een afschrift vervaardigd
en gevoegd achter het desbetreffende formulier Hypotheken 4D. Het formulier Hypotheken
4D wordt, met de daarbij behorende stukken betreffende doorgehaalde voorlopige aantekeningen,
opgeborgen in het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D.
-
1 Indien een boeking betrekking heeft op een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving
is aangeboden, wordt dit stuk opgeslagen in het in elektronische vorm gehouden gedeelte
van het register Hypotheken 4D onder vermelding van het aan die boeking toegekende
nummer. Indien naast het stuk ook dagvaardingen of rechterlijke uitspraken in papieren
vorm zijn overgelegd, worden de afschriften van de laatstgenoemde stukken alsmede
de bijbehorende stukken betreffende doorgehaalde voorlopige aantekeningen opgeslagen
in het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D onder vermelding
van het aan de boeking toegekende nummer.
-
2 Indien een stuk dat is opgeslagen in het elektronische gedeelte van het register Hypotheken
4D krachtens een hernieuwd verzoek tot inschrijving alsnog dient te worden ingeschreven
in het register Hypotheken 3 of het register Hypotheken 4, wordt dat stuk rechtstreeks
overgebracht naar de logische databank van het desbetreffende in elektronische vorm
gehouden gedeelte van het register Hypotheken 3 of het register Hypotheken 4, onder
toevoeging van het tijdstip van ontvangst van het hernieuwde verzoek tot inschrijving.
Titel 2. Aantekeningen in de de in papieren vorm gehouden gedeelten van openbare registers
-
1 In de in papieren vorm gehouden gedeelten van het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, worden door de bewaarder de in het tweede tot en met zevende lid genoemde aantekeningen
gesteld in de in die leden genoemde gevallen.
-
2 In geval van een inschrijving van een stuk tot verbetering als bedoeld in artikel 42 van de wet na het verstrijken van de termijn van 48 uur, bedoeld in artikel 1a, tweede lid, vindt onderlinge verwijzing plaats tussen het stuk tot verbetering en het verbeterde
stuk door de vermelding: ‘verbetering van deel ... nr. ...,’ onderscheidenlijk: ‘zie
verbetering in deel ... nr. ...’, onder invulling van de desbetreffende gegevens,
behoudens in het geval de relatie tussen de desbetreffende inschrijvingen blijkt uit
de kadastrale registratie.
-
4 Ingeval bij een ingeschreven stuk een ingeschreven tekening behoort die afzonderlijk
wordt bewaard, vindt onderlinge verwijzing plaats tussen het afschrift van het ingeschreven
stuk en het afschrift van de ingeschreven tekening, door de vermelding: ‘zie tekening
nr. ...,’ onderscheidenlijk: ‘Tekening behorend bij inschrijving in deel ... nr. ...’,
onder invulling van de desbetreffende gegevens.
-
6 Indien met betrekking tot een deel van de bij een splitsing in appartementsrechten
betrokken percelen de splitsing wordt beëindigd, wordt op de laatst ingeschreven tekening
een verklaring gesteld waaruit blijkt welke percelen aan de splitsing zijn onttrokken,
onder vermelding van het stukidentificatienummer van het stuk betreffende de beëindiging
van de splitsing.
-
7 Ingeval de Dienst een melding als bedoeld in artikel 17a, vierde lid, van de Wkpb ontvangt, plaatst de bewaarder in de openbare registers op de wijze als vermeld in
artikel 8, derde lid, tweede zin, van de wet een aantekening waaruit blijkt
-
a. dat blijkens de kadastrale registratie in de in de melding genoemde kadastrale gemeente(n)
gemeentelijke beperkingen rusten op de onroerende zaken welke beperkingen zijn vermeld
in een door de bewaarder vervaardigde lijst;
-
b. dat op grond van de ontvangen melding tot de in voornoemd artikel 17a, vierde lid, bedoelde bijhouding wordt overgegaan, en
-
c. dat, voor zover die gemeentelijke beperkingen in de kadastrale registratie zijn vermeld
op grond van in de openbare registers ingeschreven stukken, de desbetreffende inschrijvingen
rechtens geen betekenis meer toekomt.
De bewaarder voegt bij het door hem opgemaakte stuk waarin de aantekening is opgenomen,
de ontvangen melding alsmede de in de eerste zin, onder a, bedoelde lijst.
-
2 In geval van inschrijving van stukken die op hypotheken en beslagen betrekking hebben,
vindt onderlinge verwijzing plaats tussen de oorspronkelijke inschrijving en de latere
inschrijving, door de vermelding van het desbetreffende stukidentificatienummer en
een korte aanduiding van het later ingeschreven stuk, behoudens in het geval de relatie
tussen de desbetreffende inschrijvingen blijkt uit de kadastrale registratie.
-
1 Het stellen van aantekeningen in een duplicaat van het register Hypotheken 3 of het
register Hypotheken 4 op microfilm, geschiedt door de aantekening, onder vermelding
van de plaatsnaam van het kantoor van de Dienst en het stukidentificatienummer van
het stuk waarop de aantekening betrekking heeft, te stellen op een wit papier van
A4- formaat dat aan de linkerzijde onder de kop ‘Aantekeningen’ is voorzien van de
tekst ‘Hypotheken 3’ of ‘Hypotheken 4’ en bij de desbetreffende microfoto’s een A
te plaatsen. Het papier met de aantekening wordt in volgorde van stukidentificatienummer
op het kantoor van de Dienst bewaard.
-
2 In geval van inschrijving van een stuk tot verbetering als bedoeld in artikel 42 van de wet, wordt, indien het te verbeteren stuk is geboekt in het in papieren vorm gehouden
gedeelte van het register Hypotheken 4D, verwezen naar bedoeld ingeschreven stuk,
door de vermelding: ‘zie verbetering in deel ... nr. ...’, onder invulling van de
desbetreffende gegevens.
De in de artikelen 2, 7, 8 en 10 bedoelde aantekeningen geschieden met zwarte inkt in de daarvoor bestemde plaatsen
op de formulieren Hypotheken 3, 4 en 4D.
Titel 2a. Aantekeningen in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare
registers
-
1 Het stellen van een aantekening in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van
de openbare registers geschiedt door deze aantekening op papier te stellen, de aantekening
vervolgens te digitaliseren en op te slaan in de logische databank van het desbetreffende
openbare register onder vermelding van het stukidentificatienummer van het stuk waarbij
de aantekening hoort.
De bewaarder stelt in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare
registers met betrekking tot elke persoon die een ingeschreven stuk heeft voorzien
van een elektronische handtekening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994, een aantekening vermeldende:
-
a. de naam van degene die het originele stuk heeft voorzien van de elektronische handtekening,
zoals blijkt uit het bij de elektronische handtekening behorende gekwalificeerde certificaat;
-
b. de identiteitscode van voornoemd gekwalificeerd certificaat, en
-
c. de naam van de certificatiedienstverlener die voornoemd gekwalificeerd certificaat
heeft afgegeven.
Titel 2b. Aanbieden van stukken in papieren vorm
Titel 2c. Aanbieden van stukken in elektronische vorm
Het elektronische postadres, bedoeld in artikel 10 van de wet, is vermeld in § 3.6 van de technische handleiding.
Het door de Dienst gehouden systeem ten behoeve van het elektronisch verzenden en
ontvangen van berichten, bedoeld in artikel 11a van de wet, wordt op de in hoofdstuk 3 van de technische handleiding beschreven wijze ingericht.
-
2 De mededeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in papieren vorm gedaan en geschiedt
door middel van een aanmeldingsformulier dat de vorm heeft van het model dat als bijlage 4a bij deze regeling is gevoegd. Indien de mededeling wordt gedaan door een samenwerkingsverband
van personen dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, worden in het aanmeldingsformulier
alle namen van de deelnemers aan dat samenwerkingsverband vermeld en wordt dit formulier
ondertekend door een ieder van hen of door hun vertegenwoordigers.
-
3 Nadat de hoofdbewaarder de gegevens in het aanmeldingsformulier heeft gecontroleerd
en heeft vastgesteld dat de opgegeven certificatiedienstverleners bevoegd zijn om
gekwalificeerde certificaten uit te geven, zendt hij aan de aanbieder van het aanbiedingsformulier
een bericht waarin de datum is vermeld waarop met het in elektronische vorm ter inschrijving
aanbieden van stukken aangevangen kan worden. Het bericht heeft de vorm van het model
dat als bijlage 4b bij deze regeling is gevoegd.
-
4 Indien de applicatiesoftware, bedoeld in het eerste lid, onder c, nog niet eerder
is gebruikt in het berichtenverkeer met de Dienst en niet zeker is of met deze applicatiesoftware
elektronisch berichtenverkeer met de Dienst mogelijk is, wijst de hoofdbewaarder in
het bericht, bedoeld in het derde lid, op de mogelijkheid om voor aanvang van de aanbieding
van stukken in elektronische vorm eerst een testbericht te versturen en op zijn bevoegdheid
om berichten niet te aanvaarden als bedoeld in artikel 11a, tweede lid, van de wet.
-
5 Nadat de hoofdbewaarder het bericht, bedoeld in het derde lid, heeft verzonden, registreert
hij de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c.
-
1 Indien een wijziging optreedt in enig gegeven dat is vermeld in het aanmeldingsformulier,
bedoeld in artikel 11g, eerste lid, doet de aanbieder van dit formulier daarvan onverwijld mededeling aan de hoofdbewaarder.
-
3 De hoofdbewaarder registreert de gewijzigde gegevens, met dien verstande dat indien
het tweede lid van toepassing is, de hoofdbewaarder de gewijzigde gegevens pas registreert
nadat hij het bericht, bedoeld in artikel 11g, derde lid, heeft verzonden.
-
2 De hoofdbewaarder informeert elke persoon aan wie hij een bericht als bedoeld in artikel 11g, vierde lid, heeft verzonden, tijdig over wijzigingen in het uitwisselingsprotocol.
-
3 De hoofdbewaarder deelt na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, binnen
een redelijke termijn aan de indiener van dit verzoek mee of een afwijkend uitwisselingsprotocol
zal worden vastgesteld. Indien de hoofdbewaarder het verzoek toewijst, doet hij daarbij
tevens een opgave van de kosten.
-
1 Na ontvangst van een verzoek tot verkrijging van een permanente aansluiting op het
door de Dienst gehouden systeem, bedoeld in artikel 11a, vijfde lid, van de wet, voeren de netwerkbeheerder en de hoofdbewaarder overleg ter vaststelling van de
technische specificaties waaraan de permanente aansluiting moet voldoen. Na dit overleg
neemt de hoofdbewaarder binnen een redelijke termijn een beslissing op het verzoek.
-
3 Indien de netwerkbeheerder een natuurlijke persoon is, vermeldt hij in de verklaring,
bedoeld in het tweede lid, zijn naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, woonplaats
en adres.
-
4 Indien de netwerkbeheerder een rechtspersoon is vermeldt zij in de verklaring, bedoeld
in het tweede lid, haar rechtsvorm, naam, vestigingsplaats en adres.
-
5 Indien de rechtspersoon, bedoeld in het vierde lid, wordt vertegenwoordigd door een
of meer natuurlijke personen, vermeldt de verklaring, bedoeld in het tweede lid, eveneens
de naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, woonplaats en het adres van de
vertegenwoordigers en de grond van de bevoegdheid tot vertegenwoordiging.
-
6 Indien de rechtspersoon, bedoeld in het vierde lid, wordt vertegenwoordigd door een
of meer rechtspersonen, vermeldt de verklaring, bedoeld in het tweede lid, eveneens
de rechtsvorm, naam, vestigingsplaats en het adres van de vertegenwoordigers en de
grond van de bevoegdheid tot vertegenwoordiging.
Het bericht, bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van de wet, voldoet aan de paragrafen 3.2 tot en met 3.4 van de technische handleiding en is
door de aanbieder voorzien van een elektronische handtekening.
-
1 Indien de bewaarder overeenkomstig artikel 11a, tweede lid, van de wet besluit om een bericht niet te aanvaarden, deelt hij dit binnen 24 uur na het tijdstip
van ontvangst van het bericht mee aan de aanbieder door middel van een bericht van
afkeuring in elektronische vorm. Het bericht van afkeuring voldoet aan paragraaf 2.3.6
van de technische handleiding.
-
2 Indien de hoofdbewaarder overeenkomstig artikel 11a, derde lid, van de wet besluit om ook andere berichten van de aanbieder niet te aanvaarden, deelt hij dit
met bekwame spoed mee aan die aanbieder door middel van een bericht in papieren vorm.
-
3 De aanbieder, bedoeld in het tweede lid, kan de hoofdbewaarder verzoeken om in de
gelegenheid te worden gesteld om aan te tonen dat hij in staat is bij het in elektronische
vorm aanbieden van stukken ter inschrijving in de openbare registers te voldoen aan
de daarvoor geldende eisen. De aanbieder kan daartoe bij de hoofdbewaarder een door
hem gedagtekend en ondertekend verzoek als bedoeld in artikel 11a, vierde lid, eerste zin, van de wet indienen.
-
4 Na ontvangst van het verzoek stelt de hoofdbewaarder een onderzoek in, waarbij hij
door middel van testberichten als bedoeld in hoofdstuk 4 van de technische handleiding
nagaat of de betrokken aanbieder bij het in elektronische vorm toezenden van berichten
ter inschrijving van stukken in de openbare registers in staat is te voldoen aan de
daarvoor geldende eisen.
-
5 De hoofdbewaarder deelt de aanbieder de uitkomsten van zijn onderzoek mede door middel
van een door hem gedagtekende en ondertekende verklaring. In de verklaring vermeldt
de hoofdbewaarder de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in artikel 11a, vierde lid, tweede zin, van de wet, alsmede of zijn besluit, bedoeld in het tweede lid, vervalt en, zo dat niet het
geval is, de reden daarvan.
-
1 Het verzoek tot inschrijving in elektronische vorm, bedoeld in artikel 11b, tweede lid, van de wet, voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in paragraaf 2.3.2 van de technische handleiding.
-
2 De bewaarder onderzoekt op grond van een door de functioneel beheerder verstrekte
rapportage of het duplicaat in elektronische vorm een juiste en volledige weergave
is van het in bewaring genomen afschrift in papieren vorm. Indien dat het geval is,
vervangt de bewaarder het afschrift in papieren vorm door het duplicaat in elektronische
vorm en legt hij dit vast in een verklaring die de vorm heeft van het model dat als
bijlage 5 bij deze regeling is gevoegd.
-
3 Nadat het afschrift in papieren vorm is vervangen door het duplicaat in elektronische
vorm, zendt de bewaarder het afschrift in papieren vorm terug aan de aanbieder, onder
toevoeging van de volgende door hem te ondertekenen verklaring: ‘Ondergetekende, Bewaarder
van het kadaster en de openbare registers, verklaart dat deze tekening, na digitalisering,
in elektronische vorm in bewaring is genomen onder het depotnummer ..., d.d. ...,
de Bewaarder’.
-
1 Indien een verzoek wordt ingediend tot inschrijving van een stuk in elektronische
vorm en van dit stuk een tekening of een ander stuk in papieren vorm deel uitmaakt,
wordt in het verzoek tot inschrijving tevens verzocht om het afschrift van de tekening
of het andere stuk dat overeenkomstig artikel 10 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 in bewaring is genomen, in te schrijven.
-
2 Na ontvangst van het verzoek tot inschrijving brengt de bewaarder het duplicaat in
elektronische vorm, bedoeld in artikel 11p, eerste lid, terstond over van de logische database voor depotbestanden naar de logische database
van ter inschrijving aangeboden stukken, onder vermelding van het stukidentificatienummer
van het ter inschrijving aangeboden stuk.
-
2 Na ontvangst van een bericht controleert de bewaarder of de elektronische handtekeningen
die zijn opgenomen in dit bericht en in de door middel van dit bericht ter inschrijving
aangeboden stukken, zijn gebaseerd op gekwalificeerde certificaten die zijn afgegeven
door een certificatiedienstverlener die door de aanbieder van het bericht bij de Dienst
is aangemeld in het aanmeldingsformulier, bedoeld in artikel 11g, eerste lid. Vervolgens controleert de bewaarder aan de hand van een door de certificatiedienstverlener
ter beschikking te stellen certificaten-revocatielijst of de betreffende gekwalificeerde
certificaten nog geldig zijn.
-
3 Nadat de bewaarder de elektronische handtekeningen overeenkomstig het tweede lid heeft
gecontroleerd, stelt hij vast of het bericht ongewijzigd bij de Dienst is aangekomen,
door de elektronische handtekeningen in het bericht en de door middel van dit bericht
ter inschrijving aangeboden stukken te ontsleutelen, de integriteitswaarde te berekenen
en deze te vergelijken met de op het certificaat vermelde integriteitswaarde, op de
in paragraaf 3.3 van de technische handleiding beschreven wijze.
-
1 Indien bij de controle, bedoeld in artikel 11r, tweede lid, blijkt dat een gekwalificeerd certificaat niet meer geldig is, deelt de bewaarder
dit aan de aanbieder mee door middel van een bericht dat voldoet aan paragraaf 2.3.14
van de technische handleiding en voorzien is van zijn elektronische handtekening.
-
2 De aanbieder kan zijn verzoek tot inschrijving tot 24 uur na het tijdstip van verzending
van het bericht, bedoeld in het eerste lid, intrekken door middel van een verzoek
daartoe in papieren of elektronische vorm. Indien het verzoek in elektronische vorm
wordt gedaan, voldoet dit verzoek aan paragraaf 2.3.5 van de technische handleiding
en is het verzoek voorzien van de elektronische handtekening van de aanbieder.
-
3 Indien het verzoek tot inschrijving niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede
lid, is ingetrokken, wordt het aangeboden stuk ingeschreven in de openbare registers
en wordt daarbij door de bewaarder aangetekend dat het gekwalificeerde certificaat
waarop een of meer in het bericht of in de door middel van dit bericht aangeboden
stukken voorkomende handtekeningen zijn gebaseerd, op het moment van de inschrijving
niet meer geldig was.
-
4 Na de inschrijving van het stuk verzoekt de bewaarder aan de aanbieder om een door
hem te ondertekenen verklaring in papieren of elektronische vorm ter inschrijving
aan te bieden, waarin de aanbieder verklaart dat het ten behoeve van de inschrijving
aangeboden afschrift of uittreksel een volledige en juiste weergave is van het originele
stuk. De bewaarder doet dit verzoek in elektronische vorm door middel van een bericht
dat voldoet aan paragraaf 2.3.11 van de technische handleiding en dat voorzien is
van zijn elektronische handtekening.
-
5 Na ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, verwijdert de bewaarder
de aantekening omtrent de ongeldigheid van het gekwalificeerde certificaat, bedoeld
in het derde lid.
Titel 3. Rangschikking en wijze van opberging van de afschriften van ter inschrijving
van aangeboden stukken in papieren vorm
-
1 De afschriften van de stukken die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden,
worden samen met het voorblad, bedoeld in artikel 11d, zesde lid, in een opklimmende reeks der natuurlijke getallen opgeborgen in een opbergeenheid,
waarop het soort register wordt aangeduid met:
-
a. de letters OZ voor het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, en
-
b. het cijfer 3 of 4 voor het register Hypotheken 3 onderscheidenlijk het register Hypotheken
4. Het deel van het register wordt op de opbergeenheid aangeduid met het deelnummer.
-
2 In geval van inschrijving van een stuk dat aanvankelijk in het register Hypotheken
4D is geboekt, worden de afschriften die zijn aangeboden door middel van het eerste
verzoek tot inschrijving, opgeborgen bij de afschriften die ter inschrijving zijn
aangeboden door middel het hernieuwde verzoek tot inschrijving, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet.
Artikel 13
[Vervallen per 24-11-2006]
Artikel 14
[Vervallen per 24-11-2006]
De losse afschriften van tekeningen, bedoeld in artikel 7, vierde lid, worden van een doorlopend volgnummer voorzien en opgeborgen in een opbergeenheid,
waarop nummers worden vermeld van de daarin opgeborgen afschriften van tekeningen.
Titel 4. Voorlopige aantekeningen
-
1 Indien het stuk waarvan de inschrijving is geweigerd in papieren vorm is aangeboden
en bij dit stuk niet tevens een afschrift is aangeboden, vervaardigt de bewaarder
een afschrift van het stuk, dat in het register Hypotheken 4D wordt gevoegd achter
het desbetreffende formulier Hypotheken 4D.
-
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien de inschrijving is geweigerd
op grond van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15a, derde lid, onder a, van de wet, met dien verstande dat de bewaarder slechts een afschrift vervaardigt, indien hij
van oordeel is dat het aangeboden afschrift niet voldoende leesbaar is.
-
1 De verklaring van niet-inschrijving, bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de wet, heeft de volgende vorm: ‘Dit stuk, dat is aangeboden op .......... om ..............
uur, met stukidentificatienummer ...................... is geboekt onder nummer ........
in het register Hypotheken 4D, omdat ........’ onder invulling van de desbetreffende
gegevens.
-
2 Het bewijs van niet-inschrijving, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, voldoet aan paragraaf 2.3.12 van de technische handleiding en wordt binnen 48 uur
na het tijdstip van verzending van de attendering op niet-inschrijving, bedoeld in
artikel 21, eerste lid, door middel van een elektronisch bericht verzonden aan de aanbieder van het stuk
waarvan de inschrijving is geweigerd.
-
1 Uitgebrachte dagvaardingen en uitspraken van de voorzieningenrechter in kort geding
als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet worden aangetekend in het register Hypotheken 4D door vermelding van de datum waarop
de dagvaarding is uitgebracht dan wel de datum van de uitspraak. Indien het desbetreffende
stuk in papieren vorm ter inschrijving wordt aangeboden, wordt in het in papieren
vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D eveneens het nummer vermeld
waaronder het stuk is opgeborgen achter het desbetreffende formulier Hypotheken 4D.
-
2 Indien de inschrijving alsnog is bevolen dan wel opnieuw is verzocht als bedoeld in
artikel 14 van de wet, wordt dat in het register Hypotheken 4D aangetekend door vermelding van het tijdstip
waarop de inschrijving alsnog is bevolen dan wel opnieuw is verzocht, alsmede het
stukidentificatienummer van het betreffende stuk.
-
3 Indien het tweede lid toepassing heeft gevonden en het desbetreffende stuk in papieren
vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt de voorlopige aantekening doorgehaald door
de vermelding op het formulier Hypotheken 4D van de datum van doorhaling en een korte
omschrijving van de reden daarvan. Op het formulier wordt een schuine potloodstreep
getrokken, waarna het formulier en de daarbij behorende stukken in een afzonderlijke
band worden bewaard.
-
4 Indien het tweede lid toepassing heeft gevonden en het desbetreffende stuk in elektronische
vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt in het desbetreffende elektronische gedeelte
van de openbare registers de status van het stuk gewijzigd in ‘ingeschreven’ en wordt
het nummer van de boeking uit het register Hypotheken 4D verwijderd.
Titel 5. Bewijs van ontvangst en overige bepalingen
-
2 Indien de aanbieder op het bewijs van ontvangst aantekening verlangt van de verrichte
inschrijving, wordt op het formulier Hypotheken 6 het voor de inschrijving gereserveerde
stukidentificatienummer vermeld en de volgende door de bewaarder te ondertekenen verklaring
gesteld: ‘De inschrijving heeft plaatsgevonden op bovengenoemd tijdstip. De afschriften
zijn opgenomen in het register Hypotheken … onder vermelding van het stukidentificatienummer
zoals is aangegeven’.
-
1 Na de inschrijving van een stuk dat in papieren vorm is aangeboden, stelt de bewaarder
op dit stuk de volgende verklaring van inschrijving, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet: ‘Dit stuk is ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het kadaster en de openbare
registers op .............. om ....... uur in register ....... in deel ....... en
nummer ......’ onder invulling van de desbetreffende gegevens, waarbij het tijdstip
wordt uitgedrukt in uur en minuut.
-
2 Na de inschrijving van een stuk dat in elektronische vorm is aangeboden, zendt de
bewaarder aan de aanbieder van dit stuk een bewijs van inschrijving als bedoeld in
artikel 13, tweede lid, van de wet dat voldoet aan paragraaf 2.3.10 van de technische handleiding.
-
3 Indien een tekening of een ander stuk als bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, van de wet in papieren vorm deel uitmaakt van een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving
is aangeboden, stelt de bewaarder na de inschrijving op het eerst genoemde stuk de
volgende verklaring van inschrijving: ‘Ingeschreven als bijlage van een stuk met een
elektronische vorm dat is ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het kadaster
en de openbare registers op .............. om ....... uur in register ....... in deel
....... en nummer ......’ onder invulling van de desbetreffende gegevens, waarbij
het tijdstip wordt uitgedrukt in uur en minuut.
-
1 Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in papieren vorm door de aanbieder
bewijsstukken in papieren vorm zijn overgelegd, vult de bewaarder de verklaring van
inschrijving, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, als volgt aan: ‘Bij de aanbieding ter inschrijving is/ zijn het/de volgende stuk(ken)
overgelegd:’, onder vermelding van een korte aanduiding van elk van de overgelegde
bewijsstukken.
-
2 Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in elektronische vorm door
de aanbieder bewijsstukken in papieren of elektronische vorm als bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, van de wet zijn overgelegd, vult de bewaarder het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 19a, tweede lid, aan op de in paragraaf 2.3.10 van de technische handleiding beschreven wijze.
-
1 Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in papieren vorm door de aanbieder
bewijsstukken in papieren vorm zijn overgelegd, vermeldt de bewaarder dit op het voorblad,
bedoeld in artikel 11d, zesde lid, door het stellen van de volgende door hem te ondertekenen verklaring: ‘Bij de aanbieding
ter inschrijving zijn overgelegd: ...’, onder vermelding van een korte aanduiding
van de stukken.
-
2 Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in elektronische vorm door
de aanbieder bewijsstukken in papieren of elektronische vorm als bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, van de wet zijn overgelegd, vermeldt de bewaarder dit in de in elektronische vorm gehouden gedeelten
van de openbare registers door de verklaring, bedoeld in het eerste lid, op papier
te stellen en deze verklaring vervolgens te digitaliseren en op te slaan in het desbetreffende
in elektronische vorm gehouden gedeelte van de openbare registers onder vermelding
van het stukidentificatienummer van het stuk waarop de bewijsstukken betrekking hebben.
Indien de bewaarder vermoedt dat een inschrijving, bedoeld in de artikelen 38 en 39 van de wet, niet meer van belang is, benadert hij de in artikel 40, onder a, van de wet bedoelde personen, met de vraag of de desbetreffende inschrijving nog van belang
is, en met de uitnodiging om, zo dit niet het geval is, de waardeloosheid daarvan
te doen inschrijven. Desgewenst kan door de bewaarder het in te schrijven stuk zodanig
worden gereedgemaakt dat betrokkene de stukken slechts heeft te ondertekenen en ter
inschrijving aan te bieden.
-
2 Indien het stuk in papieren vorm is aangeboden, kan een attendering op nietinschrijving
in papieren of elektronische vorm worden verzonden. De attendering op niet-inschrijving
in papieren vorm wordt per fax verzonden en heeft de vorm van het model dat als bijlage 6b bij deze regeling is gevoegd. De attendering op niet-inschrijving in elektronische
vorm voldoet aan paragraaf 2.3.12 van de technische handleiding en is voorzien van
de elektronische handtekening van de bewaarder.
-
3 Indien het desbetreffende stuk in elektronische vorm is aangeboden, wordt de attendering
op niet-inschrijving in elektronische vorm verzonden. Het tweede lid, derde zin, is
van toepassing.
-
6 Indien het stuk in in elektronische vorm is aangeboden, kan de aanbieder het verzoek
tot inschrijving binnen 24 uur na het tijdstip van de verzending van de attendering
op niet-inschrijving intrekken door middel van een verzoek in elektronische vorm,
dat voldoet aan paragraaf 2.3.5 van de technische handleiding en is voorzien van zijn
elektronische handtekening.
De afschriften van stukken die zijn meegezonden in het bericht, bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van de wet, maar zelf niet worden ingeschreven, worden gedurende een termijn van ten minste
20 jaar opgeslagen in de logische databank voor archiefbestanden, bedoeld in artikel
6a, tweede lid.
-
1 Indien na de inschrijving van een stuk blijkt dat het stuk onjuistheden of onvolledigheden
bevat, of in het stuk gegevens ontbreken die noodzakelijk zijn voor een juiste en
volledige bijhouding, verzoekt de bewaarder aan de aanbieder om ter inschrijving aan
te bieden:
-
2 Indien het ingeschreven stuk in papieren vorm is aangeboden, heeft het verzoek tot
aanbieding van een stuk tot verbetering, een bijhoudingsverklaring dan wel een proces-verbaal
de vorm van het model dat als bijlage 6c bij deze regeling is gevoegd.
-
3 Indien het ingeschreven stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden,
voldoet het verzoek tot aanbieding van een stuk tot verbetering, een bijhoudingsverklaring,
dan wel een proces- verbaal aan paragraaf 2.3.11 van de technische handleiding en
is dit verzoek voorzien van de elektronische handtekening van de bewaarder.
Hoofdstuk 3. Kadastrale registratie, kaartenbestand, daaraan ten grondslag liggende
bescheiden en net van coördinaatpunten
Titel 1. Wijze waarop de kadastrale registratie wordt gehouden
-
1 De kadastrale registratie wordt, onverminderd artikel 23, gehouden in de vorm van geautomatiseerde bestanden, overeenkomstig de desbetreffende
technische handleidingen.
-
5 De kadastrale registratie is toegankelijk door middel van de naam van de rechthebbende,
de kadastrale aanduiding van het perceel en zo mogelijk ook door middel van het adres
van het perceel, zo het perceel een adres heeft, en de plaatscoördinaten van het perceel,
zo deze bekend zijn bij de Dienst.
-
7 Ten aanzien van het gebruik van hoofd- en kleine letters en diacritische tekens, en
van het al dan niet aan elkaar schrijven van letters behoeft geen overeenstemming
te bestaan tussen de bij de Dienst bekend gestelde schrijfwijze van de in de kadastrale
registratie te vermelden gegevens en de wijze van vermelding van die gegevens daarin.
In geval van diacritische tekens wordt in de kadastrale registratie een indicatie
opgenomen waaruit van het bestaan van deze tekens blijkt.
-
2 De gegevens betreffende hypotheken, ingeschreven vóór 1 januari 1995, worden in het
geautomatiseerde bestand, bedoeld in artikel 22, eerste lid, opgenomen, met uitzondering van de gegevens, bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder g, j en k, van de wet.
-
2 Het gebied van een kadastrale gemeente kan ook bestaan uit slechts een deel van het
gebied van een burgerlijke gemeente, doordat een opgeheven burgerlijke gemeente als
kadastrale gemeente is gehandhaafd, of een deel van een burgerlijke gemeente, dat
bij een andere is gevoegd, bij de toepassing der grensverandering zowel op de kadastrale
kaart als in de kadastrale registratie afzonderlijk is geadministreerd en hierdoor
tot kadastrale gemeente is gemaakt.
-
3 Het gebied van elke kadastrale gemeente is, tenzij het een zeer kleine gemeente betreft,
verdeeld in secties, aangeduid door een hoofdletter of een combinatie van twee hoofdletters.
-
1 De in artikel 23, eerste lid, bedoelde registers en kaartsystemen hebben betrekking op de periode van 1 januari
1832 tot het tijdstip van buiten gebruikstelling, behoudens gegevens omtrent hypotheken
en beslagen. Laatstbedoelde gegevens hebben betrekking op de periode vanaf 1 juli
1948.
-
3 Ter zake van
-
a. erfdienstbaarheden;
-
b. hypotheken;
-
c. vóór 1 juli 1979 gevestigde rechten als bedoeld in het vóór 1 januari 1992 geldende
artikel 5, derde lid, onder b, laatste zinsnede, van de Belemmeringenwet Privaatrecht en daar aangeduid als een recht niet met name genoemd, en
-
d. vóór 1 juli 1979 gevestigde rechten van opstal voor zover betreffend het leggen en
houden van leidingen in, op of boven de onroerende zaak van een ander, zijn de registers
uitsluitend toegankelijk door middel van de kadastrale aanduiding van het perceel.
Ter zake van de zogenoemde oude zakelijke rechten, gevestigd vóór 1 oktober 1838 en
waarbij geen kadastrale aanduiding van de desbetreffende onroerende zaken bekend is
gesteld, zijn de registers alleen toegankelijk door middel van de naam van de rechthebbende.
Afdeling 1. Op de kadastrale kaart voorgestelde opstallen
Afdeling 2. Inrichting van de kadastrale kaarten
-
1 De kadastrale kaart wordt gehouden in de vorm van een minuutplan met een geautomatiseerd
cartografisch bestand. Een minuutplan geeft, onverminderd artikel 32, vijfde lid, de toestand van het desbetreffende gebied aan zoals deze was ten tijde van de oorspronkelijke
opmeting. Genoemd cartografisch bestand geeft de laatst opgemeten toestand aan.
-
1 Voor opstallen, tuinen, boomgaarden, erven of wateren die behoren bij een perceel
en in hun begrenzing op de kaart zijn afgesloten, wordt aangegeven dat zij behoren
bij het overige deel van het perceel.
-
1 Een kadastrale kaart wordt in het algemeen gehouden en vervaardigd op schaal 1 : 1000
of 1 : 2000 en bij uitzondering op schaal 1 : 500. Voor bebouwde kommen wordt de kadastrale
kaart vervaardigd op schaal 1 : 1000, voor binnensteden zonodig op de schaal 1: 500
en voor zeegebieden in het algemeen op de schaal 1 : 25.000 of 1 : 50.000.
Titel 3. Vorm van de aan de kadastrale kaarten ten grondslag liggende bescheiden
-
1 De aan een kadastrale kaart ten grondslag liggende bescheiden zijn de relazen van
bevindingen, alsmede hulpkaarten, fotogrammetrische karteringen, luchtfoto’s, door
derden vervaardigde kaarten voor zover die door de Dienst geschikt worden geacht,
alsmede aan die kaarten van derden ten grondslag liggende bescheiden die de meetgegevens
bevatten.
-
2 De op het relaas van bevindingen te vermelden landmeetkundige gegevens zijn, onverminderd
artikel 50 van de wet en artikel 101, eerste en tweede lid, die welke zijn genoemd in de onder a tot en met g genoemde bepalingen en worden
op dat relaas vermeld met inachtneming van hetgeen daaromtrent in die bepalingen is
voorgeschreven.
-
a. Op de tekeningen, die niet op schaal behoeven te zijn, wordt de richting van het noorden
door een pijl aangeduid.
-
b. De lijnen die op een kadastrale kaart voorkomen of daarop moeten worden aangebracht,
worden als volle lijnen getekend. De overige lijnen worden als streep- of stippellijnen
getekend.
-
c. De aard van de afscheidingen en grenstekens wordt de plaats van de afscheiding ten
opzichte van de perceelgrens aangegeven.
-
d. De meetgetallen worden als decimale getallen geschreven en wel loodrecht op de meetlijn.
De meetgetallen worden in de regel afgerond op centimeters.
-
e. De nieuwe, de gehandhaafde en de oude perceelnummers worden vermeld in onderscheidenlijk
rood, zwart en blauw.
-
f. De nieuwe, de gehandhaafde en de oude grenslijnen worden afgebeeld in onderscheidenlijk
rood, zwart en blauw.
-
g. Zo mogelijk worden gegevens vermeld omtrent de verzekerde punten van de meetkundige
grondslag, de piketten, de opstallen, de cultuuraanduiding, de plaatselijke benaming
en de huisnummers.
-
4 Bij bijhouding ten gevolge van een ingeschreven akte van verdeling als bedoeld in
artikel 17 juncto artikel 119, vierde lid, van de Landinrichtingswet wordt van de oude toestand per vervallen kadastrale kaart een hulpkaart opgemaakt.
Op een afzonderlijke hulpkaart worden de nieuwe nummers vermeld en wordt voor de figuratie
verwezen naar het nieuwe minuutplan. In geval van kadastrale toepassing in de bestaande
kadastrale kaart worden afzonderlijke hulpkaarten opgemaakt van de oude en de nieuwe
toestand.
-
5 Bij bijhouding ten gevolge van een ingeschreven akte van toedeling als bedoeld in
artikel 207, eerste lid, van de Landinrichtingswet worden slechts hulpkaarten opgemaakt, voor zover die nodig zijn als aanduiding van
hetgeen op de kadastrale kaarten komt te vervallen. Vermelding van de nieuwe perceelnummers
geschiedt slechts, voor zover het een bestaande sectie betreft. In geval van toepassing
in een bestaande kadastrale kaart worden afzonderlijke hulpkaarten opgemaakt van de
oude en de nieuwe toestand.
Titel 4. Registratie en weergave van de coördinaatpunten
Hoofdstuk 4. Bijwerking van de kadastrale registratie, het kaartenbestand en het net
van coördinaatpunten
Titel 1. Bijwerking van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten
Afdeling 1. Wijze van bijwerking van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten
Paragraaf 1. Aantekening betreffende de inschrijving van een stuk: verwijzing naar
het stuk op grond waarvan de bijwerking heeft plaatsgevonden
De aantekening betreffende een inschrijving in de openbare registers, bedoeld in artikel 4 van het besluit, wordt gesteld door bij het perceel en de rechthebbenden melding te maken van het
tijdstip en het stukidentificatienummer van het ingeschreven stuk.
Paragraaf 2. Wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde
gegevens
-
1 Wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens inzake
een geheel perceel of appartementsrecht als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit, geschiedt met inachtneming van het tweede tot en met achtste lid.
-
2 Indien de inschrijving in de openbare registers een wijziging betreft in de rechtstoestand
naar burgerlijk recht dan wel een wijziging of aanvulling van de gegevens omtrent
een rechthebbende en die inschrijving aanleiding geeft tot een wijziging of aanvulling
van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens, worden laatstbedoelde gegevens
met het ingeschreven stuk in overeenstemming gebracht, tenzij de inschrijving betrekking
heeft op een erfdienstbaarheid. Bij de desbetreffende in de kadastrale registratie
vermelde gegevens wordt een korte aanduiding van de aard van het ingeschreven stuk
vermeld.
-
3 Indien de inschrijving in de openbare registers een erfdienstbaarheid betreft wordt
in de kadastrale registratie bij de percelen van het heersende en het dienende erf
het stukidentificatienummer van het op de erfdienstbaarheid betrekking hebbende ingeschreven
stuk vermeld, alsmede een aanduiding dat het een erfdienstbaarheid betreft.
-
4 Indien algemene voorwaarden, modelreglementen en andere in artikel 46, eerste lid, van de wet bedoelde stukken zijn ingeschreven, wordt bij de naam van de in het stuk vermelde
personen verwezen naar het stukidentificatienummer van het desbetreffende ingeschreven
stuk, onder vermelding van een korte aanduiding van de aard van het stuk.
-
6 Indien een verklaring van waardeloosheid of enig ander stuk dat strekt tot inschrijving
van de waardeloosheid van een inschrijving, wordt ingeschreven, zijn het tweede tot
en met vierde lid van overeenkomstige toepassing, onverminderd het achtste lid.
-
7 Indien een ander stuk dan bedoeld in het tweede tot en met zesde lid, niet zijnde
een stuk als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wkpb, wordt ingeschreven, wordt bij het desbetreffende perceel alsmede, indien het stuk
op een rechthebbende betrekking heeft, bij de gegevens van de desbetreffende rechthebbende
vermeld het stukidentificatienummer van dit stuk alsmede, ingeval het een in artikel 41 vermeld stuk betreft, een korte aanduiding van de aard van het ingeschreven stuk
overeenkomstig de artikelen 41 en 42.
-
8 Indien een verklaring van waardeloosheid of enig ander stuk dat strekt tot inschrijving
van de waardeloosheid van een inschrijving, wordt ingeschreven betreffende een inschrijving
als bedoeld in het zevende lid, wordt, ingeval het een in artikel 41, eerste lid, vermeld feit betreft, in afwijking van het zevende lid de in dat lid bedoelde aanduiding
verwijderd onder vermelding van het stukidentificatienummer van het desbetreffende
stuk.
-
10 Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van stukken die
betrekking hebben op mijnen als bedoeld in de Loi concernant les Mines, les Minières
et les Carrières, du 21 avril 1810 (Bulletin des Lois no. 285).
-
1
Artikel 39 is van overeenkomstige toepassing ingeval een inschrijving in de openbare registers
betrekking heeft op een gedeelte van een perceel, waarbij de bijhouding terstond volledig
plaatsvindt omdat geen meting noodzakelijk is, met dien verstande dat tevens wordt
vermeld dat van een gedeelte van een perceel sprake is, waarbij tevens de grootte
van het gedeelte wordt vermeld, zo deze bekend is.
-
1 Indien een stuk als bedoeld in artikel 39, zevende lid, op een gedeelte van een perceel betrekking heeft, wordt aan de aanduiding, bedoeld
in artikel 41, toegevoegd: ‘mb.t. gedeelte van perceel’.
-
2 Indien met betrekking tot een perceel waarbij een aanduiding is gesteld als bedoeld
in artikel 39, zevende lid, de kadastrale aanduiding wijzigt, wordt de genoemde aanduiding bij de nieuwe gegevens
gehandhaafd.
-
3 Indien met betrekking tot een perceel waarbij een aanduiding is gesteld als bedoeld
in artikel 39, zevende lid, een stuk wordt ingeschreven waaruit blijkt dat de rechtstoestand is gewijzigd, wordt
de genoemde aanduiding bij de actuele gegevens gehandhaafd, tenzij de aanduiding uitsluitend
betrekking heeft op een rechthebbende die blijkens het ingeschreven stuk niet meer
in het desbetreffende perceel is gerechtigd.
-
4 De in artikel 41, eerste lid, onder l, bedoelde aanduiding wordt eveneens niet gehandhaafd na de inschrijving van de akte,
bedoeld in artikel 17 van de Landinrichtingswet, tenzij uit de ingeschreven ruilverkavelingsovereenkomst blijkt dat ruilverkavelingsrente
zal worden geheven. In laatstbedoeld geval blijft de aanduiding gehandhaafd tot het
moment waarop de rente is aangetekend.
-
1 Indien een stuk wordt ingeschreven in de openbare registers, dat betrekking heeft
op de overgang van een gedeelte van een perceel of een zodanige vestiging, overgang,
wijziging of afstand van een beperkt recht, en dit recht op een gedeelte van een perceel
komt te rusten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het besluit, wordt bij het perceel van de vervreemder vermeld dat van een gedeelte sprake is
en wordt verwezen naar het stukidentificatienummer van het desbetreffende ingeschreven
stuk.
-
1 De in artikel 7 van het besluit bedoelde vervanging van de in artikel 43 bedoelde vermeldingen door de tevens door de meting verkregen gegevens, geschiedt
aan de hand van een metingstaat, die wordt opgemaakt nadat het relaas van bevindingen
en de hulpkaarten gereed zijn. In de metingstaat worden vermeld de gegevens van de
vervallen en de nieuw gevormde percelen, alsmede het verband daartussen, op een zodanige
wijze dat de kadastrale registratie volledig kan worden gewijzigd of aangevuld.
Paragraaf 2a. Wijze van bijwerking van de kadastrale registratie omtrent publiekrechtelijke
beperkingen
-
1 Na inschrijving van een beperkingenbesluit als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wkpb vindt bijhouding van de kadastrale registratie plaats met inachtneming van het tweede
tot en met vierde lid.
De in de eerste zin onder b bedoelde korte aanduidingen kunnen worden afgekort, indien
dit uit praktische overwegingen noodzakelijk is, mits aan de duidelijkheid geen afbreuk
wordt gedaan.
-
1 Ingeval de kadastrale aanduiding van de in artikel 16, eerste lid, van de Wkpb bedoelde onroerende zaken wordt gewijzigd en met betrekking tot de daarop rustende
beperkingen geen contourentekening in elektronische vorm is ingeschreven, vindt bijhouding
van de kadastrale registratie plaats met inachtneming van het tweede tot en met vijfde
lid.
-
2 De handhaving van de vermelding van een publiekrechtelijke beperking, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit, geschiedt door bij de actuele gegevens van de nieuw gevormde percelen de korte aanduiding
die bij de vervallen percelen was vermeld, over te nemen, zo mogelijk onder verwijzing
naar het stukidentificatienummer van inschrijving van het stuk op grond waarvan de
desbetreffende aanduiding werd gesteld. Tevens wordt de aantekening ’in onderzoek’
geplaatst, tenzij de wijziging van de kadastrale aanduiding betreft een samenvoeging
van percelen of perceelsgedeelten tot één perceel.
Een opgave als bedoeld in het derde lid wordt ten kantore bewaard.
-
1 Ingeval de kadastrale aanduiding van de in artikel 16, eerste lid, van de Wkpb bedoelde onroerende zaken wordt gewijzigd en met betrekking tot de daarop rustende
beperkingen een contourentekening in elektronische vorm is ingeschreven, vindt bijhouding
van de kadastrale registratie plaats met inachtneming van het tweede en derde lid.
-
2 De Dienst stelt op basis van de contourentekening vast op welke van de nieuw gevormde
percelen de publiekrechtelijke beperking geheel of gedeeltelijk rust. De handhaving
van de vermelding van een publiekrechtelijke beperking, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit, geschiedt door bij de actuele gegevens van de nieuw gevormde percelen waarop de
publiekrechtelijke beperking geheel of gedeeltelijk rust, de korte aanduiding die
bij de vervallen percelen was vermeld, over te nemen, zo mogelijk onder verwijzing
naar het stukidentificatienummer van inschrijving van het stuk op grond waarvan de
desbetreffende aanduiding werd gesteld.
-
1 Indien een inschrijving in de openbare registers betreft een document als bedoeld
in artikel 3, tweede lid, van de Wkpb waarbij een beperkingenbesluit wordt herroepen, vernietigd of ingetrokken, wordt
de korte aanduiding verwijderd onder vermelding van het stukidentificatienummer van
het desbetreffende stuk.
-
2 Indien een inschrijving in de openbare registers betreft een document als bedoeld
in artikel 3, tweede lid, van de Wkpb waarbij een beperkingenbesluit wordt gewijzigd, worden de bij het desbetreffende
perceel vermelde gegevens in overeenstemming gebracht met de wijziging.
Met betrekking tot gemeentelijke beperkingen die
vindt bijhouding van de kadastrale registratie plaats met inachtneming van de artikelen 45e tot en met 45h.
Zolang van burgemeester en wethouders van een gemeente met betrekking tot een daarin
gelegen kadastrale gemeente nog geen melding als bedoeld in artikel 17a, vierde lid, van de Wkpb is ontvangen, worden een wijziging en het vervallen van een gemeentelijke beperking
in de kadastrale registratie bijgehouden op grond van een ingeschreven stuk dat is
opgemaakt door het daartoe bevoegde bestuursorgaan, in dier voege dat
-
a. ingeval dat stuk betreft het vervallen van een gemeentelijke beperking, bij het desbetreffende
perceel de desbetreffende korte aanduiding wordt verwijderd onder vermelding van het
stukidentificatienummer van het desbetreffende stuk,
-
b. ingeval dat stuk betreft de wijziging van een gemeentelijke beperking, de bij het
desbetreffende perceel vermelde gegevens in overeenstemming worden gebracht met die
wijziging.
Na plaatsing van een aantekening als bedoeld in artikel 7, zevende lid, worden de vermeldingen van de korte aanduiding van de gemeentelijke beperkingen
die in de in dat lid onder a, bedoelde lijst zijn vermeld, verwijderd onder vermelding
van het stukidentificatienummer van het desbetreffende stuk.
Zodra de in artikel 17a, eerste lid, van de Wkpb bedoelde termijn van twee jaren is verstreken, wordt met bekwame spoed alle op dat
tijdstip nog in de kadastrale registratie aanwezige korte aanduidingen van gemeentelijke
publiekrechtelijke beperkingen verwijderd onder vermelding dat zij zijn verwijderd
wegens het vervallen van de wettelijke grondslag van haar vermelding.
Na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wkpb wordt met betrekking tot publiekrechtelijke beperkingen die niet vallen onder die
bedoeld in artikel 1, onder b, sub 2º – 6º, van de Wkpb noch zijn aangewezen in het Aanwijzingsbesluit Wkpb, bij de desbetreffende percelen de korte aanduidingen van die beperkingen met bekwame
spoed verwijderd onder vermelding dat zij zijn verwijderd wegens het vervallen van
de wettelijke grondslag van haar vermelding.
Paragraaf 3. Wijze van bijwerking van de kadastrale registratie in bijzondere gevallen
-
1 Indien een inschrijving in de openbare registers een overdracht betreft van een registergoed
voor een bepaalde tijd, wordt de verkrijger in de kadastrale registratie vermeld als
vruchtgebruiker en de vervreemder als eigenaar, gedurende de in het ingeschreven stuk
gestelde tijd.
-
2 Indien een inschrijving in de openbare registers een overdracht betreft van een registergoed
onder opschortende tijdsbepaling, wordt de verkrijger in de kadastrale registratie
vermeld als eigenaar en de vervreemder als vruchtgebruiker, gedurende de in het ingeschreven
stuk gestelde tijd.
-
2 Zolang de vervulling van de voorwaarde niet is ingeschreven, wordt bij het perceel
aangetekend: ‘onder opschortende voorwaarde geleverd aan ...’, onder invulling van
de persoonsgegevens van de verkrijger.
-
3 Indien wordt geleverd aan een rechtspersoon in oprichting, wordt bij het perceel aangetekend:
‘Overgedragen aan ... in oprichting’, onder invulling van de gegevens van die rechtspersoon
in oprichting.
Indien een inschrijving in de openbare registers een overdracht betreft onder een
ontbindende voorwaarde, wordt bij het perceel van de verkrijger aangetekend: ‘Verkregen
onder ontbindende voorwaarde’.
-
1 Indien een inschrijving in de openbare registers betrekking heeft op een beperkt recht
is dat voor een beperkte duur is gevestigd, dan wel op een gedoogverplichting die
voor een beperkte duur is opgelegd, wordt het tijdstip waarop het recht of de gedoogverplichting
blijkens het ingeschreven stuk eindigt, in de kadastrale registratie vermeld.
-
2 Ook nadat het tijdstip, bedoeld in het eerste lid is verschenen, blijft de vermelding
van het desbetreffende beperkte recht gehandhaafd, totdat inschrijving van een stuk
inzake het beperkte recht heeft plaatsgevonden.
Artikel 50
[Vervallen per 27-05-2004]
-
1 Indien een inschrijving in de openbare registers betrekking heeft op een gemeenschap,
wordt bij het perceel bij de naam van de deelgenoten gelijke aandelen vermeld dan
wel, ingeval uit het ingeschreven stuk van andere aandelen blijkt, de in dat stuk
vermelde aandelen.
-
2 In geval van mandeligheid wordt het mandelige perceel niet tenaamgesteld, maar wordt
bij het mandelige perceel verwezen naar de percelen tot nut waarvan het mandelige
perceel is bestemd. Bij de percelen tot nut waarvan de mandelige zaak is bestemd,
wordt verwezen naar het mandelige perceel.
Artikel 52
[Vervallen per 15-07-1994]
Paragraaf 4. Wijze van bijwerking omtrent appartementsrechten
-
1 Na inschrijving van een akte van splitsing, ondersplitsing of wijziging ter zake van
appartementsrechten wordt bij de desbetreffende percelen verwezen naar de complexaanduiding
en worden de naam en plaats van vestiging van de vereniging van eigenaren vermeld.
Bij het in de splitsing betrokken recht wordt vermeld: ‘sluimerend’. Voor rechten
die na de splitsing ongewijzigd voortbestaan worden de gegevens omtrent de rechthebbenden
gehandhaafd.
-
1 Indien de onroerende zaak die in een splitsing in appartementsrechten is betrokken,
in verschillende kadastrale gemeenten is gelegen, vindt in de kadastrale registratie
onderlinge verwijzing plaats.
-
1 Indien de kadastrale aanduiding van percelen die in een splitsing in appartementsrechten
zijn betrokken, is gewijzigd, worden de in de artikelen 53 en 54, eerste lid, bedoelde vermeldingen en verwijzingen die voorkomen bij de vervallen percelen, overgenomen
bij de daaruit nieuw gevormde percelen.
-
2 Na inschrijving van een stuk waarbij de splitsing of ondersplitsing in appartementsrechten
uitdrukkelijk wordt opgeheven, dan wel na inschrijving van een stuk als bedoeld in
artikel 58, tweede lid, wordt het percelenbestand hiermee in overeenstemming gebracht. De in artikelen 53 en 54, eerste lid, bedoelde vermeldingen en verwijzingen vervallen.
Artikel 56
[Vervallen per 11-02-1995]
Artikel 57
[Vervallen per 11-02-1995]
-
1 Na de inschrijving van een stuk waarbij de splitsing of ondersplitsing in appartementsrechten
is opgeheven, worden verwijzingen naar inschrijvingen inzake hypotheken en beslagen,
voor zover deze blijkens de openbare registers nog bestaan, overgebracht naar de percelen
dan wel, bij ondersplitsing, naar de appartementsrechten die oorspronkelijk in de
splitsing betrokken waren.
Paragraaf 5. Wijze van bijwerking omtrent netwerken
-
2 De verwijzing, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats door in de kadastrale registratie
bij de kadastrale aanduiding van het netwerk een opgaaf op te nemen van de coördinaatpunten,
bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet, van zowel het netwerk als het gebied waarin de percelen liggen waarbinnen dat netwerk
is of wordt aangelegd, alsmede de lijnverbanden tussen die coördinaatpunten.
-
1 Na de inschrijving in de openbare registers van een proces-verbaal van inbeslagneming
van een netwerk waarin het netwerk is aangeduid door middel van de kadastrale aanduidingen
van de percelen waarbinnen dit netwerk is aangelegd en geen melding is gemaakt van
een eigen kadastrale aanduiding van het netwerk, onderzoekt de bewaarder of het netwerk
al onder vermelding van een eigen kadastrale aanduiding in de kadastrale registratie
is opgenomen.
-
2 Indien de bewaarder na het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, concludeert dat het
netwerk in de kadastrale registratie is opgenomen onder vermelding van een eigen kadastrale
aanduiding, wordt in de kadastrale registratie een verwijzing opgenomen tussen het
stukidentificatienummer van het in de openbare registers ingeschreven beslag en de
kadastrale aanduiding van het netwerk.
Indien de inschrijving van een stuk, bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdelen b en c, aanleiding geeft tot het toekennen van een nieuwe kadastrale aanduiding aan een
kabelnet, wordt in de verwijzing tussen de kadastrale aanduiding van het kabelnet
en de kadastrale aanduiding van de percelen waarbinnen dat kabelnet is of wordt aangelegd,
bedoeld in artikel 59, eerste lid, en in de verwijzing tussen het stukidentificatienummer
van het in de openbare registers ingeschreven beslag en de kadastrale aanduiding van
het kabelnet, bedoeld in artikel 60, tweede lid, de oude kadastrale aanduiding vervangen door de nieuwe kadastrale aanduiding.
-
1 De op de voet van artikel 227 van de Landinrichtingswet in de kadastrale registratie aangetekende rente wordt, indien ten aanzien van een
gedeelte van het perceel de rechtstoestand blijkens de openbare registers is gewijzigd,
of indien het perceel wordt gesplitst, verdeeld naar verhouding van de oppervlakte.
-
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien het perceel waarop rente rust
wordt gesplitst in appartementsrechten, dan wel in geval sprake is van wijziging,
ondersplitsing of opheffing ter zake van appartementsrechten.
-
1 De in ingeschreven stukken vermelde koopsom wordt in het percelenbestand, bedoeld
in artikel 9 van het besluit, bij het desbetreffende perceel vermeld, voor zover het leveringen betreft van de
eigendom, de erfpacht dan wel het recht van opstal.
Artikel 66
[Vervallen per 10-07-2004]
-
1 Na vaststelling van het complexnummer inzake splitsing in appartementsrechten, wordt
in de kadastrale registratie melding gemaakt van de desbetreffende toekomstige appartementsrechter
door vermelding van de kadastrale aanduiding daarvan in het percelenbestand. Tevens
wordt bij de in de splitsing te betrekking percelen of in de ondersplitsing te betrekken
appartementsrechten de aantekening gesteld: ‘Betrokken in voorgenomen splitsing, dan
wel ondersplitsing of wijziging in de appartementsrechten’.
Paragraaf 7. Wijze van bijwerking van de kadastrale kaarten: perceelsvorming
Kunstwerken als sluizen, bruggen, kribben en dergelijke worden in het algemeen niet
als afzonderlijke percelen beschouwd.
Zonodig vindt bij bestemmingsplannen de perceelsvorming zodanig plaats dat het middel
van de wegen als perceelsgrens fungeert.
-
2 Indien aan elkaar grenzende delen van een perceel blijkens verschillende ingeschreven
stukken in één hand zijn gekomen vóór het tijdstip waarop de meting wordt verricht
en die delen in één nieuw perceel zullen worden opgenomen, zo wordt zo mogelijk de
grens tussen bedoelde delen onderling, hoewel deze niet op de kadastrale kaart wordt
vermeld, op grond van aanwijzing van de belanghebbenden in het relaas van bevindingen
vermeld, met het oog op een gespecificeerde vermelding van de inschrijvingen in de
metingstaat.
-
1 Een perceel waarvan niet de gehele begrenzing op het terrein gelijk is dan wel geacht
wordt gelijk te zijn aan die van een bestaand perceel, wordt aangeduid door een nieuw
nummer, onmiddellijk volgende op het laatstgebruikte nummer van de desbetreffende
sectie.
-
3 Indien verschil bestaat tussen de terreinsituatie en de kadastrale gegevens, wordt
de in het tweede lid bedoelde begrenzing geacht gelijk te zijn gebleven, indien zulks
uit de aanwijzing van alle belanghebbenden blijkt en zulks bovendien aannemelijk voorkomt.
Is bij de opmeting van nieuwe gebouwen gebleken of blijkt bij de kartering van deze,
dat scheidsmuren niet zijn geplaatst volgens de vóór de bouw aanwezige afpaling die
indertijd als kadastrale grens werd opgemeten, dan is die afwijking, behoudens het
geval, bedoeld in artikel 72, derde lid, geen reden tot redressering van de kadastrale grenzen. In dat geval wordt zonodig
tot afzonderlijke perceelsvorming overgegaan.
Paragraaf 8. Berekening van de grootte van de percelen
-
2 Nauwkeurige grootteberekening van een perceel is mogelijk, indien alle grenzen van
het perceel vaststaan en in eenzelfde meetkundig verband zijn vastgelegd, hetzij door
één meting, hetzij door combinatie dan wel transformatie van gegevens, ontleend aan
verschillende metingen.
Bij de in artikel 74, tweede lid, bedoelde nauwkeurige grootteberekening wordt, indien de meting ambtshalve is verricht,
geen hogere nauwkeurigheid nagestreefd dan verantwoord is in verband met de waarde
van de onroerende zaak.
Paragraaf 9. Metingstaten overige bepalingen
-
5 Indien de metingstaat betrekking heeft op de bijhouding in verband met akten van toedeling
als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden geen gegevens vermeld inzake het verband tussen de oude en de nieuwe percelen.
-
2 Met korte-streeplijnen worden getekend de perceelgrenzen waarop in de regel geen blijvende
afscheiding geplaatst wordt, zoals een op het terrein onzichtbare verbindingslijn
van twee straathoeken, het midden van een weg of sloot, van welke weg of sloot de
kanten op de kaart in volle lijnen zijn aangegeven, of een trens lopende door een
vijver, een meer of ander water.
-
3 Indien de onzichtbare perceelgrens, bedoeld in het tweede lid, tevens rijksgrens is,
wordt deze in plaats van door een korte-streeplijn aangegeven door een kruisjeslijn;
is deze een provinciegrens, dan door een kruis-streeplijn; is deze een gemeentegrens,
dan door een kruispuntlijn.
-
6 De as van een spoorweg of van een kanaal wordt aangegeven door een onderbroken lange-streeplijn,
waarbij de streep 4 mm en de spatie 1 mm is. Een hoogspanningslijn wordt aangegeven
door een onderbroken lange-streeplijn, waarbij de streep 8 mm en de spatie 1 mm is.
-
2 Bij de in het eerste lid bedoelde bijwerking worden grenzen van kadastrale gemeenten
aangegeven met een volle lijn en bladgrenzen met een streep-puntlijn. Binnen de gemeente-
onderscheidenlijk bladgrens wordt de naam van de kadastrale gemeente onderscheidenlijk
letter en nummer van de sectie van elk blad vermeld. Strekt eenzelfde kadastrale gemeente,
sectie of blad zich uit over meer dan één verzamelkaart, dan wordt binnen de figuratie
van ieder deel de bijbehorende aanduiding geplaatst.
-
1 Inzake de bijhouding in verband met een ingeschreven akte van toedeling als bedoeld
in artikel 2, eerste lid, worden zonodig nieuwe secties gevormd, dan wel aan een bestaande sectie kadastrale
kaarten toegevoegd, waarbij bestaande kadastrale kaarten geheel of gedeeltelijk vervallen.
-
2 Indien een akte van toedeling betrekking heeft op een gehele of gedeeltelijke kadastrale
gemeente die een andere naam draagt dan de desbetreffende burgerlijke gemeente, wordt
het desbetreffende gebied in beginsel ingedeeld bij, dan wel gevormd tot de kadastrale
gemeente die de naam van de burgerlijke gemeente draagt.
Paragraaf 1. Bijhouding op grond van ingeschreven stukken, waarbij een meting noodzakelijk
is
-
2 De in artikel 17, vierde juncto eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 bedoelde brief heeft, ingeval artikel artikel 12, eerste lid, van het besluit van toepassing is, de vorm van het model dat als bijlage 7 bij deze regeling is gevoegd en, ingeval artikel 13, eerste lid, van het besluit van toepassing is, de vorm van het model dat als bijlage 8 bij deze regeling is gevoegd.
-
2 De door belanghebbenden aangewezen grens wordt, zonder dat perceelsvorming plaatsvindt,
op de kaart vermeld, waarbij wordt aangegeven dat geen sprake is van een perceelgrens.
Paragraaf 2. Bijhouding op grond van inlichtingen omtrent het overlijden van personen
die als eigenaar of beperkt gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak in
de kadastrale registratie staan vermeld
-
1 De aantekening omtrent het overlijden van personen, bedoeld in artikel 17 van het besluit, wordt gesteld bij de gegevens van de desbetreffende rechthebbende en luidt: ‘overleden
op ...’, onder vermelding van de datum van overlijden. Tevens wordt verwezen naar
het jaar en het volgnummer van het desbetreffende stuk.
Paragraaf 3. Bijhouding op grond van inlichtingen van personen die als eigenaar of
beperkt gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak in de kadastrale registratie
staan vermeld omtrent hun wettelijke woonplaats
Artikel 85
[Vervallen per 09-06-1996]
Paragraaf 5. Bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent de feitelijke
gesteld heid van onroerende zaken
-
2 Indien het percelen betreft waarop een gebouw staat dat een postadres heeft, vindt
bijhouding uitsluitend plaats op grond van inlichtingen die door de naamloze vennootschap
Koninklijke PTT Nederland N.V., of door een dochtermaatschappij van deze vennootschap
zijn verstrekt. De bijhouding geschiedt door de in de kadastrale registratie vermelde
plaatselijke aanduiding te vervangen door de nieuwe.
-
3 Indien het andere dan in het tweede lid bedoelde percelen betreft, vindt bijhouding
plaats op grond van inlichtingen die blijken uit ingeschreven stukken, op grond van
rechtstreeks van de rechthebbende verkregen inlichtingen, alsmede op grond van waarnemingen.
Artikel 87, eerste lid, onder a, b en c, is van overeenkomstige toepassing.
De bijhouding van de coördinaten van de percelen in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting
geschiedt door opneming van de coördinaten in de metingstaat, bedoeld in artikel 44, op grond waarvan in de kadastrale registratie de desbetreffende coördinaten worden
vervangen door de in de metingstaat vermelde. De coördinaten worden vermeld in het
percelenbestand, bedoeld in artikel 9 van het besluit.
-
2 aan de naam van de rechthebbende vindt een toevoeging plaats op één van de volgende
wijzen:
de Staat (Huis der Koning),
de Staat (Hoge Colleges van Staat),
de Staat (Algemene Zaken),
de Staat (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
de Staat (Buitenlandse Zaken),
de Staat (Defensie),
de Staat (Economische Zaken),
de Staat (Financiën, Algemeen),
de Staat (Financiën, Kroondomein),
de Staat (Infrastructuur en Milieu),
de Staat (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap),
de Staat (Rijksvastgoedbedrijf),
de Staat (Sociale Zaken en Werkgelegenheid),
de Staat (Veiligheid en Justitie),
de Staat (Volksgezondheid, Welzijn en Sport).
-
3 Ten aanzien van onroerende zaken van de Staat, waarover de Staat niet zelf het beheer
voert, wordt tevens vermeld: ‘in beheer bij ...’, onder invulling van de desbetreffende
gegevens.
Bijhouding van de in artikel 90 bedoelde gegevens vindt plaats op grond van schriftelijke inlichtingen die van de
rechthebbende zijn verkregen. Na ontvangst van bedoelde inlichtingen wordt de kadastrale
registratie daarmee in overeenstemming gebracht onder verwijzing bij de desbetreffende
gegevens naar de datum en het volgnummer van het betrokken stuk.
-
1 Ten aanzien van onroerende zaken van andere publiekrechtelijke rechtspersonen dan
de Staat waarbij de rechthebbende niet zelf het beheer en onderhoud heeft, wordt in
de kadastrale registratie melding gemaakt van gegevens omtrent het beheer en onderhoud,
op grond van schriftelijke inlichtingen die van de rechthebbende zijn verkregen.
Paragraaf 6. Bijhouidng met betrekking tot voorlopige aantekeningen en doorhalingen
daarvan
-
2 Terstond nadat de aanbieding van een stuk is aangetekend in het register van voorlopige
aantekeningen, wordt in de kadastrale registratie bij de gegevens van de in het stuk
vermelde rechthebbenden, alsmede bij de desbetreffende percelen een verwijzing geplaatst
naar het volgnummer van het register van voorlopige aantekeningen.
Paragraaf 7. Bijhouding inzake splitsing of samenvoeging van percelen, ambtshalve
of op verzoek
-
1 De vermelding in de kadastrale registratie van een voornemen tot een onderzoek van
vernieuwing, bedoeld in artikel 75, derde lid, van de wet geschiedt door het plaatsen bij het desbetreffende perceel van de aantekening: voornemen
vernieuwing.
-
1 Van de indiening van bezwaarschriften en van het instellen van beroep, alsmede van
daarop gegeven beslissingen wordt bij het voorstel van vernieuwing dat ter inzage
ligt op grond van artikel 76, zevende lid, van de wet, melding gemaakt door op het voorstel te vermelden: zie bijbehorende stukken (bijlage(n)...),
onder invulling van de nummers van de bijlagen.
-
1 Bij de metingen, bedoeld in artikel 79 van de wet, houdt de met de meting belaste ambtenaar rekening met de in de Handleiding voor
de technische werkzaamheden van het Kadaster voorkomende onder scheiding in gebieden
waarin voor de metingen een ongelijke graad van nauwkeurigheid moet worden toegepast.
-
2 Om te voldoen aan de eis gesteld in het eerste lid, onder b, wordt zonodig van de
meetkundige grondslag gebruik gemaakt en worden nieuwe grenzen en verlengden van nieuwe
grenzen, alsmede gebezigde oude en nieuwe meetlijnen aangemeten aan gebouwen en andere
vaste terreinvoorwerpen. De meetlijnen worden zo nodig verzekerd om bij latere metingen
te kunnen worden gebruikt.
-
3 Om te voldoen aan de eis gesteld in het eerste lid, onder c, worden bij een meting
oude grenzen in het algemeen niet aan een grensonderzoek onderworpen. Ook wordt de
meting niet te veruitgebreid, uitsluitend met het doel om te komen tot een nauwkeurige
groottebepaling van de te vormen percelen.
Met het oog op de in artikel 100 gestelde eisen worden bij de meting behalve rechtsgrenzen zonodig ook afpalingstekens
en scheidsmuren gemeten en op de relazen van bevindingen vermeld.
Bij de meting van rechtsgrenzen, van cultuurscheidingen die geen rechtsgrens zijn
maar bij de toepassing van de meting perceelgrens zullen worden, en van de ligging
van hoofdgebouwen zorgt mede met de meting belaste ambtenaar voor een behoorlijke
controle. Deze moet blijken uit de constructie van de meting. Als controlemogelijkheden
komen ook in aanmerking:
-
2 Het afbeelden van opstallen op een kadastrale kaart of wijziging van die afbeelding
kan ook zonder onderzoek ter plaatse en zonder meting geschieden, indien over zodanige
meetgegevens van derde of andere gegevens wordt beschikt dat geen twijfel bestaat
omtrent de af te beelden begrenzingen van de opstallen.
Ingeval bij een meting op het terrein verandering wordt geconstateerd in een vroeger
in kaart gebrachte cultuurgrens die wel perceelgrens doch geen rechtsgrens is, gaat
de met de meting belaste ambtenaar na of deze cultuurgrens noodzakelijk als perceelgrens
moet blijven bestaan. is dit niet het geval, dan laat hij de cultuurgrens geheel of
gedeeltelijk op de kaart vervallen.
Andere dan de in artikel 56d, derde lid, van de wet bedoelde metingen kunnen door anderen dan ambtenaren van de Dienst worden verricht,
mits deze metingen afhankelijk zijn van de goedkeuring door de Dienst.
Afdeling 5. Vorm van mededelingen, kennisgevingen, relazen van bevindingen, voorstellen
van vernieuwing en te geven beslissingen op bezwaarschriften
-
1 De kennisgevingen van het resultaat van de bijhouding, bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de wet, voor zover het een gehandhaafd perceel betreft, hebben de vorm van de modellen die
als bijlagen 12 en 12a bij deze regeling zijn gevoegd.
-
2 De kennisgevingen van het resultaat van de bijhouding, bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de wet, voor zover het de splitsing, ondersplitsing, wijziging van de splitsing, of opheY
ng van de splitsing dan wel ondersplitsing ter zake van appartementsrechten betreft,
hebben de vorm van de modellen die als bijlagen 13 en 13a bij deze regeling zijn gevoegd.
Het relaas van bevindingen heeft de vorm van het model dat als bijlage 19 bij deze regeling is gevoegd.
-
1 De beslissing van de ambtenaar op een bezwaarschrift waarbij bezwaar is gemaakt tegen
de beslissing, bedoeld in artikel 59, derde lid, van de wet, alsmede beslissingen van de ambtenaar op bezwaarschriften als bedoeld in artikel 56c, eerste lid, van de wet tegen beschikkingen inzake de bijwerking, worden als volgt ingedeeld:
-
a. aanhef;
-
b. beslissing omtrent de ontvankelijkheid;
-
c. nauwkeurige en objectieve weergave van alle bekende relevante feiten en omstandigheden;
-
d. ingeval ingevolge artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht van het horen van belanghebbenden is afgezien, op welke grond dat is geschied;
-
e. deugdelijke motivering waarbij wordt vermeld de overwegingen en redenen, de daaruit
getrokken conclusies die aan de beslissing ten grondslag liggen;
-
f. beslissing.
-
1 De beslissing, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de wet wordt, ingeval het verzoek wordt afgewezen, als volgt ingedeeld:
-
a. aanhef;
-
b. beslissing omtrent de ontvankelijkheid;
-
c. deugdelijke motivering waarbij worden vermeld de overwegingen en redenen, alsmede
de daaruit getrokken conclusies die aan de beslissing ten grondslag liggen;
-
d. beslissing.
Artikel 111 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing op de in artikel 76, zesde lid, van de wet bedoelde beslissing van de ambtenaar op bezwaarschriften tegen voorstellen van vernieuwing
alsmede op de brief waarbij die beslissing aan belanghebbenden wordt bekendgemaakt.
Titel 2. Bijhouding van het net van coördinaatpunten
De bijhouding van het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet, vindt plaats door het periodiek verrichten van werkzaamheden ter controle en ter
instandhouding van dit net van coördinaatpunten.
Hoofdstuk 5. Verstrekking van inlichtingen
Titel 1. Verstrekking van inlichitngen uit de openbare registers voor onroerende zaken
Afdeling 2. Getuigschriften
De vorm van de in artikel 99, eerste lid, van de wet bedoelde getuigschriften wordt vastgesteld overeenkomstig:
-
a. voorzover betreffend het resultaat van onderzoek naar erfdienstbaarheden: het model
dat als bijlage 25 bij deze regeling is gevoegd;
-
b. voorzover betreffend het resultaat van onderzoek naar erfdienstbaarheden (negatieve
mededeling): het model dat als bijlage 26 bij deze regeling is gevoegd;
-
c. voorzover betreffend het resultaat van onderzoek naar ingeschreven akten: het model
dat als bijlage 27 bij deze regeling is gevoegd.
Afdeling 3. Vermelding van voorlopige aantekeningen; wijze van raadpleging
Indien op een getuigschrift als bedoeld in artikel 126 percelen voorkomen ten aanzien waarvan sprake is van voorlopige aantekeningen die
nog niet zijn doorgehaald, worden afschriften van de desbetreffende stukken toegevoegd.
Artikel 119 is van toepassing op deze afschriften.
De raadpleging van de openbare registers geschiedt door het verlenen van inzage aan
het kantoor van de Dienst en digitale raadpleging.
Titel 2. Verstrekking van inlichtingen uit de kadastrale registratie, het kaartenbestand,
de daaraan ten grondslag liggende bescheiden en het net van coördinaatpunten
Afdeling 1. Uittreksels uit de kadastrale registratie
Artikel 133
[Vervallen per 11-02-1995]
Artikel 134
[Vervallen per 11-02-1995]
Afdeling 2. Afschriften en uittreksels van de kadastrale kaarten
Afschriften van de kadastrale kaart worden verstrekt in de vorm van een digitaal bestand
en een plot.
Afdeling 3. Wijze van raadpleging van de kadastrale registratie en de door de Dienst
gehouden kaarten
De raadpleging van de kadastrale registratie en de kadastrale kaart geschiedt door
het verlenen van inzage aan de kantoren van de Dienst die voor het publiek zijn opengesteld,
via het in paragraaf 3.6 van de technische handleiding genoemde internetadres of door
middel van een permanente aansluiting op de geautomatiseerde kadastrale registratie
en door het verstrekken van inlichtingen, door middel van de telefoon of telefax.
Bij het verlenen van inzage van de kadastrale registratie verleent de Dienst steeds
tevens gelijktijdig en in samenhang inzage van de gegevens betreffende van kracht
zijnde gemeentelijke publiekrechtelijke beperkingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Wkpb.
Afdeling 4. Inlichtingen uit bescheiden die ten grondslag liggen aan door de Dienst
gehouden kaarten
-
3 Afschriften en uittreksels als bedoeld in het eerste lid, worden in zwart en wit vervaardigd,
doch op verzoek worden gegevens die op het origineel anders dan in zwart en wit zijn
vermeld, in de desbetreffende kleuren op het afschrift of uittreksel overgenomen.
De raadpleging van de bescheiden die ten grondslag liggen aan door de Dienst gehouden
kaarten, geschiedt door het verlenen van inzage aan het kantoor van de Dienst, en
het verstrekken van inlichtingen, zowel mondeling als door middel van telefoon, telefax
en soortgelijke apparatuur.
Afdeling 5. Inlichtingen omtrent het net van coördinaatpunten
Het verstrekken van inlichtingen, bedoeld in artikel 102, vierde lid, van de wet geschiedt door het in elektronische vorm verstrekken van een afschrift van de in
artikel 35 bedoelde overzichtskaarten, alsmede door het in schriftelijke dan wel elektronische
vorm verstrekken van een afschrift van de in artikel 35 bedoelde coördinaatlijsten.
Afdeling 6. Overige bepalingen
Met de verstrekking van de in artikel 106, tweede en derde lid, van de wet bedoelde inlichtingen zijn belast:
-
a. voor zover het betreft de kadastrale kaarten: de bewaarder van het kantoor van de
Dienst waar de kaarten worden gehouden, alsmede de directeur van het kadaster en de
openbare registers van dat kantoor;
-
b. voor zover het betreft het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52 van de wet: het hoofd van het bureau Rijksdriehoeksmeting, welk bureau onderdeel is van de eenheid
Vastgoedinformatie en Geodesie van de concernstaf van de Dienst.
-
1 De bewaarder waarmerkt afschriften en uittreksels in papieren vorm als bedoeld in
de artikelen 99 tot en met 102 van de wet door in het afschrift of het uittreksel de volgende door hem te ondertekenen verklaring
op te nemen: ‘Voor eensluidend afschrift’ of ‘Voor eensluidend uittreksel’, onder
vermelding van zijn naam, voorletters en functie.
-
3 De bewaarder waarmerkt afschriften, uittreksels en getuigschriften in elektronische
vorm door hieraan een afzonderlijk elektronisch bestand toe te voegen, waarin hij
verklaart dat de gegevens overeenstemmen met de bij de Dienst berustende gegevens.
Het bestand wordt voorzien van de elektronische handtekening van de bewaarder en bevat
voorts de volgende gegevens:
-
a. de naam van het kantoor van de Dienst,
-
b. de datum van afgifte, en
-
c. de naam van de bewaarder die het document elektronisch heeft gewaarmerkt.
Hoofdstuk 6. Overige en slotbepalingen
-
2 Een exemplaar van de wet, algemene maatregel van bestuur of besluit van provinciale
staten die heeft geleid tot de gewijzigde indeling in kadastrale gemeenten, wordt
gehecht aan elk van de processen-verbaal van grensbepaling van de desbetreffende kadastrale
gemeenten.
-
1 De kennisgeving van het herstel van een kennelijke misslag betreffende de wijziging
van de tenaamstelling of de vaststelling van een perceelsgrootte begaan bij de bijwerking
van de kadastrale registratie, bedoeld in artikel 112, derde lid, juncto artikel 58, eerste lid, van de wet, heeft de vorm van het model dat als bijlage 33 bij deze regeling is gevoegd.
-
2 Op de vorm van de beslissing waarbij een verzoek tot herstel van een kennelijke misslag,
bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen, is artikel 112, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
-
1 De vergissingen, verzuimen of andere onregelmatigheden, bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de wet, worden op de dag dat zulks blijkt, onverwijld hersteld. Op het desbetreffende stuk
wordt een door de bewaarder gedagtekende en ondertekende aantekening gesteld, inhoudende
een korte vermelding van de inhoud der onregelmatigheid en het tijstip der herstelling.
-
3 Indien zulks naar het oordeel van de bewaarder wenselijk is, worden de aanbieder van
het desbetreffende stuk en eventueel andere hem bekende belanghebbenden per brief
in kennis gesteld van de onregelmatigheid, de verbetering daarvan en het tijdstip
van verbetering.
De kennelijke misslagen, begaan bij de bijwerking van de kadastrale registratie, bedoeld
in artikel 116, tweede lid, van de wet, worden op de dag dat zulks blijkt, onverwijld hersteld. Bij de herstelde gegevens
wordt een aantekening gesteld, inhoudende een korte vermelding van de inhoud van de
misslag en het tijdstip der herstelling.
-
1 De kennelijke misslagen begaan bij de bijwerking van door de Dienst gehouden kaarten
en daaraan ten grondslag liggende bescheiden, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de wet, worden op de dag dat zulks blijkt onverwijld hersteld met inachtneming van het tweede
tot en met vijfde lid.
-
3 Een misslag of aanmerkelijke onnauwkeurigheid in de grootte van een perceel, alsmede
het herstel daarvan wordt aangetekend op het formulier inzake de berekening van de
grootten van percelen, alsmede in de metingstaat.
-
4 Op de hulpkaart wordt bij herstelde lijnen of lijnstukken het woord redres geschreven.
In het geval dat een perceelnummer ten gevolge van een misslag ten onrechte is ontstaan
en derhalve van de kadastrale kaart moet worden verwijderd, wordt op de desbetreffende
hulpkaart verwezen naar de nieuwe hulpkaart.
-
2 Deze regeling wordt aangehaald als:
Kadasterregeling 1994.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering
van de bijlagen. De bijlagen 1 tot en met 3 en 19 worden ter inzage gelegd. Van deze terinzagelegging zal mededeling worden gedaan
in de Staatscourant.
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]
Bijlage 16
[Vervallen per 02-08-1998]
[Red: Ligt ter inzage op elk van de kantoren van de directies van de Dienst voor het
kadaster en de openbare registers in de regio’s.]
[Vervallen per 09-07-1997]
Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te ......
Aan .......
Datum:
Beslissing op het verzoek
Naar aanleiding van uw verzoek van ...... om een onderzoek in te stellen naar het
zich voorgedaan hebben van een feit als bedoeld in artikel 29(35) van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, deel ik u mede dat ik uw verzoek heb afgewezen. Een afschrift van deze beslissing
treft u hierbij aan.
Indien u het met deze beslissing niet eens bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken
na de dag van verzending van deze brief.
De directeur.
Bijlage 22. als bedoeld in artikel 113
Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te .......
Aan: ......
Datum:
Mededeling inzake niet-bijhouding van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten
Onder verwijzing naar het op ....... gehouden onderzoek ter plaatse naar het zich
voorgedaan hebben van een feit als bedoeld in artikel 29(35) van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, deel ik u mede dat het onderzoek geen aanleiding heeft gegeven tot bijhouding.
Indien u het met deze beslissing niet eens bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken
na de dag van verzending van deze brief.
De directeur.
Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te .......
Aan: ......
Datum:
Afwijzing verzoek
Naar aanleiding van uw verzoek van ....... tot splitsing/samenvoeging van het perceel/de
percelen kadastraal bekend gemeente ...... sectie ...... nr(s) ....... deel ik u mede
dat ik uw verzoek heb afgewezen. Een afschrift van deze beslissing treft u hierbij
aan.
Indien u het met deze beslissing niet eens bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken
na de dag van verzending van deze brief.
De directeur.
Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te .......
Aan: ......
Datum:
Bekendmaking van voorstellen van vernieuwing
Hierbij deel ik u mede dat het door het Kadster uitgevoerde onderzoek van vernieuwing
heeft geleid tot vernieuwing van de kadastrale registratie en kaarten
Bijgaand doe ik u toekomen het voorstel/de voorstellen van vernieuwing betreffende
het perceel/de percelen waarbij u belanghebbende bent. Dit voorstel/Deze voorstellen
ligt/liggen voorts ook voor een ieder ter inzage op mijn kantoor (kamer ...), en wel
tot en met ...
In het voorstel/de voorstellen zijn onder meer vermeld de gegevens omtrent de rechten,
de rechthebbenden, de grootte en de kadstrale aanduiding betreffende het perceel/de
percelen.
Indien u het met de inhoude van het voorstel/de voorstellen van vernieuwing niet eens
bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken
na de dag van de verzending van deze brief.
De directeur.