In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a.
Gouverneur: Gouverneur van het land waar de opgeëiste persoon wordt of is aangetroffen. Voor
de toepassing van artikel 21 van het besluit wordt daaronder verstaan de Gouverneur van het land waar de vreemdeling
zich bevindt;
-
b.
het Hof van Justitie: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire,
Sint Eustatius en Saba;
-
c.
de procureur-generaal: de procureur-generaal van het land waar de opgeëiste persoon wordt of is aangetroffen.
Voor de toepassing van artikel 13 van het besluit wordt daaronder verstaan de procureur-generaal met de behandeling
van de zaak belast;
-
d.
openbaar ministerie: het openbaar ministerie van het land waar de opgeëiste persoon wordt of is aangetroffen.
Ten aanzien van de uitlevering van personen worden geen nieuwe verdragen gesloten
of bestaande vernieuwd, dan met inachtneming van de bepalingen van dit besluit.
-
2. Voor de toepassing van het voorgaande lid wordt onder een naar het geldend recht in
Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten strafbaar feit mede verstaan een feit
waardoor inbreuk is gemaakt op de rechtsorde van de verzoekende staat, terwijl krachtens
de wetgeving van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten eenzelfde inbreuk op
de rechtsorde van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten strafbaar is.
-
3 Indien de aanvraag tot uitlevering betrekking heeft op verscheidene, afzonderlijke
feiten, die alle krachtens de wetgeving van de verzoekende Staat en van Aruba, Curaçao
onderscheidenlijk Sint Maarten strafbaar zijn gesteld met vrijheidsstraf, maar waarvan
sommige niet voldoen aan de voorwaarde met betrekking tot de hoogte van de straf,
kan de uitlevering eveneens voor deze laatste feiten worden toegestaan.
Voor de toepassing van artikel 2 worden gelijkgesteld:
-
a.
met vrijheidsstraffen: door de rechter naast of in plaats van een straf op te leggen maatregelen strekkende
tot vrijheidsbeneming;
-
b.
met vrijheidsstraffen van langere duur dan een jaar: vrijheidsstraffen — met inbegrip van maatregelen als bedoeld onder a — voor de duur
van het leven of voor onbepaalde tijd.
-
2 Het eerste lid is niet van toepassing op uitlevering wegens een van de feiten, omschreven
in artikel 1 van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme (Trb. 1977, 63),
aan een Staat die gehouden is in een overeenkomstig geval uitlevering aan Aruba, Curaçao
of Sint Maarten niet te weigeren wegens de politieke aard van het feit.
-
4 Militaire delicten die niet tevens misdrijven naar het algemene strafrecht van Aruba,
Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten zijn, en fiscale delicten kunnen geen aanleiding
geven tot uitlevering, tenzij bij verdrag uitdrukkelijk anders is bepaald.
Indien, naar het recht van de verzoekende staat, de doodstraf is gesteld op het feit
waarvoor de uitlevering is gevraagd, wordt de opgeëiste persoon niet uitgeleverd,
tenzij naar het oordeel van de Gouverneur voldoende is gewaarborgd dat die straf,
zo een veroordeling daartoe mocht volgen, niet ten uitvoer zal worden gelegd.
De uitlevering mag geschieden niet alleen wegens het begaan van het misdrijf, maar
ook wegens poging daartoe of medeplichtigheid daaraan, voor zover die poging of die
medeplichtigheid ook in Aruba, Curaçao of Sint Maarten strafbaar is.
-
2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de uitlevering van een Nederlander is
gevraagd ten behoeve van een tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek en naar het
oordeel van de Gouverneur is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor
zijn uitlevering kan worden toegestaan in de verzoekende staat tot onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in eigen land zal mogen ondergaan.
Geen uitlevering wordt toegestaan wegens misdrijven, waarvan de vervolging of de opgelegde
straf vóór de aanhouding in Aruba, Curaçao of Sint Maarten, of ingeval er nog geen
aanhouding heeft plaats gehad, vóór de oproeping om door het Hof van Justitie te worden
gehoord, naar de aldaar geldende wetgeving is verjaard.
-
1 Indien de persoon wegens een ander strafbaar feit dan waarvoor zijn uitlevering wordt
aangevraagd, in Aruba, Curaçao of Sint Maarten vervolgd wordt of straf ondergaat,
mag de uitlevering niet worden toegestaan dan na afloop van de in Aruba, Curaçao of
Sint Maarten ingestelde vervolging en nadat hij de hem opgelegde straf zal hebben
ondergaan of hem daarvan gratie zal zijn verleend.
-
2 Deze bepaling belet niet, dat de persoon tijdelijk wordt uitgeleverd, ten einde in
de verzoekende Staat terecht te staan, onder voorwaarde dat hij na afloop van het
onderzoek wordt teruggevoerd.
Geen uitlevering wordt toegestaan dan onder voorwaarde dat de uitgeleverde niet zal
mogen worden vervolgd of gestraft voor enig strafbaar feit vóór zijn uitlevering gepleegd,
dan dat hetwelk de reden tot uitlevering is geweest, tenzij hij na zijn uitlevering
dertig dagen de tijd heeft gehad om het land weer te verlaten, dan wel de instemming
van de Gouverneur met zodanige vervolging of bestraffing zal zijn verkregen.
-
1 De procureur-generaal is bevoegd om, na de aangehoudene te hebben gehoord, een bevel
tot voorlopige aanhouding tegen hem uit te vaardigen, dat hem zo spoedig mogelijk
wordt betekend.
-
2 Na de aangehoudene te hebben gehoord, kan de procureur-generaal bevelen dat deze gedurende
drie dagen, te rekenen vanaf het tijdstip van de voorlopige aanhouding, in verzekering
gesteld zal worden tot het tijdstip waarop de rechter-commissaris over diens bewaring
beslist. De termijn van inverzekeringstelling kan door de procureur-generaal eenmaal
met drie dagen worden verlengd.
-
6 De procureur-generaal, onderscheidenlijk de rechter-commissaris, beveelt de onmiddellijke
invrijheidstelling van de aangehoudene, tenzij hij uit anderen hoofde behoort in verzekerde
bewaring te blijven, en de teruggave van de in beslag genomen goederen, tenzij er
uit anderen hoofde redenen van terughouding bestaan, een en ander indien hem geen
aanvrage tot uitlevering met de daarbij nodige bescheiden is medegedeeld binnen een
termijn bij het verdrag te bepalen en van niet langer dan: twee maanden na de dagtekening
van het bevel tot voorlopige aanhouding. Geschiedt de aanvrage tot uitlevering binnen
de gestelde termijn, dan wordt verder gehandeld overeenkomstig het bepaalde bij de
artikelen 13 tot en met 18.
De bijstand door en vergoeding van een raadsman geschieden op overeenkomstige wijze
als bepaald in de Wetboeken van Strafvordering van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk
Sint Maarten.
Bij de aanvrage tot uitlevering moet in het oorspronkelijke of in gewaarmerkt afschrift
worden overgelegd hetzij het vonnis van veroordeling hetzij het vonnis van in staat
van beschuldiging stelling of van rechtsingang met bevel van gevangenneming, hetzij
een daarmede gelijk te stellen akte, in de verzoekende Staat gebruikelijk en als zodanig
in het verdrag aangewezen.
De procureur-generaal requireert, zodra de aanhouding te zijner kennis is gekomen,
en ingeval deze geen plaats heeft gehad of reeds vóór de aanvrage is geschied, zo
spoedig mogelijk na daartoe te zijn aangeschreven, dat de opgeëiste persoon door het
Hof van Justitie wordt gehoord, en dat dit zijn advies uitbrengt over het al of niet
toestaan der gevraagde uitlevering.
-
1 Het verhoor geschiedt in het openbaar, tenzij de opgeëiste persoon de behandeling
der zaak met gesloten deuren verlangt, of het Hof, om gewichtige redenen, bij het
proces-verbaal der zitting te vermelden, beveelt, dat het geheel of gedeeltelijk met
gesloten deuren zal plaats hebben.
Binnen veertien dagen na het verhoor zendt het Hof zijn advies en zijn beslissing,
in artikel 8 bedoeld, met de tot de zaak behorende stukken aan de Gouverneur.
Artikel 16
[Vervallen per 01-01-1996]
Artikel 17
[Vervallen per 01-01-1996]
-
2 Aan de gelasting tot uitlevering van een Nederlander verbindt de Gouverneur de voorwaarde,
dat zo de opgeëiste persoon terzake van feiten waarvoor hij wordt uitgeleverd, in
de verzoekende staat tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld, hij
deze straf in eigen land mag ondergaan.
-
3 In geval van weigering wordt de opgeëiste, indien hij aangehouden is, onmiddellijk
ontslagen, tenzij hij uit anderen hoofde behoort in hechtenis te blijven, en worden
hem de in beslag genomen goederen teruggegeven, tenzij er uit anderen hoofde redenen
van terughouding bestaan.
Is de opgeëiste persoon niet aangehouden en, na behoorlijk te zijn opgeroepen om door
het Hof van Justitie te worden gehoord, niet verschenen, dan gaat de termijn, in artikel 15 genoemd, in met de dag, waarop het verhoor door het Hof is bepaald.
Voor zover het toepasselijke verdrag daarin voorziet, wordt de persoon wiens voorlopige
aanhouding of uitlevering vanwege een andere staat is verzocht zo spoedig mogelijk
door de procureur-generaal in kennis gesteld van de mogelijkheid tot onmiddellijke
uitlevering.
-
1 De persoon wiens voorlopige aanhouding of uitlevering vanwege een andere staat is
verzocht kan, uiterlijk op de dag voorafgaande aan de dag welke is bepaald voor diens
verhoor door het Hof van Justitie, verklaren dat wordt ingestemd met onmiddellijke
uitlevering.
-
3 De persoon wiens voorlopige aanhouding of uitlevering vanwege een andere staat is
verzocht wordt, voordat diegene de verklaring aflegt, op de mogelijke gevolgen gewezen,
daaronder begrepen dat artikel 7 niet van toepassing is. Van de verklaring wordt proces-verbaal opgemaakt.
-
4 De persoon wiens voorlopige aanhouding of uitlevering vanwege een andere staat is
verzocht kan zich bij het afleggen van de verklaring doen bijstaan door een raadsman.
Indien de persoon zonder raadsman verschijnt, vestigt de rechter-commissaris de aandacht
van de persoon op dat recht. Indien nodig wordt de persoon bijgestaan door een tolk.
-
5 De rechter-commissaris ten overstaan van wie de verklaring, bedoeld in het eerste
lid, is afgelegd, zendt het proces-verbaal daarvan aan de bij het verzoek tot voorlopige
aanhouding of uitlevering betrokken procureur-generaal.
-
1 In afwijking van artikel 8, tweede lid, en artikel 18, eerste lid, kan, nadat een verklaring overeenkomstig artikel 19b is afgelegd, de procureur-generaal beslissen dat de persoon wiens voorlopige aanhouding
of uitlevering vanwege een andere staat is verzocht ter beschikking zal worden gesteld
van de autoriteiten van de staat waarvan het verzoek tot voorlopige aanhouding of
uitlevering is uitgegaan.
-
4 De procureur-generaal bepaalt, na overleg met de autoriteiten van de staat waarvan
het verzoek tot voorlopige aanhouding of uitlevering is uitgegaan, zo spoedig mogelijk
de tijd en de plaats waarop de uitlevering zal geschieden.
-
1 Voor zover het toepasselijke verdrag daarin voorziet, wordt in afwijking van artikel 10, zesde lid, de verzoekende staat er binnen tien dagen na datum van de voorlopige aanhouding
door de procureur-generaal van in kennis gesteld of de aangehoudene al dan niet een
verklaring overeenkomstig artikel 19b heeft afgelegd teneinde de verzoekende staat in de gelegenheid te stellen een verzoek
tot uitlevering in te dienen. Indien een verklaring overeenkomstig artikel 19b is
afgelegd nadat de termijn van tien dagen is verstreken, wordt de procedure, bedoeld
in artikel 19c, toegepast.
-
2 Na de dag waarop een verklaring overeenkomstig artikel 19b is afgelegd, kan de aangehoudene op bevel van de rechter-commissaris ten hoogste
veertig dagen in bewaring gesteld blijven of gesteld worden. Wanneer de uitlevering
door bijzondere omstandigheden niet binnen de termijn van veertig dagen heeft kunnen
plaatsvinden, kan deze termijn op vordering van de procureur-generaal door de rechter-commissaris
voor ten hoogste dertig dagen worden verlengd. De aangehoudene wordt in de gelegenheid
gesteld op de vordering tot verlenging door de rechter-commissaris te worden gehoord.
-
3 Indien de aangehoudene een verklaring als bedoeld in artikel 19b heeft afgelegd, maar de procureur-generaal niettemin besluit de procedure, bedoeld
in artikel 19c, niet toe te passen, stelt de procureur-generaal de verzoekende staat daarvan zo
spoedig mogelijk in kennis om deze in de gelegenheid te stellen een verzoek tot uitlevering
langs de diplomatieke weg in te dienen voordat de gestelde termijn in artikel 10, zesde lid, verstrijkt. Het tweede lid blijft in dat geval buiten toepassing.
De Gouverneur kan toestaan dat een persoon wiens uitlevering door een vreemde Staat
aan een andere Staat is toegestaan, over het grondgebied van Aruba, Curaçao of Sint
Maarten onder medegeleide van ambtenaren van Aruba, Curaçao of Sint Maarten wordt
vervoerd, mits met de Staat, waaraan de uitlevering geschiedt, een uitleveringsverdrag
is gesloten en het misdrijf waarvoor uitlevering is toegestaan onder de werking van
dat verdrag valt.
-
1 Personen die in Aruba, Curaçao of Sint Maarten in voorlopige hechtenis zijn of straf
ondergaan mogen ter confrontatie of tot het afleggen van verklaringen in strafgedingen,
die in een vreemde Staat aanhangig zijn, op last van de Gouverneur tijdelijk worden
overgezonden.
Artikel 22
[Vervallen per 27-06-1983]
Dit besluit is niet van toepassing op het aanhouden, het aan boord terugbrengen of
het ter beschikking van de consulaire ambtenaren stellen van gedeserteerde matrozen.
Voor de toepassing van dit besluit wordt onder Staat mede begrepen: elk tot het westelijk
halfrond behorend gebied of gebiedsdeel van Frankrijk, van het Verenigd Koninkrijk
van Groot-Brittannië en Noord-Ierland of van de Verenigde Staten van Amerika, of voor
welks buitenlandse betrekkingen een van genoemde mogendheden de zorg draagt.
Dit besluit wordt aangehaald als: Uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.