Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 13 juli 2009, nr. WJZ
/ 9098683, gedaan na overleg met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende
diensten op de interne markt (PbEU L 376), de artikelen 45, 55 en 56 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 62, eerste en tweede lid, en 76, eerste lid, van de Flora- en faunawet, de artikelen 9 en 14 van de Wet op de dierproeven, artikel 5, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, onder a en b, van de Warenwet, de artikelen 17, eerste lid, en 19, eerste lid, van de Handelsregisterwet, artikel 49 van de Mijnbouwwet, de artikelen 3.22, vierde lid, 3.23, derde lid, 3.37, eerste en tweede lid, 3.38, vijfde lid, en 10.7 van de Wet ruimtelijke ordening, de artikelen 8.40 en 11.2 van de Wet milieubeheer en artikel 30a van de Auteurswet;
De Raad van State gehoord (advies van 6 augustus 2009, nr. W10.09.0254/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 18 november 2009,
nr. WJZ / 9155487, uitgebracht na overleg met Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan: