-
–
baan: een al dan niet verhard gedeelte van de luchthaven, uitsluitend bestemd voor het
opstijgen of landen van luchtvaartuigen;
-
–
beweging: een start of een landing met een luchtvaartuig;
-
–
CTR: CTR als bedoeld in artikel 1 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening;
-
–
gemotoriseerd schermvliegtuig: schermvliegtuig, zijnde een zweeftoestel zonder starre hoofdstructuur dat kan worden
gedragen en slechts kan worden gestart en geland door gebruik te maken van de benen
van de bestuurder, dat over een motor beschikt;
-
–
gyrokopter: gemotoriseerd luchtvaartuig met rotorbladen, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht kan worden gehouden door aerodynamische reactiekrachten op zijn rotorbladen,
waarvan de rotorbladen niet door de motor worden aangedreven;
-
–
helikopter: gemotoriseerd luchtvaartuig met rotorbladen, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht kan worden gehouden door aërodynamische reactiekrachten op zijn rotorbladen;
-
–
helikopterluchthaven: burgerluchthaven die uitsluitend wordt gebruikt door helikopters;
-
–
HEMS-vlucht: vlucht met een helikopter uitgevoerd krachtens een AOC met voorziening A3-Emergency
medical service;
-
–
houder van een ontheffing: houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart;
-
–
landbouwluchtvaartuig: een voor het uitvoeren van landbouwwerkzaamheden toegelaten luchtvaartuig;
-
–
luchtvaartvertoning: luchtvaartvertoning als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel h, van de Regeling luchtvaartvertoningen;
-
–
minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
-
–
mla: MLA als bedoeld in artikel 1 van het Besluit luchtvaartuigen 2008;
-
–
modelluchtvaartuig: Luchtvaartuig, niet in staat een mens te dragen, en uitsluitend gebruikt voor luchtvaartvertoning,
recreatie of sport;
-
–
obstakel: een roerende of onroerende zaak, zowel tijdelijk als permanent, of een deel daarvan,
die een belemmering vormt voor een luchtvaartuig, in een gebied bestemd voor bewegingen
van een luchtvaartuig op de grond dan wel uitsteekt boven een omschreven vlak ter
bescherming van een luchtvaartuig in zijn vlucht;
-
–
paramotortrike: luchtvaartuig zonder starre hoofdstructuur, dat wordt gestart en geland door gebruik
te maken van een wielconstructie en over een hulpmotor beschikt, met niet meer dan
twee zitplaatsen en een maximum startmassa van niet meer dan:
300 kg voor een eenzitter;
450 kg voor een tweezitter;
-
–
politievlucht: vlucht uitgevoerd met een vliegtuig of helikopter in het kader van de politietaak,
bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012;
-
–
RPA: op afstand bestuurd luchtvaartuig (remotely piloted aircraft), niet zijnde een modelluchtvaartuig;
-
–
schermzweeftoestel: ongemotoriseerd schermvliegtuig, zijnde een zweeftoestel zonder starre hoofdstructuur
dat kan worden gedragen en slechts kan worden gestart en geland door gebruik te maken
van de benen van de bestuurder;
-
–
soaren: met een zeilvliegtuig of schermzweeftoestel vliegen op de hellingstijgwind;
-
–
strook: gedeelte van een luchthaven waarin een baan is gelegen;
-
–
terrein voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik: terrein als bedoeld in artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart;
-
–
TMG: motorzweefvliegtuig met een integraal gemonteerde niet intrekbare motor en een niet
intrekbare propeller, dat in staat is om op eigen kracht op te stijgen en te klimmen
(Touring Motor Glider);
-
–
verdrag: het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale
burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109);
-
–
verhoogde helikopterluchthaven: een helikopterluchthaven op een bouwwerk of constructie van meer dan 3 meter hoogte
ten opzichte van het omgevingsvlak;
-
–
Verordening (EU) Nr. 139/2014: Verordening (EU) Nr. 139/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling
van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig
Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees parlement en de Raad (PbEU L 44);
-
–
vliegtuig: gemotoriseerd luchtvaartuig met vaste vleugels, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn vleugels;
-
–
vrije ballon: luchtvaartuig, lichter dan lucht, dat niet voorzien is van een voortstuwingsinrichting
en is ingericht en bestemd om ten minste één persoon te vervoeren;
-
–
waterluchthaven: burgerluchthaven, zijnde een watergebied, ingericht voor het gebruik door watervliegtuigen;
-
–
watervliegtuig: vliegtuig dat zich te water als schip kan verplaatsen;
-
–
zeemijl: de afstand van 1852 meter;
-
–
zeilvliegtuig: zweeftoestel met een starre hoofdstructuur, dat kan worden gedragen en slechts gestart
en geland kan worden door gebruik te maken van de benen van de bestuurder;
-
–
zweefvliegtuig: zweeftoestel met vaste vleugel, zijnde een luchtvaartuig zwaarder dan lucht, dat
hoofdzakelijk in de lucht kan worden gehouden door aërodynamische reactiekrachten
waarvan de vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor.