3.1. Berekeningspunten
Referentievlak
De geluidbelasting dient te worden berekend in punten die in het horizontale vlak
van het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting liggen, het referentievlak (zie Figuur
1). Dit referentievlak ligt op maaiveldhoogte. Voor de presentatie van geluidbelastingcontouren
en handhavingspunten worden topografische kaarten toegepast, waarbij gebruik gemaakt
is van projectie in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting (R.D. stelsel).
Figuur 1 De projectie van een op het aardoppervlak gelegen punt P op het referentievlak
P’ (bron: NLR-CR-2001-372-PT-2, 2001)
De geluidbelasting wordt bepaald voor berekeningspunten binnen een studiegebied. Het
studiegebied is een gebied rondom de luchthaven waarbinnen zich alle relevante berekeningspunten
bevinden (handhavingspunten of netwerkpunten ten behoeve van de bepaling van geluidbelastingcontouren).
Studiegebied
Binnen het studiegebied dient een netwerk van berekeningspunten voor het bepalen van
geluidbelastingcontouren te worden gedefinieerd. Voor luchthavens met naderingsluchtverkeersleiding
wordt een netwerk met een maaswijdte van 100 meter gebruikt. Voor luchthavens zonder
naderingsluchtverkeersleiding is dit 50 meter. Voor helikopterluchthavens wordt gerekend
met een maaswijdte van 10 meter. Het netwerk van punten waarin de geluidbelasting
wordt berekend is zodanig bepaald dat de berekeningspunten iedere 1000 meter in X-
en Y-richting samenvallen met de gehele kilometerwaarden in het R.D. stelsel (zie
Figuur 2). Daarnaast kunnen binnen het studiegebied ook losse berekeningspunten (bijvoorbeeld
handhavingspunten) worden gedefinieerd.
De grootte van het studiegebied en de lengte van grondpaden waarvoor de geluidbelasting
dient te worden berekend, is afhankelijk van de aard en omvang van het luchthavenluchtverkeer
en de routestructuur van de te beschouwen luchthaven. Het studiegebied dient een dusdanige
grootte te hebben dat de te berekenen Lden-contour met de laagste waarde en de handhavingspunten volledig binnen het studiegebied
zijn gelegen. Voor grondpaden dient een dusdanige lengte gedefinieerd te worden dat
voldoende nauwkeurig wordt gerekend. Van een voldoende nauwkeurige berekening is sprake
indien grondpaden doorlopen tot ten minste 1 km buiten het studiegebied.
Figuur 2 Ligging van de netwerkpunten t.o.v. de R.D. roosterpunten voor luchthavens
met naderingsluchtverkeersleiding (bron: NLR-CR-2001-372-PT-1, 2001)
Handhavingspunten
In artikel 8 van het Besluit burgerluchthavens is aangegeven dat een luchthavenbesluit in ieder geval de volgende handhavingspunten
bevat:
-
(a) één handhavingspunt met een grenswaarde voor de geluidbelasting aan beide zijden in
het verlengde van de middellijn van de start- en landingsbaan op 100 meter van het
einde van de baan, en
-
(b) één handhavingspunt met een grenswaarde voor de geluidbelasting op elke locatie waar
woonbebouwing met een aaneengesloten karakter gelegen is op of in de nabijheid van
een geluidcontour van 56 dB(A) Lden.
Daarnaast mogen additionele handhavingspunten worden gedefinieerd.
Voor de handhavingspunten op 100 meter in het verlengde van een start/landingsbaan
(de handhavingspunten onder (a) bovenstaand) geldt dat de geluidbelasting in deze
punten gekoppeld is aan de betreffende start/landingsbaan. Alleen het verkeer van
en naar de betreffende start/landingsbaan wordt meegenomen bij het berekenen van de
geluidbelasting in deze handhavingspunten. Dit geldt zowel bij het vaststellen van
een grenswaarde (geluidbelastingberekening) als bij het handhaven van de grenswaarde
(handhavingsberekening).
De geluidbelasting in alle overige handhavingspunten (de handhavingspunten onder (b)
bovenstaand en eventuele additionele handhavingspunten die zijn gedefinieerd) en in
alle netwerkpunten wordt berekend op basis van al het verkeer op een luchthaven.
De berekende grenswaarde in handhavingspunten (geluidbelastingberekening) alsmede
de berekening van de gerealiseerde geluidbelasting in handhavingspunten (handhavingsberekening)
wordt afgerond op 2 decimalen.
3.2. Invoergegevens
Voor het uitvoeren van een geluidbelastingberekening zijn invoergegevens nodig, die
het verloop van het startende en landende luchthavenluchtverkeer rondom een luchthaven
specificeren. De benodigde gegevens zijn hieronder kort samengevat en worden in de
volgende hoofdstukken verder toegelicht.
De gegevens die ten grondslag liggen aan een geluidbelastingberekening dienen gedocumenteerd
te worden, ten einde deze geluidbelastingberekening te kunnen reproduceren. Dit omvat
naast de invoergegevens zoals in deze paragraaf beschreven (waaronder de gehanteerde
versies van de indelingslijst en Appendices), ook het gehanteerde studiegebied en
de locatie van de handhavingspunten.
Luchthavengegevens
De ligging van de start- en landingsbanen van een luchthaven is van invloed op de
verdeling van de geluidbelasting over de omgeving. Bepalend hierin zijn de fysieke
baanuiteinden en de baandrempels (voor landend verkeer), zie onderstaande figuur.
De locaties (x, y) van de baaneinden en de afstand (s) tussen baaneinde en baandrempel
voor bestaande luchthavens dienen ontleend te worden aan het luchthavenbesluit of
de luchthavenregeling. Eventueel kan de Aeronautical Information Publication (AIP)
geraadpleegd worden. Voor nieuwe luchthavens, of bij aanpassing van een start- en
landingsbaan dient te worden aangesloten bij het ontwerp voor het luchthavenbesluit
of de luchthavenregeling.
De locaties (x, y) van helikopterlandingsplaatsen dienen eveneens te worden ontleend
aan het luchthavenbesluit of de luchthavenregeling. Eventueel kan ook hiervoor het
AIP worden geraadpleegd.
Voor nieuwe helikopterluchthavens of eventuele aanpassingen dient te worden aangesloten
bij het ontwerp voor het luchthavenbesluit of de luchthavenregeling.
Vliegbaangegevens
Bij de berekening wordt er van uitgegaan, dat alle passages met een luchtvaartuig
langs zogenaamde vliegbanen worden afgewikkeld. Een vliegbaan wordt beschreven door:
-
• zijn projectie op het referentievlak, het zogenaamde grondpad;
-
• het verloop van de vlieghoogte boven de grond als functie van de afgelegde weg langs
het grondpad, het zogenaamde hoogteprofiel.
Het grondpad van de vliegbaan van de vliegtuig- of helikopterbeweging wordt weergegeven
in Rijksdriehoekscoördinaten, uitgedrukt in meters. De wijze waarop grondpaden worden
vastgesteld is uitgewerkt in hoofdstuk 4 van dit voorschrift.
Luchtvaartuiggegevens
In de Appendices [Ref. 2] en de indelingslijst [Ref.6] zijn standaard gegevens vastgelegd
voor de representatie van luchtvaartuigtypes in geluidbelasting- en handhavingsberekeningen.
De volgende luchtvaartuiggegevens worden onderscheiden:
-
• De indeling van luchtvaartuigtypen naar categorieën van luchtvaartuigen (zie verder
paragraaf 5.1 van dit voorschift);
-
• Prestatiegegevens welke betrekking hebben op een beschrijving van de vlieghoogte,
motorstuwkracht en vliegsnelheid als functie van de afgelegde weg langs het grondpad
(zie verder paragraaf 5.2 van dit voorschrift);
-
• De geluidskarakteristieken van categorieën van luchtvaartuigen (zie verder hoofdstuk
6 van dit voorschrift).
In een geluidbelastingberekening dient de vigerende versie (zijnde de meest recente
versie) van de Appendices gebruikt te worden. In een handhavingsberekening dient in
principe van dezelfde Appendices gegevens, en daarmee dezelfde versie van de Appendices,
gebruik te worden gemaakt als de gegevens op basis waarvan de grenswaarden zijn berekend.
Een uitzondering hierop heeft betrekking op procedures, en categorieën van luchtvaartuigen
(en bijbehorende geluidgegevens) die nieuw zijn toegevoegd aan de Appendices. Wanneer
een procedure of een geluidscategorie niet aanwezig is in de Appendices op basis waarvan
de grenswaarden zijn berekend, dan dient de meest recente versie van de Appendices
geraadpleegd te worden voor de benodigde informatie.
In een geluidbelastingberekening dient de vigerende versie (zijnde de meest recente
versie) van de indelingslijst [Ref. 6] gebruik te worden gemaakt. In een handhavingsberekening
dient van dezelfde indelingslijst gebruik te worden gemaakt als de indelingslijst
op basis waarvan de grenswaarden zijn berekend. Een uitzondering hierop heeft betrekking
op luchtvaartuigtypen die nieuw zijn toegevoegd aan de indelingslijst. Wanneer een
luchtvaartuigtype niet aanwezig is in de indelingslijst op basis waarvan de grenswaarden
zijn berekend, dan dient de meest recente versie van de indelingslijst geraadpleegd
te worden voor de toedeling van het betreffende luchtvaartuigtype aan een geluidscategorie.
Komt een luchtvaartuig niet voor in de te gebruiken indelingslijst(en), dan wordt
de betreffende vlucht in de correctiefactor (zie Hoofdstuk 10) meegenomen.
Gegevens luchthavenluchtverkeer
De verkeersgegevens specificeren het gebruik van de luchthaven. Deze gegevens betreffen
het aantal vliegtuig- en helikopterbewegingen per categorie van een luchtvaartuig,
per start-/landingsbaan, per route, per procedure en per periode van de dag.
Als compensatie voor de onzekerheid in het verwachte baangebruik als gevolg van de
jaarlijkse variatie in het weer dient in een geluidbelastingberekening (ten behoeve
van de vaststelling van een grenswaarde op te nemen in een luchthavenbesluit of luchthavenregeling)
een meteotoeslag te worden toegepast. De hoogte van deze toeslag is op basis van onderzoek
uitgevoerd in het jaar 2002 vastgesteld op 20% [Ref 5.]. De verdeling van de 20% meteotoeslag
over de start-/landingsbaan (of -banen) van de luchthaven dient gemotiveerd te worden.
In een handhavingsberekening wordt geen meteotoeslag toegepast.
In het luchthavenluchtverkeer worden alle landende en startende luchtvaartuigen (inclusief
helikopters) met een MTOW > 150 kg meegenomen. Een uitzondering hierbij betreft berekeningen
die worden gemaakt ten behoeve van een omzettingsregeling voor luchthavens waarvoor
vòòr de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet luchtvaart inzake RBML alleen een Bkl-zone in de aanwijzing is vastgelegd (en dus geen Ke-zone).
De grenswaarden voor handhavingspunten die bij het nemen van de omzettingsregelingen
voor deze luchthavens worden vastgesteld, worden gebaseerd op het luchthavenluchtverkeer
dat eveneens is gebruikt voor het vaststellen voor de laatst vastgestelde Bkl-zone.
Bij het vaststellen van Bkl-zones zijn met name helikopterverkeer en zeer licht verkeer
(Micro Light Aircraft – MLA’s) niet meegenomen. Voor dit type verkeer zijn in de aanwijzingen
veelal quota opgenomen. Deze quota zullen worden overgenomen in de omzettingsregelingen.
Ook bij het handhaven van de grenswaarden in handhavingspunten, die met een omzettingregeling
zijn vastgesteld, wordt alleen het type verkeer meegenomen dat ten grondslag ligt
aan de laatst vastgestelde Bkl-zone. Op het moment dat een luchthavenbesluit of luchthavenregeling
wordt genomen wordt al het landend en startend luchthavenluchtverkeer met een MTOW
> 150 kg meegenomen.