Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

[Regeling vervallen per 01-01-2016.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-06-2010 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 01-06-2010 t/m 30-06-2010

Besluit van 29 december 2008, houdende regels inzake de tegemoetkomingen voor chronisch zieken en gehandicapten (Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 december 2008, kenmerk DWJZ/SWW-2898267, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën;

Gelezen;

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 5, derde lid, 10, derde lid en 11, tweede lid, van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, artikel 15, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning, artikel 6.1, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 34 van de Wet op de loonbelasting 1964;

De Raad van State gehoord (advies van 18 december 2008, no. W13.08.0534/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 december 2008, kenmerk DWJZ/SWW-2903248, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Definities en algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Voor de toepassing van de artikelen 2 tot en met 5 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 319, datum inwerkingtreding 18-08-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

  • b. chronische groep: een voor de verzekerde vergoede ATC of DBC, of een combinatie van een vergoede ATC en DBC die gebruikt wordt bij de behandeling van een specifieke chronische aandoening;

  • c. ATC: farmaceutische zorg die wordt geregistreerd met een ATC (Anatomical Therapeutic Chemical Classification) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Regeling zorgverzekering;

  • d. DBC: diagnosebehandelingcombinatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Regeling zorgverzekering;

  • e. indicatiebesluit: een besluit als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Zorgindicatiebesluit dan wel een besluit als bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, genomen door een aldaar bedoelde stichting;

  • f. zorgverzekeraar: een zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet;

  • g. militair: een militair ambtenaar in werkelijke dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, juncto onderdeel b, van de Militaire ambtenarenwet 1931, dan wel een militair aan wie buitengewoon verlof met behoud van militaire inkomsten is verleend.

Stb. 2012, 385, datum inwerkingtreding 31-08-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

  • d. DBC: diagnose behandeling combinatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Regeling zorgverzekering;

Artikel 1a

[Vervallen per 17-11-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 764, datum inwerkingtreding 17-11-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Het artikel vervalt.

Stb. 2010, 764, datum inwerkingtreding 17-11-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

Artikel 1, onderdeel b, zoals dat in 2009 luidde, geldt niet voor de toepassing van artikel 2a en de daarop berustende bepalingen.

Hoofdstuk 2. Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, bedraagt € 300 indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 150 indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, en de rechthebbende:

    • a. in dat jaar was ingedeeld in één of meer van de bij ministeriële regeling aangewezen lichte FKG’s en zijn zorgverzekeraar dat jaar voor hem bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddelen heeft vergoed;

    • b. in dat jaar was ingedeeld in twee of meer van de bij ministeriële regeling aangewezen lichte FKG’s en zijn zorgverzekeraar dat jaar voor hem geen hulpmiddelen als bedoeld in het eerste lid heeft vergoed;

    • c. in dat jaar was ingedeeld in één of meer van de bij ministeriële regeling aangewezen zware FKG’s;

    • d. in het jaar voorafgaande aan dat jaar was ingedeeld in één of meer van de bij ministeriële regeling aangewezen DKG’s;

    • e. in het jaar voorafgaande aan dat jaar van zijn zorgverzekeraar geneeskundige zorg gericht op revalidatie in een bij ministeriële regeling aangewezen instelling, vergoed heeft gekregen;

    • f. in dat jaar:

      • 1°. van zijn zorgverzekeraar fysiotherapie of oefentherapie als bedoeld in artikel 2.6, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering vergoed heeft gekregen, of

      • 2°. jonger was dan 18 jaar en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van zijn zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling te bepalen jaar bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft gekregen, of

      • 3°. militair was en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 90a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft gekregen;

    • g. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één tot tien uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 of 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor het toekennen van de tegemoetkoming;

    • h. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één tot vier dagdelen per week zorg als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ;

    • i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende één tot tien uren per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of;

    • j. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één of meer etmalen per week zorg als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 13, eerste en tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.

  • 2 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet bedraagt € 500 indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 350 indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, en de rechthebbende in dat jaar:

    • a. viel onder twee of meer van de categorieën, genoemd in het eerste lid, met uitzondering van:

      • 1°. de combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen b en c,

      • 2°. de combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h,

      • 3°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel i, en een van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h, of

      • 4°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel j, en een van de andere categorieën genoemd in het eerste lid.

    • b. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 of 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicatie is afgegeven, bepalend is voor het toekennen van de tegemoetkoming,

    • c. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op vier of meer dagdelen per week zorg als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, of

    • d. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende tien of meer uren per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen g, h en j, en tweede lid, onderdeel a, onder 2° en 3°, en onderdelen b en c, is voor militairen het aantal uren, dagdelen of etmalen waarvoor zorg als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is gebruikt, bepalend voor het toekennen van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet.

  • 4 Het gemiddelde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, en het tweede lid, onderdeel b, wordt bepaald door op een decimaal achter de komma naar boven af te ronden.

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 319, datum inwerkingtreding 18-08-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, bedraagt € 300 indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 150 indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en:

  • a. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische groep die recht geeft op een lage tegemoetkoming;

  • b. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die afzonderlijk geen recht geven op een tegemoetkoming;

  • c. in dat jaar een ATC of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een DBC vergoed kreeg die behoort of die tezamen behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische groep die geen recht geeft op een tegemoetkoming en daarnaast voor rekening van zijn zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddel in een bij die regeling te bepalen periode heeft verkregen of heeft laten repareren;

  • d. op 31 december van dat jaar heeft beschikt over een indicatie voor het gedurende dat jaar gebruiken van een rolstoel op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • e. in het jaar voorafgaande aan dat jaar van zijn zorgverzekeraar geneeskundige zorg gericht op revalidatie in een bij ministeriële regeling aangewezen instelling, vergoed heeft gekregen;

  • f. in dat jaar:

    • 1°. van zijn zorgverzekeraar fysiotherapie of oefentherapie als bedoeld in artikel 2.6, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering vergoed heeft gekregen, of

    • 2°. jonger was dan 18 jaar en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van zijn zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft gekregen, of

    • 3°. militair was en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 90a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft gekregen;

  • g. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één tot tien uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 of 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:

    • 1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,

    • 2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor het toekennen van de tegemoetkoming;

  • h. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende één tot tien uren per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of

  • i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende één tot tien uren per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of;

  • i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één of meer etmalen per week zorg als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 13, eerste en tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.

2 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet bedraagt € 500 indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 350 indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en de rechthebbende in dat jaar:

  • a. een of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot:

    • 1°. één of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven op een hoge tegemoetkoming, of

    • 2°. twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven op een lage tegemoetkoming;

  • b. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 of 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:

    • 1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,

    • 2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor het toekennen van de tegemoetkoming;

  • c. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende tien of meer uren per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of

  • d. viel onder twee of meer van de categorieën, genoemd in het eerste lid, met uitzondering van de volgende in het eerste lid bedoelde categorieën:

    • 1°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel c en van de categorieën, genoemd in de onderdelen a en b;

    • 2°. een combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h,

    • 3°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel i, en één van de andere categorieën genoemd in het eerste lid.

3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen g en i, en het tweede lid, onderdelen b en c is voor militairen het aantal uren, dagdelen of etmalen waarvoor zorg als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is gebruikt, bepalend voor het toekennen van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet.

5 Een rechthebbende op wie het tweede lid, onderdeel a, onder 2°, of onderdeel d, van toepassing is, heeft slechts recht op een tegemoetkoming als bedoeld in de aanhef van dat lid.

6 Het eerste lid, onderdelen g en i, en het tweede lid, onderdelen b, en d, zijn van overeenkomstige toepassing op de indicatiebesluiten afgegeven door de stichting bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten die met ingang van 1 januari 2010 zijn afgegeven dan wel op die datum geldig zijn.

Stb. 2010, 764, datum inwerkingtreding 17-11-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Het eerste en het derde lid zijn gewijzigd.

1 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, bedraagt € 300 indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 150 indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en:

  • a. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische groep die recht geeft op een lage tegemoetkoming;

  • b. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die afzonderlijk geen recht geven op een tegemoetkoming;

  • c. in dat jaar een ATC of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een DBC vergoed kreeg die behoort of die tezamen behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische groep die geen recht geeft op een tegemoetkoming en daarnaast voor rekening van zijn zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddel in een bij die regeling te bepalen periode heeft verkregen of heeft laten repareren;

  • d. op 31 december van dat jaar heeft beschikt over een indicatie voor het gedurende dat jaar gebruiken van een rolstoel op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • e. in het jaar voorafgaande aan dat jaar van zijn zorgverzekeraar geneeskundige zorg gericht op revalidatie in een bij ministeriële regeling aangewezen instelling, vergoed heeft gekregen;

  • f. in dat jaar:

    • 1°. van zijn zorgverzekeraar fysiotherapie of oefentherapie als bedoeld in artikel 2.6, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering vergoed heeft gekregen, of

    • 2°. jonger was dan 18 jaar en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van zijn zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft gekregen, of

    • 3°. militair was en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 90a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft gekregen;

  • g. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één tot tien uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 of 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:

    • 1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,

    • 2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor het toekennen van de tegemoetkoming;

  • h. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende één tot tien uren per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of

  • i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één of meer etmalen per week zorg als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 13, eerste en tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.

3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen g en i, en het tweede lid, onderdelen b en c, is voor militairen het aantal uren, dagdelen of etmalen waarvoor zorg als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is gebruikt, bepalend voor het toekennen van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet.

Stb. 2011, 145, datum inwerkingtreding 30-03-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

2 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet bedraagt € 500 indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 350 indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en de rechthebbende in dat jaar:

  • a. een of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot:

    • 1°. één of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven op een hoge tegemoetkoming, of

    • 2°. twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven op een lage tegemoetkoming;

  • b. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 of 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:

    • 1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,

    • 2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor het toekennen van de tegemoetkoming;

  • c. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende tien of meer uren per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of

  • d. viel onder twee of meer van de categorieën, genoemd in het eerste lid, met uitzondering van de volgende in het eerste lid bedoelde categorieën:

    • 1°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel c en van de categorieën, genoemd in de onderdelen a en b;

    • 2°. een combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h.

6 Een rechthebbende op wie het eerste lid, onderdeel i, van toepassing is, heeft in afwijking van het tweede lid, slechts recht op een tegemoetkoming als bedoeld in de aanhef van het eerste lid.

7 Het eerste lid, onderdelen g en i, en het tweede lid, onderdelen b, en d, zijn van overeenkomstige toepassing op de indicatiebesluiten afgegeven door de stichting bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten die met ingang van 1 januari 2010 zijn afgegeven dan wel op die datum geldig zijn.

Stb. 2011, 145, datum inwerkingtreding 30-03-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

7 Het eerste lid, onderdelen g en i, het tweede lid, onderdelen b en d, en het zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de indicatiebesluiten afgegeven door de stichting bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten die met ingang van 1 januari 2010 zijn afgegeven dan wel op die datum geldig zijn.

Stcrt. 2011, 13469, datum inwerkingtreding 23-07-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, bedraagt € 300 [Red: per 23 juli 2011 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010: € 306] indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 150 [Red: per 23 juli 2011 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010: € 153] indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en:

  • a. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische groep die recht geeft op een lage tegemoetkoming;

  • b. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die afzonderlijk geen recht geven op een tegemoetkoming;

  • c. in dat jaar een ATC of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een DBC vergoed kreeg die behoort of die tezamen behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische groep die geen recht geeft op een tegemoetkoming en daarnaast voor rekening van zijn zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddel in een bij die regeling te bepalen periode heeft verkregen of heeft laten repareren;

  • d. op 31 december van dat jaar heeft beschikt over een indicatie voor het gedurende dat jaar gebruiken van een rolstoel op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • e. in het jaar voorafgaande aan dat jaar van zijn zorgverzekeraar geneeskundige zorg gericht op revalidatie in een bij ministeriële regeling aangewezen instelling, vergoed heeft gekregen;

  • f. in dat jaar:

    • 1°. van zijn zorgverzekeraar fysiotherapie of oefentherapie als bedoeld in artikel 2.6, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering vergoed heeft gekregen, of

    • 2°. jonger was dan 18 jaar en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van zijn zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft gekregen, of

    • 3°. militair was en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 90a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft gekregen;

  • g. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één tot tien uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 of 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:

    • 1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,

    • 2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor het toekennen van de tegemoetkoming;

  • h. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende één tot tien uren per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of

  • i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één of meer etmalen per week zorg als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 13, eerste en tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.

2 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet bedraagt € 500 [Red: per 23 juli 2011 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010: € 510] indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 350 [Red: per 23 juli 2011 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010: € 357] indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en de rechthebbende in dat jaar:

  • a. een of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot:

    • 1°. één of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven op een hoge tegemoetkoming, of

    • 2°. twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven op een lage tegemoetkoming;

  • b. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 of 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:

    • 1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,

    • 2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor het toekennen van de tegemoetkoming;

  • c. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende tien of meer uren per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of

  • d. viel onder twee of meer van de categorieën, genoemd in het eerste lid, met uitzondering van de volgende in het eerste lid bedoelde categorieën:

    • 1°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel c en van de categorieën, genoemd in de onderdelen a en b;

    • 2°. een combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h.

Stb. 2012, 212, datum inwerkingtreding 19-05-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, bedraagt € 306 [Red: per 2 februari 2012 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011: € 308] indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 153 [Red: per 2 februari 2012 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011: € 154] indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en:

  • a. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische groep die recht geeft op een lage tegemoetkoming;

  • b. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die afzonderlijk geen recht geven op een tegemoetkoming;

  • c. in dat jaar een ATC of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een DBC vergoed kreeg die behoort of die tezamen behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische groep die geen recht geeft op een tegemoetkoming en daarnaast voor rekening van zijn zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddel in een bij die regeling te bepalen periode heeft verkregen of heeft laten repareren;

  • d. op 31 december van dat jaar heeft beschikt over een indicatie voor het gedurende dat jaar gebruiken van een rolstoel op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • e. in het jaar voorafgaande aan dat jaar van zijn zorgverzekeraar geneeskundige zorg gericht op revalidatie in een bij ministeriële regeling aangewezen instelling, vergoed heeft gekregen;

  • f. in dat jaar:

    • 1°. van zijn zorgverzekeraar fysiotherapie of oefentherapie als bedoeld in artikel 2.6, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering vergoed heeft gekregen, of

    • 2°. jonger was dan 18 jaar en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van zijn zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag aan kosten voor een bij die regeling te bepalen aantal behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft gekregen, of

    • 3°. militair was en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 90a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag aan kosten voor een bij die regeling te bepalen aantal behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft gekregen;

  • g. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één tot tien uren per week zorg als bedoeld in artikelen 4, 5 en 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:

    • 1°. een indicatie voor een functie voor één dagdeel geldt als een indicatie voor 2,5 uren zorg per week;

    • 2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor een functie is geïndiceerd, geldt als het aantal uren zorg per week voor die functie, en

    • 3°. in geval van een indicatie voor twee of meer functies het totaalaantal uren zorg per week wordt berekend door het aantal uren zorg per functie per week op te tellen;

  • h. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende één tot tien uren per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of

  • i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één of meer etmalen per week zorg als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 13, eerste en tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.

2 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet bedraagt € 510 [Red: per 2 februari 2012 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011: € 514] indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 357 [Red: per 2 februari 2012 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011: € 360] indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en de rechthebbende in dat jaar:

  • a. een of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een of meer DBC’s vergoed kreeg die behoren tot:

    • 1°. één of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven op een hoge tegemoetkoming, of

    • 2°. twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven op een lage tegemoetkoming;

  • b. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in artikelen 4, 5 en 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:

    • 1°. een indicatie voor een functie voor één dagdeel geldt als een indicatie voor 2,5 uren zorg per week;

    • 2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor een functie is geïndiceerd, geldt als het aantal uren zorg per week voor die functie, en

    • 3°. in geval van een indicatie voor twee of meer functies het totaalaantal uren zorg per week wordt berekend door het aantal uren zorg per functie per week op te tellen;

  • c. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende tien of meer uren per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of

  • d. viel onder twee of meer van de categorieën, genoemd in het eerste lid, met uitzondering van de volgende in het eerste lid bedoelde categorieën:

    • 1°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel c en van de categorieën, genoemd in de onderdelen a en b;

    • 2°. een combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h.

Stb. 2012, 385, datum inwerkingtreding 31-08-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

8 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld:

  • a. met een bij ministeriële regeling krachtens het eerste lid, onderdeel e, aangewezen instelling, een buiten Nederland gevestigde, door een daartoe bevoegde autoriteit in een andere lidstaat van de Europese Unie voor revalidatiezorg aangewezen instelling;

  • b. met een DBC een daarmee naar aard en strekking overeenkomende combinatie van prestaties als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet marktordening gezondheidszorg, verricht in een andere lidstaat van de Europese Unie, en

  • c. met een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 2a

[Vervallen per 17-11-2010]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 764, datum inwerkingtreding 17-11-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

Het artikel vervalt.

Stb. 2010, 764, datum inwerkingtreding 17-11-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

1 In afwijking van artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met c, zoals deze onderdelen ten behoeve van de vaststelling van de tegemoetkoming over het jaar 2009 luidden, bedraagt de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, € 300 indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 150 indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, en de rechthebbende:

  • a. in dat jaar voldeed aan bij ministeriële regeling geregelde voorwaarden met betrekking tot aan hem ter hand gestelde geneesmiddelen die vallen onder categorie 1 van de bij die regeling aan te wijzen geneesmiddelen en zijn zorgverzekeraar dat jaar voor hem bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddelen heeft vergoed;

  • b. in dat jaar voldeed aan bij ministeriële regeling geregelde voorwaarden met betrekking tot aan hem ter hand gestelde geneesmiddelen die vallen onder twee of meer categorieën 1 van de bij die regeling aan te wijzen geneesmiddelen en zijn zorgverzekeraar dat jaar voor hem geen hulpmiddelen als bedoeld in het eerste lid heeft vergoed;

  • c. in dat jaar voldeed aan bij ministeriële regeling geregelde voorwaarden met betrekking tot aan hem ter hand gestelde geneesmiddelen die vallen onder categorie 2 van de bij die regeling aan te wijzen geneesmiddelen.

2 In afwijking van artikel 2, tweede lid, onderdeel a, onder 1° en 4°, zoals deze subonderdelen ten behoeve van de vaststelling van de tegemoetkoming over het jaar 2009 luidden, bedraagt de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet € 500 indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 350 indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, en de rechthebbende in dat jaar viel onder twee of meer van de categorieën, genoemd in het eerste lid, met uitzondering van:

  • 1°. de combinatie van de categorieën, genoemd in het eerste lid, onderdelen b en c,

  • 2°. een combinatie van de categorieën, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel j, en een van de categorieën genoemd in het eerste lid van dit artikel.

Stb. 2012, 212, datum inwerkingtreding 19-05-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 De tegemoetkoming bedraagt het in artikel 2, eerste lid, bedoelde, voor de rechthebbende van toepassing zijnde bedrag, indien hij in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, niet is overleden en viel onder combinatie van:

  • 1°. de categorieën genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b;

  • 2°. de categorieën, genoemd in het eerste lid, onderdeel a en c;

  • 3°. de categorieën, genoemd in het eerste lid, onderdelen b en c;

  • 4°. de categorieën, genoemd in het eerste lid, onderdelen a, b en c.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 319, datum inwerkingtreding 18-08-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

1 Zorgverzekeraars en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 90a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, verstrekken van rechthebbenden die vallen onder de categorieën, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met c, e en f, aan het CAK:

  • a. het burgerservicenummer of bij ontbreken daarvan het sociaal-fiscaalnummer,

  • b. het rekeningnummer,

  • c. de geboortedatum,

  • d. indien de rechthebbende is overleden, de datum van het overlijden,

  • e. de naam en het adres van de rechthebbende, en

  • f. indien dat het geval is: dat een rechthebbende op grond van artikel 2, tweede lid, onderdelen a en d, recht heeft op de daar bedoelde tegemoetkoming.

2 Zorgverzekeraars verstrekken aan het CAK een overzicht van verzekerden als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Zorgverzekeringswet die verzekerd waren op 31 december van het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.

3 Indicatieorganen als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 90a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, verstrekken aan het CAK van personen die vallen onder artikel 2, eerste lid, onderdelen g of i, of artikel 2, tweede lid, onderdeel b:

  • a. het burgerservicenummer of bij het ontbreken daarvan het sociaal-fiscaalnummer,

  • b. de naam en het adres van de rechthebbende,

  • c. de geboortedatum, en

  • d. indien dat het geval is: de mededeling dat de persoon valt in de categorieën, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, of het tweede lid.

4 Gemeenten verstrekken aan het CAK van personen die vallen onder artikel 2, eerste lid, onderdeel d:

  • a. het burgerservicenummer of bij het ontbreken daarvan het sociaal fiscaal nummer,

  • b. naam en adres van de rechthebbende, en

  • c. de geboortedatum.

5 Gemeenten verstrekken aan het CAK van personen die in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel h, of artikel 2, tweede lid, onderdeel c, een persoonsgebondenbudget voor huishoudelijke verzorging ontvangen:

  • a. het burgerservicenummer of bij het ontbreken daarvan het sociaal-fiscaalnummer,

  • b. de naam en het adres van de rechthebbende,

  • c. de geboortedatum,

  • d. de datum waarop en de duur waarvoor de indicatie is gegeven, en

  • e. het gemiddelde aantal etmalen, dagdelen en uren waarvoor de indicatie is gegeven.

6 Stichtingen als bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verstrekken aan de indicatieorganen, bedoeld in het derde lid, van personen die zij voor zorg als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten hebben geïndiceerd:

  • a. het burgerservicenummer of bij het ontbreken daarvan het sociaal-fiscaalnummer,

  • b. de naam en het adres van de rechthebbende,

  • c. de geboortedatum,

  • d. de soort en omvang van de geïndiceerde zorg, en

  • e. de ingangs- en einddatum per geïndiceerde functie.

7 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank, bedoeld in artikel 1, onderdelen c en d, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, verstrekken aan het CAK de rekeningnummers van rechthebbenden die vallen onder artikel 2, eerste lid, onderdeel i, met uitzondering van die van militairen.

Hoofdstuk 3. Tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 De persoon, bedoeld in het eerste lid, ontvangt per kalenderjaar een tegemoetkoming van € 350.

  • 3 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt de tegemoetkoming ambtshalve in het derde kwartaal van het kalenderjaar.

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 319, datum inwerkingtreding 01-07-2010, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.

  • b. de persoon die op 1 juli van het kalenderjaar recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer of op arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

Hoofdstuk 4. Algemene bepalingen over tegemoetkomingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 De bedragen, genoemd in de artikelen 2 en 4, worden bij het begin van het kalenderjaar bij ministeriële regeling vervangen door andere bedragen. Deze bedragen worden berekend door de te vervangen bedragen te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de uitkomst vervolgens naar boven af te ronden op hele getallen.

  • 2 Voor de aanpassing van het bedrag, genoemd in artikel 4, tweede lid, wordt het eerste lid bij het begin van de kalenderjaren 2010 en 2011 niet toegepast.

  • 3 Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid en dit lid vervallen met ingang van 1 januari 2012.

Hoofdstuk 6. Wijzigingen in fiscale regelgeving

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001.]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

[Red: Wijzigt het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.]

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip waarbij voor artikelen of onderdelen daarvan terugwerkende kracht mogelijk is tot en met 1 januari 2009 met dien verstande dat artikel 5 eerst toepassing vindt in het jaar 2010 en dat de korting die wordt verleend op grond van artikel 16d, vijfde lid, van het Bijdragebesluit zorg en artikel 4.1, vierde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning zoals deze komen te luiden na inwerkingtreding van dit besluit voor het jaar 2009 in een keer wordt uitgekeerd in het tweede kwartaal van het jaar 2010.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 december 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. Bussemaker

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de dertigste december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven