Subsidieregeling innoveren

[Regeling vervallen per 20-08-2014.]
Geraadpleegd op 29-04-2024.
Geldend van 01-01-2010 t/m 21-01-2010

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 december 2008, nr. WJZ/8187683, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten op het terrein van innoveren (Subsidieregeling innoveren)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 1.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in paragraaf 2.2, onder g, van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, nr. 2006/C 323/01 (PbEU C 323);

  • industrieel onderzoek: industrieel onderzoek als bedoeld in paragraaf 2.2, onder f, van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, nr. 2006/C 323/01 (PbEU C 323);

  • minister: de Minister van Economische Zaken.

Artikel 1.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 Als rapport als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies wordt aangewezen een afschrift van het rapport van feitelijke bevindingen van een externe accountant inzake de actueel gebruikte methode voor berekening van de personeelskosten en indirecte kosten dat is opgesteld in het kader van verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor verspreiding van onderzoeksresultaten (2007–2013) (PbEU L 391) en, indien de subsidie-ontvanger daarover beschikt, een afschrift van de goedkeuring door de Europese Commissie van dat rapport.

Artikel 1.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De vaste opslag voor indirecte kosten, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, bedraagt 50 procent van de loonkosten.

Artikel 1.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 1.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling valt onder de verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L214).

Hoofdstuk 2. Eurostarsprojecten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 2.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • Eurostars High Level Group: het door de lidstaten die deelnemen aan het Eurostars Programma opgerichte samenwerkingsorgaan dat de rangschikking van internationale samenwerkingsprojecten door het Internationaal Evaluatie Panel goedkeurt;

  • Eurostars Programma: het gezamenlijke Eurostars Programma van EUREKA en de Europese Unie, inhoudend een internationaal Europees stimuleringsprogramma voor internationale samenwerkingsprojecten voor innovatieve ontwikkeling binnen het EUREKA-kader;

  • Eurostarsproject: een internationaal samenwerkingsproject voor innovatieve ontwikkeling binnen het EUREKA-kader dat voldoet aan de criteria van het Eurostars Programma, waarvan de rangschikking door de Eurostars High Level Group is goedgekeurd, bestaande uit een samenhangend geheel van activiteiten van industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan;

  • Internationaal Evaluatie Panel: panel van onafhankelijke deskundigen dat binnen het Eurostars Programma de ingediende voorstellen voor internationale samenwerkingsprojecten voor innovatieve ontwikkeling beoordeelt en rangschikt.

Artikel 2.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan:

  • a. een ondernemer of onderzoeksorganisatie die bijdraagt aan een Eurostarsproject of

  • b. indien twee of meer binnen Nederland gevestigde partijen bijdragen aan hetzelfde Eurostarsproject, aan een deelnemer in het door deze partijen gevormde samenwerkingsverband, die bijdraagt aan een Eurostarsproject.

Artikel 2.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van de Regeling steunintensiteit bedraagt de subsidie:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een onderzoeksorganisatie;

    • b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2 De percentages genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met tien procentpunten, indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.

Artikel 2.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 2.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister beschikt afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. het Eurostarsproject minder dan 20 punten heeft gekregen van het Internationaal Evaluatie Panel;

    • b. het Eurostarsproject een onvoldoende score voor een criterium heeft gekregen van het Internationaal Evaluatie Panel;

    • c. aannemelijk is dat het Eurostarsproject, voor zover het door een in Nederland gevestigde ondernemer of onderzoeksorganisatie wordt uitgevoerd, ook zonder de subsidie zonder belangrijke vertraging zou worden uitgevoerd;

    • d. aannemelijk is dat het Eurostarsproject geen doorgang kan vinden om redenen die samenhangen met omstandigheden in de andere deelnemende landen van het Eurostarsproject of met financiële of technische problemen van een van de deelnemende parttijen in een ander deelnemend land.

  • 2 De minister beslist tevens afwijzend op een aanvraag voor zover het gevraagde subsidiebedrag hoger is als € 500.000.

Artikel 2.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist overeenkomstig de door de Eurostars High Level Group vastgestelde rangschikking.

Artikel 2.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In afwijking van artikel 39 van het Kaderbesluit EZ-subsidies brengt de subsidie-ontvanger steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het Eurostarsproject, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de subsidiabele kosten.

Artikel 2.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger voert het Eurostarsproject in Nederland uit, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.

  • 2 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 2.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

Hoofdstuk 3. Innovatiekredieten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 3.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • duurzaam technisch ontwikkelingsproject: een technisch ontwikkelingsproject gericht op producten, processen of diensten die een aantoonbaar perspectief bieden op een substantiële vermindering van de belasting van het milieu ten opzichte van bestaande producten, processen of diensten met een vergelijkbare functie;

  • klinisch ontwikkelingsproject: een planmatig geheel van activiteiten in de fase van experimentele ontwikkeling, gericht op het omzetten van resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema’s of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten of processen, die nieuw zijn voor Nederland, en

    • a. aan de ontwikkeling van welke producten en processen klinische risico’s en daarmee samenhangende financiële risico’s zijn verbonden en

    • b. welke producten of processen door het goede commerciële perspectief kunnen leiden tot substantiële economische activiteiten van de onderneming;

  • klinisch risico: risico voor het welslagen van het product of proces dat voortvloeit uit de noodzaak dat het nieuwe product of proces een testfase in de mens doorloopt;

  • technisch ontwikkelingsproject: een planmatig geheel van activiteiten in de fase van experimentele ontwikkeling, gericht op het omzetten van resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema’s of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten, die nieuw zijn voor Nederland, en

    • a. waaraan substantiële technische, maar geen klinische, risico’s en daarmee samenhangende financiële risico’s zijn verbonden en

    • b. welke producten, processen of diensten door het goede commerciële perspectief kunnen leiden tot substantiële economische activiteiten van de onderneming;

  • ontwikkelingsproject: een technisch ontwikkelingsproject of een klinisch ontwikkelingsproject;

  • uitstaand saldo: het totaalbedrag dat aan de subsidie-ontvanger is uitbetaald als subsidie in de vorm van krediet, verhoogd met de verschenen rente, bedoeld in artikel 3.8, tweede en derde lid, en verminderd met de betalingen, gedaan overeenkomstig artikel 3.8, vierde lid.

Artikel 3.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag ten behoeve van de financiering van een ontwikkelingsproject subsidie aan een MKB-ondernemer, die een ontwikkelingsproject uitvoert. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van krediet.

  • 2 De minister verstrekt op aanvraag ten behoeve van de financiering van een duurzaam technisch ontwikkelingsproject subsidie aan een ondernemer die geen MKB-ondernemer is, die een duurzaam technisch ontwikkelingsproject uitvoert. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een krediet.

  • 3 Geen subsidie op grond van het tweede lid wordt verstrekt, indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 procent of meer van het kapitaal of van de stemrechten.

Artikel 3.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van de Regeling steunintensiteit bedraagt de subsidie in de vorm van krediet 35 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 In afwijking van de Regeling steunintensiteit en van het eerste lid bedraagt de subsidie in de vorm van krediet, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, 25 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 3.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het maximum subsidiebedrag bedraagt € 5.000.000 per subsidie-ontvanger.

  • 2 Indien door een ondernemer, dan wel door ondernemers die behoren tot eenzelfde groep, meer dan één ontwikkelingsproject wordt uitgevoerd en daarvoor subsidieaanvragen in het kader van dit hoofdstuk zijn ingediend, wordt in een kalenderjaar aan die ondernemer, dan wel aan die ondernemers die tot eenzelfde groep behoren gezamenlijk, ten hoogste het in het eerste lid genoemde bedrag aan subsidie verleend.

Artikel 3.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt de subsidieplafonds op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 3.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies:

Artikel 3.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. hij de subsidiabele kosten raamt op minder dan € 300.000;

    • b. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de subsidie-ontvanger het ontwikkelingsproject en de daarop volgende fase van commercialisatie kan financieren;

    • c. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de subsidie-ontvanger een ontwikkelingsproject zowel in technische als in economische zin tot een succes zal kunnen maken;

    • d. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de subsidie-ontvanger de subsidie terug kan betalen binnen de in artikel 3.8, vierde lid, genoemde periode;

    • e. van het ontwikkelingsproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 3.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger is verplicht de verstrekte subsidie volgens een in de beschikking tot subsidieverlening vastgelegd schema terug te betalen aan de minister.

  • 2 De subsidie-ontvanger is verplicht over het uitstaande saldo aan de minister jaarlijks een bij de beschikking tot subsidieverlening, overeenkomstig artikel 3.9, bepaald rentepercentage te betalen, dat op een ontwikkelingsproject van toepassing blijft tot aan de betalingsverplichtingen geheel is voldaan.

  • 3 De rente wordt aan het eind van elk kalenderjaar rentedragend bij het uitstaande saldo bijgeschreven.

Artikel 3.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het rentepercentage, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, is opgebouwd uit:

    • a. het basispercentage en de opslag voor technische ontwikkelingsprojecten onderscheidenlijk voor klinische ontwikkelingsprojecten, of

    • b. het op grond van onderdeel a vastgestelde percentage vermeerderd met de opslag voor het risico dat de ontvanger niet in staat is om de subsidie terug te betalen bij uitblijven van commercieel succes van het ontwikkelingsproject.

  • 2 De percentages, bedoeld in het eerste lid, worden jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 3.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister kan besluiten dat de verstrekte subsidie in de vorm van krediet versneld of in een keer terugbetaald wordt, indien:

  • a. de aandelen van de subsidie-ontvanger worden vervreemd;

  • b. de resultaten van het project geheel of gedeeltelijk worden vervreemd.

Artikel 3.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Indien ontheffing is verleend op basis van artikel 37, derde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, kan de minister op aanvraag van de subsidie-ontvanger het bedrag van een eerder voor een ontwikkelingsproject verleende subsidie verhogen tot maximaal het bedrag dat voor dat ontwikkelingsproject kan worden verkregen.

  • 2 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt volgens eenzelfde procedure en volgens dezelfde criteria behandeld als een eerste aanvraag om subsidie voor een ontwikkelingsproject.

Artikel 3.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde ontwikkelingsproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 3.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

Hoofdstuk 4. Innovatieprestatiecontracten

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • collectieve activiteiten: de activiteiten die op basis van innovatieplannen door twee of meer IPC-deelnemers gezamenlijk zullen worden gefinancierd en uitgevoerd krachtens een samenwerkingsovereenkomst tussen die deelnemers, waarin hun onderlinge rechten en verplichtingen en een evenredige verdeling van de resultaten van die activiteiten worden geregeld;

  • innovatieplan: een planmatige beschrijving van de activiteiten, inclusief de planning en kosten daarvan, die een IPC-deelnemer in het kader van een IPC-verband zal verrichten met het oog op innovatie van zijn producten of productieproces, met inbegrip van de activiteiten die hij tezamen met een of meer andere IPC-deelnemers zal verrichten en van zijn verplichtingen jegens de IPC-penvoerder van het IPC-verband;

  • innovatietraject: de activiteiten die de IPC-penvoerder en de IPC-deelnemers binnen een periode van drie jaar verrichten ter uitvoering van de innovatieplannen en het overkoepelende plan;

  • IPC-deelnemer: een MKB-ondernemer die deelneemt aan een IPC-verband;

  • IPC-penvoerder: de rechtspersoon, die namens de IPC-deelnemers optreedt als projectleider van een IPC-verband op basis van een met de IPC-deelnemers gesloten samenwerkingsovereenkomst, dan wel – voor de toepassing van paragraaf 2 van dit hoofdstuk – degene die de mogelijkheden onderzoekt om tot een IPC-verband te komen;

  • IPC-verband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit een IPC-penvoerder en IPC-deelnemers, dat is aangegaan ten behoeve van de uitvoering van een innovatietraject;

  • overkoepelend plan: een beschrijving van de activiteiten, die krachtens een tussen de IPC-penvoerder en de IPC-deelnemers gesloten samenwerkingsovereenkomst gedurende de looptijd van een innovatietraject door de IPC-penvoerder ten behoeve van de IPC-deelnemers zullen worden uitgevoerd alsmede een omschrijving van de planning en de geraamde kosten van die activiteiten.

Artikel 4.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 Een IPC-penvoerder is een rechtspersoon zonder winstoogmerk met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die MKB-ondernemer is en volgens haar statuten tot doel heeft de behartiging van belangen van ondernemingen.

  • 3 Een IPC-verband bestaat, naast de IPC-penvoerder, uit ten minste vijftien en ten hoogste 35 niet met een andere IPC-deelnemer in een groep verbonden MKB-ondernemers.

§ 2. Subsidie ten behoeve van verkenning van samenwerking

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een IPC-penvoerder voor de voorbereiding en totstandkoming van en kennisoverdracht over een IPC-verband voor:

  • a. het uitvoeren van een innovatiepositiestudie resulterende in een innovatiepositierapport, waarin de ontwikkelingen binnen een deel van het bedrijfsleven, de behoefte aan innoverende technologieën of kennis daarbinnen en de mogelijkheden om aan die behoefte te voldoen, worden geanalyseerd,

  • b. het verspreiden van dat innovatiepositierapport onder de betrokken ondernemers,

  • c. het selecteren van deelnemers aan een IPC-verband en het voorbereiden van de totstandkoming van een IPC-verband of

  • d. het verspreiden van de resultaten in het kader van een tot stand gekomen IPC-verband tijdens het innovatietraject.

Artikel 4.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie, bedoeld in artikel 4.3, valt, met uitzondering van de subsidiabele kosten die betrekking hebben op de kosten van externe adviseurs, onder een de-minimis verordening.

Artikel 4.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, met een maximum van

Artikel 4.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In afwijking van artikel 11 van het Kaderbesluit EZ-subsidies komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. het aantal uren gemaakt door personeel van de IPC-penvoerder, vermenigvuldigd met een vast uurtarief van € 60;

  • b. de specifiek ten behoeve van de activiteiten gemaakte en betaalde overige kosten, verschuldigd aan derden met wie de IPC-penvoerder niet in een groep verbonden is.

Artikel 4.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 4.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag:

  • a. indien minder dan drie jaar geleden reeds subsidie krachtens dit hoofdstuk of de Subsidieregeling innovatieprestatiecontracten is toegekend, betrekking hebbend op eenzelfde of vergelijkbaar onderdeel van het bedrijfsleven, tenzij het een eerste aanvraag om subsidie betreft voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.3, onderdeel d;

  • b. indien de IPC-penvoerder niet aannemelijk maakt dat er een aanzienlijke kans is, dat de subsidiabele activiteiten zullen leiden tot het tot stand komen van een IPC-verband, waarvan de deelnemers overeenkomstig paragraaf 3 van dit hoofdstuk voor subsidie in aanmerking komen en de IPC-penvoerder niet het vertrouwen geeft in staat te zijn om de daarbij benodigde inzet te leveren;

  • c. van de activiteiten onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 4.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De IPC-penvoerder verspreidt het innovatiepositierapport, bedoeld in artikel 4.3, onderdeel a, onder de ondernemers, die werkzaam zijn in dat deel van het bedrijfsleven, waarop de studie betrekking heeft, en stelt haar voorts voor een ieder op aanvraag verkrijgbaar.

  • 3 De activiteiten, bedoeld in artikel 4.3, onderdeel d, vinden plaats binnen een termijn van ten hoogste drie jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening met betrekking tot het desbetreffende IPC-verband.

Artikel 4.9a

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De hoogte van het eerste voorschot bedraagt 90 procent van het maximale subsidiebedrag, de hoogte van het tweede voorschot, indien van toepassing, bedraagt 0 procent van het maximale subsidiebedrag.

§ 3. Subsidie ten behoeve van een innovatieprestatiecontract

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een IPC-deelnemer voor de uitvoering van zijn innovatieplan.

Artikel 4.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie, bedoeld in artikel 4.10 valt onder een de-minimis verordening.

Artikel 4.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie bedraagt:

    • a. 50 procent van de subsidiabele kosten van de IPC-deelnemer tot een maximum van € 50.000 per IPC-deelnemer, en

    • b. 100 procent van de kosten die hij verschuldigd is aan de IPC-penvoerder, tot een maximum van € 6500.

  • 2 Het in het eerste lid eerstgenoemde subsidiepercentage wordt verlaagd

    • a. indien minder dan 60 procent van de maximaal voor subsidie in aanmerking komende subsidiabele kosten is verschuldigd aan derden, die niet met de deelnemer in een groep verbonden zijn dan wel, voor zover betrekking hebbend op collectieve activiteiten, geen IPC-deelnemer zijn met wie die collectieve activiteiten gezamenlijk worden uitgevoerd noch met die deelnemer in een groep verbonden zijn;

    • b. indien bij de vaststelling van de subsidie blijkt dat het percentage subsidiabele kosten voor collectieve activiteiten minder bedraagt dan 20 procent van de maximaal voor subsidie in aanmerking komende subsidiabele kosten.

  • 3 Het subsidiepercentage wordt in de in het tweede lid, onderdeel a en b, bedoelde gevallen met hetzelfde aantal procenten verlaagd als het aantal procentpunten bedraagt dat zich bevindt tussen het bij de vaststelling van de subsidie gebleken percentage en het percentage van 60 onderscheidenlijk 20.

Artikel 4.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In afwijking van artikel 11 van het Kaderbesluit EZ-subsidies komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a. het aantal uren gemaakt door personeel van de IPC-deelnemer, vermenigvuldigd met een vast uurtarief van € 40;

    • b. de specifiek ten behoeve van de uitvoering van het innovatieplan gemaakte en betaalde overige kosten.

  • 2 Met betrekking tot kosten, die de IPC-deelnemer maakt voor de inzet van personeel van een andere IPC-deelnemer ten behoeve van gezamenlijke collectieve activiteiten, is het eerste lid, onderdeel a, van toepassing.

  • 3 Kosten in verband met op verkoop gerichte marketing- en sales-activiteiten, investeringen in bedrijfsmiddelen, herhalingstesten, het opzetten van kwaliteitssystemen of het deelnemen aan tentoonstellingen en symposia komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 4.16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de IPC-deelnemer een onderneming in stand houdt als bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379);

  • b. minder dan drie jaar geleden reeds subsidie krachtens dit hoofdstuk of de Subsidieregeling innovatieprestatiecontracten is verstrekt aan de IPC-deelnemer;

  • c. de subsidiabele kosten, zoals beschreven in het bij de aanvraag gevoegde innovatieplan, minder bedragen dan € 60.000;

  • d. de subsidiabele kosten voor collectieve activiteiten, zoals beschreven in de gezamenlijke innovatieplannen, niet ten minste € 10.000, vermenigvuldigd met het aantal deelnemers, bedragen;

  • e. het overkoepelende plan niet het vertrouwen geeft dat de IPC-penvoerder de begeleiding van de IPC-deelnemers bij het uitvoeren van hun innovatieplannen en de totstandkoming en begeleiding van de in het plan opgenomen samenwerkingsprojecten naar behoren kan uitvoeren;

  • f. uit het innovatieplan onvoldoende blijkt dat de IPC-deelnemer activiteiten verricht die gericht zijn op innovatie van zijn producten of productieproces.

Artikel 4.17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De hoogte van het eerste voorschot bedraagt 50 procent, de hoogte van het tweede voorschot bedraagt 0 procent en de hoogte van het derde voorschot bedraagt 30 procent van het maximale subsidiebedrag.

§ 4. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 4.18

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

Hoofdstuk 5. Innovatievouchers

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • grote innovatievoucher: een op grond van artikel 5.2, eerste lid, door de minister aan een ondernemer afgegeven document, dat deze ondernemer kan inleveren bij een kennisinstelling ten behoeve van de uitvoering van een kennisoverdrachtproject, danwel – voor de toepassing van paragraaf 4 van dit hoofdstuk – dat de ondernemer kan gebruiken ten behoeve van een subsidie in de kosten van het aanvragen en verkrijgen van een octrooi, waarbij van de ondernemer een eigen bijdrage verlangd wordt;

    • kennisoverdrachtproject: een door een kennisinstelling verrichte activiteit, bestaande uit het, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, beantwoorden van een toepassingsgerichte kennisvraag van een ondernemer of ten hoogste 10 ondernemers gezamenlijk, uitgaande van voor de ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten en van welke activiteit de gevolgen naar verwachting grotendeels ten goede zullen komen aan de Nederlandse economie. Geen kennisoverdrachtsproject is een project waarbij de beantwoording van een toepassingsgerichte kennisvraag uitsluitend plaatsvindt door het leveren van goederen, het geven van cursussen of het verrichten van activiteiten op het gebied van verkoop van producten of diensten, zoals het ontwikkelen en vervaardigen van marketinginstrumenten en verkoopondersteunend promotiemateriaal;

    • kleine innovatievoucher: een op grond van artikel 5.3, eerste lid, door de minister aan een ondernemer afgegeven document, dat deze ondernemer kan inleveren bij een kennisinstelling ten behoeve van de uitvoering van een kennisoverdrachtproject, danwel – voor de toepassing van paragraaf 4 van dit hoofdstuk – dat de ondernemer kan gebruiken ten behoeve van een subsidie in de kosten van het aanvragen en verkrijgen van een octrooi, zonder dat een eigen bijdrage van de ondernemer verlangd wordt.

  • 2 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder kennisinstelling:

    • a. een onder a, b, c, f of g van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder i van de bijlage bij die wet bedoeld academisch ziekenhuis, Nyenrode Business Universiteit alsmede andere instellingen van hoger onderwijs, die op basis van artikel 6.9 of 16.14 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn aangewezen en zich als kennisinstelling in de zin van dit hoofdstuk of van de Subsidieregeling innovatievouchers bij de minister hebben aangemeld;

    • b. instellingen als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, artikel 12.3.8 en artikel 12.3.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

    • c. een andere dan onder a bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;

    • d. een geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:

      • 1°. openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld onder a,

      • 2°. instelling van middelbaar beroepsonderwijs gelijkwaardig aan een instelling als bedoeld onder b of

      • 3°. onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

    • e. een rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder a, b, c of d direct of indirect:

      • 1°. meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft,

      • 2°. volledig aansprakelijk vennoot is of

      • 3°. overwegende zeggenschap heeft;

    • f. een onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft om via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld onder a tot en met e en die zich als kennisinstelling in de zin van dit hoofdstuk of van de Subsidieregeling innovatievouchers bij de minister heeft aangemeld;

    • g. een onderzoeksafdeling, die onderdeel vormt van een onderneming of groep die niet als hoofddoelstelling onderzoek en ontwikkeling heeft en die in 2007 kosten voor onderzoek en ontwikkeling had van ten minste € 60.000.000.

§ 2. Verstrekking innovatievouchers aan ondernemers

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een grote innovatievoucher aan een MKB-ondernemer die een kennisoverdrachtproject wil laten uitvoeren waarvan de resultaten ten goede komen aan de activiteiten die de ondernemer in Nederland verricht.

  • 2 Per MKB-ondernemer kan per kalenderjaar één grote innovatievoucher worden verstrekt.

  • 3 Geen grote innovatievoucher wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer:

    • a. aan wie door een of meer bestuursorganen in de drie aan de aanvraag voorafgaande jaren reeds tot een hoger bedrag subsidie is verstrekt zonder goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan voor de sector waartoe de betrokken onderneming behoort is vastgesteld in een de-minimis verordening;

    • b. die failliet is verklaard, aan wie surseance van betaling is verleend, ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, of voor wie een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

    • c. die reeds eerder een aanvraag om verstrekking van een grote of kleine innovatievoucher op grond van dit hoofdstuk of hoofdstuk 5a heeft gedaan waarop de minister nog geen beschikking heeft afgegeven;

    • d. aan wie in hetzelfde kalenderjaar een grote innovatievoucher op grond van hoofdstuk 5a is verstrekt.

  • 4 Indien het voor de betrokken ondernemer geldende de-minimisplafond, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, niet al is bereikt door andere subsidies, wordt het bedrag dat gelet op dat plafond ten hoogste met inzet van de voucher kan worden vergoed, op de voucher vermeld.

Artikel 5.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 3 Geen kleine innovatievoucher wordt verstrekt aan een ondernemer in het kader van een kennisoverdrachtproject dat een kennisvraag betreft van een aantal ondernemers gezamenlijk.

  • 4 Het tweede lid is niet van toepassing indien voorafgaand aan de aanvraag een kleine of grote innovatievoucher werd verstrekt ten behoeve van een subsidie krachtens paragraaf 4 van dit hoofdstuk of paragraaf 4 van de Subsidieregeling innoveren, dan wel indien het betreft de aanvraag van een innovatievoucher met het oog op toepassing van paragraaf 4 van dit hoofdstuk; in het laatste geval wordt dat op de voucher vermeld.

Artikel 5.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De aanvraag door een ondernemer van een grote of kleine innovatievoucher wordt ingediend:

    • a. met gebruikmaking van een papieren formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5.1, en gaat, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden of

    • b. op elektronische wijze, met gebruikmaking van het formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5.4.

  • 2 Een ondernemer kan ten hoogste één voucher tegelijkertijd aanvragen.

Artikel 5.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt bepaald gedurende welke periodes grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers kunnen worden aangevraagd en wordt per periode bepaald hoeveel grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers voor binnen dezelfde periode ingediende aanvragen beschikbaar zijn.

  • 2 De minister verdeelt de beschikbare grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 3 Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het beschikbare aantal grote innovatievouchers of het beschikbare aantal kleine innovatievouchers zou worden overschreden, stelt de minister de onderlinge rangschikking van deze aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 5.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister geeft een beschikking binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

§ 3. Verstrekking van subsidie aan kennisinstellingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een kennisinstelling die een kennisoverdrachtproject heeft uitgevoerd en in verband daarmee een of meer geldige grote innovatievouchers of een geldige kleine innovatievoucher overlegt.

Artikel 5.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie bedraagt tweederde deel van het bedrag van de door de kennisinstelling voor het kennisoverdrachtproject gemaakte kosten, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 5000, dan wel het krachtens artikel 5.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag per overgelegde grote innovatievoucher en, indien het kennisoverdrachtproject gericht is op het beantwoorden van een kennisvraag van meerdere ondernemers gezamenlijk, niet meer dan € 50.000 in totaal.

  • 2 De subsidie bedraagt het bedrag van de door de kennisinstelling voor het kennisoverdrachtproject gemaakte kosten, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 2500 dan wel het krachtens artikel 5.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag voor de overgelegde kleine innovatievoucher.

Artikel 5.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De kosten die in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze paragraaf zijn de in artikel 5.9 bedoelde kosten met dien verstande dat:

    • a. de door de kennisinstelling gemaakte kosten voor maximaal de helft bestaan uit kosten die de kennisinstelling heeft gemaakt doordat de kennisinstelling het onderzoek in het kader van het kennisoverdrachtproject gedeeltelijk heeft uitbesteed aan een derde, niet zijnde een bij dat kennisoverdrachtproject betrokken aanvrager;

    • b. geen subsidie wordt verstrekt voor zover het onderzoek is uitbesteed aan een persoon, die ook een dienstbetrekking heeft met de kennisinstelling;

    • c. indien de in onderdeel a bedoelde helft van de kosten wordt overschreden, de door de kennisinstelling gemaakte kosten, in aanmerking te nemen bij de toepassing van artikel 5.9, eerste lid, tweemaal de kosten bedragen van het eigen onderzoek van de kennisinstelling;

    • d. niet subsidiabel zijn kosten die in het kader van stages van studenten van kennisinstellingen worden gemaakt, noch kosten voor activiteiten waarvoor studenten studiepunten krijgen.

Artikel 5.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt na afloop van het kennisoverdrachtproject ingediend en wordt behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2 De aanvraag moet binnen een jaar nadat de voucher aan de ondernemer is verstrekt, zijn ontvangen. Op een voor het einde van de termijn daartoe ingediend schriftelijk verzoek kan de minister deze termijn eenmalig verlengen.

Artikel 5.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. de ondernemer en de kennisinstelling reeds voor de afgiftedatum van de innovatievoucher verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan;

    • b. indien op de overgelegde voucher is vermeld dat zij zal worden gebruikt voor subsidiëring krachtens paragraaf 4 van dit hoofdstuk;

    • c. de ondernemer de innovatievoucher aangewend heeft voor een kennisoverdrachtproject waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een project of programma waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt.

Artikel 5.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de toepassing van dit hoofdstuk, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

§ 4. Gebruik van een voucher ten behoeve van een subsidie voor een octrooiaanvraag

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag aan een ondernemer, die een op grond van paragraaf 2 van dit hoofdstuk of paragraaf 2 van de Subsidieregeling innovatievouchers verstrekte innovatievoucher overlegt, een subsidie in de kosten van het aanvragen en verkrijgen van een octrooi, indien dat doel bij de aanvraag om de voucher is aangegeven en op de verstrekte voucher is vermeld.

Artikel 5.15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie, bedoeld in artikel 5.14 valt onder een de-minimis verordening.

Artikel 5.16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie bedraagt:

  • a. indien bij de aanvraag een grote innovatievoucher wordt overgelegd tweederde deel van het bedrag dat de persoon, die krachtens artikel 23b van de Rijksoctrooiwet of artikel 134, eerste lid, van het Europees Octrooiverdrag, bevoegd is als gemachtigde op te treden of de tot octrooiverlening bevoegde autoriteit, waarvan bij de aanvraag de facturen zijn overgelegd, blijkens die facturen aan de ondernemer in rekening heeft gebracht, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 5000 dan wel het krachtens artikel 5.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag;

  • b. indien bij de aanvraag een kleine innovatievoucher wordt overgelegd het factuurbedrag, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 2500 dan wel het krachtens artikel 5.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag.

Artikel 5.17

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De kosten die in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze paragraaf zijn de in artikel 5.16 bedoelde kosten.

Artikel 5.18

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De aanvraag om subsidie wordt, onder overlegging van de voucher, binnen een jaar nadat de voucher aan de ondernemer is verstrekt, bij de minister ingediend en wordt behandeld op volgorde van binnenkomst.

Artikel 5.19

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag:

§ 5. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5.20

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Indien de aanvraag door middel van een papieren formulier wordt ingediend, is het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

  • 2 Indien de aanvraag elektronisch wordt ingediend, is het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

Hoofdstuk 5a. Pilot private innovatievouchers

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5a.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • grote innovatievoucher: een op grond van artikel 5a.2, eerste lid, door de minister aan een ondernemer afgegeven document, dat deze ondernemer kan inleveren bij een instelling, niet zijnde een kennisinstelling als bedoeld in artikel 5.1, ten behoeve van de uitvoering van een kennisoverdrachtproject.

    • kennisoverdrachtproject: een door een instelling verrichte activiteit, bestaande uit het, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, beantwoorden van een toepassingsgerichte kennisvraag van een ondernemer of ten hoogste tien ondernemers gezamenlijk, uitgaande van voor de ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten en van welke activiteit de gevolgen naar verwachting grotendeels ten goede zullen komen aan de Nederlandse economie. Geen kennisoverdrachtproject is een project waarbij de beantwoording van een toepassingsgerichte kennisvraag uitsluitend plaatsvindt door het leveren van goederen, het geven van cursussen of het verrichten van activiteiten op het gebied van verkoop van producten of diensten, zoals het ontwikkelen en vervaardigen van marketinginstrumenten en verkoopondersteunend promotiemateriaal;

    • kleine innovatievoucher: een op grond van artikel 5a.3, eerste lid, door de minister aan een ondernemer afgegeven document, dat deze ondernemer kan inleveren bij een instelling, niet zijnde een kennisinstelling als bedoeld in artikel 5.1, ten behoeve van de uitvoering van een kennisoverdrachtproject.

§ 2. Verstrekking innovatievouchers aan ondernemers

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5a.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een grote innovatievoucher aan een MKB-ondernemer die een kennisoverdrachtproject wil laten uitvoeren waarvan de resultaten ten goede komen aan de activiteiten die de ondernemer in Nederland verricht.

  • 2 Per MKB-ondernemer kan per kalenderjaar één grote innovatievoucher worden verstrekt.

  • 3 Geen grote innovatievoucher wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer:

    • a. aan wie door een of meer bestuursorganen in de drie aan de aanvraag voorafgaande jaren reeds tot een hoger bedrag subsidie is verstrekt zonder goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan voor de sector waartoe de betrokken onderneming behoort is vastgesteld in een de-minimis verordening;

    • b. die failliet is verklaard, aan wie surseance van betaling is verleend, ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, of voor wie een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

    • c. die reeds eerder een aanvraag om verstrekking van een grote of kleine innovatievoucher op grond van dit hoofdstuk of hoofdstuk 5 heeft gedaan waarop de minister nog geen beschikking heeft afgegeven;

    • d. aan wie in hetzelfde kalenderjaar een grote innovatievoucher op grond van hoofdstuk 5 is verstrekt.

  • 4 Indien het voor de betrokken ondernemer geldende de-minimisplafond, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, niet al is bereikt door andere subsidies, wordt het bedrag dat gelet op dat plafond ten hoogste met inzet van de voucher kan worden vergoed, op de voucher vermeld.

Artikel 5a.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 3 Geen kleine innovatievoucher wordt verstrekt aan een ondernemer in het kader van een kennisoverdrachtproject dat een kennisvraag betreft van een aantal ondernemers gezamenlijk.

  • 4 Het tweede lid is niet van toepassing indien voorafgaand aan de aanvraag een kleine of grote innovatievoucher werd verstrekt ten behoeve van een subsidie krachtens paragraaf 4 van hoofdstuk 5 of paragraaf 4 van de Subsidieregeling innoveren.

Artikel 5a.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De aanvraag door een ondernemer van een grote of kleine innovatievoucher wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5a.1, en gaat, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

  • 2 Een ondernemer kan ten hoogste één voucher tegelijkertijd aanvragen.

Artikel 5a.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt bepaald gedurende welke periodes grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers kunnen worden aangevraagd en wordt per periode bepaald hoeveel grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers voor binnen dezelfde periode ingediende aanvragen beschikbaar zijn.

  • 2 De minister verdeelt de beschikbare grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 3 Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het beschikbare aantal grote innovatievouchers of het beschikbare aantal kleine innovatievouchers zou worden overschreden, stelt de minister de onderlinge rangschikking van deze aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 5a.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister geeft een beschikking binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 5a.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De ondernemer sluit in overleg met een adviseur van Syntens een overeenkomst met een instelling over de besteding van de voucher.

  • 2 Syntens stuurt een advies over de besteding van de voucher aan de ondernemer en de minister.

Artikel 5a.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister kan een beschikking tot verlening van een voucher intrekken indien:

  • a. het niet aannemelijk is dat de activiteiten die met de voucher zullen worden bekostigd een kennisoverdrachtproject vormen;

  • b. de beoogde activiteiten onvoldoende bijdragen aan nieuwe producten, diensten en processen bij de ondernemer;

  • c. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de instelling in staat is om de benodigde inzet of expertise voor het kennisoverdrachtproject te leveren of de expertise heeft om de kennisvraag van de ondernemer te beantwoorden.

§ 3. Verstrekking van subsidie aan instellingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5a.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een instelling, niet zijnde een kennisinstelling als bedoeld in artikel 5.1, die een kennisoverdrachtproject heeft uitgevoerd en in verband daarmee een of meer geldige grote innovatievouchers of een geldige kleine innovatievoucher overlegt.

Artikel 5a.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie bedraagt tweederde deel van het bedrag van de door de instelling voor het kennisoverdrachtproject gemaakte kosten, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 5000, dan wel het krachtens artikel 5a.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag per overgelegde grote innovatievoucher en, indien het kennisoverdrachtproject gericht is op het beantwoorden van een kennisvraag van meerdere ondernemers gezamenlijk, niet meer dan € 50.000 in totaal.

  • 2 De subsidie bedraagt het bedrag van de door de instelling voor het kennisoverdrachtproject gemaakte kosten, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 2500 dan wel het krachtens artikel 5a.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag voor de overgelegde kleine innovatievoucher.

Artikel 5a.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De kosten die in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze paragraaf zijn de in artikel 5a.11 bedoelde kosten met dien verstande dat geen subsidie wordt verstrekt voor zover het onderzoek is uitbesteed aan een derde.

Artikel 5a.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt na afloop van het kennisoverdrachtproject ingediend en wordt behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2 De aanvraag moet binnen een jaar nadat de voucher aan de ondernemer is verstrekt, zijn ontvangen. Op een voor het einde van de termijn daartoe ingediend schriftelijk verzoek kan de minister deze termijn eenmalig verlengen.

Artikel 5a.14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. de ondernemer en de instelling reeds voor de afgiftedatum van de innovatievoucher verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan;

    • b. de uitvoering van het kennisoverdrachtproject in belangrijke mate afwijkt van de overeenkomst, bedoeld in artikel 5a.7;

    • c. de ondernemer en de instelling verbonden zijn in een groep;

    • d. de ondernemer de innovatievoucher aangewend heeft voor een kennisoverdrachtproject waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een project of programma waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt.

Artikel 5a.15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor een subsidie, bedoeld in artikel 5a.9, is opgenomen in bijlage 5a.2.

Artikel 5a.16

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de toepassing van dit hoofdstuk, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk 5b. Tijdelijke pilot Wajong adviesvouchers

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

§ 1. Begripsbepalingen en algemeen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5b.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • jonggehandicapte: de jonggehandicapte, bedoeld in artikel 2:3 of artikel 3:2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;

  • minister van SZW: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • re-integratiebedrijf: een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid bevordert;

  • Wajong adviesvoucher: een op grond van artikel 5b.3, eerste lid, door de minister van SZW aan een MKB-ondernemer afgegeven document, dat deze MKB-ondernemer kan inleveren bij een door de minister van SZW aangewezen re-integratiebedrijf ten behoeve van een onderzoek naar en advies over de mogelijkheden om binnen het bedrijf van de MKB-ondernemer werkzaamheden in dienstbetrekking door jonggehandicapten te laten uitvoeren.

Artikel 5b.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2011, 2984, datum inwerkingtreding 22-02-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 31-12-2009.

3 De hoofdstukken 1 tot en met 3, 4, paragrafen 1 met uitzondering van artikel 10, vierde lid, en 3, 5, 7, 8 met uitzondering van artikel 23 en 24, 9, 10, paragraaf 2, 11, paragrafen 1 en 3, en 13 van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn van overeenkomstige toepassing op dit hoofdstuk.

§ 2. Verstrekking Wajong adviesvouchers aan ondernemers

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5b.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De minister van SZW verstrekt op aanvraag een Wajong adviesvoucher aan een MKB-ondernemer die een onderzoek wil laten uitvoeren naar de mogelijkheden om een jonggehandicapte werkzaamheden in dienstbetrekking binnen zijn bedrijf te laten uitvoeren.

  • 2 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan worden ingediend van 15 februari 2010 tot en met 14 februari 2011.

  • 3 Per MKB-ondernemer kan één Wajong adviesvoucher worden verstrekt.

  • 4 Geen Wajong adviesvoucher wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer:

    • a. aan wie door een of meer bestuursorganen in de drie aan de aanvraag voorafgaande jaren reeds tot een hoger bedrag subsidie is verstrekt zonder goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan voor de sector waartoe de betrokken onderneming behoort is vastgesteld in een de-minimis verordening;

    • b. die failliet is verklaard, aan wie surseance van betaling is verleend, ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, of voor wie een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

    • c. die reeds eerder een aanvraag om verstrekking van een Wajong adviesvoucher op grond van dit hoofdstuk heeft gedaan waarop de minister van SZW nog geen beschikking heeft afgegeven.

  • 5 Indien het voor de betrokken MKB-ondernemer geldende de-minimisplafond, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, niet al is bereikt door andere subsidies, wordt het bedrag dat gelet op dat plafond ten hoogste met inzet van de Wajong adviesvoucher kan worden vergoed, op die voucher vermeld, indien dat bedrag lager is dan € 2500,00.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2011, 2984, datum inwerkingtreding 22-02-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 31-12-2009.

2 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, kan worden ingediend van 15 februari 2010 tot en met 29 april 2011.

Artikel 5b.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De aanvraag van een Wajong adviesvoucher door een MKB-ondernemer wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5b.1, en gaat, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 5b.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Er zijn 1000 Wajong adviesvouchers beschikbaar.

  • 2 De minister van SZW verdeelt de beschikbare Wajong adviesvouchers in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 3 Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het beschikbare aantal Wajong adviesvouchers zou worden overschreden en de volgorde van die aanvragen niet kan worden vastgesteld, stelt de minister van SZW de onderlinge rangschikking van deze aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 5b.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister van SZW geeft een beschikking binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag om een Wajong adviesvoucher. Indien een beschikking niet binnen de termijn van zes weken kan worden gegeven, wordt die termijn met een redelijke termijn verlengd en wordt de aanvrager daarvan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 5b.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De MKB-ondernemer die een Wajong adviesvoucher heeft ontvangen sluit een overeenkomst met een door de minister van SZW aangewezen re-integratiebedrijf over de besteding van de voucher.

§ 3. Verstrekking van subsidie aan instellingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 5b.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister van SZW verstrekt op aanvraag een subsidie aan een door hem aangewezen re-integratiebedrijf, indien dat re-integratiebedrijf een onderzoek naar de mogelijkheden om een jonggehandicapte werkzaamheden in dienstbetrekking binnen het bedrijf van een MKB-ondernemer te laten verrichten heeft uitgevoerd en in verband daarmee een:

  • a. geldige Wajong adviesvoucher; en

  • b. een door de MKB-ondernemer, die opdracht heeft gegeven tot het onderzoek, getekende verklaring dat het onderzoek is uitgevoerd;

overlegt.

Artikel 5b.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Een re-integratiebedrijf als bedoeld in artikel 5b.8 kan op aanvraag door de minister van SZW worden aangewezen, indien dat bedrijf in ieder geval:

    • a. is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel dan wel het nationale beroepshandelsregister, of een daarmee vergelijkbaar buitenlands register;

    • b. heeft aangegeven dat de onderzoeken naar de mogelijkheden om een jonggehandicapte werkzaamheden in dienstbetrekking binnen het bedrijf van een MKB-ondernemer te laten uitvoeren, zullen worden uitgevoerd door een arbeidsdeskundige;

    • c. aantoont dat het in de periode van 1 december 2006 tot 1 december 2009 tenminste 30 jonggehandicapten die recht hadden op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten heeft ondersteund bij de inschakeling in het arbeidsproces;

    • d. aantoont dat de arbeidsdeskundige die de onderzoeken gaat uitvoeren ervaring heeft met het re-integreren van personen in de regio, bedoeld in het tweede en derde lid, waarin het bedrijf wenst te worden aangewezen.

  • 2 Ten behoeve van de uitvoering van dit hoofdstuk wordt Nederland verdeeld in vijf regio’s:

    • a. Regio 1: de provincies Groningen, Friesland en Drenthe;

    • b. Regio 2: de provincies Overijssel, Gelderland en Flevoland;

    • c. Regio 3: de provincies Utrecht en Noord-Holland;

    • d. Regio 4: de provincies Zuid-Holland en Zeeland; en

    • e. Regio 5: de provincies Noord Brabant en Limburg

  • 3 Per regio, bedoeld in het tweede lid, wijst de minister van SZW ten hoogste zes re-integratiebedrijven aan.

  • 4 Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij de minister van SZW voor 31 januari 2010.

  • 5 Indien per regio meer dan zes re-integratiebedrijven een aanvraag om aanwijzing hebben ingediend en alle voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, wijst de minister van SZW de zes re-integratiebedrijven aan door middel van een loting onder de re-integratiebedrijven die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5b.10

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De subsidie bedraagt € 2500,00, dan wel het krachtens artikel 5b.3, vijfde lid, op de voucher vermelde bedrag, per overgelegde Wajong adviesvoucher.

Artikel 5b.11

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Geen subsidie wordt verstrekt indien het onderzoek door het re-integratiebedrijf is uitbesteed aan een derde.

Artikel 5b.12

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt na afloop van het onderzoek naar de mogelijkheden om een jonggehandicapte werkzaamheden in dienstbetrekking binnen een MKB-onderneming te laten uitvoeren, ingediend en wordt behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2 De aanvraag om subsidie moet binnen zes maanden nadat de Wajong adviesvoucher aan de MKB-ondernemer is verstrekt, zijn ontvangen. Op een voor het einde van de termijn daartoe ingediend schriftelijk verzoek kan de minister van SZW deze termijn eenmalig verlengen.

Artikel 5b.13

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister van SZW beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:

  • a. de MBK-ondernemer en het re-integratiebedrijf reeds voor de afgiftedatum van de Wajong adviesvoucher verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan;

  • b. de uitvoering van het onderzoek naar de mogelijkheden om een jonggehandicapte werkzaamheden in dienstbetrekking binnen een MKB-onderneming te laten uitvoeren in belangrijke mate afwijkt van de overeenkomst, bedoeld in artikel 5b.7;

  • c. de MKB-ondernemer en het re-integratiebedrijf zijn verbonden in een groep;

  • d. de MKB-ondernemer de Wajong adviesvoucher heeft aangewend voor een project waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een project of programma waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt;

  • e. het onderzoek naar de mogelijkheden om een jonggehandicapte werkzaamheden in dienstbetrekking binnen een MKB-onderneming te laten uitvoeren niet is uitgevoerd door de arbeidsdeskundige, bedoeld in artikel 5b.9, eerste lid, onderdelen b en d.

Artikel 5b.14

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De aanvraag voor een subsidie, bedoeld in artikel 5b.8, wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5b.2, en gaat, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 5b.15

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de toepassing van dit hoofdstuk, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

  • 3 De subsidie-ontvanger verleent aan de toezichthouders op de toepassing van dit hoofdstuk alle medewerking die dezen redelijkerwijs kunnen vorderen bij de uitoefening van hun bevoegdheden.

Hoofdstuk 6. Innovatie voor maatschappelijke veiligheid

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 6.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • operationele eindgebruiker: de ambulancesector, de brandweerorganisatie, defensie, de politieorganisatie en overige publieke operationele veiligheidsorganisaties;

  • veiligheidsproject: een planmatig geheel van activiteiten bestaande uit industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan op het terrein van de maatschappelijke veiligheid dat past binnen de thema’s

    • Optreden in ketens en netwerken,

    • Opleiden en trainen met behulp van geavanceerde simulatie, of

    • Fysieke bescherming van de Maatschappelijke Innovatieagenda Veiligheid, zoals omschreven in bijlage 6.1 en dat leidt tot technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie.

Artikel 6.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een ondernemer die of een deelnemer in een samenwerkingsverband dat een veiligheidsproject uitvoert.

Artikel 6.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 Het samenwerkingsverband bestaat uit hetzij twee of meer ondernemers, hetzij een of meer ondernemers en een of meer onderzoeksorganisaties.

  • 2 De penvoerder is een ondernemer.

Artikel 6.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 6.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 2 De commissie bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste zeven leden.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

Artikel 6.7

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De minister beslist afwijzend op een aanvraag:

  • a. indien uit de aanvraag om subsidie voor het veiligheidsproject geen betrokkenheid blijkt van het operationele veld;

  • b. voor zover het gevraagde subsidiebedrag voor het veiligheidsproject hoger is als € 750.000;

  • c. indien van het veiligheidsproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.

Artikel 6.8

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

  • 1 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate;

    • a. de bijdrage aan technologische vernieuwing of aan wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie voor maatschappelijke veiligheid groter is;

    • b. meer wordt bijgedragen aan het creëren van een veiliger Nederland;

    • c. de doelmatigheid en doeltreffendheid van het project groter is;

    • d. de projectresultaten meer economische waarde creëren, beter wordt aangesloten bij de doelstellingen van de deelnemende ondernemingen en de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten uitgebreider zijn.

  • 2 Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 6.9

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Artikel 7.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 7.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling innoveren.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Den Haag, 3 december 2008

De

Minister

van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage 1.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het rapport van feitelijke bevindingen wordt opgesteld overeenkomstig de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (ex Artikel A-130.7 VGC) van het NIVRA. In het rapport van feitelijke bevindingen rapporteert de accountant over de hieronder genoemde aspecten en aandachtspunten van de integrale kostensystematiek.

1. Beschrijving integrale kostensystematiek

Opzet systematiek

1.1

Welke kostendragers gebruikt de organisatie in de integrale kostensystematiek?

1.2

Hoe worden de indirecte kosten toegerekend aan de kostendragers?

1.3

Worden de jaarlijkse tarieven op basis van de integrale kostensystematiek voorcalculatorisch vastgesteld? Als de subsidie-ontvanger jaarlijks vooraf de tarieven vaststelt, is aan het begin van het jaar duidelijk wat de tarieven van dat jaar zijn. Deze tarieven worden gehanteerd bij begroting en ook bij de vaststelling van projecten. Als de subsidie-ontvanger niet met voorcalculatorische tarieven werkt dan toelichten.

1.4

Hoe worden de uitgangscijfers bepaald die voor de jaarlijkse berekening van de tarieven gebruikt worden?

1.5

Sinds wanneer wordt deze integrale kostensystematiek door de organisatie toegepast?

1.6

Is er een wijziging van de integrale kostensystematiek gepland en zo ja wanneer?

Over personeelskosten

1.7

Is het personeel ingedeeld in tariefgroepen? Zo ja, welke?

1.8

Wat is het aantal direct productieve uren per voltijd werknemer? Is dit aantal gelijk voor alle personen? Zo nee, licht toe.

1.9

Hoe wordt het aantal direct productieve uren per voltijd werknemer berekend?

Over machines en apparatuur

1.10

Zijn de kosten voor machines en apparatuur onderdeel van de integrale kostensystematiek? Zo ja, geldt dat voor alle machines en apparatuur of zijn er ook machines en apparaten die in projecten als aparte post worden begroot?

2. Basisvoorwaarden integrale kostensystematiek

2.1

De toerekeningssystematiek en -principes (verdeelsleutels en -mechanismen van indirecte kosten; normen voor percentages, etc.) worden in de hele organisatie stelselmatig toegepast.

2.2

Kosten worden op een bedrijfseconomische aanvaardbare en stelselmatige wijze aan kostendragers toegerekend. Deze toerekening is transparant en controleerbaar.

2.3

Specifieke indirecte kosten van bepaalde activiteiten worden niet toegerekend aan andere activiteiten. Bijvoorbeeld: specifieke indirecte kosten van onderwijsactiviteiten worden niet toegerekend aan onderzoeksactiviteiten en specifieke indirecte kosten van de marketingafdeling worden niet toegerekend aan R&D activiteiten.

2.4

Toerekenbare indirecte kosten worden evenredig omgeslagen over de activiteiten.

2.5

Directe kosten worden niet nogmaals meegenomen in de indirecte kosten.

2.6

In de systematiek zijn geen winstopslagen opgenomen.

2.7

In de systematiek zijn geen toeslagen voor risico’s opgenomen.

3. Niet in de integrale kostensystematiek op te nemen kostencomponenten

3.1

Kosten van algemene research of algemene kennisopbouw1.

3.2

Kosten die al door de overheid of derden zijn of worden gefinancierd. Bijvoorbeeld afschrijvingskosten van reeds gefinancierde gebouwen, installaties en apparatuur.

3.3

Kosten die het gevolg zijn van buitensporige of roekeloze uitgaven2.

3.4

Kosten die door crediteuren in rekening worden gebracht bij te laat betalen.

3.5

Kosten van incourante voorraden.

3.6

Kosten van vaste activa als gevolg van leegstand.

3.7

Kosten van externe subsidie-adviseurs voor zover deze specifiek betrokken zijn bij de aanvraag van individuele projecten.

3.8

Voorzieningen voor mogelijke toekomstige verliezen en schulden (bijvoorbeeld voor dubieuze debiteuren)en voor reorganisatiekosten3.

3.9

Alle indirecte belastingen, waaronder BTW, voor zover die kunnen worden teruggevorderd of verrekend.

3.10

Bemiddelingskosten, transactiekosten en provisies bij het afsluiten van leningen.

3.11

Bemiddelingskosten, transactiekosten en provisies bij het beleggen van geld.

3.12

Rentekosten, met uitzondering van rente voor gebouwen en technische installaties, mits toerekenbaar aan de subsidiabele activiteiten.

3.13

Rekenrente op met eigen vermogen gefinancierde activa4.

3.14

Wisselkoersverliezen.

1 Onder algemene research en kennisopbouw valt basisonderzoek, waaronder het eerste geldstroom onderzoek van universiteiten. De kosten verbonden aan dit onderzoek worden vaak al uit andere bronnen gefinancierd en mogen niet via de integrale kostensystematiek worden toegerekend aan subsidieprojecten.

2 Van buitensporige uitgaven is sprake als subsidie-ontvanger beduidend meer betaalt voor producten, diensten of personeel dan tegen de gangbare markttarieven, waardoor een vermijdbaar verlies wordt geleden of een vermijdbare hoge prijs wordt betaald. Roekeloze uitgaven betreft het onzorgvuldig omgaan met het selecteren van producten, diensten of personeel waardoor eveneens een vermijdbaar verlies wordt geleden of een vermijdbare hoge prijs wordt betaald.

3 Reorganisatiekosten die verband houden met de normale periodieke reorganisaties die nodig zijn om de afdelingen die de subsidiabele activiteiten uitvoeren goed te laten functioneren zijn nodig voor de goede uitvoering van deze activiteiten. Daarom kunnen deze reorganisatiekosten zelf wel onderdeel uitmaken van de kostenberekening.

4 Voor universiteiten geldt hier een uitzondering, voor zover activa van universiteiten beslag leggen op eigen vermogen en voor zover die activa toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteiten. Als rekenrente moet dan de 10-jaars rente van de Bank Nederlandse Gemeenten per primo van een betreffend jaar gehanteerd worden.

Bijlage 2.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 2.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 3.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 4.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 4.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 4.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 4.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 5.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 5.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 5.3

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 5.4

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 5.5

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 5a.1

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 5a.2

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 5b.1. Aanvraagforulier Wajong adviesvoucher

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bijlage 246111.png
Bijlage 246110.png

Bijlage 5b.2. Vaststellingsformulier Wajong adviesvoucher

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Bijlage 246112.png
Bijlage 246113.png

Bijlage 5.6

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 6.1. behorende bij de artikel 6.1 van de Subsidieregeling innoveren

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Projecten dienen te passen binnen onderstaande thema’s die zijn opgenomen zijn in de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid.

Opereren in ketens en netwerken

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het thema opereren in ketens en netwerken beoogt de effectiviteit van ketens en netwerken te vergroten. Om in ketens en netwerken effectief te kunnen optreden is het noodzakelijk dat de juiste personen op het juiste moment over de juiste informatie beschikken. Goede beschikbaarheid van de relevante informatie binnen ketens en netwerken maakt een efficiëntere en effectievere uitvoering van taken mogelijk.

Binnen het veiligheidsdomein bestaan diverse ketens, waarin meerdere partijen ‘geschakeld’ functioneren. Bekende ketens zijn de strafrechtelijke keten en de vreemdelingenketen. In toenemende mate is ook sprake van netwerken, waarin deelnemende partijen, op basis van onderlinge afhankelijkheid en ten aanzien van een gemeenschappelijk thema, besluiten tot gezamenlijke activiteiten. Dit geldt bijvoorbeeld in toenemende mate voor de rampen- en crisisbeheersing, maar ook op het terrein van de jeugdzorg.

De focus binnen het thema opereren in ketens en netwerken ligt voor de periode tot en met 2012 op het onderwerp ‘geïntegreerde beeldopbouw’. Een eenduidig bij alle betrokken partijen in een keten of netwerk afgestemd beeld zorgt voor betere besluitvorming, optimale inzet van capaciteit (personeel en materieel), en mogelijkheden om tijdig en effectief op te treden.

De geïntegreerde beeldopbouw omvat verschillende bouwstenen, de samenstelling kan per keten en netwerk verschillen. Bouwstenen zijn: sensoren, data, informatie ontsluiten, informatie verrijken, analyse, ‘decision support’, terugkoppeling. Ook de verschijningsvorm kan verschillen. Zo kan behoefte bestaan aan een eenduidig geografisch situatiebeeld (bijv. bij optreden bij crises of in conflictsituaties) of aan een eenduidige beschrijving van een concrete individuele situatie (bijvoorbeeld bij het gezamenlijk bepalen van de meest effectieve interventie in geval van crimineel of overlastgevend gedrag).

Opleiden en trainen met behulp van geavanceerde simulatie

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

De kwaliteit van uitvoerend en ondersteunend personeel bepaalt het welslagen van ieder optreden. Personeelsselectie bij de in- en doorstroom, opleiding en training dragen bij tot de inzetbaarheid. Ook de veiligheid van personeel tijdens optreden en operaties is gebaat bij selectie en beheersing van vaardigheden. Simulatie en kunstmatige omgevingen worden steeds belangrijker bij het opleiden en trainen van het personeel, ook in de veiligheidsector. Hierbij wordt steeds meer gebruik gemaakt van virtuele realiteit en embedded training.

De doelstelling van het thema opleiden en trainen met behulp van geavanceerde simulatie is om de effectiviteit en inzetbaarheid van het veiligheidspersoneel met behulp van innovatie te vergroten. De technologie maakt het mogelijk om in een waarheidsgetrouwe maar efficiënte en veilige omgeving te oefenen op concrete situaties, variërend van een achtervolging op hoge snelheid en het gebruik van geweldsmiddelen tot het gezamenlijk – bestuurlijk en operationeel – opereren in grootschalige crisissituaties.

Grootschalige oefeningen zijn vaak kostbaar, en eenmalig. ‘Serious gaming’ biedt de mogelijkheid om deze oefeningen te herhalen, scenario’s aan te passen aan de verschillende omstandigheden, en maatwerk te bieden. Met inzet van technologie kan de kwaliteit en de effectiviteit van het veiligheidspersoneel op een efficiënte wijze worden vergroot, zonder hen daarbij in onveilige situaties te brengen.

Fysieke bescherming

[Regeling vervallen per 20-08-2014]

Het domein fysieke bescherming beslaat het terrein dat toeziet op de gezondheid, veiligheid en (fysieke) bescherming van de professional die in concrete situaties actief is op het terrein van veiligheid.

De doelstelling voor de fysieke bescherming binnen Hoofdstuk 6 van de Subsidieregeling innoveren is dat de veiligheid van de professional bij de uitvoering van zijn of haar werkzaamheden zoveel als mogelijk moet worden gewaarborgd gegeven de dreigingen, taken en procedures zoals die er zijn. Dat betekent dat doelstellingen worden geformuleerd op het gebied van uitrusting en materieel, maar bijvoorbeeld niet ten aanzien van te hanteren procedures.

Voor de veiligheid van de professional is onder meer van belang dat deze beschikt over cruciale en actuele informatie (realtime) mbt. bijvoorbeeld de aard en locatie van het incident. Ook dient deze (ook binnen gebouwen) te kunnen communiceren met zijn collega’s of leidinggevende (Shared Situational Awareness). Ook dient de professional in besloten ruimtes te weten waar hij en collega’s zich bevinden, ook onafhankelijk van visuele informatie.

Ook door middel van beschermende kleding en uitrusting kan veiligheid worden bevorderd. De professional moet optimaal beschermd zijn, waarbij bescherming niet ten koste mag gaan van bijvoorbeeld mobiliteit. De inzet en bruikbaarheid van uitrusting en hulpmiddelen moet niet afhankelijk van de omgeving zijn.

Naar boven