Besluit publieke gezondheid

Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 01-10-2010 t/m 30-06-2014

Besluit van 27 oktober 2008, houdende nieuwe eisen inzake de publieke gezondheid (Besluit publieke gezondheid)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 mei 2008, kenmerk PG/ZP-2848098;

Gelet op de artikelen 2, derde lid, 5, vierde lid, 6, derde lid, 15, tweede lid, 19, 49, eerste lid, 62, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid;

De Raad van State gehoord (advies van 23 juni 2008, nummer W13.08.0193/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 oktober 2008, kenmerk DWJZ/SWW-2885172;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Hoofdstuk II. Algemene taken publieke gezondheidszorg

Artikel 2

  • 3 De in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e, van de wet genoemde werkzaamheid omvat in ieder geval de volgende aspecten:

    • a. het signaleren van ongewenste situaties,

    • b. het adviseren van de bevolking over risico’s, inclusief gezondheidskundig advies over gevaarlijke stoffen, in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen,

    • c. het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting,

    • d. het verrichten van onderzoek.

  • 4 De in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder f, van de wet genoemde werkzaamheid omvat in ieder geval de volgende aspecten:

    • a. het bijhouden van een lijst met instellingen waar, gezien de aard van de doelgroep en de omstandigheden waaronder de activiteiten worden verricht, een verhoogd risico bestaat op de verspreiding van pathogene micro-organismen,

    • b. het adviseren van de onder a bedoelde instellingen over de mogelijkheden op het gebied van bouw, inrichting en organisatie van de activiteiten om de risico’s op verspreiding van pathogene micro-organismen te verkleinen,

    • c. het signaleren van ongewenste situaties,

    • d. het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting.

Hoofdstuk III. Jeugdgezondheidszorg

Artikel 3

  • 1 Het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg bestaat uit een uniform deel en een maatwerk deel.

  • 2 Het uniform deel van het basistakenpakket omvat de in de artikelen 4, 5 en 6 van dit besluit beschreven werkzaamheden en wordt aan alle jeugdigen aangeboden.

  • 3 Het maatwerk deel van het basistakenpakket omvat de in de artikelen 7, 8 en 9 van dit besluit beschreven werkzaamheden en wordt afgestemd op de specifieke zorgbehoeften van de jeugdigen alsmede op lokale of regionale demografische en epidemiologische gegevenheden.

Artikel 4

De in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van de wet genoemde werkzaamheid inzake de gezondheidstoestand van jeugdigen en de gezondheidsbeïnvloedende factoren omvat de volgende aspecten:

  • a. het afnemen van een algemene anamnese van de jeugdige,

  • b. het beoordelen van de lichamelijke verschijning van de jeugdige,

  • c. het meten en beoordelen van de groei van de jeugdige,

  • d. het beoordelen van de ontwikkeling van de jeugdige,

  • e. het beoordelen van het functioneren van de jeugdige,

  • f. het beoordelen van medisch-biologische parameters van de jeugdige,

  • g. het beoordelen van het gedrag van de jeugdige,

  • h. het beoordelen van het sociaal milieu van de jeugdige,

  • i. het beoordelen van het fysieke milieu rondom de jeugdige,

  • j. het in kaart brengen van het zorgsysteem rondom de jeugdige.

Artikel 5

De in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b, van de wet genoemde werkzaamheid inzake de behoeften aan zorg omvat, naast het maatwerk deel, bedoeld in artikel 7 van dit besluit, de volgende aspecten:

  • a. het schatten van de verhouding tussen de draaglast en draagkracht van de jeugdige en van het gezin waartoe hij behoort,

  • b. het schatten van de behoefte aan advies en voorlichting van de jeugdige en van het gezin waartoe hij behoort,

  • c. het inventariseren van de zorg die de jeugdige al ontvangt,

  • d. het nagaan of de jeugdige tot een of meer risicogroepen behoort.

Artikel 6

De in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder c, van de wet genoemde werkzaamheid inzake de opsporing en preventie van specifieke stoornissen omvat de volgende aspecten:

  • a. het nagaan of bij de jeugdige sprake is van oogpathologie,

  • b. het nagaan of bij de jeugdige sprake is van maldescensus testis,

  • c. het nagaan of bij de jeugdige sprake is van congenitale hartafwijkingen,

  • d. het nagaan of bij de jeugdige sprake is spraak- of taalstoornissen,

  • e. het nagaan of bij de jeugdige sprake is van perceptief gehoorverlies,

  • f. het zonodig aanbieden van vaccinatie tegen hepatitis B,

  • g. het zonodig aanbieden van vaccinatie tegen tuberculose.

Artikel 7

De in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b, van de wet genoemde werkzaamheid inzake de behoeften aan zorg omvat, naast het uniform deel, bedoeld in artikel 5 van dit besluit, de volgende aspecten:

  • a. het ramen welke zorgverlening op maat nodig is,

  • b. het ramen welke risicogroep gerichte zorg nodig is.

Artikel 8

De in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder d, van de wet genoemde werkzaamheid inzake voorlichting omvat de volgende aspecten:

  • a. het geven van individugerichte voorlichting, advies, instructie en begeleiding,

  • b. het geven van groepsgerichte voorlichting, advies, instructie en begeleiding.

Artikel 9

De in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van de wet genoemde werkzaamheid inzake gezondheidsbedreigingen omvat de volgende aspecten:

  • a. het formuleren welke individuele maatregelen, afgestemd op het gezin van de jeugdige, nodig zijn,

  • b. het formuleren welke maatregelen, afgestemd op de groep gezinnen waartoe het gezin van de jeugdige behoort, nodig zijn,

  • c. het formuleren welke individuele maatregelen, afgestemd op buurt of school van de jeugdige, nodig zijn,

  • d. het formuleren welke maatregelen, afgestemd op de groep buurten of scholen waartoe de buurt of school van de jeugdige behoort, nodig zijn.

Artikel 10

Indien het college van burgemeester en wethouders toepassing geeft aan artikel 14, tweede lid, van de wet, hanteert het college voor de uitvoering dezelfde eisen als in artikel 17, tweede lid, van dit besluit, aan de gemeentelijke gezondheidsdienst zijn gesteld.

Hoofdstuk IV. Infectieziektebestrijding

Artikel 11

Ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet zorgt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval voor:

  • a. het, ter uitvoering van de meldingstaken, bedoeld in de wet, te allen tijde bereikbaar zijn van de gemeentelijke gezondheidsdienst,

  • b. het doorlopend verzamelen, analyseren en toepassen van epidemiologische gegevens over infectieziekten,

  • c. het op grond van de gegevens, bedoeld onder b, inventariseren van relevante trends en risico’s onder de bevolking of specifieke groepen, alsmede het anticiperen daarop,

  • d. het geven van voorlichting en begeleiding, alsmede het beantwoorden van vragen uit de bevolking,

  • e. het zorg dragen voor preventieve bronbehandeling bij de bestrijding van tuberculose,

  • f. het bevorderen van de samenwerking van de gemeentelijke gezondheidsdienst met huisartsen, medisch specialisten, ziekenhuizen, laboratoria en overige organisaties die een rol spelen bij de bestrijding van infectieziekten,

  • g. de algemene voorbereiding op maatregelen ter bestrijding van een epidemie van een infectieziekte,

  • h. het aanbieden van vaccinaties aan risicogroepen,

  • i. de deelname aan toegepast wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 12

De infectieziekten behorende tot groep C zijn: anthrax, bof, botulisme, brucellose, gele koorts, hantavirusinfectie, heamophilus influenza infectie, pneumokokkenziekte, legionellose, leptospirose, listeriose, malaria, meningokokkenziekte, mrsa-infectie, psittacose, q-koorts, tetanus, trichinose, west-nile virusinfectie, ziekte van creutzfeldt-jakob.

Artikel 13

  • 1 Een krachtens artikel 48 van de wet als behorende tot categorie B aangewezen haven of luchthaven beschikt over een plan voor noodsituaties op het gebied van de infectieziektebestrijding, met inbegrip van de benoeming van een coördinator.

  • 2 In het plan, bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste aangegeven:

    • a. hoe toegang wordt verleend aan medisch-diagnostische faciliteiten op een zodanige wijze dat zieke reizigers onverwijld en adequaat kunnen worden onderzocht, alsmede hoe personeel hiertoe wordt ingezet,

    • b. hoe in de bescherming tegen infectie van verzorgend en begeleidend personeel wordt voorzien,

    • c. hoe in de quarantaine van mogelijk geïnfecteerde reizigers wordt voorzien,

    • d. hoe apparatuur en personeel worden ingezet voor het vervoer van zieke reizigers naar een passende medische faciliteit,

    • e. hoe de voorlichting aan personeel, reizigers en overig publiek plaatsvindt,

    • f. hoe wordt voorzien in de bestrijding van een besmetting, waaronder vectorbestrijding, in de haven of luchthaven en van schepen en luchtvaartuigen,

    • g. hoe over het onder a tot en met f gestelde wordt samengewerkt met betrokken diensten en organisaties.

Artikel 14

Een krachtens artikel 48 van de wet als behorende tot categorie A aangewezen haven of luchthaven beschikt, naast de voorzieningen, bedoeld in artikel 13 van dit besluit, tevens over de volgende voorzieningen:

  • a. een te allen tijde bereikbare crisisdienst die kan worden ingezet ter uitvoering van het plan voor noodsituaties, bedoeld in artikel 13 van dit besluit,

  • b. een van sanitaire voorzieningen voorziene ruimte waar aankomende reizigers, afgezonderd van andere reizigers, aan quarantaine of medische controle kunnen worden onderworpen.

Artikel 15

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag van het college van burgemeester en wethouders een bijdrage in de kosten die voor de gemeente voortvloeien uit het door de voorzitter van de veiligheidsregio dan wel de burgemeester uitvoeren van de door Onze Minister opgedragen maatregelen, bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de wet.

  • 2 De bijdrage wordt vastgesteld op grond van de kosten die voortvloeien uit het daadwerkelijk treffen van de maatregelen en de gevolgen daarvan, verminderd met:

    • a. de kosten waarvoor de gemeente uit andere hoofde een bijdrage heeft verkregen of kan verkrijgen,

    • b. de kosten die een gemeente in rekening brengt of kan brengen.

  • 3 Geen bijdrage wordt toegekend, indien de kosten, bedoeld in het tweede lid, € 45.000 of minder bedragen.

Artikel 16

  • 1 De aanvraag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, wordt uiterlijk twaalf maanden na het einde van het treffen van de maatregelen ingediend.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt, indien de maatregelen onafgebroken gedurende één jaar worden getroffen, de aanvraag uiterlijk twaalf maanden na het verstrijken van dat jaar ingediend.

  • 3 De aanvraag gaat vergezeld van een opgave van de kosten, welke is voorzien van bewijsstukken. Kosten waarvan de hoogte nog niet kan worden vastgesteld, worden geraamd.

  • 4 Onze Minister beslist binnen zes maanden na indiening van de aanvraag.

  • 5 Op verzoek van de aanvrager kan Onze Minister een voorschot verlenen op de bijdrage, bedoeld in artikel 15, eerste lid. Een verzoek daartoe gaat vergezeld van een voorlopige opgave van de kosten.

  • 6 Onze Minister kan de vaststelling van een bijdrage intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan Onze Minister bij de vaststelling van de bijdrage redelijkerwijze niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de bijdrage lager zou zijn vastgesteld, of

    • b. indien de vaststelling van de bijdrage onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.

Hoofdstuk V. Gemeentelijke gezondheidsdiensten

Artikel 17

  • 1 Met het oog op de uitvoering van de in artikel 2 van de wet omschreven taak voldoen de deskundigen, bedoeld in artikel 15 van de wet, aan de volgende eisen:

    • a. de sociaal geneeskundige is ingeschreven in het Register van Artsen Maatschappij en Gezondheid van de KNMG en, voor zover werkzaam op het terrein van de medische milieukunde, opgeleid in de medische milieukunde,

    • b. de deskundige op het terrein van de sociale verpleegkunde is sociaal verpleegkundige en in het bezit van het diploma HBO-V,

    • c. de epidemioloog is geregistreerd als epidemioloog A in het register van de Vereniging voor Epidemiologie of geregistreerd als epidemioloog B door de Stichting voor opleiding tot Medisch Biologisch Wetenschappelijk Onderzoeker.

  • 2 Met het oog op de uitvoering van de in artikel 5 van de wet omschreven taak ter zake van gezondheidsrisico’s voor jeugdigen voldoen de deskundigen, bedoeld in artikel 15 van de wet, aan de volgende eisen:

    • a. de sociaal geneeskundige is ingeschreven in het Register van Artsen Maatschappij en Gezondheid van de KNMG en opgeleid in de jeugdgezondheidszorg,

    • b. de deskundige op het terrein van de sociale verpleegkunde is sociaal verpleegkundige en in het bezit van het diploma HBO-V,

    • c. de deskundige op het terrein van de gedragswetenschappen is universitair opgeleid als psycholoog of pedagoog, dan wel in het bezit van de akte M.O.-B pedagogiek.

  • 3 Met het oog op de uitvoering van de in artikel 6 van de wet omschreven taak voldoen de deskundigen, bedoeld in artikel 15 van de wet, aan de volgende eisen:

    • a. de sociaal geneeskundige, belast met de infectieziektebestrijding, is ingeschreven als arts infectieziektebestrijding in het Register van Artsen Maatschappij en Gezondheid van de KNMG en opgeleid in de infectieziektebestrijding,

    • b. de sociaal geneeskundige, belast met de bestrijding van tuberculose, is ingeschreven als arts tuberculosebestrijding in het Register van Artsen Maatschappij en Gezondheid van de KNMG en opgeleid in de tuberculosebestrijding, dan wel ingeschreven als longarts in het desbetreffende specialistenregister van de KNMG,

    • c. de deskundige op het terrein van de sociale verpleegkunde is sociaal verpleegkundige en in het bezit van het diploma HBO-V.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 oktober 2008

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Uitgegeven de achttiende november 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven