8.1. Actor: De Minister van Economische Zaken
8.1.1. Algemene handelingen
8.1.1.1. Nationaal
Beleidsontwikkeling en evaluatie
(1.)
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
ten aanzien van kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, adviezen, evaluaties, etc.
Opmerking: Onder deze handeling valt ook:
– het voeren van overleg met de andere betrokken actoren op het beleidsterrein kwaliteitszorg
voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening;
– het voorbereiden van een standpunt ter inbrenging in de Ministerraadvergaderingen
voor beraad en besluitvorming betreffende het beleidsterrein kwaliteitszorg voor de
bedrijfsvoering en beroepsuitoefening;
– het voeren van overleg met/het leveren van bijdragen aan het overleg met het Staatshoofd
betreffende het beleidsterrein kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening;
– het voorbereiden van de Memorie van toelichting op de Rijksbegroting betreffende
het beleidsterrein; zie ook handelingen 5, 177 en 183 van het BSD ‘Per slot van Rijksrekening’;
– het toetsen van de uitvoering van het beleid (evaluatie);
– het leveren van commentaar op de recht- en doelmatigheidscontroles van de Algemene
Rekenkamer op het beleidsterrein (zie ook ‘Per Slot van Rijksrekening’, handeling
295, 357 en 374);
– het aan externe adviescommissies verzoeken om advies betreffende het beleidsterrein
kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening;
– het informeren van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen op het beleidsterrein
kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening;
– het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (als beleidsinstrument).
Waardering: B 1
Totstandkoming van wet- en regelgeving
(2.)
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet-
en regelgeving ten aanzien van kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten, circulaires
Waardering: B 1
Verantwoording van beleid
(3.)
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over ontwikkelingen op het beleidsterrein
kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Product: Jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering: B 3
(4.)
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden of commissies uit de Kamers der Staten-Generaal inzake het beleid
ten aanzien van kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Grondwet
Product: Brieven, notities
Waardering: B 3
(5.)
Handeling: Het informeren van de Commissies voor Verzoekschriften en andere tot het
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten-Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid ten aanzien van kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Product: Brieven, notities
Waardering: B 3
(6.)
Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende
kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening en het voeren van verweer
in beroepschriftprocedures voor administratief rechterlijke organen.
Periode: (1940) 1945–
Product: Beschikkingen, verweerschriften
Waardering: V, 10 jaar
Internationaal beleid
(7.)
Handeling: Het medevoorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale
regelingen inzake kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening en
het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties.
Periode: (1940) 1945–
Product: Internationale regelingen, nota’s, notities en rapporten
Waardering: B 1
Informatieverstrekking
(8.)
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
over het beleid ten aanzien van kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Product: Brieven, notities
Waardering: V 5 jaar
(9.)
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein kwaliteitszorg
voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Opmerking: Eén exemplaar van het eindproduct blijft bewaard.
Waardering: V 5 jaar
Onderzoek
(10.)
Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk)
onderzoek en het vaststellen van onderzoeksrapporten over kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering
en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Product: Offerte, brieven en rapport
Waardering: B 1
(11.)
Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek naar kwaliteitszorg voor
de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Product: Notities, notulen en brieven
Waardering: V 5 jaar
(12.)
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk)
onderzoek naar kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Product: Notities, brieven, etc.
Waardering: V 5 jaar
(13.)
Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek naar kwaliteitszorg voor
de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Product: Rekeningen en declaraties
Waardering: V 10 jaar
Subsidie
(14.)
Handeling: Het beslissen op een subsidieaanvraag van een particuliere instelling die
actief is op het beleidsterrein kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Product: Ministeriële beschikking
Waardering: V 10 jaar
8.1.1.2. Europese handelingen
Algemeen
(15.)
Handeling: Het detacheren/benoemen van ambtenaren bij de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging
bij de EG.
Periode: 1958–
Product: Besluit
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
Raadsbesluiten
(16.)
Handeling: Het voorbereiden van bijdragen aan werkgroepen van de Europese Commissie
inzake kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en de beroepsuitoefening.
Periode: 1958–
Opmerking: Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen over de geleverde
inbreng in de werkgroepen.
Waardering: B 1
(17.)
Handeling: Het opstellen van concept-informatiefiches over voorstellen, mededelingen
en Groenboeken van de Europese Commissie op het gebied van kwaliteitszorg voor de
bedrijfsvoering en de beroepsuitoefening.
Periode: 1958–
Product: Concept-fiches
Opmerking: De interdepartementale WBCN stelt de informatiefiches vast. De handeling
hiervoor is opgenomen in het concept-RIO ‘Gedane Buitenlandse Zaken’.
Waardering: B 1
(18.)
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van Raadswerkgroepen met betrekking
tot kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en de beroepsuitoefening.
Periode: 1958–
Opmerking: als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg worden
gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven;
– de handeling leidt in het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten;
– onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van
Raadswerkgroepen.
Waardering: B 1
(19.)
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc groepen Raden/Attachés met
betrekking tot kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en de beroepsuitoefening.
Periode: 1958–
Opmerking: als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg worden
gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven;
de handeling leidt in het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten;
onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van Raden/Attachés.
Waardering: B 1
(20.)
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van het Coreper met betrekking tot kwaliteitszorg
voor de bedrijfsvoering en de beroepsuitoefening.
Periode: 1958–
Opmerking: als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg worden
gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven;
– de instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiger in het Coreper (de PV) worden
vastgesteld in interdepartementaal overleg onder leiding van Buitenlandse Zaken;
– de handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot concept-instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten;
– onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van de vergaderingen van
het Coreper.
Waardering: B 1
(21.)
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc High Level groepen met betrekking
tot kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en de beroepsuitoefening.
Periode: 1958–
Opmerking: als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg kan overleg
worden gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven;
de handeling leidt in het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.
Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van High
Level groepen.
Waardering: B 1
(22.)
Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake agendapunten van Raadsvergaderingen
met betrekking tot kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en de beroepsuitoefening.
Periode: 1958–
Opmerking: nationale standpunten en onderhandelingsposities inzake agendapunten van
Raadsvergaderingen komen tot stand in de Coördinatiecommissie voor Europese Integratie-
en Associatieproblemen (CoCo);
onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van Raadsvergaderingen.
Waardering: B 1
(23.)
Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake algemene en op langere
termijn spelende zaken van EU-belang inzake kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering
en de beroepsuitoefening.
Periode: 1958–
Opmerking: Overleg hierover in de Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau (CoCoHan)
leidt tot algemene rapporten aan de betrokken ministers.
Waardering: B 1
Uitvoeringsbepalingen van de Europese Commissie
(24.)
Handeling: Het voordragen van personen voor benoeming in een raadgevend comité, beheerscomité
of reglementeringscomité.
Periode: 1958–
Opmerking: De Raad benoemt de leden van de comités.
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(25.)
Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten inzake door de Europese Commissie
voorgestelde uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering
en beroepsuitoefening, die besproken worden in een raadgevend comité, een beheerscomité
of een reglementeringscomité.
Periode: 1958–
Opmerking: als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd
worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven;
wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke ministerie
het coördinatie-overleg;
– onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse
vertegenwoordigers in de comités;
– onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van
deze comités.
Waardering: B 1
(26.)
Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten over de Europese Commissie voorgenomen
besluiten, maatregelen en onderhandelingen met derde landen met betrekking tot kwaliteitszorg
voor de bedrijfsvoering en de beroepsuitoefening, voor zover deze niet zijn vastgelegd
in Raadsbesluiten en worden besproken in commissies en werkgroepen.
Periode: 1958–
Opmerking: als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg worden
gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven;
– wanneer meerdere departementen betrokken zijn, leidt het eerstverantwoordelijke
ministerie het coördinatie-overleg;
– onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse
vertegenwoordigers in de comités;
– onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van
deze comités.
Waardering: B 1
Implementatie van Europese regelgeving
(27.)
Handeling: Het opstellen van een plan ter implementatie van een door de Raad vast
te stellen besluit.
Periode: 1993–
Grondslag: Aanwijzingen voor regelgeving (Stcrt. 1992, 230)
Product: Implementatieplan
Opmerking: Het betreft hier plannen ter implementatie van richtlijnen en verordeningen
die onderworpen zijn aan de samenwerkingsprocedure of de medebeslissingsprocedure
(co-decisie) van Raad en Europees Parlement. Het implementatieplan moet binnen een
maand nadat de Raad het gemeenschappelijke standpunt heeft vastgesteld, voorgelegd
worden aan de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen.
Waardering: B 1
(28.)
Handeling: Het voordragen aan de Europese Commissie van deskundigen belast met de
controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende
kwaliteitszorg voor de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening.
Periode: 1958–
Grondslag: Richtlijnen
Product: Besluit
Waardering: V 5 jaar
8.1.2. Kwaliteitszorg in het midden- en kleinbedrijf
8.1.2.1. Het Handelsregister
(29.)
Handeling: Het stellen van voorwaarden en regels met betrekking tot de inschrijving
van ondernemingen in het Handelsregister, alsmede het geven van nadere aanwijzingen
en voorschriften inzake de inschrijving in het Handelsregister.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Handelsregisterbesluit 1956 (Stb. 1956, 432
Handelsnaamwet (Stb. 1954, 410)
Handelsregisterbesluit 1984 (Stb. 1984, 578)
Handelsregisterwet 1984 (Stb. 1984, 353)
Handelsregisterwet 1996 (Stb. 1996, 181)
Product: Ministeriële regelingen
Opmerking: De Kamers van Koophandel treden bij de wetgever afzonderlijk of in verenigingsverband
als adviesorgaan op. Bij deze advisering hebben een rol gespeeld: de Nederlandse delegatie
in Europese verenigingen van Kamers van Koophandel (‘Eurochambre’) en de Vereniging
van Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland.
De nadere aanwijzingen en voorschriften hebben betrekking op de vaststelling van de
inschrijvingsformulieren en op de regeling van het toezicht van het ministerie op
de administratie van het Handelsregister. Als adviesorgaan treedt hierbij met name
de Vereniging van Kamers van Koophandel op.
Waardering: B 1
(30.)
Handeling Het vaststellen van nadere regels voor de uitvoering van de Handelsregisterwet.
Periode 1954–
Grondslag Handelsregisterwet 1954 (Stb. 1954, 557), art. 2
Handelsregisterwet 1984 (Stb. 1984, 353)
Handelsregisterwet 1996 (Stb. 1996, 181)
Product Handelsregisterbesluit 1956 (Stb. 1956, 432) en wijzigingen Handelsregisterbesluit 1984 (Stb. 1984, 578)
Handelsregisterbesluit 1996 (Stb. 1996, 417)
Opmerking Deze bevoegdheid bestaat vooral uit het aanwijzen van categorieën rechtspersonen
die tot inschrijving in het handelsregister verplicht zijn en het opstellen van inschrijvingsvoorschriften.
Bij de vaststelling van deze besluiten maakt de minister gebruik van zijn bevoegdheid
om:
– bedragen te bepalen voor de te heffen leges bij de inzage van het Handelsregister;
– categorieën rechtspersonen nader aan te wijzen die tot inschrijving in het
Handelsregister verplicht zijn;
– de Kamers van Koophandel voorschriften te geven met betrekking tot de controle
op de aanmelding voor het Handelsregister;
– inschrijvingsvoorschriften op te stellen.
Waardering B 1
Uitvoering van de wetgeving met betrekking tot het Handelsregister
(31.)
Handeling: Het vaststellen van tarieven voor publicatie van mededelingen over in het
Handelsregister ingeschreven naamloze en/of besloten vennootschappen.
Periode: (1940) 1945–1956
Grondslag: Handelsregisterwet 1918 (Stb. 1918, 493), art. 30a
Opmerking: De publicatie in de Staatscourant geldt als criterium voor de rechtsgeldigheid van een gewijzigde mededeling inzake
een nv of bv.
Waardering V 5 jaar na wijziging tarief
(34.)
Handeling: Het op verzoek van holdings van meervoudig ingeschreven bedrijven verlenen
van vrijstellingen van de verplichting tot vermelding van het handelsregisternummer
in hun correspondentie.
Periode: 1985–1996
Grondslag: Handelsregisterwet 1984 (Stb. 1984, 353), art. 32a.5
Product: o.a. Beschikking van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 19 april
1985 (Stcrt. 1985, 84), houdende vrijstelling van bondsspaarbanken
Opmerking: Artikel 75 en 186 van boek 2 van het nieuw Burgerlijk Wetboek verplicht
ondernemingen om in hun gedrukte stukken ook het inschrijvingsnummer in het handelsregister
te vermelden. Dit kan bezwaarlijk zijn voor ondernemingen die onder meerdere nummers
zijn ingeschreven, zoals de Rabo-bank; daaronder ressorteren namelijk verschillende
bondsspaarbanken en coöperatieve vestigingen, die zelf onder een eigen nummer ingeschreven
staan. In de Hrw zijn hiervoor voorzieningen opgenomen.
Waardering: B 1
8.1.2.2. De Vestigingswetgeving
(35.)
Handeling: Het (mede) voorbereiden van vestigingswetten voor het bedrijfsleven.
Periode: (1940) 1945–
Product: Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 (Stb. 1937, 619)
Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb.1954, 99) (Stb. 1964, 66)
Wet houdende voorzieningen in verband met het vervallen van het OrganisatiebesluitVoedselvoorziening
(Stb. 1957, 40)
Wet wederverkoop van brood (Stb. 1962, 465)
Vestigingswet Detailhandel (Stb. 1971, 569)
Wet houdende intrekking van de Vestigingswet Detailhandel en wijziging van de Drank-
en Horecawet en van de Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb. 1995, 607)
Opmerking: De regelgeving heeft voor zover het levensmiddelen betreft, tevens betrekking
op afwikkelingen van problemen inzake het landbouwstructuurbeleid.
Waardering: B 1, 2
(36.)
Handeling: Het adviseren van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen inzake
wettelijke regelingen inzake de opleiding voor de vereiste bewijzen van bekwaamheid
in het kader van de vestigingswetgeving.
Periode: (1940) 1945–
Waardering: B 5
Regelgeving Vestigingswet Kleinbedrijf 1937
(37.)
Handeling: Het aanwijzen van soorten bedrijven in het kleinbedrijf waarvoor een vestigingsvergunning
is vereist.
Periode: (1940) 1945–1954
Grondslag: Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 (Stb. 1937, 619), art. 1
Product: Vestigingsbesluit
Opmerking: Tot 1950 heeft de minister krachtens het BAVK ook de bevoegdheid om bij
regeling een bedrijf aan te wijzen waarvoor een vergunning bij de minister ‘of zijn
gemachtigde’ moet worden aangevraagd.
Waardering: B 1
(39.)
Handeling: Het afkondigen van een verbod op het uitoefenen van een bedrijf in afwachting
van een vestigingsbesluit (het afkondigen van een spertijd).
Periode: (1940) 1945–1954
Grondslag: Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 (Stb. 1937, 619), art. 1.5
Product: Ministeriële beschikkingen, de zgn. spertijdverklaringen
Opmerking: Hierbij is inbegrepen het intrekken van deze verbodsbeschikking. Een beschikking
houdt in ieder geval op zes maanden na haar inwerkingtreding; de minister kan de termijn
ten hoogste nog eens zesmaal verlengen. Zij vervalt ook als er een vestigingsbesluit
is vastgesteld. De minister heeft er met name gebruik van gemaakt bij de voorbereiding
van de Vestigingswet Bedrijven 1954.
Waardering: B 5
(40.)
Handeling: Het beslissen in beroep tegen beschikkingen van een Kamer van Koophandel
op een aanvraag voor een vestigingsvergunning.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 (Stb. 1937, 619), art. 8
Waardering: V 10 jaar
Regelgeving uit de bezettingstijd en na de bevrijding
(41.)
Handeling: Het geven van nadere aanwijzingen aan de Kamers van Koophandel over de
uitvoering van vestigingsbesluiten.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Besluit tot afwijking van de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 (Stcrt. 1943, 235)
Product: Beschikking betreffende model van een vergunning (Stcrt. 1948, 40)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging model
(42.)
Handeling: Het goedkeuren van verordeningen en ontheffingsregelingen van het Productschap
voor Granen en Peulvruchten inzake de vergunningverlening voor de verkoop van brood.
Periode: (1940) 1945–1952
Grondslag: Organisatiebesluit Voedselvoorziening (Verordeningenblad 1941, 69)
Waardering: B 6
(43.)
Handeling: Het toelaten van (verplaatsingen van) inrichtingen en ondernemingen, die
een door de minister aangewezen tak van bedrijf uitoefenen.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Besluit Algemeen Vestigingsverbod Kleinbedrijf 1941 (Stcrt. 1941, 234), art. 3.1 en 4
Opmerking: NB. Van deze handeling is één voorbeelddossier bewaard gebleven.
Waardering: B 6
Vestigingsvergunningen op basis van regelgeving uit de bezettingstijd en na de bevrijding
(44.)
Handeling: Het na advies van de Middenstandsraad aanwijzen van bedrijven waarvoor
een vergunning krachtens het BAVK is vereist.
Periode: (1940) 1945–1951
Grondslag: BAVK 1941 (Stcrt. 1941, 234), art. 3 jo. art. III
Product: Uitvoeringsbeschikkingen BAVK, bijvoorbeeld in: Stcrt. 1946, 109, 127, 165, 243 en Stcrt. 1947, 36
Opmerking: In deze regeling kunnen ook besluiten worden opgenomen die de geldigheid
van het BAVK beperken en het BAVK opheffen.
Waardering: B 6
8.1.3. De Vestigingswet Bedrijven 1954
8.1.3.1. Regelgeving Vestigingswet Bedrijven 1954
(45.)
Handeling: Het stellen van nadere uitvoeringsregels met betrekking tot de vestigingswet.
Periode: 1954–
Grondslag: Vestigingswet Bedrijven (Stb. 1954, 99)
Product: Uitvoeringsbesluit Vestigingswet Bedrijven (Stb. 1955, 169, 518) (Stb. 1958, 690) (Stb. 1962, 523, 561) (Stb. 1963, 525) (Stb. 1964, 270)
Besluit vestigingseisen kredietwaardigheid en handelskennis (Stb. 1958, 417)
Besluit gegevens vestigingsvergunningen (Stb. 1958, 484) (Stb. 1959, 334) (Stb. 1962, 525) (Stb. 1964, 270)
Besluit registratie vestigingsvergunningen en ontheffingen (Stb. 1990, 484)
Algemeen uitvoeringsbesluit Vestigingswet Bedrijven (Stb. 1995, 609)
Opmerking: De minister heeft de bevoegdheid tot:
– het vaststellen van legeskosten voor de aanvraag van een vestigingsvergunning (art.
19);
– het vaststellen van nadere eisen van kredietwaardigheid en handelskennis, zoals
die in een vestigingsbesluit dienen te worden toegepast (art. 7);
– het vaststellen van de gegevens die bij een aanvraag dienen te worden ingediend
(art. 8).
Waardering: B 5
(46.)
Handeling Het stellen van ministeriële regelingen met betrekking tot de Vestigingswet
1954 en het daaraan verbonden Uitvoeringsbesluit.
Periode: 1954–1996
Grondslag: Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb. 1954, 99); Uitvoeringsbesluit Vestigingswet
Bedrijven 1954 (Stb. 1955, 169)
Product: Beschikking richtlijnen verklaringen handelskennis en vakbekwaamheid 1961
Stcrt. 1961, 12 en 18) (Stcrt. 1962, 31, 64, 251) (Stcrt. 1963, 206) (Stcrt. 1966, 123, 172)
Beschikking richtlijnen verklaringen handelskennis en vakbekwaamheid (groothandels-
en dergelijke bedrijven) (Stcrt. 1962, 251) (Stcrt. 1965, 206)
Beschikking aanvraaggelden Vestigingswet Bedrijven 1954 II (Stb. 1955, 69)
Delegatiebeschikkingen I, II en III (Stcrt. 1963, 12), (Stcrt. 1971, 100) en (Stcrt. 1963, 12)
Beschikking houdende aanwijzing van formulieren voor de Vestigingswet Bedrijven (Stcrt. 1966, 164)
Aanwijzingsbeschikkingen van bewijzen van handelskennis en vakbekwaamheid (Stcrt. 1965, 26, 88, 203)
Regeling ex art. 4 vestigingswet bedrijven (Stcrt. 1990, 184)
Opmerking: De minister heeft de volgende bevoegdheden:
– het bepalen onder welke omstandigheden aanvragers zijn vrijgesteld van het behalen
van bepaalde diploma’s;
– het nader bepalen van legestarieven en de verrekening daarvan (Uitvoeringsbesluit,
art. 4);
– het delegeren van bevoegdheden tot het verlenen van ontheffingen aan de SER of hoofdbedrijfschapen;
– het aanwijzen van bewijsstukken van handelskennis en vakbekwaamheid (Vestigingswet
Bedrijven, art. 7.2);
– de bij de aanvraag in te vullen formulieren (Uitvoeringsbesluit, art. 6; ingetrokken
in 1958, wanneer de formulieren bij AMVB zijn vastgesteld (Stb. 1958, 417)).
Waardering B 5
(47.)
Handeling: Het stellen van ministeriële regelingen met betrekking tot de Vestigingswet
1995 en het daaraan verbonden Uitvoeringsbesluit.
Periode: 1996–
Grondslag: Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb. 1995, 607); Algemeen uitvoeringsbesluit Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb. 1995, 610)
Product: Regeling ontheffing vestigingsvergunningen bedrijven (Stcrt. 1995, 247) (Stcrt. 1996, 72)
Regeling verklaringen vestigingseisen bedrijven (Stcrt. 1995, 247)
Regeling modellen vestigingsvergunning bedrijven (Stcrt. 1995, 247)
Mandaatbeschikking toezicht examens in het kader van de Vestigingswetgeving aan de
STEVES (Stcrt. 1995, 182)
Opmerking De minister heeft de volgende bevoegdheden:
– het delegeren van bevoegdheden tot het verlenen van ontheffingen aan de SER of hoofdbedrijfschappen;
– het aanwijzen van bewijsstukken van handelskennis en vakbekwaamheid;
– de vaststelling van bij de aanvraag in te vullen formulieren;
– de regeling van het toezicht op examens.
Waardering B 5
(48.)
Handeling: Het in afwachting van een vestigingsbesluit uitvaardigen van een verbod
tot het uitoefenen van een bedrijf zonder vergunning van de SER (het uitroepen van
een spertijd).
Periode: 1954–
Grondslag: Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb. 1954, 99), art. 16
Product: Vestigingsbeschikking; vestigingsregeling (na 1995)
Opmerking: Een dergelijk verbod kan worden opgelegd wanneer er door een brancheorganisatie
om een vestigingsbesluit is gevraagd. In deze vestigingsbeschikking worden tevens
de voorwaarden vastgelegd waarop de vergunning door de SER dient te worden verleend.
Een vestigingsregeling is een jaar van kracht en kan daarna nog zes maanden worden
verlengd; zij vervalt als de termijn is verstreken of als het desbetreffende vestigingsbesluit
is vastgesteld.
Deze B-waardering geldt ook voor geweigerde verzoeken.
Waardering: B 5
(49.)
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren, belast met de opsporing van overtredingen
van de Vestigingswet.
Periode: 1954–
Grondslag: Wet op de Economische Delicten (Stb. 1950, K258) (Stb. 1951, 91) (Stb. 1951, 214)
Product: Beschikking van 2 juli 1955 (Stcrt. 1955, 127) houdende aanwijzing van opsporingsambtenaren voor opsporen van overtredingen
van de Vestigingswet Bedrijven 1954;
Beschikking van 25 juli 1972 (Stcrt. 1972, 146) houdende aanwijzing van ambtenaren van de Economische Controledienst als
ambtenaar voor het opsporen van overtredingen van de Vestigingswet Detailhandel;
Besluit van 20 mei 1986 (Stcrt. 1986, 96) houdende aanwijzing van opsporingsambtenaren voor het opsporen van overtredingen
van de Vestigingswet Detailhandel en de Handelsregisterwet;
Opmerking: Als opsporingsambtenaren zijn aangewezen de ambtenaren bij de Economische
Controledienst en de Algemene Inspectie Dienst.
Waardering: V 10 jaar na einde dienstverband
(50.)
Handeling: Het aanwijzen van bedrijven waarvoor een vestigingsvergunning is vereist.
Periode: 1954–1996
Grondslag: Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb. 1954, 99), art. 4
Product: Vestigingsbesluit
Opmerking: Een vestigingsbesluit kan door de minister worden uitgevaardigd, indien
er al in 1954 een verbod bestaat voor de gehele branche om zonder een vergunning een
bedrijf uit te oefenen. Anders mag een dergelijk besluit slechts worden uitgevaardigd
op verzoek van een bedrijfschap; indien dit ontbreekt: van een productschap of hoofdbedrijfschap,
indien dit ontbreekt van een vakorganisatie die naar het oordeel van de Kroon voldoende
representatief is.
De SER adviseert bij de totstandkoming van een besluit. Er kan dus door groepen binnen
de SER bezwaar worden aangetekend tegen de representativiteit van een rechtspersoon
die om een vestigingsbesluit verzoekt. Verder wordt bij de totstandkoming overwogen:
1) of het bedrijf binnen de branche daadwerkelijk door ondeskundigheid wordt bedreigd
en 2) of de branche kan voorzien in een goede en voor iedereen bereikbare vakopleiding
(dus: schriftelijk of decentraal georganiseerd).
De afzonderlijke vestigingsbesluiten per bedrijf zijn in 1972 opgeheven voorzover
het de detailhandel betreft; in enkele gevallen zijn de vestigingsbesluiten aangepast
en gewijzigd. Ook de aanpassing en wijziging van deze besluiten zijn in deze handeling
inbegrepen.
Door de invoering van een Algemeen Vestigingsbesluit in 1995 zijn alle vestigingsbesluiten
ingetrokken.
De B-waardering geldt ook voor geweigerde verzoeken.
Waardering: B 5
(51.)
Handeling: Het vaststellen van richtlijnen voor de toelating van bedrijven door de
SER of een hoofdbedrijfschap in het kader van een vestigingsbeschikking.
Periode: 1954–1996
Grondslag: Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb. 1954, 99), art. 16; Leyendekkers, Vestigingswet Bedrijven 1954, 39.
Waardering: B 5
8.1.3.2. Vestigingsvergunningen op basis van Vestigingswet Bedrijven 1954
(52.)
Handeling: Het incidenteel subsidiëren van brancheorganisaties voor het opstarten
van cursorische opleidingen voor de vereiste vakbekwaamheid en/of handelskennis.
Periode: 1954–
Grondslag: Veurtjes, De vestigingswet en het onderwijs
Waardering: V 10 jaar
(53.)
Handeling: Het nader stellen van eisen van kredietwaardigheid en (vak)bekwaamheid
aan bedrijven.
Periode: 1958–1996
Grondslag: Besluit vestigingseisen kredietwaardigheid en handelskennis (Stb. 1958, 417)
Product: Bijlage II Vestigingseisen voor groothandelsbedrijven
Opmerking: De vestigingseisen voor kleinhandelsbedrijven waren reeds toegevoegd als
bijlage bij het Basisbesluit vestigingseisen 1958. Na 1990 worden er aan de bedrijven
geen eisen van kredietwaardigheid meer gesteld (Stb. 1990, 19).
Waardering: V, 10 jaar
8.1.3.3. Ontheffingen op basis van Vestigingswet Bedrijven 1954
(54.)
Handeling: Het verlenen van ontheffing van de verplichte vereisten voor de aanvraag
van een vestigingsvergunning.
Periode: 1954–
Grondslag: Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb. 1954, 99), art. 15; Delegatiebeschikking I ontheffingen Vestigingswet Bedrijven 1954
(Stcrt. 1963, 12)
Wijziging van de Vestigingswet Bedrijven, art. 15 in de: Vestigingswet Detailhandel
1972 (Stb. 1971, 569), art. 25e
Opmerking: De ontheffing kan worden verleend aan:
– een filiaal van een bedrijf dat reeds een vestigingsvergunning heeft of een bedrijf
van dezelfde ondernemer;
– indien naar het oordeel van de minister sprake is van een bijzonder belang of bijzonder
geval;
– na 1992: overeenkomstig Europese richtlijnen inzake de vrije vestiging van reeds
toegelaten vestigingen in andere lidstaten en ter uitvoering van Europese verdragen.
Waardering: V 10 jaar na einde ontheffing
(55.)
Handeling: Het nader vaststellen van bijzondere gevallen op grond waarvan ontheffing
van de verplichte vereisten voor de aanvraag van een vestigingsvergunning wordt verleend.
Periode: 1954–1996
Grondslag: Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb. 1954, 99), art. 15; wijziging van de Vestigingswet Bedrijven (Stb. 1995, 607), art. 15 in de: Vestigingswet Detailhandel (Stb. 1971, 569), art. 25e
Opmerking: De minister heeft in bepaalde situaties vastgesteld, dat aan bepaalde groepen
ondernemers ontheffing kan worden verleend voor de verplichting tot het overleggen
van de vereiste bewijzen van bekwaamheid voor een vestigingsvergunning. Dit is met
name het geval bij allochtonen, die daarvoor via een speciale regeling in aanmerking
komen. In de nota Onderneem het maar heeft de Minister van Economische Zaken zo’n regeling aangekondigd. Omdat aan ontheffingen
ook voorwaarden kunnen worden verbonden, zijn aan deze regelingen wel opleidingen
verbonden, die door de Minister van Economische Zaken worden gesubsidieerd.
Waardering: B 5
(56.)
Handeling: Het benoemen van een commissie van deskundigen ter vaststelling van de
vakbekwaamheid en/of de handelskennis van een aanvrager voor ontheffing bij het hoofdbedrijfschap
voor het ambacht, bij de Sociaal-Economische Raad, of bij het hoofdbedrijfschap voor
de detailhandel.
Periode: 1963–1972
Grondslag: Delegatiebeschikking I ontheffingen (Stcrt. 1963, 12), art. 7; Delegatiebeschikking II ontheffingen (Stcrt. 1963, 12), art. 7–8; Delegatiebeschikking III ontheffingen (Stcrt. 1963, 12); Delegatiebeschikking (II) a-ontheffingen (Stcrt. 1971, 100), art. 7–8
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(57.)
Handeling: Het subsidiëren van cursorische vakopleidingen in het kader van ontheffingsregelingen.
Periode: 1972–
Grondslag: Veurtjes, De Vestigingswet en het onderwijs, 21; Memorie van Toelichting begroting Economische Zaken 1991, p. 44
Opmerking: Doel van deze steun is het weghalen van financiële knelpunten bij de opzet
van deze vakopleidingen c.q. de ombouw van oude vakbekwaamheidscursussen in het kader
van de nieuw aangenomen Vestigingswet Detailhandel. In 1977 moest bij wijziging van
het Uitvoeringsbesluit Vestigingswet Detailhandel (Stb. 1977, 609) de termijn waarna detailhandelaren een nieuwe vergunning moesten aanvragen
worden verlengd, omdat met name bij kleinere branches de modellen voor de opzet van
de vereiste geïntegreerde cursussen ontbraken.
Waardering: V 10 jaar
8.1.3.4. Toezicht op examens in het kader van de vestigingswetgeving
(60.)
Handeling: Het goedkeuren van examenregelingen van branchegerichte cursussen, die
leiden tot de vastgestelde vereisten van bekwaamheid voor de uitoefening van een bedrijf.
Periode: 1972–1996
Grondslag: Vestigingswet Detailhandel (Stb. 1971, 569), art. 4.2
Waardering: V 10 jaar na einde goedkeuring
(61.)
Handeling: Het uitoefenen van toezicht op het verloop van examens voor branchegerichte
vakopleiding door middel van gecommitteerden.
Periode: 1972–1996
Grondslag: Beschikkingen ter aanwijzing van bewijzen van vakbekwaamheid en handelskennis
Aanwijzingsbeschikkingen van bewijzen van handelskennis en vakbekwaamheid (Stcrt. 1965, 26, 88, 203)
Opmerking: Het gaat hier om examens waarbij het diploma door gecommitteerden mede
wordt ondertekend.
Waardering: V 10 jaar
(62.)
Handeling: Het door middel van voorlichting aanbevelen van vakopleidingen voor de
detailhandel.
Periode: 1972–1996
Grondslag: Veurtjes, De vestigingswet en het onderwijs, 21.
Opmerking: Eén exemplaar van het eindproduct wordt bewaard.
Waardering: V 10 jaar
(63.)
Handeling: Het goedkeuren van examenregelingen die leiden tot de vastgestelde vereisten
van bekwaamheid voor de uitoefening van een bedrijf.
Periode: 1990–
Grondslag: Vestigingswet Bedrijven 1954 (Stb. 1990, 19), art. 7.1
Waardering: V 10 jaar na intrekking goedkeuring
(65.)
Handeling: Het goedkeuren van (gewijzigde) protocollen inzake het toezicht op examens
voor vakbekwaamheid.
Periode: 1996–
Grondslag: Mandaatbeschikking toezicht examens in het kader van de vestigingswetgeving
aan de STEVES (Stcrt. 1995, 182)
Opmerking: Het eerste goedgekeurde protocol is al gepubliceerd als bijlage bij de
mandaatbeschikking.
Waardering: V 10 jaar na intrekking goedkeuring
(68.)
Handeling: Het met de STEVES houden van het toezicht op examens ten behoeve van de
vestigingswet.
Periode: 1996–
Grondslag: Mandaatbeschikking toezicht examens in het kader van de vestigingswetgeving
aan de STEVES (Stcrt. 1995, 182), protocolbepalingen, art. 5
Opmerking: Een evaluatie vindt plaats aan de hand van de verslaglegging van STEVES.
Waardering: V 10 jaar
8.1.3.5. Regelgeving en uitvoering Wet wederverkoop van brood
(72.)
Handeling: Het goedkeuren van verordeningen van het Productschap voor Granen, Zaden
en Peulvruchten inzake de vergunningverlening voor de verkoop van brood door detailhandelaren.
Periode: 1962–1972
Grondslag: Wet wederverkoop van brood (Stb. 1962, 465), art. 9.3
Opmerking: Hierbij is inbegrepen het goedkeuren van een verordening tot benoeming
van een commissie van advies inzake de toekenning van een vergunning B.
Waardering: V 10 jaar na intrekking goedkeuring
(73.)
Handeling: Het verlenen van ontheffing van verboden of vergunningsplichten, omschreven
in de Wet Wederverkoop van Brood.
Periode: 1963–1972
Grondslag: Wet Wederverkoop van Brood (Stb. 1962, 465), art. 10
Waardering: V 10 jaar na einde ontheffing
8.1.3.6. Regelgeving Vestigingswet Detailhandel 1971
(74.)
Handeling: Het stellen van nadere uitvoeringsregels met betrekking tot de Vestigingswet
Detailhandel.
Periode: 1972–1996
Grondslag: Vestigingswet Detailhandel (Stb. 1971, 569)
Opmerking: De minister heeft de bevoegdheid tot:
– het vaststellen van regels en voorwaarden tot het houden van veilingen die rechtstreeks
concurrentie met de detailhandel uitoefenen (art. 2.3);
– het nader vaststellen van in detailhandel te verhandelen goederen die in bijzondere
omstandigheden buiten het vergunningstelsel van de wet komen te vallen (art. 3.2 sub
n);
– het vaststellen van een termijn waarbinnen bepaalde getuigschriften tot een samenstel
van bewijsstukken kunnen worden samengevoegd (art. 4.3);
– het vaststellen van de bedragen die voor de aanvrage van een vergunning of ontheffing
dienen te worden betaald en de verrekening van deze bedragen (art. 15);
– het stellen van voorwaarden met betrekking tot eisen van en bekwaamheid voor de
detailhandel (art. 20);
– het aanwijzen van categorieën goederen waarvoor bedrijfsleiders bij de verhandeling
daarvan niet behoeven te voldoen aan de door de minister vast te stellen eisen van
kredietwaardigheid en/of bekwaamheid (art. 20).
Waardering B 5
(75.)
Handeling: Het stellen van ministeriële regelingen met betrekking tot de Vestigingswet
detailhandel en het daaraan verbonden Uitvoeringsbesluit.
Periode: 1972–1996
Grondslag: Vestigingswet Detailhandel (Stb. 1971, 569); Uitvoeringsbesluit Vestigingswet Detailhandel (Stb. 1972, 152)
Opmerking: De minister heeft de bevoegdheid tot:
–het voorschrijven van het volgen van onderwijs (VWD art. 21.1);
– het vaststellen van gegevens die voor de aanvraag van een vergunning zijn vereist
(VWD art. 5.1);
– het delegeren van bevoegdheden tot het verlenen van ontheffingen aan de SER of hoofdbedrijfschappen
(VWD art. 13.1);
– het aanwijzen van bewijsstukken van handelskennis en vakbekwaamheid (art. 4.2);
– de bij de aanvraag in te vullen formulieren (VWD art. 5.1; ingetrokken in 1958,
wanneer de formulieren bij AMVB zijn vastgesteld (Stb. 1958, 417)).
Waardering: B 5
(76.)
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de uitvoering
van en de opsporing van overtredingen tegen de Vestigingswet Detailhandel.
Periode: 1972–1996
Grondslag: Wet op de Economische Delicten (Stb. 1950, K258) (Stb. 19951, 91) (Stb. 9151, 214)
Product: Aanwijzing van de Algemene Inspectiedienst AID voor het toezicht op de detailhandel
(Stcrt.1986, 96).
Waardering: V 10 jaar na einde dienstverband
(77.)
Handeling: Het aanwijzen van bewijsstukken van bekwaamheid in de detailhandel.
Periode: 1972–1996
Grondslag: Vestigingswet Detailhandel 1972 (Stb. 1971, 569), art. 4.2
Opmerking: De eisen waaraan moet worden voldaan, de eisen van bekwaamheid voor de
detailhandel, worden bij algemene maatregel van bestuur gesteld (VWD art. 4.1), en
vallen onder handeling 59.
Waardering: V 5 jaar
(78.)
Handeling: Het erkennen van tentoonstellingen waarop goederen zonder vestigingsvergunning
mogen worden verhandeld.
Periode: 1972–1996
Grondslag: Vestigingswet Detailhandel (Stb. 1971, 569), art. 3.2 sub l
Waardering: V 5 jaar
(79.)
Handeling: Het op aanvraag van meerdere bedrijfsleiders van een detailbedrijf aanwijzen
van hun diploma’s tot een samenstel van vereiste bewijsstukken van vakbekwaamheid.
Periode: 1972–1996
Grondslag: Vestigingswet Detailhandel (Stb. 1971, 569), art. 4.3
Waardering: V 5 jaar
8.1.4. Het beroep accountant
Beleid
(80.)
Handeling: Het voorbereiden, mede vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
inzake het accountantswezen.
Periode: (1940) 1945–
Opmerking: Onder deze handeling valt ook:
– het voeren van overleg met de andere betrokken actoren op het beleidsterrein;
– het voorbereiden van een in te brengen standpunt in de vergaderingen van de Ministerraad
voor beraad en besluitvorming betreffende het beleidsterrein;
– het voeren van of het leveren van bijdragen aan het overleg met het Staatshoofd
betreffende het beleidsterrein;
– het voorbereiden van de Memorie van Toelichting op de rijksbegroting;
– het toetsen van de uitvoering van het beleid (evaluatie);
– het leveren van commentaar op de rechts- en doelmatigheidscontrole van de Algemene
Rekenkamer op het beleidsterrein; zie hiervoor echter ook PIVOT-rapport nr. 15, Per slot van rijksrekening, handeling 295, 357 en 374;
– het aan een externe adviescommissie verzoeken om advies betreffende het beleidsterrein;
– het informeren (voorlichten) van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen
op het beleidsterrein;
– het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid.
Waardering: B 1
(82.)
Handeling: Het voorbereiden van intern onderzoek en het vaststellen van onderzoeksrapporten
betreffende het accountantswezen, alsmede het voorbereiden en begeleiden van extern
onderzoek betreffende het accountantswezen.
Periode: 1975–
Grondslag: De Jager, Inventaris van de archieven van het NIVRA
Waardering: Eindproduct, offerte: B5
Overige neerslag: V, 10 jaar na onderzoek
Regelgeving
(85.)
Handeling: Het (mede) voorbereiden van wettelijke regelingen inzake het accountantswezen.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258)
Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748)
Wet wijziging accountantswetgeving (Stb. 1986, 677)
Wet tot wijziging van de Wet op de Registeraccountants en de Wet op de accountants
administratieconsulenten (Stb. 1993, 465) (Wet Achttienribbe-Buijs)
Waardering: B 1
(87.)
Handeling: Het stellen van nadere regels ten aanzien van het Nederlands Instituut
voor Registeraccountants.
Periode: 1962–
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258)
Product: Koninklijk Besluit van 1 juni 1967 (Stb. 1967, 300)
Opmerking: De minister is bevoegd om regels op te stellen over:
– de wijze van bekendmaking van de door het bestuur op te stellen ontwerp-verordeningen;
– welke soorten verordeningen naast die welke in de wet staan vermeld de goedkeuring
van de minister behoeven alvorens zij aan de ledenvergadering worden voorgedragen.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking KB
(88.)
Handeling: Het stellen van nadere regels ten aanzien van het accountantsexamen voor
registeraccountants.
Periode: 1962–
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258)
Product: Examenbesluit registeraccountants (Stb. 1966, 324) (Stb. 1969, 363) (Stb. 1974, 58) (Stb. 1981, 177) (Stb. 1986, 277) (Stb. 1987, 115)
Waardering: B 5
(89.)
Handeling: Het stellen van nadere regels ten aanzien van het accountantsexamen voor
registeraccountants en het accountantsexamen voor accountants AA.
Periode: 1986–1993
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258), art. 80c; Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748), art. 61.2
Waardering: B 5
(90.)
Handeling: Het voorbereiden en afkondigen van algemene maatregelen van bestuur op
grond van de WAA 1972.
Periode: 1972–1993
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748)
Product: Besluit regelen beroepsuitoefening accountants-administratieconsulenten (Stb. 1974, 17)
Besluit houdende instelling van een Raad van Tucht [AA] (Stb. 1972, 48)
Opmerking: De minister is bevoegd om AMVB’s vast te stellen over:
– het aantal raden van tucht, het rechtsgebied en de zetel van deze raden (art. 30,
lid 5);
– de regels omtrent de uitoefening van het beroep van accountant-administratieconsulent
(art. 31).
Waardering: B 5
(91.)
Handeling: Het voorbereiden en afkondigen van algemene maatregelen van bestuur op
grond van de WAA 1993.
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469)
Opmerking: De minister is bevoegd om AMVB’s vast te stellen over:
– de wijze van bekendmaking van verordeningen van de NOvAA en de ontwerpen daarvan
(art. 26);
– de wijze van bekendmaking van inschrijvingen en mutaties in het Register accountants-administratieconsulenten;
– de omvang en inhoud van het theoretisch gedeelte en het praktijkgedeelte van het
examen accountants-administratieconsulenten (art. 81–82).
Waardering: V 10 jaar na intrekking of wijziging
(92.)
Handeling: Het stellen van nadere regels ten aanzien van de rechtsgang bij de tuchtrechtspraak
voor accountants.
Periode: 1972–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748), art. 46; Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 67
Opmerking: Deze regels gelden in eerste instantie de accountants AA. Na 1994 is deze
bevoegdheid uitgebreid tot de tuchtrechtspraak over de registeraccountants, die eveneens
in deze wet is geregeld.
Waardering: V 10 jaar na intrekking regels
(93.)
Handeling: Het vaststellen van een evaluatieverslag over de werking van de Wet op
de registeraccountants en de Wet op de accountants-administratieconsulenten aan de
Staten-Generaal.
Periode: 1993–
Grondslag: Wet tot wijziging van de Wet op de Registeraccountants en de Wet op de
accountants administratieconsulenten (Stb. 1993, 465) art. V
Opmerking: De evaluatie is voorzien op een tijdstip zes jaar na de inwerkingtreding
van de wet en is bedoeld om de werking van de wet te toetsen aan de Europese richtlijnen
en verdragen.
Waardering: B 2
8.1.4.1. Registeraccountants
Toelating: register van registeraccountants
(94.)
Handeling: Het instellen en benoemen van leden van een commissie voor de toelating
van registeraccountants.
Periode: 1963–1968
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258), art. 87
Product: Instellingsbeschikking commissie toelating registeraccountants 1963 (Stcrt. 1963, 132); nadere instellingsbeschikking (Stcrt. 1965, 5)
Waardering: B5
(96.)
Handeling: Het benoemen van leden van een commissie van beroep inzake de toelating
van registeraccountants.
Periode: 1963–1968
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258), art. 87
Product: Instellingsbeschikking commissie van beroep inzake toelating van registeraccountants
(Stcrt. 1963, 142); nadere instellingsbeschikkingen: Stcrt. 1966, 141; Stcrt. 1967, 10, 96, 125
Waardering: B5
(97.)
Handeling: Het stellen van nadere regels inzake de titelvermelding voor de inschrijving
van buitenlandse registeraccountants.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de registeraccountants 1993 (Stb. 1993, 468), art. 58c
Waardering: V 10 jaar na intrekking regels
(98.)
Handeling: Het verlenen en intrekken van vergunningen tot het uitgeven van verklaringen
van getrouwheid aan niet in een register ingeschreven accountants.
Periode: 1986–1994
Grondslag Wet op de registeraccountants 1984 (Stb. 1986, 677), art. 70b.1b, 70d
Opmerking: Intrekking kan geschieden als de vergunning blijkt te zijn verstrekt op
grond van onjuiste gegevens of wanneer de houder in strijd handelt met aan de vergunning
verbonden voorschriften.
Waardering: V 10 jaar na einde vergunning
8.1.4.2. Nederlands Instituut van Registeraccountants
(100.)
Handeling: Het vergoeden van reis- en verblijfkosten van NIVRA-bestuursleden.
Periode: 1967–
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 458), art. 4
Product: Verordening kostenvergoeding (Stcrt. 1967, 215)
Waardering: V 10 jaar
(102.)
Handeling: Het goedkeuren van door het NIVRA vastgestelde verordeningen.
Periode: 1967–
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258), art. 30
Opmerking: De door de minister goed te keuren verordeningen betreffen in ieder geval:
– de arbeidsvoorwaarden voor het personeel: de minister moet erop toezien dat de rechtspositie
van het in dienst genomen personeel evenredig is aan die van vergelijkbaar personeel
bij de centrale overheid;
– de inschrijfkosten in het register van accountants (art. 60, lid 2);
– de kosten voor de verstrekking van gegevens uit het register van accountants (art.
56, lid 4);
– de gelden voor de toelating tot het accountantsexamen. (art. 73, lid 2);
– de vast te stellen vergoedingen voor leden van de raad van beroep, het examenbureau
en het curatorium (art. 76, lid 2);
– verordeningen inzake regels en procedures voor de raad van tucht behoeven de goedkeuring
van het Ministerie van Justitie (art. 30).
Waardering: V 10 jaar na intrekking
(111.)
Handeling: Het voorbereiden van een Koninklijk Besluit tot vernietiging van een besluit
van het NIVRA.
Periode: 1967–
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258), art. 31
Opmerking: Deze vernietiging kan voorafgegaan worden door een schorsing; een dergelijke
beslissing kan worden uitgesproken als het besluit in strijd lijkt met de wet of het
algemeen belang. Het besluit tot schorsing wordt in het Staatsblad gepubliceerd, waarna zij voor een jaar geldig is; als er nadien geen besluit tot
vernietiging is genomen, is de verordening alsnog geldig. Tevoren kan in de Staatscourant worden afgekondigd dat vernietiging niet zal plaats vinden.
Waardering: B 5
Tuchtrechtspraak NIVRA
(128.)
Handeling: Het goedkeuren van verordeningen tot instelling en de toekenning van vergoedingen
aan leden van Raden van Tucht.
Periode: 1967–1994
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258), art. 36.3
Product: Verordening op de tuchtrechtspraak (Stcrt. 1968, 33)
Waardering: V 10 jaar na opheffing
Accountantsexamens voor registeraccountants
(135.)
Handeling: Het adviseren van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bij
de benoeming van leden van het examenbureau.
Periode: 1967–
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258), art. 74.2
Waardering: V 5 jaar
(136.)
Handeling: Het adviseren van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bij
de benoeming van leden van het curatorium voor de opleiding van accountants.
Periode: 1967–
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258), art. 75.2
Waardering: V 5 jaar
(138.)
Handeling: Het goedkeuren van verordeningen door het Nederlands Instituut van Registeraccountants
op het gebied van kostendeclaraties van het examenbureau en het curatorium.
Periode: 1967–
Grondslag: Wet op de registeraccountants (Stb. 1962, 258), art. 74b, 75b, 76
Waardering: V 10 jaar na intrekking goedkeuring
(149.)
Handeling: Het beschikken op een beroep tegen de intrekking van de gelijkstelling
van een universitair diploma aan een accountantsdiploma.
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op de registeraccountants 1993 (Stb. 1993, 468), art. 79a.5–79a.8
Waardering: V 10 jaar
(152.)
Handeling: Het goedkeuren van regelingen voor proeven van bekwaamheid aan accountants
uit de lidstaten van de Europese Gemeenschap zonder erkend diploma.
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op de registeraccountants 1993 (Stb. 1993, 468), art. 80b.2
Waardering: V 5 jaar
Commissie voor de inschrijving van accountants-administratieconsulenten
(158.)
Handeling: Het vaststellen van regels ten aanzien van de Commissie voor inschrijving
van accountants-administratieconsulenten, met name ten aanzien van de aanwijzing van
accountants-administratieconsulenten door deze Commissie.
Periode: 1972–1994
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748)
Product: Regelingen in: Stcrt. 1975, 77 en 266
Opmerking: Deze regelingen kunnen betrekking hebben op de vereiste bewijzen van vakbekwaamheid
(art. 65.1 onder b), de samenstelling van de Commissie voor inschrijving van accountants-administratieconsulenten
en de indeling van deze Commissie in verschillende kamers.
Waardering: B 4, 5
(159.)
Handeling: Het benoemen van leden van de Commissie van Beroep tegen beslissingen van
de Commissie voor de inschrijving.
Periode: 1972–1994
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748), art. 18.2
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(160.)
Handeling: Het stellen van nadere regels voor de Commissie van Beroep (tegen beslissingen
van de Commissie voor inschrijving).
Periode: 1972–1994
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748), art. 18.2
Product: Regelingen in: Stcrt. 1975, 98
Opmerking: De Minister van Economische Zaken kan regels stellen met betrekking tot:
– de bedragen die indiener van een beroep dient te betalen (WAA, art. 24.1);
– de aan de leden van de commissie toe te kennen vergoedingen (WAA, art. 25);
– de samenstelling en werkwijze van het secretariaat (WAA, art. 27);
– de indienstneming, rechtspositie en geheimhoudingsplicht van het personen (WAA,
art. 27).
Waardering: V 10 jaar na intrekking
(161.)
Handeling: Het vaststellen van regels voor inschrijving van accountants-administratieconsulenten
in het accountantsregister.
Periode: 1975–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748)
Product: Aanwijzingen van diploma’s in: Stcrt. 1985, 180; Stcrt. 1987, 230; Stcrt. 1989, 134.
Nadere regels in: Stcrt. 1974, 35
Opmerking: Deze regels betreffen:
– het aanwijzen van toegelaten bewijsstukken voor de vakbekwaamheid van accountants-administratieconsulenten
(art. 10, onder d.);
– de vereiste inschrijvingsgelden (art. 12.1);
– de gegevens die voor inschrijving moeten worden verstrekt (art. 12.2);
– de daarvoor vereiste modelformulieren (art. 12.2).
Waardering: B 5
(165.)
Handeling: Het vaststellen van de jaarlijkse contributie voor accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1986–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1962, 258), art. 7a
Product: Regelingen in: Stcrt. 1986, 51
Waardering: V 10 jaar
Commissie voor toelating van accountants-administratieconsulenten
(167.)
Handeling: Het benoemen van leden van de Commissie voor de toelating van accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1972–1994
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748), art. 68.1
Opmerking: De Minister van Economische Zaken wijst uit de benoemde leden een voorzitter
en een of meer plaatsvervangende voorzitters aan. Bovendien kan hij de Commissie indelen
in kamers van ten minste drie leden, en kan hij de samenstelling van deze kamers regelen.
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(169.)
Handeling: Het opheffen van de Commissie voor toelating van accountants-administratieconsulenten
na het verstrijken van de termijn en nadat de Commissie op alle bij haar ingediende
aanvragen heeft beslist.
Periode: 1972–1994
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748), art. 68.4
Waardering: V 5 jaar
Tuchtrechtspraak accountants-administratieconsulenten
(171.)
Handeling: Het benoemen van leden, secretaris en voorzitter van de raden van tucht.
Periode: 1972–1994
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748), art. 34
Opmerking: De raden van tucht bestaan ieder uit vijf leden, naast vijf plaatsvervangende
leden.
Voor iedere raad van tucht wordt door de Minister van Economische Zaken een secretaris
benoemd.
De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter ‘worden benoemd uit de personen, die
voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechter in een arrondissementsrechtbank
en met enige bij de wet ingestelde rechtspraak belast zijn of belast geweest zijn,
doch het beroep van registeraccountant of het beroep van accountant-administratieconsulent
niet uitoefenen noch hebben uitgeoefend’ (WAA, art. 34.3).
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(173.)
Handeling: Het stellen van nadere regels ten aanzien van de raden van tucht voor accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1972–1994
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748)
Product: Regeling in: Stcrt. 1976, 37
Opmerking: Deze regels kunnen betreffen:
– de vergoedingen aan leden van de raden van tucht voor reis- en verblijfkosten en
tijdverzuim (art. 37);
– de samenstelling en werkwijze van het secretariaat van een raad van tucht (art.
40);
– de arbeidsvoorwaarden van het personeel van het secretariaat van een raad van tucht
(art. 40).
Waardering V, 10 jaar na intrekking of wijziging
Tuchtrechtspraak: Raad van Tucht van Registeraccountants en Accountants-administratieconsulenten
(177.)
Handeling: Het benoemen van leden van de Raad van Tucht van Registeraccountants en
Accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 54.2
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(178.)
Handeling: Het vaststellen van nadere regels ten aanzien van de Raad van Tucht van
Registeraccountants en Accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469)
Opmerking: Deze regels kunnen betreffen:
– de vergoedingen aan leden (art. 57);
– de samenstelling en werkwijze van het secretariaat (art. 60);
– de samenstelling en de werkwijze van de raden (art. 60);
– de arbeidsvoorwaarden voor het personeel (art. 60).
Waardering: V, 10 jaar na wijziging
Accountantsexamens voor accountants-administratieconsulenten vóór 1994
(181.)
Handeling: Het stellen van nadere regels ten aanzien van examengelden voor het accountantsexamen
voor accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1972–1994
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748), art. 62
Wet tot wijziging van de accountantswetgeving (Stb. 1986, 677), art. 80c.3
Product: Regeling omtrent de examengelden (Stcrt. 1974, 135)
Opmerking: De vastgestelde examengelden komen ten goede aan het rijk.
Waardering: V 10 jaar na intrekking regeling
(182.)
Handeling: Het vaststellen van nadere regels met betrekking tot het accountantsexamen
voor accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1974–1994
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1972, 748), art. 61, 62
Examenbesluit accountants-administratieconsulenten (Stcrt. 1974, 304), art. 10
Wet tot wijziging van de accountantswetgeving (Stb. 1986, 677), art. 80c.1, 80c.2
Examenbesluit accountants-administratieconsulenten (Stcrt. 1994, 86)
Product: Algemene maatregelen van bestuur, o.a.:
Besluit Regels omtrent het accountantsexamen voor accountants-administratieconsulenten
(Stb. 1987, 115)
Examenbeschikking accountants-administratieconsulenten (Stcrt. 1974, 135) (Stcrt. 1986, 54)
Regeling houdende vaststelling van het examengeld (Stcrt. 1974, 135) (Stcrt. 1986, 67) (Stcrt. 1989, 34)
Opmerking Deze regels betreffen:
– de eisen voor de toelating tot het afleggen van het examen;
– de eisen voor het verkrijgen van vrijstelling voor bepaalde onderdelen van het examen;
– de omvang van het examen;
– de inrichting van het examen;
– het vaststellen van het examengeld dat moet worden voldaan door hen die zich aan
het accountantsexamen voor accountants-administratieconsulenten of bepaalde onderwerpen
daarvan wensen te onderwerpen. De vastgestelde examengelden komen ten goede aan het
rijk.
Waardering: B 5
(183.)
Handeling: Het benoemen van leden en een voorzitter van een Commissie van advies inzake
het accountantsexamen voor accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1974–1994
Grondslag: Examenbesluit accountants-administratieconsulenten (Stcrt. 1974, 304), art. 6 (Stcrt. 1994, 86)
Opmerking: De Commissie van advies bestaat uit drie leden, waarvan één lid jaarlijks
aftreedt.
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(184.)
Handeling: Het doen uitschrijven van jaarlijkse examens voor accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1974–1994
Grondslag: Examenbesluit accountants-administratieconsulenten (Stcrt. 1974, 304), art. 2.2, 3.10 (Stcrt. 1994, 86)
Examenbeschikking accountants-administratieconsulenten (Stcrt. 1974, 135)
Opmerking: Deze handeling omvat:
– het vaststellen van examenprogramma’s;
– het benoemen van leden en de voorzitter van de examencommissie;
– het ontvangen van de lijsten van kandidaten, de cijferlijsten en de uitslagen, opgesteld
door de examencommissie;
– het ontvangen van de resultaten van de examens, opgesteld door de examencommissie.
Waardering: V 5 jaar
(187.)
Handeling: Het kennisnemen van onregelmatigheden tijdens accountantsexamens voor accountants-administratieconsulenten
en het beschikken op verzoeken van examenkandidaten om herziening van beslissingen
van de examencommissie in dezen.
Periode: 1974–1994
Grondslag: Examenbesluit accountants-administratieconsulenten (Stcrt. 1974, 304), art. 9
Waardering: V 10 jaar
(188.)
Handeling: Het benoemen van de leden van de examencommissie voor het accountantsexamen
voor accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1987–1991
Grondslag: Besluit Regels omtrent het accountantsexamen voor accountants-administratieconsulenten
(Stb. 1987, 115), art. 14.1
Product: Benoemingen
Opmerking: De examencommissie bestaat uit 9 leden. De minister benoemt er in overeenstemming
met de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen 4 op voordracht van het NIVRA,
4 op voordracht van de NOvAA en de voorzitter op voordracht van NIVRA en NOvAA gezamenlijk.
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(190.)
Handeling: Het goedkeuren van het examenprogramma van de examencommissie voor het
accountantsexamen voor accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1987–1991
Grondslag: Besluit Regels omtrent het accountantsexamen voor accountants- administratieconsulenten
(Stb. 1987, 115), art. 15.2
Waardering: V 10 jaar
8.1.4.3. Nederlandse Orde van Accountants-administratieconsulenten (NOvAA)
(196.)
Handeling: Het stellen van regels voor de overgangsperiode tussen WAA en WAA 1993.
Periode: 1993–1994
Grondslag: Wet op de registeraccountants en accountants-administratieconsulenten (Stb. 1993, 465), artikel IV Overgangsbepalingen wet op de accountants-administratieconsulenten,
art. 19
Product: Ministeriële regelingen
Opmerking: Met de WAA 1993 verdween de privaatrechtelijke Nederlandse Orde van
Accountants-administratieconsulenten en kwam de publieksrechtelijke NOvAA ervoor in
de plaats.
Waardering: B 5
(203.)
Handeling: Het goedkeuren van verordeningen waarin de voorwaarden waaronder de indienstneming
van door de NOvAA aangenomen personeel worden geregeld.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 9.3
Waardering: V 10 jaar na intrekking
(204.)
Handeling: Het goedkeuren van bepaalde door de Nederlands Orde van Accountants-administratieconsulenten
vastgestelde verordeningen, mede met betrekking tot regels en procedures van de Raad
van Tucht.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469)
Opmerking: De door de minister goed te keuren verordeningen betreffen in ieder geval:
– de arbeidsvoorwaarden voor het personeel: de minister moet erop toezien dat de rechtspositie
van het in dienst genomen personeel evenredig is aan die van vergelijkbaar personeel
bij de centrale overheid. (art. 9.3);
– de kosten voor de verstrekking van gegevens uit het register van accountants-administratieconsulenten
(art 37.4);
– de inschrijfkosten in het register van accountants-administratieconsulenten (art.
45.2);
– de vast te stellen vergoedingen voor leden van het examenbureau en het curatorium
(art.86);
– de gelden voor de toelating tot het examen en de proeven van bekwaamheid. (art.
96.2).
Waardering: V 10 jaar na intrekking
(207.)
Handeling: Het bepalen van de wijze waarop de ontwerpen van verordeningen door de
NOvAA bekend worden gemaakt en van de wijze waarop verordeningen door het bestuur
van de NOvAA worden afgekondigd.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 26
Waardering: V 10 jaar
(208.)
Handeling: Het voorbereiden van een kroonbesluit tot schorsing van verordeningen van
de Nederlands Orde van Accountants-administratieconsulenten inzake beroepsregels.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 34 jo. art. 25.3
Opmerking: De minister ziet erop toe dat het geschorste artikel tijdig wordt vervangen.
Indien na vernietiging van een verordening door de kroon binnen zes maanden geen nieuwe
verordening door de ledenvergadering tot stand is gebracht, worden de nieuwe voorschriften
vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken in overleg met het Ministerie
van Justitie.
Waardering: B 5
(213.)
Handeling: Het na te zijn geadviseerd door het bestuur van het NIVRA en het bestuur
van de NOvAA, vervaardigen van een verslag omtrent de wijze waarop de accountantswetgeving
in Nederland na invoering van enkele Europese richtlijnen heeft gefunctioneerd.
Periode: 1994–1999
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 Artikel V. Evaluatiebepaling
Opmerking: Het gaat hierbij om de invoering van de Achtste EEG-richtlijn (PbEG 1984
L126) en de Richtlijn algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s
(PbEG 1989 L 19).
Het verslag moet binnen zes maanden na het verstrijken van zes jaar na het in werking
treden van de wet WAA op 1 januari 1993 aan de Staten-Generaal worden gezonden; dus
uiterlijk in juni 1999.
Waardering: B 2, 3
(226.)
Handeling: Het stellen van nadere regels inzake de titelvermelding voor de inschrijving
van buitenlandse accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 42
Waardering: V 10 jaar na intrekking
8.1.5. Tuchtrechtspraak onder NOvAA
(232.)
Handeling: Het bepalen van het aantal raden van tucht voor registeraccountants en
accountants-administratieconsulenten, alsmede het rechtsgebied en de zetel van elk
van deze raden.
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1993, 469), art. 51.5
Product: Algemene maatregel van bestuur
Waardering: V 10 jaar
(233.)
Handeling: Het benoemen van de leden van de raden van tucht.
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten (Stb. 1993, 469), art. 54.2
Product: Ministeriële beschikkingen
Opmerking De raden van tucht bestaan ieder uit:
– een voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters die voldoen aan de vereisten
voor benoembaarheid tot rechter in een arrondissementsrechtbank en die met enige bij
de wet ingestelde rechtspraak belast zijn of belast zijn geweest, doch het beroep
van registeraccountant of het beroep van Accountant-Administratieconsulent niet uitoefenen
of hebben uitgeoefend;
– zes registeraccountants;
– zes Accountants-Administratieconsulenten;
– zes personen die deskundig zijn ter zake van werkzaamheden verwant aan die
van accountants.
Bovendien benoemt de Minister van Economische Zaken voor iedere raad van tucht een
secretaris.
De leden van een raad van tucht worden voor vier jaar benoemd.
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(235.)
Handeling: Het stellen van regels voor de vergoeding van reis- en verblijfskosten
en vergoeding voor tijdverzuim die leden van de raden van tucht ontvangen.
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 57
Product: Ministeriële regelingen
Waardering: V 10 jaar na intrekking
(236.)
Handeling: Het regelen van de samenstelling en de werkwijze van het secretariaat van
elk van de raden van tucht, alsmede het vaststellen van nadere regels met betrekking
tot indienstneming c.q. aanstelling, arbeidsvoorwaarden en geheimhoudingsplicht van
het personeel.
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 60
Product: Ministeriële regelingen
Waardering: V 10 jaar na intrekking
(241.)
Handeling: Het geven van nadere voorschriften over de rechtsgang bij de raden van
tucht voor registeraccountants en accountants-administratieconsulenten.
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 67.1
Product: Algemene maatregelen van bestuur
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking amvb
(244.)
Handeling: Het instemmen met de door de Minister van Justitie aangewezen ambtenaren
die worden belast met het opsporen van de bij de Wet op de accountants-administratieconsulenten
1993 strafbaar gestelde feiten.
Periode: 1993–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 99.1
Waardering: V 5 jaar
8.1.6. Accountantsexamen onder NOvAA
(246.)
Handeling: Het nader regelen van de omvang en de inhoud van het theoretische gedeelte
en het praktijkgedeelte van het accountantsexamen, alsmede van de eisen voor de toelating
tot dit examengedeelte en voor het het verkrijgen van vrijstelling voor bepaalde onderdelen
daarvan.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 81.2, 82.2
Product: Algemene maatregelen van bestuur
Opmerking: Aan de praktijkopleiding verleent de NOvAA haar medewerking.
Waardering: B 5
(250.)
Handeling: Het goedkeuren van verordeningen door de ledenvergadering van de NOvAA
opgesteld met betrekking tot het accountantsexamen.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 83.2, 86.2, 96.2
Waardering: V 10 jaar
(251.)
Handeling: Het, na het horen van het bestuur van de NOvAA en het Curatorium, bepalen
van het aantal leden van het examenbureau voor het accountantsexamen en het benoemen
van deze leden, alsmede het aanwijzen van een voorzitter uit deze leden.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 85
Opmerking: De leden van het examenbureau treden om de vier jaar tegelijk af en kunnen
direct opnieuw worden benoemd.
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(260.)
Handeling: Het beslissen op een beroepschrift tegen een beschikking van het examenbureau
voor het accountantsexamen.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 91.6
Waardering: V 10 jaar
(264.)
Handeling: Het goedkeuren van de regeling opgesteld door het examenbureau voor het
accountantsexamen omtrent de omvang en de inrichting van de proeve van bekwaamheid,
alsmede omtrent de eisen voor het verkrijgen van vrijstelling van bepaalde onderdelen
daarvan.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 94.2
Waardering: V 10 jaar na intrekking goedkeuring
(266.)
Handeling: Het, na het horen van het Curatorium, beslissen op een beroep ingesteld
tegen een beschikking van het examenbureau omtrent de toelating tot de proeve van
bekwaamheid.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 95.4
Waardering: V 10 jaar
8.1.7. Het examen accountants-administratieconsulenten onder NOvAA
(270.)
Handeling: Het bepalen van het aantal leden van het examenbureau voor het examen accountants-administratieconsulenten
en het benoemen van deze leden.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 85
Opmerking: De leden van het examenbureau treden om de vier jaar tegelijk af en kunnen
direct opnieuw worden benoemd.
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(276.)
Handeling: Het beschikken op een beroep van belanghebbenden tegen intrekking of weigering
van verklaringen van gelijkwaardigheid van diploma’s aan het theoretisch gedeelte
van het examen accountant-administratieconsulent aan onderwijsinstellingen.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 91.4–91.6
Opmerking: Beschikkingen over de gelijkwaardigheid van dit diploma worden gepubliceerd
in de Staatscourant.
Waardering: V 10 jaar
(279.)
Handeling: Het beschikken op een beroep tegen een weigering van het examenbureau van
een toekenning van een verklaring van vakbekwaamheid aan een houder van een buitenlands
diploma.
Periode: 1994–
Grondslag: Wet op de accountants-administratieconsulenten 1993 (Stb. 1993, 469), art. 95.4–95.6
Waardering: V 10 jaar
8.1.8. De Makelaardij
8.1.8.1. Toelating van makelaars door de Minister van Economische Zaken
(288.)
Handeling: Het verstrekken van vergunningen tot vestiging als makelaar.
Periode: (1940) 1945–1958
Grondslag: Besluit van de Secretaris-generaal Handel, Nijverheid en Scheepvaart, betreffende
de vestiging als makelaar (Stcrt. 1942, 171), art. 1
Opmerking: Voor makelaars in onroerende goederen gold een vergunningsregeling, beschreven
in de hierna volgende handeling.
Waardering: V 10 jaar na intrekking vergunning
(289.)
Handeling: Het verstrekken van vergunningen tot vestiging als tussenpersoon in onroerende
goederen.
Periode: (1940) 1945–1963
Grondslag: Besluit van de Secretaris-generaal Handel, Nijverheid en Scheepvaart, betreffende
het uitoefenen van een bedrijf van tussenpersonen in onroerende goederen (Stcrt. 1944, 44)
Opmerking: Het betreft hier veilinghouders, makelaars en bemiddelaars bij de afsluiting
van hypotheken (art. 2, sub a–b).
Waardering: V 10 jaar na intrekking vergunning
(290.)
Handeling: Het stellen van nadere regels voor de vestiging van makelaars, alsmede
voor hun beroepsuitoefening.
Periode: 1958–
Grondslag: Wetboek van Koophandel (Stb. 1826, 18–27 ev.), art. 63; Wetboek van Koophandel (Stb. 1966, 319), art. 63c.2
Product: Besluit vaststelling tijdstip intrekking van het besluit van de Secretaris-generaal
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart van 3 september 1942 (Stcrt. 1942, 171) (Stb. 1958, 443)
Besluit vakbekwaamheid makelaars in onroerende goederen 1972 (Stb. 1972, 428) (Stb. 1981, 193) (Stb. 1993, 399) (Stb. 1997, 20)
Waardering: B 5
8.1.8.2. Nadere regelgeving inzake beëdiging van makelaars
(291.)
Handeling: Het stellen van nadere regels voor de vaststelling van vakbekwaamheid van
makelaars.
Periode: 1973–
Grondslag: Besluit vakbekwaamheid makelaars in onroerende goederen (Stb. 1972, 428) (Stb. 1981, 192) (Stb. 1993, 399) (Stb. 1997, 20)
Opmerking: Deze regels kunnen zijn:
– het aanwijzen van bewijsstukken als gelijkwaardig aan het makelaarsdiploma van de
Nederlandse Federatie van Makelaars (art. 1);
– het stellen van nadere eisen van vakbekwaamheid naast een aantal eisen, opgenomen
in art. 2;
– het vaststellen van een examenreglement in overleg met de NFM (art. 3).
Waardering: B 5
(293.)
Handeling: Het goedkeuren van het door de Nederlandse Federatie van Makelaars opgestelde
reglement van vaktesten voor makelaars.
Periode: 1973–
Grondslag: Besluit vakbekwaamheid makelaars in onroerende goederen (Stb. 1972, 428), art. 6
Opmerking: Vaktesten worden afgenomen door een Vaktestcommissie bestaande uit door
de NFM aangewezen leden, eventueel bijgedaan door deskundigen.
Waardering: V 10 jaar na intrekking goedkeuring
(295.)
Handeling: Het aanwijzen van gecommitteerden voor het makelaarsexamen van de Nederlandse
Federatie van Makelaars en voor examens van daarmee gelijkgestelde diploma’s.
Periode: 1973–
Grondslag: Besluit vakbekwaamheid makelaars in onroerende goederen (Stb. 1972, 248), art. 3.2
Opmerking: Aanwijzing van gecommitteerden gebeurt slechts wanneer de minister de eisen
voor het examen genoegzaam acht; hij kan de aanwijzing intrekken, wanneer hij meent
dat de waarborgen voor het examen niet langer aanwezig zijn. Het aanwijzen van gecommitteerden
houdt dus tevens een geldigverklaring van het examen in.
Waardering: V 10 jaar
(296.)
Handeling: Het gelijkstellen van bewijzen van bekwaamheid met het diploma van de Nederlandse
Federatie van Makelaars.
Periode: 1981–
Grondslag: Besluit vakbekwaamheid makelaars in onroerende goederen 1981 (Stb. 1981, 192), art. 1, sub a2
Product: Bijv. Beschikking aanwijzing bewijsstuk vakbekwaamheid makelaar (Stcrt. 1982, 59); Regeling aanwijzing bewijsstuk aangaande vakbekwaamheid makelaar (Stcrt. 1987, 14)
Opmerking: Deze gelijkstelling houdt tevens in de bevoegdheid van de minister om gecommitteerden
bij de examens aan te wijzen en eventueel deze gelijkstelling in te trekken.
Waardering: V 10 jaar
(298.)
Handeling: Het vaststellen van vergoedingen voor de werkzaamheden van de Kamers van
Koophandel voor de toelating van makelaars in hun district.
Periode: 1981–
Grondslag: Wetboek van Koophandel (Stb. 1966, 319), art. 63cc (???)
Waardering: V 10 jaar
(299.)
Handeling: Het instellen van een Commissie Toelating Vaktest.
Periode: 1981–
Grondslag: Besluit vakbekwaamheid makelaars in onroerende goederen 1981 (Stb. 1981, 192), art. 5
Waardering: B 4
8.1.9. Octrooigemachtigden
(301.)
Handeling: Het stellen van nadere regels inzake de vestiging van octrooigemachtigden,
alsmede inzake hun beroepsuitoefening.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Rijksoctrooiwet 1914 (Stb. 1918, ..), art. 29 sub g; Rijksoctrooiwet 1977 (Stb. 1977), art. 18A
Product: Octrooigemachtigdenreglement (Stb. 1959, 114); (Stb. 1968, 594); (Stb. 1979, 646)
Waardering: B 5
(303.)
Handeling: Het goedkeuren van huishoudelijke reglementen van de Orde van Octrooigemachtiden.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Octrooigemachtigdenreglement 1936 (Stb. 1936, 642), art. 9.2; Octrooigemachtigdenreglement 1968 (Stb. 1968, 592), art. 13.2
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
8.1.9.1. Toelating van octrooigemachtigden tot het Nederlandse grondgebied
(311.)
Handeling: Het jaarlijks instellen en benoemen van leden van een examencommissie voor
octrooigemachtigden.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Octrooigemachtigdenreglement 1936 (Stb. 1936, 642), art. 3; Octrooigemachtigdenreglement 1968 (Stb. 1968, 592), art. 4; Octrooigemachtigdenreglement 1993 (Stb. 1993, 776), art. 4, 4a
Opmerking: Deze commissie bestaat uit leden van de Octrooiraad, bijgestaan door rechtsgeleerde
en technische deskundigen. Deze commissie is bevoegd tot het afnemen van examens en
van de sedert 1993 verplicht gestelde proeven van bekwaamheid.
Waardering: V 10 jaar
(312.)
Handeling: Het uitschrijven van examens voor octrooigemachtigden en het benoemen van
een examencommissie.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Octrooigemachtigdenreglement 1936 (Stb. 1936, 642), art. 3; Octrooigemachtigdenreglement 1968 (Stb. 1968, 592), art. 4
Opmerking: Bij het uitschrijven van deze examens stelt de minister tevens het reglement
en de vereiste examenkosten vast.
Waardering: V 10 jaar
(315.)
Handeling: Het aankondigen van proeven van bekwaamheid door kandidaat-octrooigemachtigden.
Periode: 1993–
Grondslag: Octrooigemachtigdenreglement 1993 (Stb. 1993, 776), art. 4a
Waardering: V 5 jaar
8.1.9.2. Toezicht op octrooigemachtigden
(319.)
Handeling: Het voorbereiden van een Koninklijk Besluit tot benoeming van leden van
de Raad van Beroep inzake het Toezicht van Octrooigemachtigden.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Octrooigemachtigdenreglement 1936 (Stb. 1936, 642), art. 15.2; Octrooigemachtigdenreglement 1968 (Stb. 1968, 582), art. 19.2
Opmerking: Deze benoeming betreft de plaatsvervangende voorzitter, afkomstig uit de
Octrooiraad en de aangewezen rechters.
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
(320.)
Handeling: Het benoemen van een toegevoegd secretaris van de Raad van Beroep inzake
het Toezicht van Octrooigemachtigden.
Periode: (1940) 1945–
Grondslag: Octrooigemachtigdenreglement 1936 (Stb. 1936, 642), art. 15.2; Octrooigemachtigdenreglement 1968 (Stb. 1968, 582), art. 19.2
Waardering: V 10 jaar na einde benoeming
8.1.9.3. Europese octrooigemachtigden
(325.)
Handeling: Het leveren van bijdragen aan besluiten van de Raad van Bestuur van het
Instituut van erkende gemachtigden bij het Europees Octrooibureau te München.
Periode: 1977–
Grondslag: Reglement van het instituut, art. 15.3
Waardering: V 5 jaar
(326.)
Handeling: Het intrekken van Europese erkenningen van octrooigemachtigden.
Periode: 1977–
Grondslag: Reglement van het instituut, art. 15.3
Waardering: V 10 jaar