Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2007

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
[Regeling materieel uitgewerkt per 01-01-2012.]
Geraadpleegd op 22-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-02-2008 en zichtdatum 02-05-2024.
Geldend van 01-02-2008 t/m 31-12-2008

Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2007

Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren;

Besluit van het Productschap Pluimvee en Eieren van 13 september 2007;

Gelet op de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Dit besluit neemt de terminologie, als omschreven in artikel 1 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007, over en verstaat daarnaast onder ondernemer: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een leghennenbedrijf uitoefent.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De in artikel 2, derde lid, van de Verordening bedoelde eisen waaraan de ondernemer die zijn leghennen in kooien houdt, heeft te voldoen, zijn opgenomen in Bijlage I.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde uitslag groter dan 2,0 maar kleiner of gelijk aan 3,0 is, dan wordt door een professioneel ontsmettingsbedrijf de stal opnieuw ontsmet. Daarna mag een nieuw koppel leghennen worden geplaatst.

  • 3 Indien de in het eerste lid bedoelde uitslag groter is dan 3,0 dan dient de stal door een professioneel ontsmettingsbedrijf opnieuw te worden ontsmet. Na het ontsmetten wordt opnieuw een hygiënogram uitgevoerd. Een nieuw koppel leghennen mag alleen dan worden opgezet, indien de uitslag van het hygiënogram kleiner of gelijk is aan 2,0.

  • 4 Wanneer overeenkomstig Bijlage II onder b. van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO–instanties (PPE) 2007 de uitslag van twee van de vijf onderdelen van de visuele controle slecht is, wordt na de volgende ronde nogmaals een hygiënogram uitgevoerd.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 Indien met het in het eerste lid bedoelde onderzoek de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium worden aangetoond, handelt de ondernemer overeenkomstig Bijlage II, sub A.2.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De resultaten van de analyse van de monsters als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Verordening worden door de ondernemer schriftelijk vastgelegd en doorgegeven overeenkomstig Bijlage II, sub A.3.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien op grond van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de Verordening een besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium is bevestigd in een meerleeftijdenleghennenstal, mag de ondernemer geen leghennen in de meerleeftijdenleghennenstal plaatsen voordat de tijdens de besmetting aanwezige leghennen van het bedrijf zijn afgevoerd.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien de ondernemer graan aan leghennen voert dat afkomstig is van eigen teelt of rechtstreeks afkomstig is van een andere teler, bewaart de ondernemer een monster van iedere partij graan. Indien op grond van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de Verordening een besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimirium is bevestigd bij een koppel leghennen, wordt het bewaarde monster graan onderzocht op de aanwezigheid van de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimirium, overeenkomstig het werkvoorschrift zoals opgenomen in Bijlage III.

  • 2 Indien uit het onderzoek bedoeld in het eerste lid blijkt dat de partij graan besmet is met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimirium, mag de ondernemer deze partij graan niet aan de leghennen voeren.

  • 3 Indien de ondernemer de in het tweede lid bedoelde partij graan zodanig heeft behandeld dat deze partij niet meer met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimiriumis is besmet, en na deze behandeling een tweede onderzoek overeenkomstig het in Bijlage III opgenomen werkvoorschrift bevestigd dat deze partij niet meer met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimiriumis is besmet, mag de ondernemer deze partij aan de leghennen voeren.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Dit besluit kan worden aangehaald als: Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2007.

  • 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie, waarin het wordt geplaatst.

Zoetermeer, 13 september 2007

R.J. Gijsen

plv. voorzitter

B.M. Dellaert

secretaris

Bijlage I. : Pluimvee in kooien

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De ondernemer die een leghennenbedrijf uitoefent en zijn pluimvee in kooien houdt is niet verplicht iedere stal te splitsen in een bufferdeel en een schoon deel en op de scheiding van het bufferdeel en het schone deel van schoeisel te wisselen, mits hij de hygiëne op één van de volgende wijzen heeft gewaarborgd:

Optie A: hvgiënesluis per bedrijfsgebouw

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Hygiënesluis per bedrijfsgebouw die volledig afgescheiden is van de ruimte waarin het pluimvee gehouden wordt, waarbij een fysieke scheiding aanwezig is tussen bufferdeel en schoon deel en waarin het bufferdeel van kleding en schoeisel gewisseld wordt. In het schone deel dienen voldoende aantallen bedrijfsgebouweigen schoeisel en -kleding aanwezig te zijn.

Met dezelfde kleding en schoeisel mag nooit het volgende bedrijfsgebouw worden betreden

Optie B: hvgiënesluis per bedrijf

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Per bedrijf van kleding wisselen in een aparte omkleedruimte/kantine, die alleen deze functie heeft. Hier worden ook schone laarzen aangetrokken. Deze ruimte wordt gezien als de centrale hygiënesluis. Per bedrijfsgebouw is bedrijfsgebouweigen schoeisel aanwezig, dat ook bij het betreden van dat gebouw gebruikt wordt. Alle stallen binnen dit bedrijfsgebouw mogen worden betreden.

Bijlage II. : Onderzoeksprogramma legbennenbedrijven

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

A.1 Monstername en analyse

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De ondernemer die een leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent dient de op het bedrijf aanwezige koppels leghennen te laten onderzoeken op de aanwezigheid van Salmonella. De bemonstering bestaat uit een reguliere monstemame en een officiële monstername.

Reguliere monstername

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Mestmonsters van leghennen dienen te worden genomen met een frequentie volgens de onderstaande tabel:

Leeftijd

Onderzoek

Vanaf week 24 (+/– 2 weken) iedere 15 weken

Bij huisvesting in kooisystemen 2×150 gram mest

Bij huisvesting in andere systemen 2 paar overschoentjes per stal

De mestmonsters en de overschoentjes worden op het laboratorium gepoold tot één monster. De monsters worden genomen onder verantwoordelijkheid van de ondernemer die het leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent, volgens methode 1 respectievelijk methode 2 in onderdeel B van deze Bijlage. De monsters worden geanalyseerd door een door de voorzitter erkend laboratorium. Wanneer Salmonella aanwezig is, moet door een door de voorzitter erkend laboratorium worden geanalyseerd om welk serotype het gaat.

Officiële monstername

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In de volgende gevallen vindt de monstername op het bedrijfplaats door GD:

  • 1) bij één koppel per jaar per bedrijf dat tenminste duizend dieren omvat,

  • 2) op de leeftijd van 24 weken bij een koppel leghennen dat gehuisvest is in een gebouw waarin bij een vorig koppel Salmonella is aangetroffen

  • 3) bij ieder vermoeden van besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimirium naar aanleiding van het epidemiologische onderzoek van uitbraken van door voedsel overgedragen zoönoses overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2003/1999/EG

  • 4) bij andere koppels leghennen op een bedrijf indien de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimirium op dat bedrijf zijn aangetroffen

  • 5) indien het productschap het nodig acht

Deze monstername vindt plaats volgens methode 3 in onderdeel B van deze Bijlage. Deze monstername kan ook in de plaats komen van de reguliere monstername. In de onder 2 tot en met 4 genoemde situaties zal GD ook nog aanvullend onderzoek naar het eventueel gebruik van antibiotica uitvoeren. Het nemen van de monsters wordt aangestuurd door GD. De monsters worden geanalyseerd door een door de voorzitter erkend laboratorium. Wanneer Salmonella aanwezig is, moet door een door de voorzitter erkend laboratorium worden geanalyseerd om welk serotype het gaat.

A.2 Actie bij positieve bevindingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien uit het onderzoek zoals genoemd onder A.1 blijkt dat een monster met Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium besmet is, dient dit door of namens de ondernemer onverwijld aan GD te worden gemeld. Vervolgens voert GD in opdracht van de voorzitter een verificatieonderzoek uit. Het verificatieonderzoek vindt zo spoedig mogelijk na het vaststellen van de besmetting plaats. In principe is dat binnen 1 werkdag na het melden van de besmetting aan GD. Monstermateriaal dat is verzameld ten behoeve van het verificatieonderzoek wordt ingezet voor analyse op de dag van bemonstering.

Ten behoeve van het verificatieonderzoek voert GD één van de volgende onderzoeken uit.

  • a. per koppel 2 gepoolde monsters van ieder tenminste 150 cloacaswabs. Dit geschiedt overeenkomstig onderdeel C van deze bijlage.

  • b. Per koppel bacteriologisch onderzoek van de schaal en de inhoud van 4000 eieren in gepoolde monsters van ieder maximaal 40 eieren.

Daarnaast neemt GD ten behoeve van het verificatieonderzoek aselect 5 dieren per stal. Deze dieren worden onderzocht op de aanwezigheid van antimicrobiële stoffen of een bacteriegroeiremmend effect.

Indien de dieren worden verdacht van een besmetting met Salmonella waartegen ze gevaccineerd zijn, moeten 450 mestmonsters genomen worden die tot 9 monsters van ieder 50 worden gepoold. De uitslag van het verificatieonderzoek wordt binnen 5 werkdagen na ontvangst van de monsters bij GD doorgegeven aan de betrokken ondernemer en het productschap.

Als de uitslag van het verificatieonderzoek een besmetting met Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium bij een koppel bevestigt, dan gelast de voorzitter de ondernemer de consumptie-eieren van het betrokken koppel te laten verwerken (dwz. afzetten naar de eiproductenindustrie of een andere effectieve behandeling laten ondergaan) of te vernietigen.

Indien bij een volgend onderzoek geen besmetting met Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium wordt aangetoond, dan wordt de last tot verwerking of vernietiging van de consumptie-eieren ingetrokken.

A.3 Doorgifte resultaten analyse van de monsters

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De uitslagen van de reguliere monstername dienen binnen een maand nadat deze bekend zijn, schriftelijk door de ondernemer te worden doorgegeven aan de afnemer van de consumptie-eieren en aan het productschap.

De uitslagen van de officiële monstername dienen door GD of een door de voorzitter erkend laboratorium binnen één maand schriftelijk te worden doorgegeven aan het productschap.

B. Werkvoorschrift voor bet nemen van mestmonsters

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Doel

Dit werkvoorschrift beschrijft de mestmonstername zoals voorgeschreven is in het kader van het onderzoek naar Salmonella bij leghennen. De monsters worden genomen door of namens de ondernemer dan wel door GD. De monstername door of namens de ondernemer moet plaatsvinden volgens methode 1 of methode 2. De monstername door GD moet plaatsvinden volgens methode 3.

Methode 1: Monstername van mestmonsters bij leghennen in kooien

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Benodigdbeden

  • steriele monsterpotten of plastic zakken

  • etiketten

  • inzendformulier

Werkwijze

Aantal, soort en locatie te nemen mestmonsters

  • Er dienen per koppel twee monsters van elk minimaal 150 gram natuurlijk gemengde mest genomen te worden (dit is bruine, glimmende mest).

    Bij systemen met mestbanden of mestschrapers moeten die op de dag van bemonstering in werking worden gesteld voordat het monster wordt genomen.

    Bij systemen met mestgoten en mestschrapers moeten de samengevoegde mestmonsters worden genomen na het afschrapen van de mestschraper.

    Bij trapkooien zonder mestbanden of mestschrapers moeten de samengevoegde mestmonsters in de mestput worden bemonsterd.

    Bij mestbanden worden de samengevoegde mestmonsters aan het eind van de band verzameld.

  • De monsters worden genomen vanaf de mestbanden, mestschrapers of mestputten en dienen evenredig verspreid over de stal verzameld te worden.

Uitvoering monstername

  • Neem twee monsters van elk minimaal 150 gram mest, zonder de mest met de handen aan te raken.

  • Sluit iedere pot of zak direct na het vullen zorgvuldig.

  • Voorzie elke pot of zak van een etiket met de volgende gegevens:

    monsterdatum, stalnummer, type bedrijf en KIP nummer.

Methode 2: Monstername met overschoentjes (geen kooien)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Benodigdheden

  • overschoentjes die voldoende absorberend zijn om vocht op te nemen (steriel).

  • vloeistof (bv. 0,8% keukenzout +0,1% pepton in steriel gedeïoniseerd water, of steriel water)

  • steriele plastic zakken

  • etiketten.

  • inzendformulier.

Werkwijze

Aantal, soort en locatie te nemen mestmonsters

  • Er dient per koppel tweemaal bemonsterd te worden met een apart paar overschoentjes.

  • Het monster moet evenredig verspreid over de stal verzameld te worden.

Uitvoering monstername

  • Was voor de monstername altijd uw handen.

  • Bevochtig het oppervlak van de overschoentjes met de vloeistof.

  • Trek in de stal over het staleigen schoeisel een paar overschoentjes aan.

  • Loop een volledige ronde door de stal.

  • Doe de overschoentjes bij het verlaten van de stal in een steriele plastic pot of zak.

  • Per stal dienen twee paar overschoentjes te worden ingestuurd.

  • Sluit iedere pot of zak direct na het vullen zorgvuldig.

  • Voorzie de pot of zak van een etiket met de volgende gegevens: monsterdatum, stalnummer, type bedrijf en KIP nummer.

Methode 3: Officiële monstername door GD

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Benodigdheden

  • steriele monsterpotten of plastic zakken

  • etiketten

  • inzendformulier

Werkwijze

Aantal, soort en locatie te nemen mestmonsters

Er dient per koppel een monster genomen te worden van minimaal 250 ml., dat tenminste 100 gram stof bevat, van plaatsen in de stal waar veel stof is. Indien er niet voldoende stof is, wordt aanvullend een monster van nog eens 150 gram natuurlijk gemengde mest (methode 1) of één paar overschoentjes (methode 2) genomen.

Uitvoering monstername

  • Neem een monster van minimaal 250 ml., waarvan minimaal 100 gram stof, zonder dit met de handen aan te raken.

  • Sluit iedere pot of zak direct na het vullen zorgvuldig.

  • Voorzie elke pot of zak van een etiket met de volgende gegevens:

    monsterdatum, stalnummer, type bedrijf en KIP nummer.

Inzendformulier

  • Elke inzending moet vergezeld gaan van minimaal de volgende gegevens: de monsterdatum, type monster, bedrijf van herkomst (KIP nummer), type bedrijf, het stalnummer, gewenst onderzoek en de afzender.

Verzending monsters

  • De monsters moeten binnen 48 uur aanwezig zijn bij een door de voorzitter erkend laboratorium.

  • De monsters moeten zo zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden (volgens de landelijke verpakkingsinstructie diagnostische monsters) en zo zijn geadresseerd dat voor de transporteur en de ontvanger geen verwarring ontstaat.

Laboratorium

Zowel de mestmonsters als de overschoentjes van elk koppel worden op het laboratorium gepoold tot één monster. Vervolgens dienen de monsters te worden geanalyseerd op alle typen Salmonella volgens de PVE branchemethode MSRV. Wanneer de monsters Salmonellapositief zijn, dan dient te worden vastgesteld om welk serotype het gaat. Vervolgens wordt gehandeld conform onderdelen A en B in deze bijlage.

C. Uitvoering verificatieonderzoek door GD

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Ten behoeve van het verificatieonderzoek neemt GD per stal 2 gepoolde monsters van ieder tenminste 150 cloacaswabs. Dit geschiedt volgens onderstaand werkvoorschrift.

Daarnaast neemt GD ten behoeve van het verificatieonderzoek aselect 5 dieren per stal. Deze dieren worden onderzocht op de aanwezigheid van antimicrobiële stoffen of een bacteriegroeiremmend effect.

Indien de dieren worden verdacht van een besmetting met Salmonella waartegen ze gevaccineerd zijn, moeten 450 mestmonsters genomen worden die tot 9 monsters van ieder 50 worden gepoold. De uitslag van het verificatieonderzoek wordt binnen 5 dagen na ontvangst van de monsters bij GD doorgegeven aan de betrokken ondernemer en aan het productschap.

Werkvoorschrift voor het nemen van cloacaswabs

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Doel

Dit werkvoorschrift beschrijft de monstername zoals voorgeschreven is in het kader van het verificatieonderzoek naar Salmonella bij (op)fokleghennen. De monsters worden genomen door GD.

Benodigdbeden

  • wattenstaafjes/swabs (steriel)

  • steriele plastic potten zonder binnendeksel of plastic zakken

  • etiketten

  • inzendformulier

Werkwijze

Aantal, soort en locatie te nemen cloacaswabs

  • Er dienen 2 maal 150 monsters (bij de monstername op opfokbedrijven op 4 weken leeftijd zijn dit 2 maal 30 monsters) per stal genomen te worden met behulp van wattenstaafjes. Bij voorkeur moeten dit verse blindedarm-mestmonsters zijn (dat is bruine, glimmende mest). Indien deze niet of onvoldoende aanwezig zijn moet dit vervangen/aangevuld worden door cloaca-monsters.

  • De monsters dienen evenredig verspreid over de stal verzameld te worden.

  • Op deze wijze kan een Salmonella besmetting bij tenminste 10% van de dieren met 95% zekerheid worden aangetoond.

Uitvoering monstername

  • Was voor de monstername altijd uw handen

  • Neem met behulp van een wattenstaafje het blindedarm-mestmonster of cloaca monster (daarbij dient het wattenstaafje duidelijk zichtbaar besmeurd te worden).

  • Zet het wattenstaafje in een plastic pot (per pot 150 (of 30) wattendragers bij elkaar).

  • Breek het met de handen aangeraakte eind van het staafje af zonder het deel in de pot aan te raken. Verzamel op deze wijze 2 potten à 150 (of 30) monsters. Wanneer gebruik wordt gemaakt van individueel in buisjes verpakte swabs, worden deze gewoon teruggeplaatst in de buisjes. Deze dienen in het laboratorium tot twee monsters worden verwerkt.

  • Sluit iedere pot direct na het vullen zorgvuldig.

  • Voorzie de pot van een etiket met de volgende gegevens: monsterdatum, stalnummer en KIP nummer.

Bijlage III. : Werkvoorschrift

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Bemonstering van graan ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van Salmonella

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Van iedere partij graan die op het pluimveebedrijf wordt opgeslagen, afkomstig van eigen teelt of van een andere teler, dient een monster te worden achtergehouden wanneer de partij wordt opgeslagen.

Monstername

  • Zorg voor deugdelijk bemonsteringsgereedschap (schepjes, monsterboren, emmertjes, zakjes).

  • Reinig gebruikte gereedschap voor en na elke monstemame.

  • Ga uit van schone, droge bemonsteringsmaterialen die het onderzoeksresultaat niet beïnvloeden. Zorg ook voor schone handen.

  • Zorg voor een representatief monster uit de partij. Neem hiertoe meerdere ondermonsters (minimaal 5), verspreid over verschillende delen van de partij. Bij het lossen/laden van de partij verdient het de aanbeveling om de ondermonsters gedurende deze totale lostijd/laadtijd te verzamelen.

  • Zorg ervoor dat het totaal van de ondermonsters een voldoende hoeveelheid oplevert (minimaal 500 gram).

  • Bemonster altijd in duplo.

  • Zorg voor goede bewaaromstandigheden (droog, donker)

  • Zorg voor een duidelijke identificatie op het monster. Minimaal dient vastgelegd te worden:

    • datum bemonstering

    • naam product

    • partijgrootte

    • herkomst (eigen teelt, andere eigenaar)

    • plaats bemonstering (bij meerdere partijen per pluimveebedrijf)

Analyse

  • Indien bij een koppel pluimvee een Salmonella besmetting is gevonden, dient het graan te worden onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella.

  • Stuur de genomen monsters die achtergehouden zijn bij opslag in naar een van de Labcode erkende laboratoria (Een lijst is beschikbaar bij het Productschap Diervoeder)

  • De uitslag van het onderzoek dient bij de pluimveehouder bekend te zijn, ingeval van een Salmonella besmetting dient dit te worden doorgegeven aan het productschap.

Naar boven