A. Actoren onder de zorg van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De actoren Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1965–1982) en
de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (1982–1994) als ‘de Minister belast
met monumentenzorg’.
(1).
Handeling: Het voorbereiden en bepalen van het beleid op het gebied van de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Waardering: B 1
(2).
Handeling: Het evalueren van het beleid op het gebied van de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Waardering: B 2
(3).
Handeling: Het instellen, wijzigen en opheffen van Ministeriële organisatie-eenheden
op het gebied van de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Waardering: B 4
(4).
Handeling: Het bepalen van de (her)inrichting van de rijksdiensten voor de monumentenzorg
en het oudheidkundig bodemonderzoek
Periode: 1965–1994
Waardering: B 4
(5).
Handeling: Het informeren van de Staten-Generaal betreffende de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Waardering: B 3
(6).
Handeling: Het informeren van de Rijkscommissies voor de Monumentenzorg en het Oudheidkundig
Bodemonderzoek/(Voorlopige) Monumentenraad/Raad voor het Cultuurbeheer betreffende
de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Waardering: V, 5 jaar
(7).
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers betreffende de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Grondslag: Grondwet 1887, art. 8
Grondwet 1983, art. 5
Waardering: V, 3 jaar
(8).
Handeling: Het informeren van instellingen in binnen- en buitenland betreffende de
monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Waardering: V, 5 jaar
(9).
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen betreffende de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Waardering: B 3: jaarverslagen, of bij ontbreken daarvan kwartaalverslagen, dan wel
maandverslagen
V, 10 jaar: alle verslagen met een kortere verslagperiode dan de te bewaren verslagen
(151).
Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk)
onderzoek betreffende de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Product: Offerte, brieven, rapport
Waardering: B 1
(152).
Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Product: Notities, notulen, brieven
Waardering: V, 10 jaar
(153).
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk)
onderzoek betreffende de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Waardering: V, 5 jaar
(154).
Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Product: Rekeningen, declaraties
Waardering: V, 10 jaar
(11).
Handeling: Het bevorderen van de kennis van en de waardering voor monumenten en historische
stads- en dorpsgezichten door middel van het geven van voorlichting en het ter beschikking
stellen van onderzoeksresultaten
Periode: 1965–1994
Waardering: V, 5 jaar: uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten
B: 1 exemplaar van het eindproduct
(132).
Handeling: Het deelnemen aan commissies en werkgroepen inzake de
voorbereiding en evaluatie van beleid op het beleidsterrein monumentenzorg, waarbij
het voorzitterschap en/of secretariaat bij de Minister belast met monumentenzorg berust.
Periode: 1965–1994
Bron: Begrotingen
Product: verslagen, nota’s, rapporten, agenda’s, notulen
Waardering: B 1, 2
(133).
Handeling Het deelnemen aan commissies en werkgroepen inzake de
voorbereiding en evaluatie van beleid op het beleidsterrein monumentenzorg, waarbij
het voorzitterschap en/of secretariaat niet bij de Minister belast met monumentenzorg
berust.
Periode: 1965–1994
Product: verslagen, nota’s, rapporten, agenda’s, notulen
Waardering: V, 10 jaar
(12).
Handeling: Het toekennen van subsidies aan organisaties op het gebied van de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Grondslag: Comptabiliteitswet 1927
Waardering: B 5
(13).
Handeling: Het bekostigen van (wetenschappelijk) onderzoek door derden op het terrein
van de monumentenzorg
Periode: 1965–1994
Grondslag: Comptabiliteitswet 1927
Waardering: B 5
(22).
Handeling: Het aanwijzen of benoemen en ontslaan van voorzitters, leden en secretarissen
van de (Voorlopige) Monumentenraad en zijn afdelingen
Periode: 1965–1988
Grondslag: KB instelling Voorlopige Monumentenraad 1946, art. 2.3, 3.1, 4.3 en 4.4
Monumentenwet 1961, art. 4.2, 4.3, 5.2 en 5.3
Waardering: V, 10 jaar na ontslag
Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van
de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
(23).
Handeling: Het bij Amvb stellen van regels over de wijze waarop overleg wordt gevoerd
met betrekking tot beslissingen ten aanzien van kerkelijke monumenten
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 2.3
Waardering: B 1
(24).
Handeling: Het geven van voorschriften betreffende de werkwijze en bevoegdheden van
de Monumentenraad en zijn afdelingen
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 6
Waardering: B 5
(25).
Handeling: Het vaststellen van de lijst van beschermde monumenten
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 8 en 9
Waardering: B 1
(26).
Handeling: Het vaststellen van de inrichting van de registers van beschermde monumenten
en van beschermde stads- en dorpsgezichten
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 10.1 en 21.1
Waardering: B 1
(27).
Handeling: Het doen aanbrengen van wijzigingen in het register van beschermde monumenten
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 11
Waardering: B 1
(28).
Handeling: Het verlenen van vergunningen voor afbraak, verplaatsen, wijzigen, herstellen
of ingebruiknemen van beschermde monumenten
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 14, 15.1, 15.2, 15.3, en 16
Waardering: B 7
(29).
Handeling: Het toekennen van een schadevergoeding indien een vergunning is geweigerd
of indien bijzondere voorwaarden aan de vergunning zijn verbonden
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 15.4
Waardering: Beschikking: B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(30).
Handeling: Het doen terugbrengen in de vroegere toestand van een beschermd monument
op kosten van de overtreder, indien is gehandeld in strijd met het verbod beschermde
monumenten te beschadigen of te vernielen
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 17, 18 en 19
Waardering: Beschikking: B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(31).
Handeling: Het in samenspraak met de Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid/Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne aanwijzen en intrekken van de aanwijzing van
beschermde stads- en dorpsgezichten
Periode: 1965–1994
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 20
Monumentenwet 1988, art. 35
Waardering: B 1
(32).
Handeling: Het aanwijzen en intrekken van de aanwijzing van diensten, instellingen
en personen, bevoegd tot het verrichten of doen verrichten van graafwerk ten behoeve
van het opsporen of onderzoeken van monumenten
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 22
Waardering: B 5
(33).
Handeling: Het toewijzen van bij opgraving gevonden roerende monumenten die eigendom
zijn van de Staat, aan depots voor bodemvondsten
Periode: 1965–1994
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 23
Monumentenwet 1988, art. 45
Waardering: B 5
(34).
Handeling: Het bepalen dat rechthebbenden moeten dulden dat op hun terrein graafwerk
wordt verricht ten behoeve van opsporen of onderzoeken van monumenten
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 23.1
Waardering: V, 5 jaar
(35).
Handeling: Het bepalen dat roerende monumenten gevonden bij bevoegd verricht graafwerk
in bruikleen worden afgestaan ter openbare bezichtiging
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 23.2
Waardering: V, 5 jaar
(36).
Handeling: Het bij het doen van vondsten geven van voorschriften voor of het geheel
of gedeeltelijk stilleggen van graaf- of baggerwerk dat niet tot doel heeft het opsporen
of onderzoeken van monumenten, ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek
Periode: 1965–1994
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 25.1
Monumentenwet 1988, art. 49.1
Waardering: B 5
(37).
Handeling: Het aanwijzen van en intrekken van de aanwijzing van opsporings-ambtenaren
belast met het toezicht op de uitvoering van de Monumentenwet 1961
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 31.1
Beschikking opsporingsambtenaren Monumentenwet 1972
Waardering: V, 5 jaar
(38).
Handeling: Het op verzoek van belanghebbenden afvoeren van in de ‘Voorlopige Lijst
der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst’ vermelde onroerende zaken
Periode: 1965–1988
Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 34.2
Waardering: B 1
(39).
Handeling: Het aanwijzen van onroerende monumenten als beschermd monument
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 3 en 4
Waardering: B 1
(40).
Handeling: Het aanhouden van een register van beschermde monumenten voor elke gemeente
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 6
Waardering: B 1
(41).
Handeling: Het aanhouden van een landelijk register van beschermde monumenten niet
gelegen binnen het grondgebied van enige gemeente
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 7
Waardering: B 1
(42).
Handeling: Het aanbrengen van wijzigingen in het register van beschermde monumenten
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 8 en 9
Waardering: B 1
(43).
Handeling: Het verlenen van vergunningen voor wijziging, afbraak of verwijdering van
archeologische monumenten of monumenten in gebruik bij de Minister van Defensie die
tevens een militaire bestemming hebben
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 14, 17, 18 en 19
Waardering: B 7
(44).
Handeling: Het voordragen voor schorsing van door de gemeenteraad vastgestelde verordeningen
op het gebied van de monumentenzorg
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 15.2
Waardering: V, 5 jaar
(45).
Handeling: Het adviseren van burgemeester en wethouders over de aanvraag om vergunning
tot wijziging, afbraak of verwijdering van beschermde monumenten
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 16.2
Waardering: B 7
(46).
Handeling: Het aanhouden van een openbaar register van verleende vergunningen voor
wijziging, afbraak of verwijdering van monumenten niet gelegen binnen het grondgebied
van enige gemeente
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 20.1
Waardering: B 1
(47).
Handeling: Het intrekken van verleende vergunningen voor wijziging, afbraak of verwijdering
van beschermde monumenten
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 21.2
Waardering: B 7
(48).
Handeling: Het toekennen van een schadevergoeding indien een vergunning is geweigerd
of indien bijzondere voorwaarden aan de vergunning zijn verbonden
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 22, 24, 27 en 29
Waardering: Beschikking: B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(49).
Handeling: Het instellen van een schadebeoordelingscommissie met het oog op de beoordeling
van verzoeken om schadevergoeding
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 23
Waardering: B 4
(50).
Handeling: Het doen terugbrengen in de vroegere toestand van een beschermd monument
op kosten van de overtreder, indien is gehandeld in strijd met het verbod beschermde
monumenten te beschadigen of te vernielen en voor zover de Minister het vergunningverlenend
gezag is
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 30, 31, 32 en 33
Waardering: Beschikking: B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(51).
Handeling: Het verstrekken van subsidie ten behoeve van herstel en instandhouding
van beschermde monumenten
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 34.1, 34.3
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(52).
Handeling: Het bij Amvb vaststellen van regels met betrekking tot het aanvragen, toekennen
en verantwoorden van subsidies ten behoeve van herstel en instandhouding van beschermde
monumenten
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 34.2, 34.4
Waardering: B 1
(53).
Handeling: Het verlenen van vergunningen aan een rijksdienst, een instelling van wetenschappelijk
onderwijs of een gemeente voor het verrichten van opgravingen
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 39 en 40
Waardering: B 5
(54).
Handeling: Het bepalen dat rechthebbenden moeten dulden dat op hun terrein graafwerk
wordt verricht in het belang van archeologisch onderzoek
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 42
Waardering: V, 10 jaar
(55).
Handeling: Het aanmerken en intrekken van het aanmerken van een gebouw of een gedeelte
van een gebouw als depot voor bodemvondsten voor het op verantwoorde wijze onderbrengen
van roerende monumenten
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 44
Waardering: V, 10 jaar na intrekken van aanmerken
(56).
Handeling: Het voordragen tot benoeming en ontslag bij KB van leden van de Monumentenraad
Periode: 1989
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 51.2
Waardering: V, 10 jaar
Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van
de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
(83).
Handeling: Het bij KB benoemen en ontslaan van leden van de Monumentenraad
Periode: 1989
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 51.2
Waardering: V, 10 jaar
Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van
de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
(57).
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de secretaris van de Monumentenraad
Periode: 1989
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 53.2
Waardering: V, 10 jaar na ontslag
Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van
de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
(58).
Handeling: Het goedkeuren van door de Monumentenraad/Raad voor het Cultuurbeheer vastgestelde
regels ten aanzien van zijn werkwijze en inrichting
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 54.1
Wet Raad voor het Cultuurbeheer 1989, art. 8 en 9
Waardering: B 1
(59).
Handeling: Het aanwijzen van personen belast met het toezicht op de naleving van het
bij of krachtens de Monumentenwet 1988 bepaalde
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 58.1
Waardering: V, 5 jaar
(60).
Handeling: Het verlenen van vergunningen voor wijziging, afbraak of verwijdering van
monumenten in afwachting van de vaststelling van gemeentelijke verordeningen op het
gebied van de monumentenzorg
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 59.1
Waardering: B 7
(61).
Handeling: Het voordragen tot benoeming en ontslag bij KB van de voorzitter van de
Raad voor het Cultuurbeheer
Periode: 1990–1994
Grondslag: Wet Raad voor het Cultuurbeheer 1989, art. 7.1
Waardering: V, 10 jaar
Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van
de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
(62).
Handeling: Het benoemen en ontslaan van secretarissen en leden van de Raad voor het
Cultuurbeheer
Periode: 1990–1994
Grondslag: Wet Raad voor het Cultuurbeheer 1989, art. 10
Waardering: V, 10 jaar
Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van
de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
(84).
Handeling: Het bij KB benoemen en ontslaan van de voorzitter van de Raad voor het
Cultuurbeheer
Periode: 1990–1994
Grondslag: Wet Raad voor het Cultuurbeheer 1989, art. 7.1
Waardering: V, 10 jaar
Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van
de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
(63).
Handeling: Het verlenen van subsidie aan eigenaren tot instandhouding van monumenten
van geschiedenis en kunst
Periode: 1965–1985
Grondslag: Voorwaarden waarop subsidie wordt verleend aan Monumenten van Geschiedenis
en Kunst 1936
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(64).
Handeling: Het verlenen van subsidie aan eigenaren tot instandhouding en onderhoud
van wind- en waterradmolens
Periode: 1965–1989
Grondslag: Voorwaarden waarop subsidie wordt verleend voor de instandhouding en onderhoud
van windmolens 1958/Subsidieregelingen onderhoud wind- en waterradmolens 1969, 1984
en 1986
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(65).
Handeling: Het verlenen van een rijksbijdrage aan eigenaren terzake van het verrichten
van werkzaamheden in verband met het opheffen van achterstallig onderhoud in historische
parken, tuinen en buitenplaatsen
Periode: 1981–1983
Grondslag: Besluit subsidiëring achterstallig onderhoud historische parken, tuinen
en buitenplaatsen 1981
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(66).
Handeling: Het in samenspraak met de Minister van Landbouw verlenen van een rijksbijdrage
aan eigenaren terzake van het verrichten van werkzaamheden in verband met het opheffen
van achterstallig onderhoud in historische parken, tuinen en buitenplaatsen
Periode: 1983–1994
Grondslag: Beschikking bijdragen achterstallig onderhoud historische parken, tuinen
en buitenplaatsen 1983, art. 2 t/m 9
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(67).
Handeling: Het jaarlijks verlenen van subsidie aan eigenaren in de onderhoudskosten
van monumenten die technisch in goede staat verkeren
Periode: 1981–1985
Grondslag: Voorlopige Regeling onderhoudssubsidie monumenten 1981, art. 1 t/m 11
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(68).
Handeling: Het verlenen van een rijksbijdrage aan gemeenten ten behoeve van de subsidiabele
restauratiekosten van monumenten waarvoor de gemeente aan eigenaren subsidie verleent
Periode: 1983–1985
Grondslag: Tijdelijke Bijdrageregeling restauratie monumenten 1983, art. 1 t/m 14
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(69).
Handeling: Het toetsen van door gemeenten ingediende meerjarenprogramma’s
Periode: 1986–1994
Grondslag: Rijkssubsidieregeling restauratie monumenten 1985, art. 4
Tijdelijke Rijkssubsidieregeling instandhouding beschermde kerkgebouwen 1989
Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1990, art. 4
Waardering: B 5
(70).
Handeling: Het reserveren van budgetten ten behoeve van gemeenten die meerjarenprogramma’s
hebben ingediend
Periode: 1986–1994
Grondslag: Rijkssubsidieregeling restauratie monumenten 1985, art. 5
Tijdelijke Rijkssubsidieregeling instandhouding beschermde kerkgebouwen 1989
Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1990, art. 5
Waardering: V, 2 jaar na vaststelling Rijksbegroting, indien van toepassing;
anders V, 10 jaar
(71).
Handeling: Het beslissen over het verlenen van subsidies in de kosten van restauratie
aan eigenaren van monumenten voorkomende in gemeentelijke meerjarenprogramma’s
Periode: 1986–1994
Grondslag: Rijkssubsidieregeling restauratie monumenten 1985, art. 6 t/m 19 Tijdelijke
Rijkssubsidieregeling instandhouding beschermde kerkgebouwen 1989
Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1990, art. 6 t/m 27
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(72).
Handeling: Het verlenen van ontheffing van de verplichting het monument te verzekeren
tegen brand-, storm- en bliksemschade
Periode: 1986–1989
Grondslag: Rijkssubsidieregeling restauratie monumenten 1985, art. 14.2 en 14.3
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(73).
Handeling: Het verlenen van subsidie aan eigenaren in de periodieke onderhoudskosten
van monumenten die in goede bouwkundige staat verkeren
Periode: 1986–1989
Grondslag: Rijkssubsidieregeling onderhoud monumenten 1986, art. 1 t/m 16
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(74).
Handeling: Het verlenen van subsidie aan eigenaren, huurders of pachters in de periodieke
onderhoudskosten van monumenten die in goede bouwkundige staat verkeren
Periode: 1990–1994
Grondslag: Besluit Rijkssubsidiëring onderhoud monumenten 1989, art. 2 t/m 19
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(75).
Handeling: Het vaststellen van modellen voor het onderhoudsplan en de -werkzaamheden,
de subsidie-aanvragen en het overzicht van de verrichte onderhoudswerkzaamheden en
-kosten terzake van het verlenen van subsidie in de periodieke onderhoudskosten van
monumenten die in goede bouwkundige staat verkeren
Periode: 1990–1994
Grondslag: Besluit Rijkssubsidiëring onderhoud monumenten 1989, art. 23
Waardering: B 5
(76).
Handeling: Het benoemen en ontslaan van leden van de WVC-Schadebeoordelingscommissie
Monumentenwet 1988
Periode: 1990–1994
Grondslag: Besluit WVC-Schadebeoordelingcommissie Monumentenwet 1988 van 13 maart
1990, art. 3
Waardering: V, 10 jaar
Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van
de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
(77).
Handeling: Het goedkeuren van een reglement omtrent de werkwijze van de WVC-Schadebeoordelingcommissie
Monumentenwet 1988
Periode: 1990–1994
Grondslag: Besluit WVC-Schadebeoordelingcommissie Monumentenwet 1988 van 13 maart
1990, art. 5
Waardering: B 1
(78).
Handeling: Het aangaan van een verbintenis tot aanstelling en ontslag van monumentenwachters
Periode: 1965–1994
Grondslag: Besluit monumentenwacht 1964, art. 8
Waardering: V, 10 jaar
Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van
de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
(79).
Handeling: Het, al dan niet tezamen met de Minister van Binnenlandse Zaken, stellen
van nadere voorschriften inzake eisen en beoordeling van geschiktheid, wijze van keuring,
opleiding, wijze van uitvoering van diensten en beloning en vergoeding van monumentenwachters
Periode: 1965–1994
Grondslag: Besluit monumentenwacht 1964
Waardering: B 5
(80).
Handeling: Het bepalen van een standpunt ter voorbereiding van, deelnemen aan en rapporteren
over internationaal overleg inzake bescherming van monumenten
Periode: 1965–1994
Waardering: B 1
(81).
Handeling: Het voorbereiden en doen ratificeren van internationale verdragen en overeenkomsten
inzake bescherming van monumenten
Periode: 1965–1994
Waardering: B 1
(82).
Handeling: Het (doen) aanbrengen van het ‘internationaal teken’ ingevolge het Verdrag
1954 voor bescherming van cultuurgoed in geval van internationaal conflict
Periode: 1965–1994
Waardering: V, 10 jaar
(134).
Handeling: Het in samenspraak met de Minister van Landbouw beslissen over het verstrekken
van subsidies voor de restauratie van historische buitenplaatsen
Periode: 1993–1994
Grondslag: Besluit rijkssubsidiëring historische buitenplaatsen, art. 2 t/m 16
Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7
Vaststelling subsidiabele kosten: B 7
Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7
Overige stukken: V, 10 jaar
(135).
Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen inzake
monumentenzorg en het voeren van verweer in beroepschriftenprocedures voor de Raad
van State en/of de kantonrechter
Periode: 1965–1994
Waardering: V, 10 jaar
B 5: Wanneer van de zaak precedentwerking is uitgegaan of deze heeft geresulteerd
in beleidswijziging
Actor: Schadebeoordelingscommissie
(124).
Handeling: Het adviseren van Onze Minister bij verzoeken om schadevergoeding indien
een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van beschermde monumenten is
geweigerd of indien bijzondere voorwaarden aan de vergunning zijn verbonden
Periode: 1989–1994
Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 22
Besluit WVC-Commissie schadebeoordeling Monumentenwet 1988 van 13 maart 1990, art.
2.2
Waardering: V, 10 jaar
(125).
Handeling: Het vaststellen van een reglement omtrent de werkwijze van de Schadebeoordelingscommissie
ex. art. 23 Monumentenwet 1988
Periode: 1989–1994
Grondslag: Besluit WVC-Commissie schadebeoordeling Monumentenwet 1988 van 13 maart
1990, art. 5, 6 en 7
Waardering: B 5