2. Handelingen verricht door beoefenaren van een beroep waarvoor regels zijn gesteld
bij of krachtens de wet BIG
[Regeling vervallen per 13-03-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]
Op 23 oktober 2006 heeft het Gerechtshof te Amsterdam uitspraak gedaan over de toepassing
van de wet op handelingen verricht door een fysiotherapeut/osteopaat. Het Hof oordeelt dat belanghebbende voor zijn als osteopaat verrichte handelingen
terecht aanspraak maakt op toepassing van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 1°, van de wet. Het Hof komt tot dit oordeel onder meer omdat een arts, die dezelfde opleiding in
de osteopatie heeft gevolgd, voor zijn als osteopaat verrichte handelingen onder deze
vrijstellingsbepaling valt. Het uitsluiten van deze handelingen van de vrijstelling
als zij worden verricht door een fysiotherapeut/osteopaat leidt volgens het Hof tot
schending van de fiscale neutraliteit. Het Gerechtshof te Den Haag heeft op 19 januari
2007 in gelijke zin beslist. Ook bij dat Hof ging het om de handelingen van een osteopaat met een afgeronde fysiotherapie-opleiding
als vooropleiding. Het gegeven dat deze fysiotherapeut/osteopaat niet is ingeschreven
in het register van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, doet volgens
het Hof niet aan zijn oordeel af.
Beide Gerechtshoven verwijzen in hun uitspraken naar het arrest van het Hof van Justitie
van 27 april 2006, in de gevoegde zaken nr. C-443/04 (Solleveld) en nr. C-444/04 (Van
den Hout-van Eijnsbergen). In dat arrest beantwoordt het Hof van Justitie prejudiciële
vragen van de Hoge Raad over de uitleg van artikel 13, A, lid 1, sub c, van de Zesde
richtlijn (inmiddels: artikel 132, lid 1, sub c, van de btw-richtlijn). Artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 1°, van de wet is op deze richtlijnbepaling gebaseerd.
Ik ben van mening dat de Gerechtshoven te Amsterdam en Den Haag in hun uitspraken
een juiste uitleg hebben gegeven aan het arrest van het Hof van Justitie. Ik ben voorts
van mening dat deze uitspraken ook betekenis hebben voor andere beroepsbeoefenaren
dan de fysiotherapeut/osteopaat, gezien de ruime formulering van het deskundigheidsgebied
van de arts in de wet BIG. Dat betekent dat de voorwaarde voor toepassing van de vrijstelling, die inhoudt
dat de vrijstelling alleen toegepast kan worden op handelingen die tot het in de Wet BIG geregelde deskundigheidsgebied van de betrokken beroepsbeoefenaar behoren, komt te
vervallen.
Voor de toepassing van de vrijstelling is nu wel van belang dat het gaat om:
-
– beroepsoefenaren die een BIG-opleiding met goed gevolg hebben afgerond; en
-
– handelingen die zij verrichten op grond van een aanvullende opleiding, die ten minste
enige relatie heeft met hun BIG-opleiding; en
-
– handelingen die zijn vrijgesteld of zouden zijn vrijgesteld als zij door een beroepsbeoefenaar
met een andere BIG-opleiding worden verricht.