Deposito’s als bedoeld in artikel 20, eerste lid, waarvan de daaruit voortvloeiende
vorderingen niet onder de werking van dit besluit vallen
1. Financiële instrumenten die vallen onder de definitie van eigen vermogen als bedoeld
in artikel 2 van richtlijn nr. 89/299/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 april 1989 betreffende het eigen
vermogen van kredietinstellingen (PbEG L124) zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij
richtlijn nr. 92/16/EEG (PbEG L 75) 21 maart 1992.
2. Deposito’s uit hoofde van transacties in verband waarmee een strafrechtelijke veroordeling
is uitgesproken wegens het witwassen van geld.
3. Deposito’s van professionele beleggers en professionele marktpartijen
4. Deposito’s van:
-
a. bestuurders, beheerders of hoofdelijk aansprakelijke vennoten van de betalingsonmachtige
bank;
-
b. personen die voor ten minste vijf procent in het kapitaal van de betalingsonmachtige
bank deelnemen;
-
c. personen die een met onderdeel b vergelijkbare zeggenschap hebben bij andere ondernemingen
in dezelfde groep als de betalingsonmachtige bank
5. Deposito’s van naaste verwanten van de onder 4 bedoelde personen en deposito’s
van derden die voor rekening van deze personen optreden. Onder naaste verwanten worden
verstaan familieleden in de eerste graad, alsmede de eventuele echtgenoten en geregistreerde
partners van deze personen. Met betrekking tot deze partners dient uit notariële stukken
te blijken dat zij de partner zijn van de onder 4 bedoelde personen, tenzij zij geregistreerd
partner zijn.
6. Deposito’s van rechtspersonen die deel uitmaken van dezelfde groep als bedoeld
in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als die waartoe de betalingsonmachtige bank behoort.
7. Deposito’s die niet op naam luiden.
8. Deposito’s waarvoor de crediteur van de betalingsonmachtige bank zodanige rentetarieven
en financiële voordelen heeft verkregen dat die hebben bijgedragen tot de betalingsonmacht
van deze bank.
9. Schulden die voortvloeien uit accepten of promessen van de betalingsonmachtige
bank.
10. Deposito’s van rechtspersonen van zodanige omvang dat zij geen verkorte balans
overeenkomstig artikel 11 van de Vierde richtlijn nr. 78/660/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel
54, derde lid, onder g, van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen
(PbEG L 222) mogen opstellen.
11. Obligaties die voldoen aan de voorwaarden van artikel 22, vierde lid, van richtlijn nr. 85/611/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot coördinatie van
de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen
voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PbEG L 375).