6. Los, aaneen of met een koppelteken?
vuistregel
|
|
6.A
|
woordgroep
|
academisch ziekenhuis
|
6.B
|
samenstelling en afleiding
|
tuinstoel, onaf
|
6.C
|
bijzondere samenstellingen
|
gelijkwaardige elementen
|
pianiste-componiste
|
6.D
|
aardrijkskundige namen
|
Aarle-Rixtel
|
6.E
|
woorddeel met hoofdletter
|
zwart-Amerikaans
|
6.F
|
met cijfer, letter, symbool
|
80-jarige
|
6.G
|
met initiaalwoord
|
tv-kijker, kleuren-tv
|
6.H
|
met bijzondere voor- of nabepaling
|
niet-rookster
|
6.I
|
afleiding van letter, cijfer, initiaalwoord
|
sms’en
|
6.J
|
samenkoppeling
|
kruidje-roer-me-niet
|
6.K
|
samenkoppeling in samenstelling
|
doe-het-zelfzaak
|
6.L
|
woordgroep in samenstelling
|
langeafstandsloper,
a-capellakoor,
Middellandse Zeegebied,
Karel I-sigaar
|
6.M
|
woordgroep of samenstelling?
|
aaneenschrijven van telwoorden
|
honderdenzes miljoen
|
6.N
|
vuistregel 6.A
Een woordgroep* schrijven we los.
Een samenstelling* of afleiding* schrijven we aaneen.
In enkele bijzondere gevallen schrijven we een samenstelling of woordgroep met een
koppelteken.
Voor het aaneenschrijven van een samenstelling of afleiding moeten we bijzondere regels
in acht nemen in het geval van klinkerbotsing*. We gebruiken dan een koppelteken of
een trema.
→ klinkerbotsing: 7.1 tot 7.5
6.1. woordgroep los
regel 6.B
Een woordgroep schrijven we met spaties tussen de woorden.
Een woordgroep* is een serie woorden die bij elkaar worden gehouden door een grammaticaal
verband, zoals in een zin. Dat verband hoeven we niet te tonen in de spelling. Daarom
schrijven we de woorden in een woordgroep los van elkaar.
Ik zoek de weg naar het academisch ziekenhuis.
Je zoekt het veel te ver.
Er wordt huis aan huis gebeld.
Elizabeth I
Ze is geboren op 9 januari 1950.
We zullen dit ad hoc oplossen.
Het wordt in der minne geschikt.
→ woordgroep of samenstelling: 6.8
→ woordgroep vast in samenstelling: 6.7
6.2. samenstelling* en afleiding* aaneen
regel 6.C
De delen van een samenstelling of een afleiding schrijven we aan elkaar vast.
Als we twee woorden bij elkaar brengen om er een nieuwe betekenis mee uit te drukken,
dan tonen we het verband tussen de delen door ze aan elkaar vast te schrijven. Dat
doen we met samenstellingen die uit twee of meer delen bestaan.
tuinstoel
overnemen
bedrijfsklaar
paardenbloem
langetermijnplanning
linkerdijbeenbreuk
Als we om een nieuwe betekenis uit te drukken een woord combineren met een voor- of
achtervoegsel*, dat niet als een apart woord bestaat, dan noemen we het geheel een
afleiding. Ook de delen van een afleiding schrijven we aan elkaar vast.
onaf
oerstom
antistoffen
pseudoklassiek
onnoemelijk
schuldig
Als een samenstelling moeilijk te lezen of te begrijpen is, kunnen we de structuur
verduidelijken met een koppelteken. Zo schrijven we tweedekansonderwijs volgens de regel aaneen, maar we kunnen ook schrijven tweedekans-onderwijs als we verwachten dat de lezer de samenstelling niet meteen doorziet.
Dat kunnen we ook doen als een woord op twee manieren gelezen kan worden en als uit
de context niet duidelijk is welke betekenis we bedoelen. Als we met valkuil niet een gecamoufleerde put of een hinderlaag bedoelen, maar een soort vogel, kunnen
we valk-uil schrijven. In de Woordenlijst wordt dit optionele koppelteken niet aangegeven.
Op dezelfde manier:
parallelelementen, maar ook parallel-elementen
massagebed, maar ook massa-gebed of massage-bed
identiteitschip, maar ook identiteits-chip
→ facultatief koppelteken in afleiding: 7.2
→ facultatief koppelteken in Engelse samenstelling: 12.1
→ koppelteken bij klinkerbotsing: 7.2
→ koppelteken bij twee-en-een-half: 7.5
→ koppelteken in Engelse
samenstellingen: 12.1
→ koppelteken in samenkoppelingen uit andere talen: 6.5
→ koppelteken in aardrijkskundige namen en namen van talen: 16.3
6.3 . samenstelling – bijzondere gevallen met koppelteken
We gebruiken een koppelteken om de structuur te verduidelijken of om een ongewoon
woordbeeld te vermijden in een samenstelling. Dat moeten we doen als de elementen
gelijkwaardig zijn, bij samengestelde aardrijkskundige namen, als het tweede element
een hoofdletter heeft, als een van de elementen een cijfer, letter, symbool* of initiaalwoord*
is, of in een samenstelling met een bijzondere voor- of nabepaling.
(a) gelijkwaardige elementen
regel 6.D
Tussen gelijkwaardige elementen die naast elkaar worden geplaatst in een samenstelling,
gebruiken we een koppelteken.
Het gaat om combinaties van twee of meer elementen die in de samenstelling in principe
met elkaar verwisseld kunnen worden. Zo zouden we een dichter-botanicus ook een botanicus-dichter kunnen noemen.
een pianiste-componiste
een hotel-restaurant
zwart-wit
cultureel-maatschappelijk
politiek-ideologisch
Als een samenstelling van twee adjectieven in principe niet omwisselbaar is, schrijven
we de twee delen aan elkaar vast. Zo betekent sociaalpsychologisch niet: sociaal én psychologisch, maar: volgens de sociale psychologie. Andere voorbeelden:
privaatrechtelijk
sociaalkritisch
sociaalgeografisch
populairwetenschappelijk
Als een beroepsnaam vergezeld wordt van een bijvoeglijk naamwoord, schrijven we die
twee elementen los: sociaal psycholoog, sociaal geograaf, klinisch bioloog, civiel ingenieur, algemeen
secretaris.
Een samengesteld bijvoeglijk naamwoord gebruiken we ook om een religieuze, levensbeschouwelijke
of maatschappelijke strekking aan te duiden die uit twee of meer componenten bestaat.
Als de delen in principe verwisselbaar zijn, dan gebruiken we een koppelteken.
extremistisch-links (of: links-extremistisch)
democratisch-liberaal-conservatief (of: democratisch-conservatief-liberaal)
Als de delen van een dergelijke samenstelling niet verwisselbaar zijn, schrijven we
ze aaneen.
christendemocratisch (democratischchristen kan niet)
ultranationalistisch (nationalistischultra kan niet)
We gebruiken ook een koppelteken als het eerste deel verwijst naar een plaats of een
bevolkingsgroep.
Nederlands-hervormd
rooms-katholiek
Baskisch-nationalistisch
Als we een zelfstandig naamwoord vormen op basis van dit soort samenstellingen, behouden
we de schrijfwijze (aaneen of met koppelteken).
een liberaal-conservatief
een links-extremist
een christendemocraat
een Vlaams-nationalist
→ facultatief koppelteken in samenstelling: 6.2
→ Engelse samenstellingen en woordgroepen aaneen of los: 12.1
(b) samengestelde aardrijkskundige namen
regel 6.E
Een tweedelig samengestelde aardrijkskundige naam en zijn afleidingen schrijven we
met een koppelteken.
Aarle-Rixtel
Knokke-Heist
Deze regel geldt ook voor aardrijkskundige namen met als linkerdeel* een woord als
Noord, Zuid, West, Oost, Centraal, Hoog, Laag, Boven, Beneden, Midden, Nieuw, Nederlands,
Belgisch, Vlaams, Frans, Latijns, Afro, Indo.
Zuid-Holland
Midden-Amerika
Nieuw-Zeeland
Vlaams-Brabant
Frans-Polynesië
We behouden het koppelteken in de afleiding* van de samengestelde vorm.
Zuid-Hollands
Nieuw-Zeelander
Vlaams-Brabantse
Uitheemse samengestelde aardrijkskundige namen die met een spatie geschreven worden,
krijgen geen koppelteken, ook niet in de afgeleide vormen en in samenstellingen.
New York – New Yorker – New Yorkse – een New Yorkreis
Sri Lanka – Sri Lankaan – Sri Lankaans – een Sri Lankareis
→ hoofdletter voor plaatsnamen, namen van volkeren, namen van talen: 16.3
(c) tweede woorddeel met een hoofdletter
regel 6.F
We gebruiken een koppelteken in een samenstelling voor een woorddeel met een hoofdletter.
zwart-Amerikaans
pro-Deoadvocaat
Deze regel geldt ook voor afleidingen met een voorvoegsel dat voor een hoofdletter
komt.
anti-Frans
on-Engels
→ namen van talen en dialecten: 16.3
(d) samenstelling met cijfer, letter of symbool*
regel 6.G
We gebruiken een koppelteken in een tweedelige samenstelling voor of achter een cijfer,
een aparte letter of een symbool.
80-jarige
65+-kaart
y-as
tussen-s
A4-formaat
Het koppelteken gebruiken we ook na een linkerdeel* dat eindigt op een apostrof met
een s.
een mama’s-kindje
een McDonald’s-maaltijd
→ driedelige samenstellingen met een cijfer: 6.7
Als een woord wordt gevolgd door een letter of cijfer om een categorie aan te geven,
beschouwen we het geheel als een woordgroep*. We schrijven de delen niet aan elkaar
vast, maar gebruiken een spatie.
hepatitis B
top 10
vitamine B12
Een samenstelling met een dergelijke woordgroep krijgt slechts één koppelteken.
een hepatitis B-besmetting
een top 10-plaat
→ woordgroep in samenstelling: 6.7
→ afleiding van initiaalwoord met apostrof: 6.4
→ apostrof voor verkleinwoorden: 15.4
(e) samenstelling met initiaalwoord* of met letterwoord of verkorting met hoofdletter
regel 6.H
We gebruiken een koppelteken in een samenstelling voor of achter een initiaalwoord.
tv-kijker
kleuren-tv
IQ-test
bedrijfs-pc-netwerk
CD&V-voorzitter
Een letterwoord* schrijven we in een samenstelling vast, behalve als het met een of
meer hoofdletters wordt geschreven.
pincode
petfles
aidsvirus
We schrijven dus wel een koppelteken in bijvoorbeeld:
Riagg-centrum
VUT-regeling
AWACS-vliegtuig
Ook als er klinkerbotsing* is, gebruiken we een koppelteken.
havo-opleiding
Een samenstelling met een verkorting* wordt aaneengeschreven, behalve als de verkorting
met een of meer hoofdletters wordt geschreven.
infostand
hifiketen
We schrijven dus wel een koppelteken in bijvoorbeeld:
Benelux-land
Vinex-wijk
→ verschil tussen initiaalwoorden en letterwoorden: 17.3
→ afleiding van initiaalwoord met apostrof: 6.4
→ apostrof voor verkleinwoorden: 15.4
(f) grondwoord met bijzondere voor- of nabepaling*
regel 6.I
We gebruiken een koppelteken in een samenstelling die bestaat uit een grondwoord met
een bijzondere voor- of nabepaling.
(1) met de elementen
niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-, substituut-, chef-, kandidaat-,
interim-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega-
of
meester-
niet-rookster
oud-burgemeester
ex-gedetineerde
adjunct-commissaris
Oud- schrijven we vast als het niet de betekenis ‘voormalig’ heeft: oudkomer, oudpapierprijs.
Meester-opzichter schrijven we met een koppelteken, maar niet meestergast of meesterbrein, waar de betekenis van het eerste deel is verzwakt.
(2) met elementen zoals
-generaal, -president, -testamentair, -verbaal
of
-militair
directeur-generaal
minister-president
proces-verbaal
auditeur-militair
(3) groep of werkstuk, genoemd naar een auteur of inspirator
regering-Kennedy
commissie-Pée-Wesselings
zaak-Profumo
rapport-Van Traa
(4) met
Sint-
of
St.
Sint-Jozef
St.-Anna
sint-bernardshond
(5) zelfnoemfunctie: een woord dat zichzelf representeert
ik-roman
het-woord
jij-vorm
6.4. afleiding – bijzonder geval: afleiding van letter, cijfer, symbool of initiaalwoord
regel 6.J
Als het grondwoord een letter, cijfer, symbool* of initiaalwoord* is, gebruiken we
een apostrof om een meervoud, een bezitsvorm*, een verkleinwoord* of een andere afleiding*
te vormen.
NCRV’s eerste uitzendingen
sms’jes, sms’en, zij sms’t, wij sms’ten, ze hebben ge-sms’t
gsm’s, gsm’etje
tv’loos
Opmerkingen:
(a) De achtervoegsels* -achtig, -dom, -heid en -schap verbinden we met een streepje. Andere achtervoegsels met een apostrof.
VTM-achtig
65+-dom
AOW’er
2’tjes
(b) Een voorvoegsel wordt aan een letter, cijfer, symbool of initiaalwoord verbonden
met een koppelteken: al dat ge-sms tegenwoordig, ge-e-maild
→ samenstelling met cijfer, letter of symbool: 6.3
→ aaneenschrijven van telwoorden: 6.9
6.5 . samenkoppeling met koppelteken
regel 6.K
Een samenkoppeling schrijven we met koppeltekens.
Als een vaste woordgroep* één begrip vormt, kunnen we de eenheid aangeven door koppeltekens
tussen de woorden te plaatsen. Een dergelijke woordgroep wordt een samenkoppeling*
genoemd.
een kruidje-roer-me-niet
het staakt-het-vuren
het vrouw-zijn
een kant-en-klare maaltijd
laag-bij-de-gronds
een duivel-doet-al
Onze-Lieve-Vrouw
Samenkoppelingen die we uit andere talen overnemen, behouden de koppeltekens of de
spaties die ze in de vreemde taal hebben.
a priori, het a priori (maar in een afleiding*: a-priorisch)
haute couture
deux-chevaux
face-à-main
rez-de-chaussee
trompe-l’oeil
→ samenkoppeling in samenstelling: 6.6
→ woordgroep of samenstelling: 6.8
→ Engelse samenstellingen en uitdrukkingen aaneen of los: 12.1
6.6. samenkoppeling in samenstelling
regel 6.L
Als we een samenstelling maken waar een samenkoppeling deel van uitmaakt, behouden
we de koppeltekens tussen de woorden van de samenkoppeling. De samenkoppeling schrijven
we vast aan het andere deel van de samenstelling.
doe-het-zelf – doe-het-zelfzaak
nek-aan-nek – nek-aan-nekrace
kat-en-muis – kat-en-muisspelletje
heen-en-weer – heen-en-weerdienst
Het koppelteken gebruiken we ook in samenstellingen waarin het rechterdeel verbonden
wordt met twee of meer elementen die met elkaar gelijkwaardig zijn.
zwart-witfoto
woon-werkverkeer
Het koppelteken gebruiken we ook in afleidingen* van samenkoppelingen. Het achtervoegsel*
schrijven we vast aan het laatste woorddeel van de groep.
doe-het-zelver
6.7 . woordgroep in samenstelling
regel 6.M
(1) Als we een samenstelling* maken waar een woordgroep* deel van uitmaakt, schrijven
we alle delen aan elkaar vast.
(2) Tussen de delen van een woordgroep die uit uitheemse woorden* bestaat, schrijven
we in dat geval een koppelteken.
(3) Een eigennaam* die uit meer dan één woord bestaat, en dus meer dan één hoofdletter
heeft, krijgt geen koppelteken in een samenstelling of een afleiding.
(4) Als de woordgroep eindigt met een symbool*, cijfer of letter, schrijven we een
koppelteken vóór het rechterdeel* van de nieuwe samenstelling.
(1) samenstelling met woordgroep
lange afstand – langeafstandsraket
eerste minister – eersteministerportefeuille
tweede kans – tweedekansonderwijs
open haard – nepopenhaard
sociale zekerheid – basissocialezekerheid
We gebruiken een koppelteken in geval van klinkerbotsing*.
eerste minister: vice-eersteminister
Als het eerste deel van de woordgroep een telwoord is, dan schrijven we het vast in
de driedelige samenstelling. Maar als we het telwoord met een cijfer schrijven, gebruiken
we een spatie.
elfjuliviering of 11 juliviering
vijftigeurobiljet of 50 eurobiljet
(2) samenstelling met uitheemse woordgroep
a capella – a-capellakoor
haute couture – haute-couturewinkel
ad hoc – ad-hocbeslissing
Voor samenstellingen met Engelse woordcombinaties gelden speciale regels.
→ Engelse samenstellingen: 12.1
(3) samenstelling of afleiding met meerdelige eigennaam
Middellandse Zee – Middellandse Zeegebied
Abu Dhabi – Abu Dhabireis
Rode Kruis – Rode Kruispost
Koningin Beatrix – Koningin Beatrixestafette
Tweede Kamer – Tweede Kamerleden
Ave Maria – Ave Mariaatje
Als de eigennaam het rechterdeel vormt van een samenstelling, gebruiken we een koppelteken
voor het eerste woord van de naam.
Rode Kruis – het mini-Rode Kruis
New Yorker – ex-New Yorker
New Yorks – zwart-New Yorks
(4) samenstelling met woordgroep die eindigt met symbool, letter of cijfer
Karel I-sigaar
Lodewijk XV-meubel
vitamine B12-kuur
6.8. woordgroep of samenstelling?
Er is geen scherpe grens te trekken tussen wat een woordgroep* is en wat een samenstelling*
is. Zelfs met elkaar gerelateerde woordcombinaties, zoals aaneenschrijven en kapotslaan versus van elkaar los schrijven en in stukken slaan, behoren soms tot verschillende categorieën. Vaak zal de taalgebruiker moeten opzoeken
of een bepaalde combinatie in een of in meer woorden geschreven wordt. Toch zijn er
enkele vuistregels die meestal tot een juiste inschatting leiden.
(a) één klemtoon: één woord
Combinaties waarin we elk woord met een klemtoon* kunnen uitspreken, schrijven we
meestal los. Als er een vaste klemtoon is op één lettergreep*, gaat het om een samenstelling.
Dat is duidelijk te horen in deze gevallen:
Er ligt een zwart boek tussen de gekleurde boeken.
Er is een zwartboek verschenen over deze affaire.
We moeten een strategie op lange termijn kiezen.
Onze langetermijnstrategie moet herzien worden.
veelgestelde vragen (vragen die veel worden gesteld)
veel gestelde vragen (veel vragen die zijn gesteld)
(b) woordgroep wordt verbogen in het meervoud
Als we een woordgroep in het meervoud zetten, verbuigen we doorgaans de bijvoeglijke
naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord dat deel uitmaakt van een samenstelling, blijft
ongewijzigd.
een zwart boek – de zwarte boeken
een zwartboek – de zwartboeken
(c) woordgroep groeit aaneen door veelvuldig gebruik
Woordcombinaties die vaak voorkomen in ons taalgebruik, krijgen gemakkelijker de status
van samenstelling dan zeldzame combinaties.
een portie rodekool
een portie groene kool
Zij leert pianospelen.
Zij leert marimba spelen.
(d) verzwakte betekenis: aaneengeschreven
Als de betekenis van een van de woorddelen is verzwakt of niet meer kan worden herkend
in het geheel, dan wordt het woord vaak aaneengeschreven.
een hoog gebouw
een hogeschool
drank halen
ademhalen
(e) de opbouw geeft een aanwijzing
(1) driedelige combinaties waarvan het eerste deel wel bij het tweede hoort maar niet
bij het derde, schrijven we aaneen.
een langebaanwedstrijd (een wedstrijd op de lange baan)
een korte baanwedstrijd (een korte wedstrijd op de baan)
(2) als de onbepaalde wijs* van een samengesteld werkwoord in één woord wordt geschreven,
schrijven we ook de vervoegde vormen in één woord, tenzij er een ander woord tussen
de delen komt, of als de volgorde gewisseld is.
wegblijven
dat zij wegblijft
de weggebleven genodigden
dat ik weg ben gebleven
hij bleef weg
(3) een voorzetselbijwoord* kan met een woord als daar, er, waar, hier een voornaamwoordelijk bijwoord* vormen. We schrijven dat aaneen. Ook een tweede
voorzetselbijwoord* hecht zich daaraan vast.
daarboven – erboven – waarboven – hierboven
daarbovenop – erbovenop – waarbovenop – hierbovenop
(4) een bijwoord dat is samengesteld uit voorzetselbijwoorden, schrijven we in één
woord. Maar een voorzetselbijwoord schrijven we niet vast aan een voorzetsel dat behoort
bij een woordgroep rond een zelfstandig naamwoord.
Ze zit achterop.
Ze zit achter op de fiets.
Het staat vanboven.
Zij komt van boven de Moerdijk.
6.9. aaneenschrijven van telwoorden
regel 6.N
We schrijven een getal in één woord, tot en met het woord
duizend.
Na het woord
duizend
volgt een spatie. De woorden
miljoen, miljard, biljoen,
enz. schrijven we los.
twee
twintig
tweeëntwintig
tweehonderd
tweehonderdtweeëntwintig
tweeëntwintighonderd
tweeduizend tweehonderdtwintig
twee miljoen tweehonderdtwintigduizend tweehonderdtweeëntwintig
Rangtelwoorden in woorden worden op dezelfde manier geschreven.
de tweede
de twintigste
de tweeëntwintigste
de tweehonderdste
de tweehonderdtweeëntwintigste
de tweeduizend tweehonderdtwintigste
de twee miljoenste
de twee miljoen tweehonderdduizendste
de twee miljoen tweehonderdduizend tweehonderdtweeëntwintigste
Een rangtelwoord dat we met een cijfer schrijven, gevolgd door e of door ste/de, krijgt geen apostrof.
1e, 1ste
3e, 3de
105e, 105de
De teller en de noemer van een breuk schrijven we los, behalve als die deel uitmaakt
van een meerledige samenstelling.
twee derde van de bevolking
twee zesden van deze taart (twee stukken die ieder één zesde zijn)
een tweederdemeerderheid
een driekwartsmaat
6.10. andere betekenis – anders geschreven
Ik vind alles behalve mijn pen.
Het is allesbehalve plezierig.
Jij kunt het even goed als ik.
Je kunt het evengoed laten.
We hebben ten minste een kilometer gelopen.
Kom maar op – tenminste, als je durft.
Ten slotte viel het doek.
We hadden het tenslotte zelf gekozen.
Ze hebben te veel betaald.
Het teveel wordt terugbetaald.
Twee maal twee is vier.
Ik heb het tweemaal betaald.
16. Hoofdletters of kleine letters?
eigennamen
|
Wim Smidt
|
16.A
|
personen
|
Femke
|
16.B
|
|
freudiaans
|
16.C
|
|
Shakespearedrama
|
16.D
|
aardrijkskundige namen
|
Amsterdam
|
16.E
|
|
Leidseplein
|
16.F
|
|
het noorden, het Noorden
|
16.G
|
|
een fles bordeaux
|
16.H
|
talen, dialecten, culturen
|
het Nederlands
|
16.I
|
volkeren
|
de West-Vlamingen
|
16.J
|
periodes
|
de middeleeuwen, de lente
|
16.K
|
feestdagen
|
Pasen
|
16.L
|
stromingen
|
het protestantisme
|
16.M
|
instellingen
|
het Hof van Cassatie
|
16.N
|
merken
|
Dafalgan
|
16.O
|
titels
|
de Ilias
|
16.P
|
hoofdletter uit respect
|
Majesteit
|
16.Q
|
functiebenaming
|
professor Gobelijn
|
16.R
|
heilige namen
|
God
|
16.S
|
Duitse woorden
|
übermensch
|
16.T
|
eerste woord van een zin
|
Wanneer ga je op reis?
|
16.U
|
16.1 . hoofdletter voor een eigennaam
Als we een persoon, een plaats of een zaak willen aanduiden, kunnen we daarvoor een
eigennaam* gebruiken (hij heet Wim Smidt, hij werkt bij een organisatie die het Rode Kruis heet, hij woont
in een stad die Amsterdam heet) of een soortnaam* (hij is een van de vele veertigers, woont op een van de vele pleinen, naast een van
de vele postkantoren).
De meeste spellingregels zijn niet van toepassing op eigennamen, die immers worden
gekozen en doorgegeven mét een schrijfwijze. We respecteren deze soms afwijkende schrijfwijze
van namen op grond van het donorprincipe*. Dat geldt ook voor plaats- en straatnamen
en voor namen van instellingen en bedrijven. De officiële spelling betreft alleen
het gebruik van hoofdletters.
hoofdregel 16.A
Een eigennaam krijgt een hoofdletter; een soortnaam schrijven we klein.
eigennaam persoon of dier
Wim Smidt
Alice Nahon
Snoopy
eigennaam plaats
Amsterdam
de Schelde
eigennaam zaak
het Rode Kruis
Café De Posthoorn
soortnaam persoon of dier
een veertiger
een secretaresse
een beagle
soortnaam plaats
een plein
een provincie
soortnaam zaak
een postkantoor
een arrondissementsrechtbank
16.2 . persoonsnamen
regel 16.B
(1) De voornaam en de familienaam van een persoon schrijven we met een hoofdletter.
(2) Voorzetsels* en lidwoorden in sommige familienamen krijgen in Nederland een kleine
letter als er een voornaam, initiaal of familienaam aan voorafgaat. Volgens de Belgische
wetgeving worden deze elementen altijd geschreven zoals ze in het geboorteregister
staan.
(1)
Femke
Nasira
Louis Paul Boon
Renate Rubinstein
J.C.T. Perk
(2)
Nederland
De Laat
mevrouw De Laat
mevrouw Van Dijk-de Laat
Marjolien de Laat
M. de Laat
M. van Dijk-de Laat
België
De Jonghe
mevrouw De Jonghe
mevrouw Van den Bossche-De Jonghe
Rita De Jonghe
R. De Jonghe
R. Van den Bossche-De Jonghe
Een aanspreekvorm of de titel die iemand draagt, schrijven we (voluit of afgekort)
in lopende tekst met kleine letter.
mevr. Augusta de Wit
mr. Eddy Van Vliet
professor Gobelijn
em. prof. dr. J.J. Aerts
dominee François Haverschmidt
regel 16.C
Een afleiding* van een persoonsnaam krijgt een kleine letter.
freudiaans
marxisme
maoïst
victoriaans
montignaccen
Ook als de naam van een persoon ongewijzigd wordt gebruikt om een voorwerp te benoemen,
vervalt de hoofdletter. Alleen als het voorwerp het product is van de arbeid of creativiteit
van de genoemde persoon, behouden we de hoofdletter. Dat geldt bijvoorbeeld voor schilderijen,
boeken, kledingstukken of voorwerpen die een persoonsnaam als merknaam hebben. Ook
de persoonsnamen die zijn gegeven aan schepen of andere voertuigen, behouden de hoofdletter.
een colbert
een bintje
een diesel
een Mondriaan
een Armani
de Mercator
een Ford
→ hoofdletter uit respect: 16.7
regel 16.D
Een samenstelling* met een persoonsnaam behoudt de hoofdletter. Alleen als de genoemde
persoon niet betrokken is bij het nieuwe begrip schrijven we het woord met kleine
letter.
een Shakespearedrama
een Dylanplaat
een Picassofan
De hoofdletter wordt ook behouden als een instelling of een merk genoemd wordt naar
een persoon.
de Van Goghtentoonstelling
de Erasmushogeschool
een Philipslamp
Als het verband met de persoon is verzwakt, verliest de samenstelling haar hoofdletter.
een Beatlesplaat: een plaat gemaakt door The Beatles
beatlehaar: haar zoals The Beatles, maar gedragen door iemand anders
Hitlerretoriek: de manier waarop Adolf Hitler sprak
een molotovcocktail: benzinebom, genoemd naar de Sovjetminister Molotov
Samenstellingen met de naam van een uitvinder of ontdekker krijgen een kleine letter.
berlitzmethode
coopertest
dieselmotor
montessorionderwijs
fröbelschool
Als we de naam los gebruiken om expliciet naar de uitvinder of ontdekker te verwijzen,
behouden we de hoofdletter.
het downsyndroom
het syndroom van Down
zij heeft alzheimer
een alzheimerpatiënt
de ziekte van Alzheimer
16.3 . benamingen van plaatsen, windstreken, talen, volkeren
(a) aardrijkskundige namen
regel 16.E
Een aardrijkskundige naam schrijven we met een hoofdletter.
Deze regel geldt voor plaatsen, streken, landen, maar ook bijvoorbeeld voor bergen,
rivieren, woestijnen, hemellichamen.
Amsterdam
Antarctica
de Verenigde Staten
het Andesgebergte
de Schelde
de Sahara
de Poolster
In niet-wetenschappelijke teksten schrijven we: de aarde, de maan, de zon.
regel 16.F
Samenstellingen* en afleidingen* op basis van een aardrijkskundige naam behouden
de hoofdletter.
Nederlandkunde
de Scheldeoevers
Nederlands
Belgisch
een Gentenaar
Zuid-Afrikaans
een Zuid-Afrikaan
een New Yorker
→ verzwakte betekenis van aardrijkskundige naam: regel 16.H
regel 16.G
(1) De naam van een windstreek schrijven we met een kleine letter.
(2) Als we er een geografisch, economisch of politiek gebied mee bedoelen, krijgt
het woord een hoofdletter, maar dat geldt niet voor de afgeleide vorm.
(3) Ook als de naam van een windstreek deel is van een aardrijkskundige naam, krijgt
het woord een hoofdletter.
(1) windstreek
het noorden
het zuiden van Frankrijk
(2) gebied
het Zuiden vraagt meer ontwikkelingshulp van het Westen
de oosterse filosofie
(3) in aardrijkskundige naam
Zuid-Afrika
Zuidwest-Vlaanderen (het zuidwesten van Vlaanderen)
Zuid-West-Vlaanderen (het zuiden van de provincie West-Vlaanderen)
Noordwest-Friesland (het noordwesten van de provincie Friesland)
Noord-West-Friesland (het noorden van de streek West-Friesland)
regel 16.H
Soms denken we bij de soortnaam van een zaak niet meer aan de plaats van herkomst,
maar aan de kenmerken van de zaak. Dan vervalt de hoofdletter.
een fles bordeaux
driehonderd gram parmaham
We schrijven dus een plakje edammer, maar een plakje Edammer kaas. Alleen in het tweede geval wordt verwezen naar de plaats.
De regel geldt ook voor sommige andere samenstellingen en afleidingen.
een marsmannetje
moezelwijn
nijlkrokodil
neerlandistiek
balkaniseren
een belgicisme
bourgondisch leven
(b) talen en dialecten en daarmee verbonden culturen
regel 16.I
(1) De naam van een taal of dialect wordt met een hoofdletter geschreven.
(2) Samenstellingen* en afleidingen* behouden de hoofdletter, maar werkwoorden en
daarvan afgeleide zelfstandige naamwoorden schrijven we met een kleine letter.
(1) namen van talen en dialecten
het Nederlands
het Fries
het Noordwijkerhouts
het Standaardnederlands
We gebruiken de koppeltekens of spaties die ook voorkomen in de aardrijkskundige naam
waarvan de taalnaam is afgeleid.
het West-Vlaams
het New Yorks
We gebruiken een koppelteken en twee of meer hoofdletters in de naam van een taal
die is samengesteld met afgeleide aardrijkskundige namen.
het Belgisch-Nederlands
het Indo-Europees
Na een element als Standaard, Middel-, Oud-, Nieuw-, Hoog- en Plat- vervalt de hoofdletter in de taalnaam. We gebruiken geen koppelteken, behalve als
het element dat volgt ook al een koppelteken of een spatie heeft.
het Standaardnederlands
het Middelnederlands
het Nieuwgrieks
het Hoogduits
het Oud-West-Vlaams
het Plat-New Yorks
Een woord dat op een subjectieve manier een taal noemt, schrijven we met een kleine
letter.
steenkolenengels
schoolfrans
→ samengestelde aardrijkskundige naam: 6.3
(2) verbogen vormen, samenstellingen en afleidingen met namen van talen en culturen
Duitse romans
Middelnederlandse poëzie
Nederlandstalige kranten
Franssprekende toeristen
on-Nederlands
oer-Engels
Werkwoorden gevormd met een taalnaam en zelfstandige naamwoorden die van zulke werkwoorden
zijn afgeleid, schrijven we met een kleine letter:
vernederlandsen
verfransing
De spelling van de taalnaam Oudfries schrijven we volgens de regels aaneen, met één hoofdletter. Omdat die regel niet
geldt als we de cultuur of geschiedenis bedoelen, schrijven we bijvoorbeeld over een oud-Friese sport.
(c) volkeren
regel 16.J
(1) De naam voor een bevolkingsgroep of een lid daarvan schrijven we met een hoofdletter
als hij is afgeleid van een aardrijkskundige naam of als het om een specifiek volk
gaat.
(2) Een overkoepelende term voor etnische groepen schrijven we met een kleine letter.
(3) Als de benaming gebaseerd is op een (geloofs)overtuiging schrijven we geen hoofdletter.
(1) afgeleid van aardrijkskundige naam of specifiek volk
de West-Vlamingen
een Groningse
een Kortrijkzaan
een Palestijn
een Afro-Surinaamse
een Hun
de Kelten
een Eskimo
(2) overkoepelende term voor etnische groepen
een indiaanse
een zigeuner
een bedoeïen
een mulattin
(3) gebaseerd op een (geloofs)overtuiging
een protestant
een islamiet
Hetzelfde geldt voor andere afleidingen, bijvoorbeeld bijvoeglijke naamwoorden.
Koerdisch
Nederlands
indiaans
islamitisch
Opmerkingen:
(1) Ook als de benaming van een groep gebaseerd is op de naam van een godsdienst,
kunnen we een hoofdletter gebruiken. Die drukt uit dat we een etnische of politieke
groep (al dan niet gelovige mensen) bedoelen. Zo schrijven we de dialoog tussen christenen en joden, maar de gesprekken tussen Joden en Palestijnen.
(2) Spotnamen voor leden van een bevolkingsgroep hebben geen hoofdletter.
spanjool
mof
kaaskop
spaghettivreter
In samenstellingen behouden we de hoofdletters of kleine letters.
een Vlamingenhater
protestantentaal
16.4. benamingen van historische en terugkerende periodes
(a) periodes
regel 16.K
Het woord waarmee we een historische periode benoemen of waarmee we de tijd indelen,
krijgt een kleine letter.
(1) historisch
de middeleeuwen
het mesolithicum
Deze regel geldt voor courante teksten. In gespecialiseerde publicaties kan ervan
worden afgeweken.
(2) indeling van de tijd
maandag
januari
lente
de advent
de ramadan
(b) feestdagen en historische gebeurtenissen
regel 16.L
Het woord waarmee we een feestdag of een historische gebeurtenis benoemen, krijgt
een hoofdletter.
(1) feestdagen
Pasen
Loofhuttenfeest
Suikerfeest
Bevrijdingsdag
Moederdag
Chanoeka
(2) historische gebeurtenissen
de Tweede Wereldoorlog
de Anjerrevolutie
de Endlösung
de Golfoorlog
Opmerking:
Namen van feestdagen schrijven we met een hoofdletter, maar samenstellingen* met deze
namen niet.
Pasen – paasei, paasfeest, paaszondag
Kerstmis – kerstdag, kerstboom, kerstwensen
Nieuwjaar – nieuwjaarsdag, nieuwjaarsavond, nieuwjaarsreceptie
16.5 . benamingen van stromingen en overtuigingen
regel 16.M
(1) Het woord waarmee we een culturele, maatschappelijke, religieuze of artistieke
stroming benoemen, krijgt een kleine letter.
(2) Ook een samenstelling* of afleiding* met die naam schrijven we met een kleine
letter.
(3) Soortnamen* voor beoefenaars van godsdiensten of andere overtuigingen en voor
religieuze praktijken krijgen een kleine letter.
(1) stromingen
het protestantisme
de islam
het socialisme
de renaissance
jugendstil
het dadaïsme
(2) samengestelde of afgeleide woorden
een protestant
protestants
een islamiet
een socialist
een renaissancekasteel
een dadaïst
We behouden de hoofdletters voor de delen van samengestelde namen die duidelijk naar
een plaatsnaam verwijzen.
Dus: Grieks-orthodox, Nederlands-hervormd, maar rooms-katholiek, oosters-orthodox.
(3) beoefenaars van godsdiensten; godsdienstige praktijken
de paus
een imam
een rabbijn
een jezuïet
een prediking
het vrijdaggebed
een bidstond
een eucharistieviering
de biecht
16.6. namen van instellingen, merken, titels
regel 16.N
(1) De eigennaam waarmee een instelling zichzelf benoemt, krijgt een hoofdletter.
Ook samenstellingen* met die eigennaam als eerste deel schrijven we met hoofdletter.
(2) Als we verschillende instellingen kunnen noemen met hetzelfde woord, dan is dat
een soortnaam. Die schrijven we met een kleine letter.
(1) eigennamen voor unieke instellingen
het Hof van Cassatie
de Hoge Raad
de Knesset
de Wereldhandelsorganisatie
het Vlaams Parlement
Het gaat hier om de officiële benamingen van deze instellingen. We gebruiken geen
hoofdletter voor het woord parlement dat we als soortnaam gebruiken als we bijvoorbeeld schrijven het Italiaanse en het Duitse parlement.
Samenstellingen behouden de hoofdletter.
een Europees Parlementslid
een Tweede Kamerfractie
Maar we schrijven bijvoorbeeld een Italiaans parlementslid, omdat we hier geen officiële benaming gebruiken.
(2) soortnamen
een politiebureau
het stadhuis (van Amsterdam)
het hof van assisen (van Antwerpen)
het gerechtshof (in Den Haag)
regel 16.O
Een merknaam schrijven we met een hoofdletter, tenzij het een soortnaam is geworden.
Dafalgan
Coca-Cola
Esso
We behouden de hoofdletter in samenstellingen.
een Philipslamp
een Boeing 737
een Essotankstation
Soortnamen:
een aspirientje
een colaatje
een airbus
regel 16.P
(1) De titel van een boek, film, theaterproductie, artistieke onderscheiding of een
evenement schrijven we met een hoofdletter.
(2) Voor een krant, een tijdschrift, een handelszaak of een organisatie gebruiken
we de schrijfwijze die de auteur of oprichter heeft gekozen.
(3) Samenstellingen met een titel behouden de hoofdletter.
(1) titels
de Ilias
Het verdriet van België
De tuin der lusten
Sneeuwwitje en de zeven dwergen
de Nobelprijs
(2) namen
De Standaard
de Volkskrant
Onze Taal
Café De Posthoorn
dEUS
(3) samenstellingen
een Iliasbewerking
een Nobelprijswinnares
de Daviscupfinale
De naam van een heilig boek schrijven we met een hoofdletter als we de tekst bedoelen,
maar met een kleine letter als het om een exemplaar van het boek gaat.
de Bijbel
de Koran
een Bijbellezing
een Koranvertaling
een mooi uitgegeven bijbel
een versierde koran
16.7. hoofdletter uit respect
(a) aanhef, aanspreking en adres
regel 16.Q
(1) In een brief gebruiken we kleine letters als we iemand aanspreken, behalve aan
het begin van een zin of een tekstregel. Ook de voornaamwoorden
u
en
uw
hebben een kleine letter.
(2) Om bijzonder respect uit te drukken kan een hoofdletter worden gebruikt.
(1) gewone aanspreking
Geachte lezer,
Zeer geachte mevrouw Schmidt,
Mijnheer de voorzitter,
De heer S. Streuvels, Lijsternest, Ingooigem
Wilt u zo vriendelijk zijn hieronder uw handtekening te plaatsen?
(2) met bijzonder respect
Heilige Vader (aanspreking van de paus)
Majesteit (aanspreking van een vorst)
(b) titels en functiebenamingen
regel 16.R
Een titel of functiebenaming, al dan niet gevolgd door een naam, schrijven we met
een kleine letter.
De minister-president en de overige ministers worden bij koninklijk besluit benoemd
en ontslagen.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft de brandweerlui gefeliciteerd.
Wij wachten nog op minister Pelemans.
prof. dr. J. Gobelijn
ds. Gremdaat
prinses Juliana
paus Gregorius X
(c) religieuze begrippen
regel 16.S
Een naam voor een heilig persoon of een heilig begrip schrijven we met een hoofdletter.
Deze regel heeft betrekking op namen voor God of een godheid, op voornaamwoorden die
naar de godheid verwijzen, en op namen voor andere heilige begrippen waarvoor men
respect of ontzag wil uitdrukken. Samenstellingen* met deze woorden behouden de hoofdletter,
maar afleidingen* schrijven we met een kleine letter. Als een dergelijk woord niet
(meer) naar een heilig persoon of begrip verwijst, verliest het de hoofdletter.
God
Jahweh
Allah
de Heilige Maagd (maar: de heilige Thomas)
Uw Koninkrijk
een Venusbeeld
goddelijk
messiaans
een christusdoorn
een sint-bernardshond
→ benamingen van stromingen en overtuigingen: 16.5
→ heilige boeken: 16.6
16.8 . zelfstandige naamwoorden uit het Duits
regel 16.T
Zelfstandige naamwoorden die aan het Duits zijn ontleend, schrijven we in het Nederlands
met een kleine letter.
übermensch
schnaps
umlaut
edelweiss
apfelstrudel
aha-erlebnis
Alleen als dergelijke zelfstandige naamwoorden de waarde van een eigennaam* hebben,
krijgen ze een hoofdletter.
Endlösung
Sturm und Drang
Wehrmacht
16.9 . hoofdletter aan het begin van een zin
regel 16.U
Het eerste woord van een zin krijgt een hoofdletter.
Gaat Joachim mee op reis?
M’n gsm is gestolen.
Professor Gobelijn was tevreden.
Als de zin met een apostrof begint, krijgt het daaropvolgende volledige woord de hoofdletter.
’k Heb er niets meer van gehoord.
’s Morgens eet ik yoghurt.
Als de zin met een cijfer of een symbool begint, wordt het eerstvolgende woord met
kleine letter geschreven.
67 personen werden geëvacueerd.
= is het is-teken.
17. Afkortingen, symbolen, initiaalwoorden, letterwoorden, verkortingen
Er bestaan verschillende vormen om een woord of een woordgroep* korter te schrijven.
We onderscheiden daarbij: afkortingen*, symbolen*, letterwoorden*, initiaalwoorden*
en verkortingen*.
afkortingen
|
p.
|
17.A
|
symbolen
|
km/h
|
17.B
|
initiaalwoorden en letterwoorden
|
pc, pin
|
17.C
|
verkortingen
|
horeca
|
17.D
|
17.1 . afkortingen
Een afkorting (in de specifieke betekenis van het woord) is de weergave van een woord
of een woordgroep door een of meer (begin)letters, zonder dat de afkorting in de plaats
komt van wat wordt afgekort: als we de afkorting voorlezen, spreken we niet de afkorting
uit, wel het woord of de woorden waar ze voor staat.
regel 17.A
Een afkorting schrijven we met een of meer punten. We gebruiken een hoofdletter als
die ook in het afgekorte woord voorkomt.
p. – pagina
bv., bijv. – bijvoorbeeld
blz. – bladzijde
m.a.w. – met andere woorden
mr. – meester
H.K.H. – Hare Koninklijke Hoogheid
17.2. symbolen
Een symbool is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta.
De schrijfwijze is genormeerd, vaak internationaal. Ook als we een symbool lezen,
spreken we het woord uit waar het voor staat.
regel 17.B
Een symbool schrijven we zonder punt. We gebruiken de hoofdletters of kleine letters
die nationaal of internationaal zijn afgesproken.
km/h – kilometer per uur
s – seconde
g – gram
EUR – euro
V – volt
kHz – kilohertz
mHz – millihertz
MHz – megahertz
MB – megabyte
Ca – calcium
Van sommige eenheden waarvoor in technische en wetenschappelijke teksten een symbool
wordt gebruikt, zoals gram, uur en seconde, gebruiken we in gewone teksten een afkorting.
30 sec. wachttijd
500 gr. rundergehakt
17.3. initiaalwoorden en letterwoorden
Een initiaalwoord of een letterwoord wordt gevormd door de eerste letters van een
naam of een andere woordgroep en gedraagt zich in de zin als een woord. Als we het
voorlezen, spreken we de korte vorm uit, niet de gehele naam of woordgroep waar het
voor staat. Sommige van deze woorden lezen we als een stel letternamen (bijvoorbeeld
pc: /peesee/ personal computer). Dan spreken we van een initiaalwoord. Als we het geheel als een woord lezen (bijvoorbeeld
havo: /haavoo/ hoger algemeen voortgezet onderwijs), spreken we van een letterwoord.
regel 17.C
Een initiaalwoord of letterwoord schrijven we zonder punten. We nemen de hoofdletters
van de afgekorte woorden over. Als een organisatie zelf een schrijfwijze hanteert
die afwijkt van deze regel, dan volgen we het donorprincipe* en respecteren we die
schrijfwijze.
initiaalwoorden
pc (personal computer)
btw (belasting over de toegevoegde waarde)
wc (watercloset)
NMBS (Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen)
NS (Nederlandse Spoorwegen)
letterwoorden
pin (persoonlijk identificatienummer)
Riagg (Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg)
BuZa ((Ministerie van) Buitenlandse Zaken)
SERV (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen)
→ samenstelling met initiaalwoord of letterwoord: 6.3
→ afleiding van initiaalwoord met apostrof: 6.4
→ apostrof voor verkleinwoorden: 15.4
(a) opmerkingen in verband met het gebruik van punten
(1) In of achter initiaalwoorden die oorspronkelijk werden uitgesproken als de woorden
waar ze voor staan (en dus afkortingen waren), maar waarbij een letter-voor-letteruitspraak
gewoon is geworden, schrijven we nog wel de punten.
a.u.b. – /aa uu bee/ (alstublieft)
c.q. – /see kuu/ (casu quo – in welk geval)
a.m. – /aa em/ (ante meridiem – voor de middag)
(2) In initiaalwoorden die ten onrechte als een bestaand woord kunnen worden gelezen,
schrijven we punten, tenzij binnen de gegeven context geen twijfel bestaat over de
betekenis.
a.s.o. (algemeen secundair onderwijs) – aso (asociaal)
b.o.t. (beroeps onbepaalde tijd) – bot (stomp, dom)
m.o.k. (moeilijk opvoedbare kinderen) – mok (drinkbeker)
In contexten waarin de betekenis van het initiaalwoord bekend is, mogen de punten
verdwijnen. Men schrijft dan aso, bot, mok.
(b) opmerkingen in verband met het gebruik van hoofdletters
(1) Een initiaalwoord of letterwoord dat we ontlenen aan een andere taal, behoudt
zijn spelling zolang we het als vreemdtalig aanvoelen.
RAM (random access memory)
ADSL (asymmetric digital subscriber line)
GmbH (Gesellschaft mit beschränkter Haftung)
(2) Naarmate een letterwoord of initiaalwoord ingeburgerd raakt, verdwijnen de hoofdletters.
Een letterwoord wordt daarna zonder koppelteken of apostrof opgenomen in een samenstelling*
of afleiding*. Een letterwoord met een of meer hoofdletters behoudt het koppelteken
en de apostrof. Dat geldt ook voor initiaalwoorden.
aids (acquired immune deficiency syndrome) – aidsvirus – ontaidsen
pin (persoonlijk identificatienummer) – pincode – pinnen
vip (very important person) – vipruimte – vipjes
pet (polyethyleentereftalaat) – petfles
lat (living apart together) – latrelatie
havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs) – havoleerling – havoër
AOW (Algemene Ouderdomswet) – AOW’er
pc (personal computer) – pc-gebruiker
tv (televisie) – tv-kijker – tv’tje
SIS (Sociaal Informatiesysteem) – SIS-kaart
(3) De afgekorte namen van wetten, besluiten of overheidsplannen schrijven we met
hoofdletters, ook als de uitgeschreven vorm geen hoofdletters bevat.
KB (Koninklijk Besluit)
WVO (Wet op het voortgezet onderwijs)
VUT (vervroegde uittreding)
MAP (Mestactieplan)
Als een andere schrijfwijze ingeburgerd is, bijvoorbeeld onder ambtenaren, dan geldt
het donorprincipe*.
AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur)
Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)
(4) De afgekorte namen van ziekten schrijven we met hoofdletters. Alleen woorden die
tot het dagelijkse taalgebruik zijn doorgedrongen, schrijven we met kleine letters.
BSE (boviene spongiforme encefalopathie)
ME (myalgische encefalomyelitis)
MKZ (mond-en-klauwzeer)
Tot het gewone taalgebruik behoren onder meer:
aids (acquired immune deficiency syndrome)
soa (seksueel overdraagbare aandoening)
(5) Als het donorprincipe niet speelt, dan hangt het gebruik van hoofdletters bij
letterwoorden die een eigennaam* aanduiden af van de lengte.
-
– een letterwoord van drie letters of minder wordt volledig met hoofdletters geschreven
WEU (West-Europese Unie)
ELF (Essences et Lubrifiants Français)
-
– een letterwoord van vier letters wordt volledig met hoofdletters geschreven als het
gaat om een (openbare) instelling, een vereniging, een politieke partij
NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie)
NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie)
-
– in alle andere gevallen gebruiken we alleen een hoofdletter aan het begin van het
letterwoord
Riziv (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering)
Unicef (United Nations International Children’s Emergency Fund)
17.4 . verkortingen
Een verkorting is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen. Zo is horeca
samengesteld uit de eerste letters van hotel, restaurant en café.
regel 17.D
Verkortingen gedragen zich als gewone woorden. Als het om een eigennaam* gaat, schrijven
we een hoofdletter of respecteren we het donorprincipe*.
info (informatie)
airco (airconditioning)
camcorder (camera-recorder)
hetero (heteroseksueel)
hifi (high fidelity)
StuBru (Studio Brussel)
nettiquette (netetiquette)
webzine (webmagazine)
Samenstellingen* en afleidingen* maken we zoals met gewone grondwoorden*, tenzij we
het grondwoord met een of meer hoofdletters schrijven.
infostand
aircospecialist
hifitoren
infootje
aircootje
Een samenstelling met een verkorting die we met een hoofdletter schrijven, krijgt
een koppelteken. Een afleiding krijgt een apostrof.
StuBru-medewerker
Benelux-land, Vinex’er
Lijst van vaktermen
accent(teken)
Teken boven een klinker* op een woord van meestal Franse herkomst, bijvoorbeeld op
de e in café (= accent aigu), op de a in déjà vu (= accent grave), op de i in maîtresse (= accent circonflexe of dakje). Het trema* en het klemtoonteken* worden niet beschouwd
als een accent.
achtervoegsel
In een afleiding*: element dat niet als los woord kan voorkomen, maar achter een grondwoord*
wordt toegevoegd. Voorbeelden: (waarde)loos, (hoek)ig. Als het element voor het grondwoord komt, is het een voorvoegsel*.
synoniem: suffix
→ uitgang, verbuiging
afbreekteken
Liggend streepje (-) op het eind van een volgeschreven tekstregel, waarmee we aangeven
dat het woord op de volgende regel wordt vervolgd. In de Leidraad en de Woordenlijst
worden de mogelijke afbreekplaatsen aangeduid met het teken •.
afbreking
Het slechts gedeeltelijk schrijven van een te lang woord op het eind van een volgeschreven
tekstregel, waarna de rest aan het begin van de volgende regel komt.
afkappingsteken
→ apostrof
afkorting
1. Verzamelnaam voor woorden die niet volledig worden geschreven, maar worden aangeduid
met minder letters, doorgaans de beginletter(s). Ook een woordgroep* kan worden afgekort.
Voorbeelden: ds. (dominee), tv (televisie), NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie). Afkortingen in ruime zin worden vaak ingedeeld in echte afkortingen, letterwoorden*,
initiaalwoorden*, symbolen* en verkortingen*.
2. (Echte afkorting) aanduiding van een woord of een woordgroep door een beperkt aantal
letters, die we uitspreken als het geheel. Voorbeelden: ds. (we spreken uit: dominee), m.a.w. (we spreken uit: met andere woorden).
afleiding
Geleed woord* dat bestaat uit een grondwoord* en een of meer voor*- of achtervoegsels*.
Voorbeeld: onschuldig, dat bestaat uit het voorvoegsel on-, het grondwoord schuld en het achtervoegsel -ig.
apostrof
Teken (’) dat de weglating van een of meer letters aanduidt, of dat we gebruiken om
een open lettergreep open te houden als er bijvoorbeeld een uitgang* of achtervoegsel*
volgt. Voorbeelden: m’n vriendin; opa’s fiets; een baby’tje.
synoniemen: afkappingsteken, weglatingsteken
beklemtoonde lettergreep
Deel van het woord waar een klemtoon* op ligt. Bijvoorbeeld: in het woord voorstellen zijn voor en stel beklemtoond, waarbij voor de hoofdklemtoon draagt en stel een nevenklemtoon; len is onbeklemtoond.
bezits-
s
Achtervoegsel* dat we aan een zelfstandig naamwoord hechten om een bezits- of afhankelijkheidsrelatie
aan te duiden. Voorbeeld: de s in mijn broers kamer of in Anna’s handschrift.
synoniem: genitief-s
bezitsvorm
Vorm van een zelfstandig naamwoord met een bezits-s*. Voorbeeld: moeders in moeders pc.
synoniem: genitief
bijwoord
Woord dat een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord, een werkwoord of een gehele
zin bepaalt. Voorbeeld: heel in een heel mooi boek; erg in erg goed gegeten; lang in ik heb lang geslapen; misschien in misschien lukt het.
dakje
→ accentteken
deelteken
→ trema
diminutief
→ verkleinwoord
donorprincipe
Het respecteren van de schrijfwijze die in de taal van herkomst gebruikt wordt of
die de oprichter, de ontwerper of de eigenaar van een instelling of merk heeft gekozen.
Zo kan iemand een eigennaam* vastleggen die afwijkt van de officiële spellingregels,
bijvoorbeeld het hoofdlettergebruik in StuBru (Studio Brussel) of PvdA (Partij van de Arbeid).
eigennaam
Officiële naam waarmee men verwijst naar een unieke persoon, plaats, zaak, instelling,
een merk of een historische gebeurtenis. Voorbeelden: Gina, T. Janssens, Van de Velde, Soest, Polynesië, Eiffeltoren, Raad van State, Mercedes-Benz,
Tweede Wereldoorlog.
etymologie
Herkomst en ontwikkeling van de vorm en de betekenis van een woord. Door het beginsel
van de etymologie schrijven we de klank /ei/ soms met een lange ij, soms met een korte ei.
gedekte klinker
→ korte klinker
geleed woord
Woord dat bestaat uit verschillende onderdelen, namelijk een of meer grondwoorden*,
en voor*- of achtervoegsels*. Voorbeelden: keukendeur (twee grondwoorden: keuken en deur); keukentje (grondwoord keuken met achtervoegsel tje).
→ samenstelling, afleiding, ongeleed woord
gelegenheidsontlening
Vreemd woord of vreemde uitdrukking die incidenteel in een Nederlandse tekst wordt
gebruikt, bijvoorbeeld om iets van de sfeer van de vreemde taal over te brengen op
de lezer, of omdat het in de vreemde taal om een gevleugeld woord gaat. Vaak wordt
een gelegenheidsontlening cursief gedrukt. Voorbeeld: ‘Het was werkelijk ‘another brick in the wall.’’
gelijkvormigheid
Spellingbeginsel waardoor we een gelijk woorddeel zo veel mogelijk op gelijke wijze
schrijven. Voorbeeld: voed altijd met d in: ik voed, jij voedt, ik voedde, het voeden, het voedsel, de voeding.
synoniem: vormovereenkomst
genitief
→ bezitsvorm
genitief-
s
→ bezits-s
genus
→ woordgeslacht
gesloten lettergreep
Lettergreep* die eindigt op een medeklinker*. Voorbeeld: mak, maak, buurt, han•den, mor•gen.
grens tussen woorddelen
Plaats waar twee woorddelen* elkaar raken in een samenstelling* of afleiding*. Voorbeeld:
de plaats tussen de n en de d in keukendeur, tussen de n en de h in schoonheid. Op de grens tussen woorddelen horen we in een samenstelling soms een tussenklank*.
Voorbeeld: tussen station en gebouw horen we een s in stationsgebouw.
grondwoord
Woord waarvan uitgegaan wordt bij de vorming van een samenstelling* (met een ander
grondwoord, bijvoorbeeld: keukendeur) of van een afleiding* (met een voorvoegsel* en/of een achtervoegsel*, bijvoorbeeld:
ondeugdelijk).
inheems woord
Woord dat in alle opzichten tot onze taal behoort en bestaat uit klanken die tot het
Nederlandse spraaksysteem behoren. Inheemse woorden zijn van Nederlandse oorsprong
(mens, meisje), of zijn in die mate vernederlandst dat hun vreemde herkomst niet meer te herkennen
is (kasteel, venster).
infinitief
→ onbepaalde wijs van een werkwoord
initiaalwoord
Woord dat gevormd wordt met de beginletters van afzonderlijke woorden en dat we uitspreken
als een reeks letternamen. Voorbeeld: pc: /peesee/ personal computer.
→ letterwoord, afkorting
klemtoon
Nadruk waarmee een woord of een woorddeel* wordt uitgesproken. Bij meerlettergrepige
woorden krijgt één lettergreep de hoofdklemtoon. Bijvoorbeeld: in het woord ondoorgrondelijk zijn deze lettergrepen onbeklemtoond: on-door-gron-de- lijk. Hier ligt de hoofdklemtoon: on-door-gron-de-lijk. Hier ligt een nevenklemtoon: on-door-gron-de-lijk.
klemtoonteken
Teken boven een klinker* of tweeklank*, waarmee we een bijzondere klemtoon* aanduiden.
Het teken heeft dezelfde vorm als het Franse accent aigu. We plaatsen bijvoorbeeld
een klemtoonteken als we niet zomaar de oplossing willen noemen, maar dé oplossing, of als we een tegenstelling willen accentueren: het was een fíéts, geen brómfiets.
synoniem: nadrukteken
klinker
1. De lettertekens a, e, i, o, u en in de meeste gevallen y of combinaties daarvan, bijvoorbeeld aa, oe (maar niet de tweeklanken zoals au en ui) ;
2. De klanken die door deze letters worden voorgesteld.
→ medeklinker, tweeklank
klinkerbotsing
Verwarring die kan ontstaan wanneer we twee letters die meestal één klinker of tweeklank
voorstellen (bijvoorbeeld aa of ui), in een woord toch afzonderlijk moeten lezen (dus als a-a of u-i) omdat ze tot verschillende lettergrepen* behoren. We kunnen klinkerbotsing oplossen
met een koppelteken* of een trema*. Voorbeeld: auto-onderdelen, ruïne.
klinkerwisseling
Verandering van klinker*, bijvoorbeeld als we een sterk werkwoord* van de tegenwoordige
naar de verleden tijd brengen, of als we een onregelmatig meervoud vormen. Voorbeelden:
ik lees – ik las; schip – schepen.
koppelteken
Liggend streepje* (-) dat wordt gebruikt als verbindingsteken tussen de delen van
sommige samenstellingen* en samenkoppelingen*.
korte klinker
De klinkers van bal, bel, bil, bol, bul.
synoniem: gedekte klinker
lange klinker
De klinkers van baan, been, bier, boon, duw, boer, beul.
synoniem: vrije klinker
leenwoord
→ uitheems woord
lettergreep
Elke klankgroep die we onderscheiden als we een woord scanderen en die in geschreven
vorm bestaat uit een klinker met eventueel daaromheen medeklinkers. Voorbeeld: on-door-gron-de-lij-ke. Een lettergreep kan open* of gesloten* zijn.
letterwoord
Woord dat gevormd wordt met de beginletters van afzonderlijke woorden, die we samen
als een woord uitspreken. Voorbeeld: havo: /haavoo/ hoger algemeen voortgezet onderwijs.
→ initiaalwoord, afkorting
liggend streepje
→ koppelteken, afbreekteken, weglatingsstreepje
linkerdeel
In een samenstelling: het eerste van twee woorddelen*. Voorbeeld: in keukendeur is keuken het linkerdeel. Ook in een drie- of meerdelige samenstelling spreken we van een linkerdeel.
We bedoelen dan: het woorddeel of de woorddelen links van de grens die we in beschouwing
nemen. Voorbeeld: als we het over de tussenklank /s/ hebben in studentenbevolkingsaangroei, noemen we studentenbevolking het linkerdeel en aangroei het rechterdeel, maar als we het over de tussenklank /ə / hebben in hetzelfde woord,
noemen we studenten het linkerdeel en bevolking het rechterdeel.
synoniem: linkerlid
linkerlid
→ linkerdeel
medeklinker
1. De lettertekens b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z en enkele combinaties daarvan, bijvoorbeeld ch, ng, sj en th. In een woord als yoghurt is de y ook een medeklinker.
2. De klanken die door deze letters worden voorgesteld.
→ klinker
nabepaling
In een samenstelling* of een woordgroep*: element dat komt na het woord dat wordt
bepaald. Voorbeeld: verbaal is een nabepaling in de samenstelling proces-verbaal; met een puntdak is een nabepaling in de woordgroep huizen met een puntdak.
nadrukteken
→ klemtoonteken
onbeklemtoonde lettergreep
Elk van de delen van een woord waar geen klemtoon op ligt. Bijvoorbeeld: in het woord
onoverkomelijk zijn deze lettergrepen* onbeklemtoond: on-o- ver-ko-me-lijk. Hier ligt de hoofdklemtoon: on-o-ver-ko-me-lijk. Hier ligt een nevenklemtoon: on-o-ver-ko-me-lijk.
onbepaalde wijs van een werkwoord
De vorm van een werkwoord die in een woordenboek is opgenomen. Deze vorm is onbepaald
wat persoon, getal en tijd betreft. Doorgaans eindigt de onbepaalde wijs op -en, soms op -n. Voorbeelden: lopen, werken, eten, gaan, zien, doen, zijn.
synoniem: infinitief
→ vervoeging, persoonsvorm
ongeleed woord
Woord waarin we geen samenstellende woorddelen* (grondwoorden*, voor*- of achtervoegsels*)
kunnen onderscheiden. Voorbeeld: keuken. In de samenstelling* keukendeur en de afleiding* keukentje zijn wel woorddelen te onderscheiden. Sommige woorden zijn van oorsprong samenstellingen
of afleidingen, maar omdat we de delen nauwelijks nog onderscheiden, worden ze behandeld
als ongeleed. Voorbeeld: coëfficiënt volgt de regels voor klinkerbotsing* bij ongelede woorden, want het wordt niet herkend
als co+efficiënt; co-existeren wordt wel herkend als co+existeren en volgt daarom de regels voor klinkerbotsing bij samenstellingen.
onregelmatig werkwoord
Werkwoord dat bij de vervoeging* wisselingen van klinkers* en/of medeklinkers* vertoont.
Voorbeelden: lopen – liep – gelopen; brengen – bracht – gebracht. Als de vervoeging buiten de klinkerwisseling regelmatig verloopt, wordt een onregelmatig
werkwoord ook sterk werkwoord genoemd. Daarnaast zijn er werkwoorden als zijn en hebben die niet volgens regels vervoegd worden.
→ sterk werkwoord
open lettergreep
Lettergreep* die eindigt op een lange klinker* of een tweeklank*. Bijvoorbeeld: ma(ken), bo(ter), lui(den).
persoonsvorm
De vervoegde vorm van een werkwoord in een zin. Deze vorm wordt gekenmerkt door een
persoon (eerste, tweede, derde), een getal (enkelvoud of meervoud) en een tijd (bijvoorbeeld
tegenwoordige of verleden tijd). Voorbeeld: zit of zat in Jeroen zit/zat aan de computer.
prefix
→ voorvoegsel
rechterdeel
In een samenstelling*: het tweede van twee woorddelen*. Voorbeeld: in keukendeur is deur het rechterdeel. Ook in een drie- of meerdelige samenstelling spreken we van een
rechterdeel. We bedoelen dan: het woorddeel of de woorddelen rechts van de grens die
we in beschouwing nemen. Voorbeeld: als we het over de tussenklank /s/ hebben in studentenbevolkingsaangroei, noemen we aangroei het rechterdeel en studentenbevolking het linkerdeel. Als we het over de tussenklank /ə / hebben in hetzelfde woord, noemen
we bevolking het rechterdeel en studenten het linkerdeel.
synoniem: rechterlid
rechterlid
→ rechterdeel
reduplicatie
Herhaling van een lettergreep* of een woorddeel* in een woord als tuftuf of pilipili. Als er een klinkerwisseling* is, spreken we van bijna-reduplicatie. Voorbeeld: rimram.
samenkoppeling
Twee of meer woorden die vaak samen voorkomen en daardoor een vaste uitdrukking zijn
gaan vormen, die zich in haar geheel gedraagt als een samengesteld woord. Voorbeeld:
een kruidje-roer-me-niet. De grens tussen samenkoppeling en woordgroep* is niet scherp te trekken. Een samenkoppeling
kan een samenstelling* vormen met een ander woord. Voorbeeld: zwart-wit; een zwart-wittoestel.
samenstelling
Geleed woord* dat bestaat uit twee of meer grondwoorden*, eventueel verbonden door
een tussenklank*. De samenstelling heeft doorgaans een betekenis die verband houdt
met de grondwoorden. Zo is een badkamerdeur een deur die toegang geeft tot een kamer waar een bad staat. Een samenstelling heeft één hoofdklemtoon en wordt doorgaans in één woord
geschreven of met een koppelteken. De delen van een samenstelling noemen we het linkerdeel*
en het rechterdeel*.
samentrekking
Het weglaten van een deel in een woordgroep* waarin een gelijkwaardig element voorkomt.
Op de plaats van het weggelaten element dat een deel is van een samenstelling, schrijven
we een weglatingsstreepje*. Voorbeeld: land- en tuinbouw voor landbouw en tuinbouw.
sisklank
De klanken /s/, /z/, /sj/, /ts/, /tsj/, /zj/ en /dzj/ zoals we ze horen aan het begin
van samen, zalf, shampoo, tsaar, check, journaal en jeans.
sjwa
→ toonloze /ə /
soortnaam
Woord waarmee wordt verwezen naar een persoon, dier, plaats, instelling, merk, zaak,
tijdstip, door de soort te noemen waartoe een bedoeld individu of exemplaar behoort.
De meeste soortnamen kunnen we laten voorafgaan door een onbepaald lidwoord (een). Een menselijk individu heet bijvoorbeeld Mieke (dat is haar eigennaam*), maar er kan naar deze persoon verwezen worden met verschillende
soortnamen, want zij is bijvoorbeeld een mens, een meisje, een studente, een zangeres.
stam van een werkwoord
Basisvorm van een werkwoord, dat wil zeggen de onbepaalde wijs* zoals we die uitspreken
min de uitgang /ə /, /ə n/ of /n/. De stam van lopen is loop, de stam van staan is sta.
stemhebbende medeklinker
De medeklinkers* die niet voorkomen in ’t kofschip, namelijk /b/, /d/, /g/, /v/, /z/, /zj/, /dzj/,
/g/, /m/, /n/, /ng/, /l/, /r/, /w/, /j/. Als we deze medeklinkers uitspreken, laten
we onze stembanden trillen.
stemloze medeklinker
De medeklinkers* die voorkomen in ’t kofschip, namelijk /t/, /k/, /f/, /s/, /ch/, /p/, plus de /sj/. Als we deze medeklinkers uitspreken,
laten we onze stembanden niet trillen.
sterk werkwoord
Werkwoord dat bij de vervoeging in de verleden tijd en/of de vorming van het voltooid
deelwoord een klinkerwisseling* (soms ook medeklinkerwisseling) vertoont. Voorbeeld:
eten – at – gegeten; kopen – kocht – gekocht.
→ onregelmatig werkwoord
stomme
/ə /
→ toonloze /ə /
suffix
→ achtervoegsel
symbool
Nationaal of internationaal genormeerde term om een technisch of wetenschappelijk
begrip aan te duiden. Voorbeeld: C (koolstof). De spellingregels voor symbolen gelden ook voor valutatekens, zoals £ (pond sterling) en € (euro).
toonloze
/ə /
De onbeklemtoonde klinker* in bijvoorbeeld de lettergrepen de, be(ginnen), (vol)gen, (he)vig, (eer)lijk.
synoniem: sjwa, stomme e, toonloze e
trema
Twee puntjes op een klinker die apart van een voorafgaande klinker moet worden uitgesproken,
zoals in poëzie. De umlaut*, bijvoorbeeld in hüttenkäse, wordt niet beschouwd als een trema.
synoniem: deelteken
tussenklank
Klank die we horen tussen de woorddelen* in sommige samenstellingen* en afleidingen*.
Voorbeelden: de /s/ tussen station en gebouw in stationsgebouw, de toonloze /ə /*, soms uitgesproken als /ə n/, tussen eeuw en oud in eeuwenoud, de toonloze /ə / tussen vrucht en loos in vruchteloos.
tussenletter
Een letter (e, n of s) of een lettercombinatie (en) die we spellen in een woord waar we een tussenklank* horen. Voorbeeld: -en- in eikenboom.
tussen-
n
De n die we in een aantal gevallen aan de e schrijven tussen de woorddelen in een samenstelling* of afleiding* als we daar een
toonloze /ə / of /ə n/ horen. Voorbeeld: de n in hondenhok (hond+en+hok), ziekenhuis (zieke+n+huis) of heldendom (held+en+dom).
tussen-
s
De s die we in een aantal gevallen schrijven tussen de woorddelen in een samenstelling*.
Voorbeeld: de s in dorpskern.
tweeklank
De klinkers van krijt, koud, kruid. De /ei/ kunnen we schrijven als een lange ij of een korte ei. De /au/ kunnen we schrijven als au of als ou.
uitgang
Element dat we toevoegen aan een woord dat we verbuigen of vervoegen. Voorbeeld: -e aan het eind van andere, -te aan het eind van lachte.
→ verbuiging, vervoeging
uitheems woord
Woord dat we uit een vreemde taal hebben overgenomen. Soms is een uitheems woord te
herkennen aan uitheemse klanken, bijvoorbeeld de /zj/ in journaal of de /i/ in timbre. Een uitheems woord past zich doorgaans in de loop van de tijd aan de Nederlandse
taalregels aan. Het wordt dan bastaardwoord genoemd. Vaak wordt de spelling dan vernederlandst.
Zo is de c die nog te zien is in vacant, in het woord vakantie vervangen door een k. Sommige woorden uit vreemde talen worden nog als zuiver uitheems beschouwd. Ze behouden
dan hun spelling. Voorbeelden: paella, délégué, perpetuum mobile. Ook de meeste woorden uit het Engels behouden hun spelling: computer, baby.
synoniem: leenwoord, vreemd woord
→ inheems woord
uitspraakteken
Accent aigu of accent grave op een e, waarmee we in uitzonderlijke gevallen aangeven
dat we de klank van mee uitspreken (hé) of de klank van met (hè).
umlaut
Twee puntjes in een woord van Duitse of Scandinavische oorsprong om aan te duiden
dat ä als /ee/ of /è/ gelezen moet worden, ü als /uu/ (en niet als /oe/), ö als /eu/. Voorbeelden: übermensch, knäckebröd.
verbuiging
Vormverandering die nodig is om een woord bij andere woorden te doen passen. Voorbeeld:
ons wordt onze, nieuw wordt nieuwe, schoen wordt schoenen in: onze nieuwe schoenen. Verbuiging doet zich voor bij zelfstandige naamwoorden (enkelvoud of meervoud),
voornaamwoorden (ons/onze) en bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden* (met of zonder e). Meestal krijgt een verbogen woord een specifiek toevoegsel, dat we uitgang* noemen.
verkleinwoord
Afleiding* van een zelfstandig naamwoord met bijvoorbeeld het achtervoegsel* -je of -tje. Voorbeeld: kindje, eitje.
synoniem: diminutief
verkorting
Verkorte vorm van een woord of woordgroep* die ontstaat door weglating van een of
meer lettergrepen*. Voorbeeld: prof (professor/professioneel), horeca (hotel, restaurant, café).
verledentijdsstam
Vorm van een onregelmatig werkwoord die we horen in de meervoudsvormen van de verleden
tijd, min de uitgang* -en. Voorbeeld: lopen – we liepen – verledentijdsstam: liep.
versteende samenstelling
Geleed woord* dat niet meer herkend wordt als een samenstelling*, of waarin we de
betekenis van een of meer woorddelen* niet meer herkennen. Voorbeeld: bolleboos.
vervoeging
Vormverandering die nodig is om een werkwoord in een zin te doen passen, voornamelijk
door aan de stam* een uitgang* toe te voegen. Voorbeeld: werken wordt werkten in de zin: mijn ouders werkten in Breda. Bij de vervoeging wordt een tijd (tegenwoordig of verleden, voltooid of onvoltooid),
een persoon (eerste, tweede, derde) en een getal (enkelvoud of meervoud) toegekend
aan het werkwoord.
→ onregelmatig werkwoord, persoonsvorm, verbuiging
voorbepaling
In een samenstelling* of in een woordgroep*: element dat voor het woord komt dat wordt
bepaald. Voorbeeld: oud is een voorbepaling in de samenstelling oud-voorzitter, hoge is een voorbepaling in de woordgroep hoge huizen.
voornaamwoordelijk bijwoord
Samenstelling* van een bijwoord* (bijvoorbeeld er, hier, daar, waar) en een of meer voorzetselbijwoorden* (bijvoorbeeld aan, bij, in, voor). Voorbeelden: eraan, hierbij, waarvoor, eronderdoor.
voorvoegsel
In een afleiding*: element dat niet als los woord kan voorkomen, maar voor een grondwoord*
wordt geplaatst. Voorbeelden: on(schuld), be(gaan). Als het element achter het grondwoord komt, is het een achtervoegsel*.
synoniem: prefix
niet te verwarren met: voorzetsel*
voorzetsel
Woord zoals in, op, aan, tegen, bij. Het geeft een bepaalde relatie aan (vaak in ruimte of tijd) tegenover datgene waarnaar
het volgende zelfstandig naamwoord verwijst. Voorbeeld: in de kast, tegenover op de kast.
niet te verwarren met: voorvoegsel
voorzetselbijwoord
Voorzetsel* dat de functie heeft van een bijwoord*. Voorbeeld: op in Tom is nog op.
vormovereenkomst
→ gelijkvormigheid
vreemd woord
→ uitheems woord
vrije klinker
→ lange klinker
weglatingsstreepje
Liggend streepje in een woordgroep* op de plaats waar door samentrekking* een deel
van een samenstelling* wordt weggelaten. Voorbeeld: in land- en tuinbouw.
weglatingsteken
→ apostrof
woorddeel
Een van de grondwoorden* in een samenstelling*, of een grondwoord of een voor*- of
achtervoegsel* in een afleiding*. Voorbeelden: in onderdompelingen de delen onder+dompel+ing+en.
woordgeslacht
Onderscheid tussen de-woorden en het-woorden, en bij de-woorden soms het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke woorden.
synoniem: genus
woordgroep
Opeenvolging van woorden die bij elkaar horen. Voorbeeld: heel mooie bomen in een rij. De scheidingslijn tussen samenkoppeling* en woordgroep is niet scherp te trekken.