In deze regeling wordt verstaan onder:
-
resterende verdiencapaciteit: de resterende verdiencapaciteit, bedoeld in paragraaf 7.2 van de Wet WIA;
-
uitkeringsgerechtigde: de verzekerde die zijn resterende verdiencapaciteit als bedoeld in paragraaf 7.2 van de Wet WIA niet volledig benut, de werknemer, de IOW-gerechtigde, of de persoon die ziekengeld
ontvangt op grond van de ZW;
-
verzekerde: de verzekerde, bedoeld in de Wet WIA, die recht heeft op een WGA-uitkering;
-
werknemer: de werknemer, bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 2, van de WW, die recht heeft op een WW-uitkering;
-
Wet WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
-
WGA-uitkering: werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet WIA;
-
WW: Werkloosheidswet;
-
Wajong: de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
-
IOW:
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;
-
IOW-gerechtigde: de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in artikel 1 van de IOW;
-
ZW:
Ziektewet;
-
Pensioen: een uitkering op grond van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet op de loonbelasting 1964.
-
Prepensioen: een uitkering op grond van een regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in
artikel 32ba, van de Wet op de loonbelasting 1964 of op grond van een prepensioenregeling als bedoeld in artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat artikel luidde op 31 december 2004;
-
Verlof: een tussen de werkgever en de werknemer voor een gedeelte of het geheel van de arbeidstijd
overeengekomen periode, waarin de werknemer geen arbeid jegens de werkgever verricht.
Artikel 2. Vrijstelling in verband benutten resterende verdiencapaciteit
Van de verplichtingen, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Wet WIA is vrijgesteld de verzekerde die zijn resterende verdiencapaciteit volledig benut.
Artikel 2a. Vrijstelling in verband met pensioen, prepensioen of verlof
Artikel 3. Vrijstelling in verband met vorst en arbeidstijdverkorting
Van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, 26, eerste lid, onderdelen d, f en g, van de WW en 14, tweede lid, onderdeel b, en 15, onderdelen a tot en met e, van de IOW, is vrijgesteld de werknemer wiens werkloosheid uitsluitend een gevolg is van:
Artikel 4. Vrijstelling in verband met vakantie
-
1 Van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, en 26, eerste lid, onderdelen d, f en g, van de WW, of in de artikelen 14, tweede lid, onderdeel b, en 15, onderdelen a tot en met e, van de IOW, is vrijgesteld de werknemer respectievelijk de IOW-gerechtigde die met behoud van
zijn recht op uitkering op grond van de WW of IOW vakantie geniet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Vakantieregeling WW en IOW.
-
2 Van de verplichtingen, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Wet WIA, is vrijgesteld de verzekerde die zijn resterende verdiencapaciteit niet volledig
benut en die vakantie geniet tot een maximum van 20 werkdagen per jaar waarbij onder
werkdagen wordt verstaan de dagen maandag tot en met vrijdag.
-
3 Van de verplichtingen, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de ZW, is vrijgesteld de persoon die ziekengeld ontvangt op grond van de ZW en die vakantie geniet tot een maximum van 20 werkdagen per jaar waarbij onder werkdagen
wordt verstaan de dagen maandag tot en met vrijdag.
-
4 De verzekerde, bedoeld in het tweede lid, of de persoon, bedoeld in het derde lid,
geniet vakantie indien:
-
a. hij verklaard heeft vakantie te genieten; of
-
b. niet verklaard heeft vakantie te genieten, maar daar, gelet op de feitelijke omstandigheden,
kennelijk sprake van is.
Artikel 5. Vrijstelling in verband met vrijwilligerswerk of mantelzorg
[Vervallen per 01-01-2013]
Artikel 6. Vrijstelling in verband met scholing en proefplaatsing
-
1 Van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, van de WW, 15, onderdelen b tot en met e, van de IOW, 30, eerste lid, van de ZW of 30, eerste lid, van de Wet WIA, is vrijgesteld, de uitkeringsgerechtigde die een naar het oordeel van het UWV noodzakelijke
opleiding of scholing volgt.
-
2 De in het eerste lid bedoelde vrijstelling eindigt twee maanden voor het tijdstip
waarop de in het eerste lid bedoelde opleiding of scholing naar verwachting zal eindigen,
tenzij de scholing, blijkens een intentieverklaring van de toekomstige werkgever,
een reëel uitzicht geeft op een op de scholing aansluitende dienstbetrekking van dezelfde
of grotere omvang dan de scholing en met een duur van ten minste zes maanden.
-
3 De uitkeringsgerechtigde die werkzaamheden verricht op een proefplaats als bedoeld
in artikel 76a van de WW, artikel 52e van de ZW of artikel 37 van de Wet WIA, is vrijgesteld van de verplichtingen, bedoeld in de artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, van de WW, 30, eerste lid, van de ZW, of 30, eerste lid, van de Wet WIA, voorzover het andere werkzaamheden betreft dan die op de proefplaats.
Artikel 6a. Vrijstelling Wajongers tijdens studie of scholing
De artikelen 2:31, eerste lid, tweede lid, onderdelen b en c, en derde lid, 2:32 en 2:39, tweede, derde en vierde lid, van de Wajong zijn niet van toepassing op de jonggehandicapte, bedoeld in artikel 2:43, eerste lid, van de Wajong, tot twee maanden voor het beëindigen van de studie of scholing in verband waarmee
hij inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 2:37 ontvangt.
Artikel 6b. Vrijstelling in verband met een werkweek met evenveel uren als het gemiddeld
aantal arbeidsuren
Artikel 7. Vrijstelling om andere redenen
Van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4° en 26, eerste lid, onderdelen d, f, en g, van de WW, 14, tweede lid, onderdeel b, en 15, onderdelen a tot en met e, van de IOW, 30, eerste lid, van de ZW en 30, eerste lid, van de Wet WIA, is vrijgesteld de uitkeringsgerechtigde die de leeftijd heeft bereikt waarop hij
binnen een jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet.
Artikel 8. Overgangsbepaling in verband met de Werkloosheidswet
-
1 Van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, en 26, eerste lid, onderdelen d, f en g, van de WW, is vrijgesteld de werknemer:
-
a. die 57,5 jaar of ouder is op 1 mei 1999 en wiens eerste werkloosheidsdag gelegen is
voor 1 januari 2004;
-
b. die 57,5 jaar of ouder is op 31 december 2003 en wiens eerste werkloosheidsdag gelegen
is op of voor 1 januari 2003;
-
c. voor wie op of na 1 januari 2004 recht op werkloosheidsuitkering ontstaat en die op
de datum van het ontstaan van dat recht op grond van onderdeel a of b vrijgesteld
is van de verplichtingen, bedoeld in de aanhef;
-
d. die 57,5 jaar of ouder is op 31 december 2003, wiens eerste werkloosheidsdag is gelegen
voor 1 januari 2004 en:
-
e. die 57,5 jaar of ouder is op 31 december 2003, wiens eerste werkloosheidsdag is gelegen
op of na 1 januari 2004 en die onmiddellijk voorafgaande aan de eerste werkloosheidsdag
een recht op uitkering had op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen dan wel een uitkering die naar aard en strekking daarmee overeenkomt, dat is ontstaan
op of voor 1 januari 2003.
Artikel 10. Wijziging van andere regelingen
Artikel 11. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 29 december 2005.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vrijstelling verplichtingen sociale zekerheidswetten.