Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 01-07-2020 t/m 31-08-2020

Besluit van 12 april 2005, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de inkomsten van burgerlijke ambtenaren bij het Ministerie van Defensie (Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie) en tot wijziging van enkele besluiten in verband met technische wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 19 januari 2005, nr. P/2004013819;

Gelet op artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 en de artikelen 125, 125c en 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 17 maart 2005, nr. W07.05.0014/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 5 april 2005, nr. P/2005005542;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. ambtenaar: degene die bij het Ministerie van Defensie in burgerlijke openbare dienst is aangesteld;

  • b. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

  • c. hoofd defensieonderdeel:

    • 1°. de secretaris-generaal, voor zover het betreft de Bestuursstaf;

    • 2°. de Commandant Zeestrijdkrachten, de Commandant Landstrijdkrachten, de Commandant Luchtstrijdkrachten, de Commandant Koninklijke Marechaussee, voor het desbetreffende commando;

    • 3°. de directeur Defensie Materieel Organisatie, voor zover het betreft de Defensie Materieel Organisatie, met uitzondering van het deel ondergebracht in de Bestuursstaf;

    • 4°. de commandant Commando DienstenCentra, voor zover het betreft het Commando DienstenCentra;

  • d. commandant: een bij ministeriële regeling aangewezen autoriteit;

  • e. salaris: het bedrag, dat in de bijlage A wordt gevonden in de voor de ambtenaar geldende salarisschaal en salarisnummer, in voorkomend geval verhoogd met de aanvulling op het salaris, bedoeld in artikel 4 van het Besluit personenchauffeurs defensie, of het bedrag, dat wordt gevonden met toepassing van bijlage B;

  • f. salaris per uur: 1/165 deel van het salaris bij een voltijdaanstelling;

  • g. salarisschaal: een als zodanig in de bijlage A vermelde reeks van genummerde salarissen;

  • h. salarisnummer: een aanduiding, bestaande uit een getal of uit een letter en een getal, dat in een salarisschaal voor een salaris is vermeld;

  • i. maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • j. bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen waarop de ambtenaar ingevolge hoofdstuk 3 van dit besluit aanspraak heeft, in voorkomend geval vermeerderd met:

  • k. inkomsten: alle bedragen waarop de ambtenaar aanspraak maakt bij of krachtens dit besluit;

  • l. functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door de autoriteit, bedoeld in artikel 8 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, is opgedragen;

  • m. voltijdaanstelling: een aanstelling met een arbeidsduur van achtendertig uur per week;

  • n. deeltijdaanstelling: een aanstelling met een arbeidsduur van minder dan achtendertig uur per week;

  • o. arbeidsduur: de arbeidsduur, bedoeld in artikel 30a, onderdeel d, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie;

  • p. rooster: het rooster, bedoeld in artikel 30a, onderdeel c, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie.

Artikel 2. Toepasselijkheid van dit besluit

  • 1 Dit besluit is niet van toepassing op de ambtenaar:

    • a. wiens bezoldiging is geregeld bij wet of bij een algemene maatregel van bestuur tot regeling van de bezoldiging van leden van raden, besturen en commissies;

    • b. die in burgerlijke openbare dienst is aangesteld om als geestelijk verzorger bij de krijgsmacht werkzaam te zijn;

    • c. die ingevolge artikel 12c, eerste lid, van de Wet ambtenaren defensie in verband met de werkzaamheden die voortvloeien uit een functie in een publiekrechtelijk college, waarin hij is benoemd of verkozen, tijdelijk is ontheven van de waarneming van zijn ambt, met uitzondering van artikel 32;

    • d. die op grond van artikel 7, tweede lid, onderdeel g, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie is aangesteld voor het verrichten van enkele diensten, met uitzondering van artikel 34;

    • e. indien hem buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging is verleend.

Artikel 3. Buitengewone omstandigheden

Onze Minister kan in geval van buitengewone omstandigheden, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, tijdelijk afwijken van hetgeen bij of krachtens dit besluit is bepaald, indien en voor zolang dit met het oog op de goede uitvoering van de operationele taken van de krijgsmacht noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 4. Toekenningsautoriteit

  • 1 Tenzij anders bepaald, berust de bevoegdheid tot het toekennen van een aanspraak bij Onze Minister.

  • 2 Indien de bevoegdheid tot het toekennen van een aanspraak berust bij de commandant, worden aanspraken die de commandant betreffen, toegekend door het hoofd defensieonderdeel.

  • 3 De bevoegdheid tot het toekennen van aanspraken op grond van de artikelen 10, 11, 45, 46 en 47 aan ambtenaren bezoldigd volgens salarisschaal 14 en hoger berust bij de Secretaris-Generaal.

Artikel 5. Beëindiging van aanspraken

  • 1 De aanspraak op bezoldiging vervalt met ingang van de dag na het ontslag of het overlijden van de ambtenaar.

  • 2 Een toegekende aanspraak wordt beëindigd, zodra de gronden, waarop deze werd toegekend niet meer aanwezig zijn.

Artikel 6. Vaststelling en uitbetaling van inkomsten

  • 1 Indien het salaris, een maandelijkse toelage, toeslag of vergoeding dan wel een maandelijks verschuldigd bedrag moet worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door een maandbedrag te delen door dertig.

  • 2 Tenzij anders vermeld, worden de inkomsten maandelijks uitbetaald.

Artikel 7. Berekening pensioengevend inkomen

Voor de berekening van het pensioengevend inkomen worden aanspraken op grond van dit besluit vermenigvuldigd met een factor 1/1,019 met inachtneming van een maximale vermindering van het pensioengevend inkomen van € 65,92 per maand.

Hoofdstuk 2. Salaris

Artikel 8. Salarisschaal

  • 1 Onze Minister bepaalt de salarisschaal die voor de ambtenaar van toepassing is, welke, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet, wordt bepaald met in achtneming van de zwaarte van zijn functie en van bijzondere regelingen als bedoeld in artikel 18 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie.

  • 2 De zwaarte van de functie wordt gewaardeerd binnen de in bijlage A van dit besluit aangegeven indelingsstructuur, met inachtneming van het door Onze Minister vastgestelde normeringstelsel.

  • 3 Indien de ambtenaar bij wijze van waarneming tijdelijk een andere functie vervult, blijft de voordien voor hem geldende salarisschaal van toepassing.

  • 4 Anders dan bij wijze van disciplinaire straf als bedoeld in het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen lagere salarisschaal van toepassing worden.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing indien:

    • a. bij de bepaling van de salarisschaal, bedoeld in het eerste lid, tevens is bepaald dat de functie van de ambtenaar een tijdelijk karakter heeft en de salarisschaal in verband daarmee slechts tijdelijk zal gelden;

    • b. de ambtenaar in verband met ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte wordt herplaatst in een andere functie.

  • 6 In afwijking van het eerste lid geschiedt het aan de ambtenaar toekennen van salarisschaal 15 of hoger bij Koninklijk Besluit.

Artikel 9. Functiewaardering

  • 1 Het hoofd defensieonderdeel stelt de ambtenaar in kennis van de voorgenomen functiewaardering als bedoeld in artikel 8, tweede lid. De ambtenaar die bedenkingen heeft tegen de functiewaardering kan die bedenkingen aan het hoofd defensieonderdeel kenbaar maken. Na een heroverweging stelt het hoofd defensieonderdeel de functiewaardering al dan niet gewijzigd vast. De ambtenaar kan tegen deze heroverweging bezwaar maken. In een dergelijk geval wint het hoofd defensieonderdeel, naar regels bij ministeriële regeling te stellen, het advies in van de Commissie van advies bezwaren functiewaardering.

Artikel 10. Salarisnummer bij aanstelling

  • 1 De commandant kent de in artikel 8 bedoelde ambtenaar bij aanstelling het salaris toe, dat:

    • a. wanneer hij 22 jaar of ouder is, in de voor hem van toepassing zijnde salarisschaal is vermeld achter het salarisnummer 0;

    • b. wanneer hij jonger dan 22 jaar is, in de voor hem van toepassing zijnde salarisschaal is vermeld achter het salarisnummer, bestaande uit de letter J en het getal, dat overeenkomt met zijn leeftijd. Indien het salarisnummer niet voorkomt, wordt de ambtenaar het laagste salaris in de schaal toegekend.

  • 2 De commandant kan, ingeval daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat, afwijken van het eerste lid door het toekennen van een hoger salaris.

Artikel 11. Salarisverhoging

  • 1 Het salaris van de ambtenaar wordt verhoogd tot het in de schaal naasthogere bedrag, indien hij naar het oordeel van de commandant zijn functie naar behoren vervult.

  • 2 Het salaris van de ambtenaar kan worden verhoogd tot een in de schaal hoger vermeld bedrag, indien hij naar het oordeel van de commandant zijn functie zeer goed of uitstekend vervult.

  • 3 Indien de ambtenaar zijn functie naar het oordeel van de commandant niet naar behoren vervult, blijft salarisverhoging achterwege.

  • 4 De in het eerste en tweede lid bedoelde salarisverhoging wordt toegekend:

    • a. wanneer de ambtenaar 22 jaar of ouder is en het maximumsalaris van de voor hem van toepassing zijnde salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand, waarin sinds zijn aanstelling een jaar is verstreken en nadien telkens na één jaar;

    • b. wanneer de ambtenaar jonger dan 22 jaar is, met ingang van de eerste dag van de maand, waarop zijn verjaardag valt.

  • 5 Het tijdstip waarop ingevolge het vierde lid, onderdeel a, een salarisverhoging wordt toegekend kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van de commandant aanleiding bestaat.

  • 6 Indien de in het vierde lid, onderdeel a, bedoelde ambtenaar reeds voor zijn 22e verjaardag was aangesteld, wordt, onverlet het in het vijfde lid bepaalde, de salarisverhoging toegekend met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn verjaardag valt.

Artikel 12. Deeltijdaanstelling

  • 1 Het salaris van de ambtenaar met een deeltijdaanstelling wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris bij een voltijdaanstelling.

Artikel 13. Jaaromzet en maandsalaris tandarts

  • 1 In dit artikel en in de artikelen 14, 15 en 19 wordt verstaan onder:

    • a. tandarts: de ambtenaar bedoeld in artikel 2, tweede lid;

    • b. hoofd tandheelkundige dienst: het hoofd tandheelkundige dienst zeemacht, de tandheelkundige autoriteit landmacht en de staf tandarts luchtmacht;

    • c. werkdag en werkuur: een dag respectievelijk een uur waarop de tandarts dienst moet verrichten volgens het voor hem vastgestelde rooster;

    • d. tandheelkundig centrum: een onderdeel of afdeling, voornamelijk belast met de curatieve tandheelkundige zorg voor militairen.

  • 2 De tandarts draagt zorg voor de registratie van iedere tandheelkundige verrichting in het voorgeschreven geautomatiseerde tandheelkundig informatiesysteem, na voltooiing van de desbetreffende verrichting. Deze verrichtingen worden gewaardeerd op een aantal punten conform de uniforme particuliere tarieven als vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit. Het totaal van de aldus geregistreerde punten exclusief tandtechniek gedurende een kalenderjaar vormt de gerealiseerde omzet in dat jaar.

  • 3 De maximaal in een jaar te behalen omzet wordt als volgt bepaald: bij een voltijdaanstelling van 254 roosterdagen per jaar worden 190 werkdagen berekend. Per werkdag worden zeven werkuren aan verrichtingen en één werkuur aan niet declareerbare patiëntgebonden administratieve werkzaamheden besteed. Een werkuur wordt gewaardeerd op gemiddeld 20 punten, waardoor een maximale jaaromzet wordt vastgesteld op 26.600 punten.

  • 4 Door het hoofd tandheelkundige dienst wordt in overleg met de tandarts een raming van de omzet over een kalenderjaar vastgesteld, te bepalen in een aantal te behalen punten.

  • 5 De tandarts met een voltijdaanstelling dient zodanig te presteren dat de krachtens het tweede lid bepaalde jaaromzet per kalenderjaar ten minste 11.818 punten bedraagt. Bij een deeltijdaanstelling wordt deze jaaromzet teruggerekend in verhouding naar het aantal uren van de deeltijdaanstelling.

  • 6 Het hoofd defensieonderdeel kent aan de tandarts het maandsalaris toe, dat bij een voltijdaanstelling van 254 roosterdagen per jaar wordt bepaald aan de hand van de geraamde jaaromzet, met toepassing van de in bijlage B opgenomen tabel. Het maandsalaris wordt tot de definitieve afrekening beschouwd als een voorschotbetaling.

  • 7 Bij een deeltijdaanstelling wordt de te behalen omzet herleid tot de omzet behorende bij een voltijdaanstelling. Aan de hand van deze gecorrigeerde omzet wordt het maandsalaris bepaald, met toepassing van de in bijlage B opgenomen tabel. Dit maandsalaris wordt teruggerekend in verhouding naar het aantal uren van de deeltijdaanstelling.

  • 8 Mede op grond van de realisatie van de omzet in enig kalenderjaar wordt uiterlijk in de maand december van dat jaar door het hoofd tandheelkundige dienst in overleg met de tandarts voor het aankomende kalenderjaar een nieuwe raming van de omzet en het daarbij behorende maandsalaris vastgesteld.

Artikel 14. Definitieve afrekening tandarts

  • 1 Na afloop van het kalenderjaar wordt de totale realisatie van de omzet van de tandarts door zorg van het hoofd tandheelkundige dienst getoetst aan de raming van de omzet. Het vaststellen van het bijbehorende salaris geschiedt aan de hand van de in bijlage C opgenomen tabel.

  • 2 Indien de maximale omzet werd geraamd en er meer dan het maximum werd gerealiseerd vindt geen nabetaling van salaris plaats.

  • 3 Indien een omzet werd geraamd, die lager is dan de maximale omzet, en er vervolgens meer is gerealiseerd dan geraamd, volgt suppletie van het te weinig betaalde salaris tot ten hoogste het maximum salarisbedrag.

  • 4 Indien er minder omzet is gerealiseerd dan geraamd wordt na toepassing van het zesde lid het te veel betaalde salaris teruggevorderd. De terugvordering vindt plaats in het volgende kalenderjaar in twaalf gelijke maandtermijnen.

  • 5 Het bedrag van de terugvordering dan wel van de suppletie behoort tot de grondslag voor de berekening van de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.

  • 6 Het aantal werkdagen van het afgesloten kalenderjaar wordt vastgesteld door het aantal van 254 roosterdagen te verminderen met het daadwerkelijke aantal dagen van afwezigheid. Indien het aantal werkdagen op jaarbasis minder bedraagt dan 190 dan wel het deeltijdaantal daarvan, kan de gerealiseerde jaaromzet lager uitvallen dan geraamd. Indien het verminderde aantal werkdagen aantoonbaar is en bovendien buiten de schuld van de tandarts is ontstaan, stelt het hoofd tandheelkundige dienst de gerealiseerde jaaromzet opwaarts bij.

  • 7 Door het hoofd tandheelkundige dienst wordt onder meer in de volgende gevallen het verminderd aantal werkdagen opwaarts bijgesteld:

    • a. langdurige ziekte;

    • b. buitengewoon verlofdagen;

    • c. het werken zonder assistentie ondanks inspanning om in vervanging te voorzien, waardoor de tandarts een geringere dagomzet realiseert;

    • d. meer dan gemiddeld aantal niet verschenen patiënten, mits de tandarts aantoonbare actie heeft ondernomen ter voorkoming van het niet op de afspraak verschijnen van patiënten;

    • e. meer dan gemiddeld aantal onderhoud- en reparatiewerkzaamheden aan de tandheelkundige installatie;

    • f. tijdelijke afname van het patiëntenbestand, bijvoorbeeld ten gevolge van uitzending;

    • g. deelname aan overleg- of projectgroepen.

  • 8 In afwijking van de vorige leden geldt voor de tandarts, die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, dat terugbetaling in geval van het niet realiseren van de geraamde omzet achterwege blijft indien de gerealiseerde omzet minder dan 5% lager is dan de geraamde omzet. Indien het verschil tussen de geraamde en de gerealiseerde omzet meer bedraagt dan 5%, vindt terugbetaling uitsluitend over het meerdere plaats.

Artikel 15. Overige bepalingen tandarts

  • 1 Bij aanstelling van een tandarts vindt op grond van zijn werkervaring door het hoofd tandheelkundige dienst inschaling plaats door het vaststellen van een geraamde omzet en het bijbehorende maandsalaris. In het eerste jaar van de aanstelling wordt telkens na een periode van drie maanden de realisatie aan de geraamde omzet getoetst. Op grond van deze toetsing wordt indien nodig opnieuw de raming van de omzet en het bijbehorende maandsalaris vastgesteld.

  • 2 De artikelen 30da tot en met 30dd van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie met betrekking tot de flexibilisering van de arbeidsduur zijn van toepassing op de tandarts. Voor de tandarts die niet de maximaal te realiseren omzet behaalt, wordt de met de verkorting of verlenging behaalde omzet herleid tot de normaal te behalen omzet. Op het bijbehorende maandsalaris wordt dan de korting of de toeslag toegepast.

Hoofdstuk 3. Overige bezoldiging

Artikel 16. Toelage minimumloon

  • 1 Het hoofd defensieonderdeel kent een toelage minimumloon toe aan de ambtenaar, wiens salaris minder is dan het maandbedrag van het minimumloon, dat krachtens de artikelen 7, 8, eerste en derde lid, en 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de ambtenaar. Het bedrag van de toelage per maand is gelijk aan het verschil tussen het bedoelde minimumloon en het salaris van de ambtenaar.

  • 2 Voor de ambtenaar met een deeltijdaanstelling is het bedrag van de toelage gelijk aan het verschil tussen het naar evenredigheid van de deeltijd berekende minimumloon en het salaris van de ambtenaar.

Artikel 17. Waarnemingstoelage

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. waarneming: het krachtens een daartoe strekkende opdracht van de commandant, tijdelijk verrichten van een samenstel van werkzaamheden dat een andere functie vormt dan die van de ambtenaar zelf;

    • b. volledige waarneming: een zodanige waarneming dat in de plaats van de eigen functie het volledige samenstel van werkzaamheden van de waargenomen functie, met de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden, wordt uitgeoefend.

  • 2 De commandant kent, voor de duur van de waarneming, een waarnemingstoelage toe aan de ambtenaar, die bij wijze van volledige waarneming tijdelijk een functie vervult, die bij toepassing van artikel 8, tweede en derde lid, zou leiden tot een hogere salarisschaal.

  • 3 De commandant kan, voor de duur van de waarneming, een waarnemingstoelage toekennen aan de ambtenaar, die bij wijze van onvolledige waarneming tijdelijk een functie vervult, die bij toepassing van artikel 8, tweede en derde lid, zou leiden tot een hogere salarisschaal.

  • 4 De toelage wordt, tenzij bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, slechts toegekend wanneer de waarneming ten minste een tijdvak van dertig dagen beslaat.

  • 5 De ambtenaar voor wie het een onderdeel is van de eigen functie om als plaatsvervanger op te treden van degene wiens functie moet worden waargenomen, komt bij onvolledige waarneming van die functie niet in aanmerking voor een waarnemingstoelage.

  • 6 Bij volledige waarneming van de functie is het bedrag van de toelage per maand gelijk aan het verschil tussen het salaris waarop de ambtenaar aanspraak maakt en het salaris waarop hij aanspraak zou maken, indien de hogere salarisschaal met ingang van de dag waarop de waarneming is begonnen voor hem zou hebben gegolden, terwijl het voor hem geldende tijdstip waarop regulier een in de schaal naasthoger bedrag wordt toegekend, niet wordt gewijzigd.

  • 7 Bij onvolledige waarneming wordt de toelage door de commandant vastgesteld op 50% van de toelage bij volledige waarneming in het desbetreffende geval.

Artikel 18. Wervingstoelage

  • 1 Het hoofd defensieonderdeel kan aan de ambtenaar om redenen van werving een maandelijkse wervingstoelage toekennen voor de duur van één jaar.

  • 2 Indien naar het oordeel van het hoofd defensieonderdeel sprake is van bijzondere omstandigheden kan de toelage voor een bepaalde duur langer dan één jaar worden toegekend.

Artikel 19. Toelage hoofd tandheelkundig centrum

Het hoofd defensieonderdeel kent een toelage hoofd tandheelkundig centrum toe aan de tandarts die de functie van hoofd van één of meer tandheelkundige centra vervult en hierdoor extra werkzaamheden verricht. De toelage bedraagt voor iedere maand dat hij deze functie vervult 37,5% van het maximale jaarsalaris, bedoeld in bijlage C, gedeeld door het aantal roosterdagen van 254, bedoeld in artikel 13, derde lid. Voor de tandarts met een deeltijdaanstelling wordt de toelage op een evenredig deel vastgesteld.

Artikel 20. Toelage onregelmatige dienst

  • 1 De commandant kent een toelage onregelmatige dienst toe aan de ambtenaar, die anders dan bij wijze van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 uur en 18.00 uur.

  • 2 De toelage onregelmatige dienst bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    • a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 uur en 08.00 uur en tussen 18.00 uur en 22.00 uur;

    • b. 40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 uur en 24.00 uur;

    • c. 45% voor de uren op zaterdag;

    • d. 70% voor de uren op zondag;

    • e. 100% voor de uren op de feestdagen genoemd in artikel 31g, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximumsalaris van salarisschaal 7.

  • 3 Voor de in het tweede lid, onder a, genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 07.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid ontvangt de ambtenaar met ingang van de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt een vaste toelage onregelmatige dienst, mits hij op dat moment gedurende ten minste 5 jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden aanspraak had op een toelage onregelmatige dienst.

  • 5 De vaste toelage onregelmatige dienst, bedoeld in het vierde lid, wordt vastgesteld op het bedrag dat de ambtenaar over de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt gemiddeld per maand aanspraak op een toelage onregelmatige dienst had en wordt aangepast aan een algemene salarismaatregel.

Artikel 21. Aflopende toelage onregelmatige dienst

  • 1 De commandant kent gedurende een uitkeringsperiode een aflopende toelage onregelmatige dienst toe aan de ambtenaar wiens bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van de toelage onregelmatige dienst, indien de verlaging tenminste 3% bedraagt van het salaris.

  • 2 De aflopende toelage onregelmatige dienst wordt uitsluitend toegekend, indien de ambtenaar de toelage onregelmatige dienst direct voorafgaande aan het tijdstip van de blijvende verlaging van de bezoldiging gedurende tenminste twee jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft genoten.

  • 3 De berekeningsbasis voor de aflopende toelage onregelmatige dienst is het bedrag waarop de ambtenaar over de twaalf kalendermaanden, voorafgaande aan de datum waarop de blijvende verlaging van zijn bezoldiging intreedt, gemiddeld per maand aan toelage onregelmatige dienst aanspraak had, verminderd met het bedrag dat hij daarna in totaal per maand aanspraak heeft aan toelage onregelmatige dienst en aan verhogingen van het salaris, anders dan die wegens een algemene salarismaatregel.

  • 4 De uitkeringsperiode voor de aflopende toelage onregelmatige dienst is gelijk aan het naar boven op een maand afgeronde één vierde gedeelte van de tijd gedurende welke de ambtenaar direct voorafgaande aan het tijdstip van de blijvende verlaging van de bezoldiging zonder wezenlijke onderbreking de toelage onregelmatige dienst heeft genoten. De uitkeringsperiode is maximaal drie jaar.

  • 5 De hoogte van de aflopende toelage onregelmatige dienst wordt bepaald door de uitkeringsperiode in drie gelijke delen te splitsen, waarbij te beginnen met het eerste deel, afronding naar boven plaatsvindt op een hele maand, met dien verstande dat hierdoor de maximale uitkeringsperiode niet wordt overschreden. Gedurende deze drie deelperioden bedraagt de toelage achtereenvolgens 75%, 50% en 25% van de voor de desbetreffende maand van toepassing zijnde berekeningsbasis.

  • 6 Indien de blijvende verlaging van de bezoldiging intreedt op de eerste dag van een maand, vangt de toelage op die datum aan. Treedt deze verlaging in op een andere dag van de maand, dan gaat de toelage in op de eerste dag van de erop volgende maand. In het laatste geval wordt aan de ambtenaar over de maand waarin de blijvende verlaging van de bezoldiging intreedt, een aanvulling toegekend op het over die maand toegekende bedrag aan toelage onregelmatige dienst, tot het gemiddelde maandbedrag waarop hij hieraan over de twaalf maanden, voorafgaande aan de blijvende verlaging van de bezoldiging, aanspraak had.

  • 7 Op aanvraag van de ambtenaar kan de aflopende toelage worden uitbetaald als eenmalige uitkering.

  • 8 De hoogte van de eenmalige uitkering is gelijk aan het totale bedrag van de aflopende toelage onregelmatige dienst die de ambtenaar gedurende de uitkeringsperiode, bedoeld in het vierde lid, zou hebben ontvangen. Voor het vaststellen van de berekeningsbasis wordt geen rekening gehouden met verhogingen van het salaris.

Artikel 22. Verschuivingstoelage

  • 1 De commandant kent een verschuivingstoelage toe aan de ambtenaar die krachtens een rooster, anders dan bij wijze van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen van maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 uur en 18.00 uur, indien hij in opdracht van de commandant arbeid verricht op uren die afwijken van dat rooster, voor zover met die uren het totaal van het per werkperiode vastgestelde aantal arbeidsuren niet wordt overschreden.

  • 2 Op de verschuivingstoelage bestaat geen aanspraak indien tussen het geven van de opdracht en het verrichten van de arbeid meer dan 72 uren zijn verstreken.

  • 3 De verschuivingstoelage bedraagt voor elk vol uur waarop in afwijking van het rooster arbeid is verricht 40% van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur, met dien verstande dat dit percentage wordt berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximumsalaris van salarisschaal 7.

Artikel 23. Consignatietoelage

  • 1 De commandant kent een consignatietoelage toe aan de ambtenaar die buiten de werktijden die voor hem gelden krachtens een rooster, ingevolge een schriftelijke opdracht van de commandant zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten.

  • 2 De consignatietoelage bedraagt per uur bereikbaarheid en beschikbaarheid een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximumsalaris van salarisschaal 7.

  • 3 Het bedrag van de toelage wordt verdubbeld over de uren waarop aan de opgedragen bereikbaarheid en beschikbaarheid een extra plaatsgebondenheid op of rond de plaats van tewerkstelling is verbonden.

Artikel 24. Toelage en vergoeding brandweerdiensten defensie

  • 1 In afwijking van artikel 20 tot en met 23 en artikel 49 kent de commandant een toelage brandweerdiensten defensie toe, wegens extra beslaglegging binnen het voor betrokkene geldende rooster, aan de ambtenaar die werkzaam is bij een door Onze Minister aangewezen brandweerdienst van het Ministerie van Defensie anders dan in het kader van bedrijfszelfbeschermingsactiviteiten, indien hij gekazerneerd is ten behoeve van repressieve brandweertaken en uitrukdiensten en hij 24-uursdiensten verricht.

  • 2 De toelage brandweerdiensten defensie bedraagt per maand 17,05% van het voor de ambtenaar geldende salaris, met dien verstande dat genoemd percentage wordt berekend over ten hoogste het maximumsalaris van salarisschaal 7.

  • 3 Indien het aantal 24-uursdiensten volgens het rooster bij een brandweerdienst kleiner is dan 122 per jaar, wordt de toelage berekend door dat aantal 24-uursdiensten te delen door 122 en de uitkomst te vermenigvuldigen met de uitkomst van de in het tweede lid aangegeven berekening.

  • 4 Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde ambtenaar wordt wegens dienstverrichting in het kader van een 24-uursdienst buiten het rooster een toeslag extra beslaglegging toegekend.

  • 5 De toeslag extra beslaglegging in het kader van een 24-uursdienst buiten het rooster bedraagt voor een 24-uursdienst: het salaris per uur, vermenigvuldigd voor de diensten op maandag tot en met vrijdag met een factor 14, voor de diensten op zaterdag met een factor 16 en voor de diensten op zondag en op feestdagen als bedoeld in artikel 31g, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie met een factor 18.

  • 6 In de toeslag extra beslaglegging in het kader van een 24-uursdienst buiten het rooster is een vergoeding voor vier uren arbeid, verricht tijdens de periode dat de betrokken ambtenaar zich bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te verrichten, begrepen. Indien het aantal uren actief verrichte arbeid tijdens die periode groter is dan vier, wordt het meerdere vergoed op basis van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur.

  • 7 De toeslag extra beslaglegging in het kader van een 24-uursdienst buiten het rooster voor een gedeeltelijke 24-uursdienst wordt naar rato van het in het vijfde lid bepaalde berekend, waarbij als een halve 24-uursdienst worden aangemerkt:

    • a. acht uren waarop arbeid wordt verricht;

    • b. zestien uren waarop de ambtenaar zich bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te verrichten.

  • 8 Aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaar van wie de som van het salaris en de toelage brandweerdiensten defensie een blijvende verlaging ondergaat als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen van die toelage, wordt een aflopende toelage toegekend, mits direct voorafgaande aan het tijdstip van de beëindiging gedurende ten minste twee jaren zonder onderbreking van langer dan twee maanden aanspraak bestond op de toelage brandweerdiensten defensie.

  • 9 De aflopende toelage bedraagt gedurende de eerste drie maanden 100% van het in het tweede lid bedoelde bedrag, en vervolgens één maand 75%, één maand 50% en één maand 25% van dat bedrag.

  • 10 In afwijking van het bepaalde in het achtste en negende lid wordt aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaar van 50 jaar of ouder, van wie de som van het salaris en de toelage brandweerdiensten defensie een verlaging ondergaat, als gevolg van het buiten diens toedoen beëindigen van die toelage, een vaste toelage toegekend ter hoogte van het oorspronkelijke bedrag, mits hij de toelage brandweerdiensten defensie direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging gedurende ten minste tien jaren zonder onderbreking van langer dan twee maanden heeft genoten.

  • 11 De aflopende toelage wordt, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 50 jaar bereikt en hij, onmiddellijk voor de aanvang van de aflopende toelage, gedurende ten minste tien jaren zonder onderbreking van langer dan twee maanden een toelage brandweerdiensten defensie heeft genoten, omgezet in een vaste toelage ter hoogte van het bedrag van de aflopende toelage op dat moment.

  • 12 Voor de toepassing van het tiende en elfde lid wordt een toelage op grond van de Regeling vergoeding Korps Marinebrandweer van 29 november 1985 of van de Regeling vergoeding Korps Marinebrandweer van 12 december 1983 beschouwd als een toelage als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 4. Bezoldiging tijdens ziekte

Artikel 25. Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Artikel 26. Bezoldiging tijdens ziekte

  • 1 De ambtenaar die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte heeft vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid aanvangt, gedurende een termijn van twaalf maanden aanspraak op zijn volledige bezoldiging. Vervolgens heeft hij tot het einde van zijn betrekking aanspraak op 70% van zijn bezoldiging.

  • 2 Indien de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid gedurende een bepaalde tijd zwangerschaps- of bevallingsverlof op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg geniet wordt het betreffende tijdvak van twaalf maanden met dat verlof verlengd.

  • 3 Voor het vaststellen van het tijdstip waarop de in het eerste lid genoemde termijn van twaalf maanden verstreken is, worden perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij vaststelling van de periode van vier weken blijven periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.

  • 4 De ambtenaar heeft ook na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn van twaalf maanden aanspraak op zijn volledige bezoldiging:

    • a. indien de ziekte, uit hoofde waarvan hij ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen arbeid of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;

    • b. gedurende de periode dat zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg.

  • 5 In afwijking van het eerste lid heeft de ambtenaar ook na het eerste tijdvak van twaalf maanden recht op doorbetaling van zijn bezoldiging over het aantal uren dat hij loonvormende arbeid heeft verricht, niet zijnde reïntegratieactiviteiten, waaronder therapeutische arbeid, onderwijs of scholing.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid wordt onderwijs of scholing beschouwd als loonvormende arbeid indien dit onderwijs of deze scholing is gekoppeld aan de functievervulling van een voor de ambtenaar beschikbare functie.

Artikel 27. Samenloop van bezoldiging en uitkering op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of bovenwettelijke regeling

  • 1 Indien de ambtenaar, bedoeld in artikel 26, ter zake van de betrekking waaruit de aanspraak op bezoldiging voortvloeit, recht heeft op een of meerdere uitkeringen op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering of uitkeringen in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge artikel 26 recht heeft.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde ambtenaar uit hoofde van twee of meer betrekkingen recht heeft op één uitkering op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke WW-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste lid toegerekend aan de betrekking ter zake waarvan hij aanspraak heeft op bezoldiging naar rato van de bezoldiging uit hoofde van de desbetreffende betrekkingen.

  • 3 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de ambtenaar de uitkering ingevolge een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg, dan wel de bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend, wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste lid steeds aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten. Indien het een uitkering betreft op grond van de WAO die in het geheel niet wordt toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkering op grond van de WAO zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.

  • 4 In de gevallen, bedoeld in het derde lid, kan Onze Minister op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de niet uitbetaalde bezoldiging geheel of ten dele aan anderen dan aan de ambtenaar zal worden uitbetaald. Ingeval Onze Minister van deze bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt de niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald, indien de in artikel 57, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie bedoelde commissie van artsen te zijnen gunste heeft geoordeeld.

Artikel 28. Geen aanspraak op bezoldiging ingeval van herplaatsing

  • 3 De aanvullende uitkering, bedoeld in het tweede lid, bedraagt het verschil tussen het bedrag waarop de ambtenaar op grond van artikel 26 recht zou hebben gehad indien hij niet zou zijn herplaatst en zijn bezoldiging na herplaatsing, in voorkomend geval vermeerderd met een uit de oorspronkelijke betrekking voortvloeiend recht op uitkering op grond van de WAO en herplaatsingstoelage.

Artikel 29. Sancties

  • 1 Geen aanspraak op bezoldiging als bedoeld in artikel 26 bestaat:

    • a. indien de ziekte is voorgewend, althans zodanig overdreven wordt voorgesteld, dat ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte niet kan worden aangenomen;

    • b. indien de ambtenaar de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt, tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt;

    • c. indien de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte zich voordoet binnen een half jaar na een medisch onderzoek als bedoeld in artikel 9, vierde lid, onderdeel b, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, en tevens blijkt, dat de ambtenaar onjuiste informatie omtrent zijn gezondheidstoestand heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen ten gevolge waarvan de verklaring van geschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid ten onrechte heeft plaatsgevonden, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.

  • 2 De ambtenaar heeft geen aanspraak op bezoldiging, als bedoeld in artikel 26, indien en gedurende de tijd dat hij:

    • a. weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek vanwege de bedrijfsgeneeskundige dienst of, na voor zulk een onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    • b. zonder voldoende gronden nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften die hem door de behandelende arts gegeven zijn, met dien verstande dat voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een ingreep van heelkundige aard hierbij zijn uitgezonderd;

    • c. zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;

    • d. tijdens de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, tenzij dit door de bedrijfsgeneeskundige dienst in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht;

    • e. in gebreke blijft op het door de bedrijfsgeneeskundige dienst bepaalde tijdstip en in de door deze dienst bepaalde mate zijn arbeid te hervatten, tenzij hij daarvoor een door deze dienst als geldig erkende reden heeft opgegeven;

    • f. zonder deugdelijke grond weigert hem aangeboden passende arbeid, dan wel gangbare arbeid, waartoe de bedrijfsgeneeskundige dienst hem in staat acht, te aanvaarden.

  • 3 Het hoofd defensieonderdeel kan bepalen, dat de aanspraak op bezoldiging, bedoeld in artikel 26, vervalt, indien de ambtenaar de voorschriften overtreedt die ter zake van afwezigheid wegens ziekte zijn vastgesteld.

  • 4 De ambtenaar kan aan een onderzoek vanwege de bedrijfsgeneeskundige dienst worden onderworpen ter beantwoording van de vraag of zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het eerste of tweede lid, onderdeel b of c, van dit artikel. De ambtenaar is gehouden aan een zodanig onderzoek zijn medewerking te verlenen.

  • 5 Het in het eerste lid bedoelde verplichtingen- en sanctieregime is van overeenkomstige toepassing indien de ambtenaar bij doorbetaling van bezoldiging tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid de in dat lid bedoelde aanspraak niet had kunnen hebben.

  • 6 In de gevallen, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, kan Onze Minister op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de niet uitbetaalde bezoldiging geheel of ten dele aan anderen dan aan de ambtenaar zal worden uitbetaald. Ingeval Onze Minister van deze bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt de niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald, indien de in artikel 57, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie bedoelde commissie van artsen te zijnen gunste heeft geoordeeld.

  • 7 Indien de ambtenaar recht heeft op een uitkering op grond van een werknemersverzekering of de Wet arbeid en zorg, is in plaats van het eerste tot en met vierde lid het verplichtingen- en sanctieregime van de desbetreffende wet op hem van toepassing.

  • 8 Indien ten aanzien van de uitkering die de ambtenaar geniet op grond van een werknemersverzekering of de Wet arbeid en zorg een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door het hoofd defensieonderdeel zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd, dan wel een overeenkomende sanctie toegepast, op het bedrag waarop de ambtenaar recht heeft ingevolge artikel 26, eerste lid, na toepassing van artikel 27, eerste lid.

Artikel 30. Begrip bezoldiging

  • 1 Ingeval de ambtenaar aanspraak heeft op een toelage onregelmatige dienst, als bedoeld in artikel 20, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk deze toelage vastgesteld op het bedrag dat hem ingevolge het voor hem geldende rooster zou zijn toegekend, indien hij niet aan zijn arbeid zou zijn onttrokken. Is de vaststelling van het bedrag op deze wijze niet mogelijk, dan wordt dit, met inachtneming van de percentages zoals genoemd in artikel 20, berekend over het voor de ambtenaar geldende salaris, zulks naar aantallen uren als bedoeld in dat artikel waarop door hem gedurende de drie kalendermaanden voorafgaande aan het tijdstip met ingang waarvan hij aan zijn arbeid werd onttrokken, ingevolge het voor hem geldende rooster gemiddeld per maand is gewerkt.

  • 2 In geval de ambtenaar aanspraak heeft op een consignatietoelage, als bedoeld in artikel 23, wordt deze toelage vastgesteld op het bedrag dat hem ingevolge het voor hem geldende consignatierooster zou zijn toegekend, indien hij niet aan zijn arbeid zou zijn onttrokken. Is de vaststelling van het bedrag op deze wijze niet mogelijk, wordt dit bedrag berekend naar de berekeningsgrondslag en de percentages zoals genoemd in artikel 23, zulks naar de aantallen uren als bedoeld in dat artikel waarop door hem gedurende de drie kalendermaanden voorafgaande aan het tijdstip met ingang waarvan hij aan zijn arbeid werd onttrokken, gemiddeld per maand consignatiediensten zijn verricht.

  • 3 Indien ook voor het overige de bezoldiging niet in een vast bedrag per maand kan worden uitgedrukt, wordt gerekend met het bedrag dat gemiddeld per maand is toegekend in de drie kalendermaanden voorafgaande aan het tijdstip waarop de verhindering tot dienstverrichting is ontstaan. Voor zover de ambtenaar op evenbedoeld tijdstip nog geen drie kalendermaanden in dienst is geweest, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld aan bezoldiging per maand is toegekend over het tijdvak waarin hij voor het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.

Artikel 31. Afwijkende afspraken voor tijdelijke ambtenaren

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de ambtenaar die geen deelnemer is in de zin van het Pensioenreglement ABP. In geval van ziekte ontvangt hij tijdens de duur van zijn dienstverband op een hem op grond van de Ziektewet of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toegekende uitkering een aanvulling tot zijn bezoldiging. Indien de ambtenaar wegens ziekte ongeschikt is voor de uitoefening van zijn dienstbetrekking, ontvangt hij gedurende de eerste twaalf maanden van die ongeschiktheid 100% en daarna tot aan het einde van zijn betrekking 70% van zijn bezoldiging, nadat daarop de uitkering ingevolge de Ziektewet of de de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in mindering is gebracht. Op die vermindering zijn de artikelen 27 en 29 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5. Bezoldiging tijdens bijzondere situaties

Artikel 32. Non-activiteitswedde

  • 1 Het hoofd defensieonderdeel kent een non-activiteitswedde toe aan de ambtenaar die, ingevolge artikel 12c, eerste lid, van de Wet ambtenaren defensie, tijdelijk is ontheven van de waarneming van zijn ambt in verband met de werkzaamheden die voortvloeien uit een functie in een publiekrechtelijk college, waarin hij is benoemd of verkozen. De non-activiteitswedde is het bedrag waarmee de laatstelijk door hem in zijn ambt genoten bezoldiging het bedrag van de inkomsten die de ambtenaar in verband met zijn werkzaamheden in dat publiekrechtelijk college geniet, overschrijdt.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel wordt de functie van substituut-ombudsman met de in het eerste lid bedoelde functie gelijkgesteld.

Artikel 33. Vergaderingen van en werkzaamheden voor publiekrechtelijke colleges

  • 1 Het hoofd defensieonderdeel past een vermindering toe op de bezoldiging van de ambtenaar die een vaste vergoeding ontvangt uit de functie waarvoor hem ingevolge artikel 12c, tweede lid, lid, van de Wet ambtenaren defensie verlof is verleend. De bezoldiging wordt verminderd in evenredigheid met het aantal uren dat de ambtenaar verlof is verleend. De vermindering bedraagt maximaal de vaste vergoeding die de ambtenaar in de bedoelde functie zou ontvangen voor de uren die overeenkomen met een hierna vastgestelde taakduur.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde taakduur wordt voor een lid van de Provinciale Staten vastgesteld op een taakduur van 11 uur per week.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde taakduur wordt voor een lid van de raad van een gemeente vastgesteld op:

    • a. 7 uur per week voor een gemeente met ten hoogste 30.000 inwoners;

    • b. 12 uur per week voor gemeente met ten hoogste 100.000 inwoners;

    • c. 24 uur per week voor een gemeente met meer dan 100.000 inwoners.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde taakduur wordt voor een wethouder vastgesteld op een taakduur van:

    • a. 16 uur per week voor een gemeente tot 2.000 inwoners;

    • b. 20 uur per week voor een gemeente tot 4.000 inwoners;

    • c. 24 uur per week voor een gemeente tot 8.000 inwoners;

    • d. 28 uur per week voor een gemeente tot 14.000 inwoners;

    • e. 32 uur per week voor een gemeente tot 18.000 inwoners.

Artikel 34. Bezoldiging bij verrichten van enkele diensten

De bezoldiging van de ambtenaar die is aangesteld op grond van artikel 7, tweede lid, onderdeel g, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt bepaald op een bedrag voor elk geval of voor elke te verrichten dienst afzonderlijk vast te stellen.

Artikel 35. Bezoldiging bij opzettelijke nalatigheid

De ambtenaar ontvangt geen bezoldiging over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten.

Artikel 36. Bezoldiging bij schorsing

  • 2 In geval een schorsing als bedoeld in het eerste lid, langer duurt dan zes weken, kan het hoofd defensieonderdeel bepalen dat gedurende die verdere duur van die schorsing een verdere inhouding plaatsvindt tot het volle bedrag der bezoldiging. Bij de afweging omtrent de hoogte van de inhouding wordt de financiële positie van de ambtenaar in de beschouwing betrokken.

  • 5 In geval van schorsing tijdens ziekte van de ambtenaar is voor de berekening van de bezoldiging artikel 30 van toepassing.

Artikel 37. Bezoldiging bij nevenwerkzaamheden tijdens diensttijd

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder nevenwerkzaamheden:

    activiteiten, geen deel uitmakend van die welke in het kader van de functievervulling aan de ambtenaar zijn opgedragen, die de ambtenaar al of niet tegen vergoeding verricht, waaronder nevenbetrekkingen, het drijven van nering of handel, het middellijk of onmiddellijk deelnemen aan aannemingen en leveringen en het zijn van commissaris, bestuurder of vennoot van een vennootschap, stichting of vereniging.

  • 2 De ambtenaar aan wie buitengewoon verlof is verleend voor het verrichten van nevenwerkzaamheden, heeft over de verlofuren geen aanspraak op bezoldiging.

  • 3 Indien de commandant van oordeel is dat de nevenwerkzaamheden overwegend in het algemeen belang worden verricht, wordt, in afwijking van het tweede lid, de bezoldiging van de ambtenaar verminderd met de inkomsten die hij uit hoofde van zijn nevenwerkzaamheden ontvangt. De vermindering bedraagt ten hoogste de bezoldiging waarop de ambtenaar over zijn verlofuren aanspraak zou hebben.

  • 4 Geen vermindering van de bezoldiging vindt plaats indien het aantal verleende verlofuren is beperkt tot maximaal 10% van de voor de ambtenaar geldende gemiddelde arbeidsduur per week.

Artikel 38. Bezoldiging tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof

  • 2 De commandant draagt ervoor zorg dat de vrouwelijke ambtenaar door zijn tussenkomsteen uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het zwangerschaps- en bevallingsverlof onderscheidenlijk de datum waarop de vrouwelijke ambtenaar het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

  • 3 Indien de vrouwelijke ambtenaar aan wie zwangerschaps- en bevallingsverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door de commandant betreffende de periode waarin sprake is van een samenloop een inhouding op de bezoldiging, als bedoeld in het eerste lid, toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

  • 4 Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering als bedoeld in het derde lid, is voldaan, maar geen uitkering is toegekend omdat de vrouwelijke ambtenaar geen aanvraag heeft ingediend, past de commandant het derde lid op overeenkomstige wijze toe.

Artikel 39. Bezoldiging tijdens adoptieverlof

  • 2 De commandant draagt ervoor zorg dat de ambtenaar door zijn tussenkomst een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het adoptieverlof onderscheidenlijk de datum waarop de ambtenaar het recht op de uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.

  • 3 Indien de ambtenaar aan wie adoptieverlof is verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid en zorg, wordt door de commandant betreffende de periode waarin sprake is van een samenloop een inhouding op de bezoldiging, bedoeld in het eerste lid, toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde uitkering.

  • 4 Indien aan de voorwaarden voor het toekennen van een uitkering, als bedoeld in het derde lid, is voldaan, maar geen uitkering is toegekend omdat de ambtenaar geen aanvraag heeft ingediend, past de commandant het derde lid op overeenkomstige wijze toe.

Artikel 40. Samenloop bezoldiging en financiële tegemoetkoming Wet arbeid en zorg

[Vervallen per 01-12-2012]

Artikel 41. Samenloop bezoldiging en militaire inkomsten

  • 2 In afwijking van het eerste lid behoudt de ambtenaar, die als militair in werkelijke dienst is, aanspraak op zijn bezoldiging voor zoveel deze meer bedraagt dan zijn militaire inkomsten, indien hij door Onze Minister is tewerkgesteld:

    • a. onder leiding of toezicht van een orgaan van de Verenigde Naties;

    • b. bij of ten behoeve van een bondgenootschappelijk orgaan of bondgenootschappelijke strijdkrachten;

    • c. ten behoeve van operaties in het kader van internationale overeenkomsten of andere verplichtingen door Nederland aangegaan.

  • 3 Ingeval de ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, aanspraak heeft op een toelage onregelmatige dienst dan wel een consignatietoelage is voor de berekening van de bezoldiging artikel 30 van toepassing.

  • 4 Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder militaire inkomsten verstaan, hetgeen bij of krachtens het Inkomstenbesluit militairen of het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt aangemerkt als:

    • a. militaire bezoldiging;

    • b. vaste vergoeding voor extra beslaglegging;

    • c. vliegtoelage;

    • d. garantievliegtoelage;

    • e. toelage officieren-arts, -tandarts en -apotheker;

    • f. toelage officieren-medisch specialist;

    • g. brevettoelage;

    • h. vergoeding extra werkdruk bij vredes- en humanitaire operaties.

    Voor de berekening van de militaire inkomsten wordt in voorkomend geval de inhouding wegens gebruik van voeding en huisvesting in mindering gebracht.

  • 5 Op de ambtenaar, die in tijdelijke dienst is aangesteld, zijn de bepalingen van dit artikel slechts van toepassing tot en met de dag, waarop de burgerlijke betrekking zou zijn beëindigd, indien hij niet als militair in werkelijke dienst zou zijn geweest.

Artikel 42. Overige samenloopbepalingen

  • 2 De ambtenaar die in werkelijke dienst is als een vrijwillige ambtenaar van politie, als bedoeld in het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, behoudt aanspraak op zijn bezoldiging, met dien verstande, dat deze bezoldiging, indien de werkelijke dienst langer dan twee weken duurt, voor de verdere duur wordt verminderd met de inkomsten, waarop de ambtenaar als vrijwillige ambtenaar van politie aanspraak heeft. Het bepaalde in artikel 41 is verder voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6. Overige inkomsten

Artikel 43. Vakantie-uitkering

  • 1 Het hoofd defensieonderdeel kent aan de ambtenaar per maand een vakantie-uitkering toe ten bedrage van 8% van de bezoldiging van de ambtenaar.

  • 2 Voor de ambtenaar die 22 jaar of ouder is bedraagt de vakantie-uitkering bij een voltijdaanstelling per maand tenminste € 164,41. Bij een deeltijdaanstelling wordt dit bedrag naar evenredigheid verminderd.

  • 3 Voor de ambtenaar die jonger is dan 22 jaar bedraagt de vakantie-uitkering ten minste het in het tweede lid berekende bedrag verminderd met 10% voor elk leeftijdsjaar of gedeelte van een leeftijdsjaar dat hij jonger is dan 22 jaar. De vermindering bedraagt maximaal 30%.

  • 4 Indien de ambtenaar aanspraak heeft op een gedeelte van de bezoldiging wordt de vakantie-uitkering naar evenredigheid van de bezoldiging berekend, tenzij anders vermeld. Indien de ambtenaar geen aanspraak heeft op bezoldiging heeft de ambtenaar geen aanspraak op vakantie-uitkering, tenzij anders vermeld.

  • 5 In afwijking van het vierde lid heeft de ambtenaar, die op grond van artikel 26 aanspraak heeft op een gedeelte van de bezoldiging, aanspraak op de vakantie-uitkering berekend over de volledige bezoldiging.

  • 6 In afwijking van het vierde lid, heeft de ambtenaar, die aanspraak heeft op militaire inkomsten als bedoeld in artikel 41, aanspraak op een vakantie-uitkering, voor zo veel de vakantie-uitkering, berekend over de volledige bezoldiging, meer bedraagt dan de vakantie-uitkering waarop hij als militair aanspraak heeft.

  • 7 In afwijking van artikel 6 wordt de vakantie-uitkering eenmaal per jaar in de maand mei uitbetaald over de periode van 12 maanden, die is aangevangen met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar. Bij ontslag van de ambtenaar vindt de uitbetaling plaats zo snel mogelijk na zijn ontslag.

Artikel 44. Eindejaarsuitkering

  • 1 Het hoofd defensieonderdeel kent een eindejaarsuitkering per maand toe aan de ambtenaar ten bedrage van 6,4% van het salaris van de ambtenaar.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid zijn het vierde tot en met het zesde lid van artikel 43 van overeenkomstige toepassing.

  • 4 In afwijking van artikel 6 wordt de eindejaarsuitkering over de periode december van het voorgaande jaar tot en met november van het lopende jaar uitbetaald in de maand november. Bij ontslag van de ambtenaar vindt de uitbetaling van de tot de datum van het ontslag opgebouwde uitkering zo snel mogelijk na het ontslag plaats.

Artikel 44a. Inkomenstoeslag

De burgerambtenaar heeft aanspraak op een inkomenstoeslag ter hoogte van € 136,89 per maand. Deze inkomenstoeslag wordt voor de ambtenaar met een deeltijdaanstelling vastgesteld op een evenredig deel van de uitkering behorend bij een voltijdaanstelling.

Artikel 45. Beloningen

  • 1 De commandant kan aan de ambtenaar die zich bijzonder heeft onderscheiden door optreden of gedragingen dan wel door buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichtingen, één of meer van de onderstaande beloningen toekennen:

    • a. geschenk;

    • b. geldelijke beloning;

    • c. functioneringsgratificatie.

  • 2 De totale waarde van één of meer van de beloningen bedraagt maximaal 20% van het tot een jaarbedrag herleide salaris in de maand van toekenning. Bij de berekening van de totale waarde van de beloningen wordt geen rekening gehouden met de verschuldigde loonheffing en inhoudingen, bedoeld in het derde lid.

Artikel 46. Functioneringstoelage

  • 1 De commandant kan aan de ambtenaar die het voor hem geldende maximumsalaris heeft bereikt een functioneringstoelage toekennen, indien de wijze van functioneren van de ambtenaar daartoe naar het oordeel van de commandant aanleiding geeft.

  • 2 De functioneringstoelage wordt toegekend voor een periode van tenminste één jaar.

  • 3 De functioneringstoelage bedraagt ten hoogste 10 procent van het salaris van de ambtenaar.

  • 4 Indien een ambtenaar, die in het genot is van een functioneringstoelage, een andere functie krijgt opgedragen waaraan een hogere salarisschaal is verbonden, vervalt de functioneringstoelage met ingang van de datum waarop die hogere salarisschaal van toepassing wordt.

  • 5 Indien een ambtenaar, die in het genot is van een functioneringstoelage, tijdelijk wordt bezoldigd conform een hogere salarisschaal, wordt het bedrag van de functioneringstoelage gedurende de tijd dat de ambtenaar dat hogere salaris ontvangt, op nul gesteld.

  • 6 Indien een ambtenaar na het opdragen van de andere functie bedoeld in het vierde lid dan wel gedurende de periode dat hij tijdelijk aanspraak heeft op bezoldiging conform een hogere salarisschaal, aanspraak heeft op een salaris dat lager is dan het salaris vermeerderd met de functioneringstoelage waarop hij direct voorafgaand aan het opdragen van de andere functie dan wel de periode waarover hij de tijdelijke hogere bezoldiging geniet aanspraak had, heeft hij aanspraak op een overbruggingstoelage.

  • 7 De overbruggingstoelage bedoeld in het zesde lid is gelijk aan het verschil tussen het salaris zoals de ambtenaar dat wegens het opdragen van de andere functie of gedurende de periode waarin hij de tijdelijke hogere bezoldiging geniet en het salaris vermeerderd met de functioneringstoelage zoals hij dat voorafgaand daaraan genoot.

  • 8 De aanspraak op de in het zesde lid bedoelde overbruggingstoelage vervalt indien de ambtenaar na de periode waarin hij tijdelijk conform een hogere salarisschaal werd bezoldigd weer aanspraak heeft op de functioneringstoelage.

  • 9 De aanspraak op de in het zesde lid bedoelde overbruggingstoelage eindigt op de datum waarop de toegekende functioneringstoelage volgens de toekenningsbeschikking zou eindigen.

Artikel 47. Bindingspremie

  • 1 Het hoofd defensieonderdeel kan aan een ambtenaar die in vaste dienst is aangesteld en die zich verbindt om gedurende een bepaalde periode onafgebroken deel uit te maken van het burgerpersoneel, een bindingspremie toekennen.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de toekenning van een bindingspremie.

Artikel 49. Vergoeding voor overwerk

  • 1 De commandant kent aan de ambtenaar met een salarisschaal tot en met 10 een vergoeding voor overwerk toe, indien de ambtenaar in opdracht van de commandant overwerk verricht.

  • 2 Onder overwerk wordt verstaan: arbeid die wordt verricht buiten de werktijden, die voor de ambtenaar gelden krachtens een rooster, voor zover daardoor het per werkperiode vastgestelde aantal arbeidsuren wordt overschreden.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt voor overwerk dat gedurende korter dan een half uur aansluitend aan de dagelijkse werktijd wordt verricht, geen vergoeding toegekend.

  • 4 De werkperiode bedoeld in het tweede lid wordt gesteld op:

    • a. één dag, indien aanvang en einde van de werktijd in de regel niet aan wisselingen onderhevig zijn;

    • b. een tijdvak van tenminste zeven dagen, indien de tijdstippen van aanvang en einde van de werktijd volgens een tevoren vastgesteld rooster wisselen.

  • 5 De vergoeding voor overwerk bestaat uit:

    • a. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van het per werkperiode vastgestelde aantal arbeidsuren, en

    • b. een overwerktoelage in geld, die voor elk uur van die overschrijding een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur bedraagt.

  • 6 De vergoeding in verlof wordt zo spoedig mogelijk toegekend, doch in de regel niet later dan in de kalendermaand volgende op die, waarin de overschrijding plaats had, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van de ambtenaar.

  • 7 Indien naar het oordeel van de commandant het dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van verlof, wordt in plaats van verlof voor ieder uur een additionele overwerktoelage in geld toegekend gelijk aan het voor de ambtenaar geldende salaris per uur.

  • 8 Indien de werkperiode één dag omvat, bedraagt het in het vijfde lid, onderdeel b, bedoelde percentage:

    • a. behoudens het gestelde onder b en c, het getal, vermeld in de onderstaande tabel:

      Overwerk verricht

      op zondag

      op maandag

      op dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag

      op zaterdag

      tussen 0 en 6 uur

      100

      100

      50

      50

      tussen 6 en 18 uur

      100

       25

      25

      50

      tussen 18 en 20 uur

      100

       25

      25

      75

      tussen 20 en 24 uur

      100

       50

      50

      75

    • b. 50, indien gedurende langer dan twee uur overwerk is verricht, voor zover het overwerk betreft, dat na de eerste twee uur is verricht op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 06.00 uur en 20.00 uur, behoudens het gestelde onder c;

    • c. 100, indien het overwerk is verricht op een der feestdagen, genoemd in artikel 31g, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie dan wel op de daarop volgende dag tussen 00.00 uur en 06.00 uur.

  • 9 Indien de werkperiode een tijdvak van tenminste zeven dagen omvat, bedraagt het in het vijfde lid, onderdeel b, bedoelde percentage:

  • 10 Voor het vaststellen van de duur van de overschrijding gelden de uren waarop krachtens het vijfde lid onder a, of krachtens het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie dan wel een overeenkomstige regeling vakantie of verlof is genoten, als uren waarop is gewerkt.

  • 11 Aan ambtenaren voor wie verschillende salarisschalen gelden, die ingevolge een opdracht als bedoeld in het eerste lid gelijke werkzaamheden verrichten kan, in afwijking van het in dit artikel bepaalde, naar billijkheid een voor alle betrokken ambtenaren gelijke vergoeding worden toegekend.

Artikel 49a. Tijdelijke maatregel bij de vergoeding voor overwerk

[Vervallen per 24-11-2018]

Artikel 50. Oefentoelage

  • 2 De commandant kent, in afwijking van de artikelen 23 en 49, aan de ambtenaar met een salarisschaal tot en met 10 een oefentoelage toe voor een oefening, die een etmaal of langer duurt en waarbij sprake is van consignatie in de zin van artikel 23 of overwerk in de zin van artikel 49.

  • 3 De oefentoelage wordt niet toegekend, indien de oefening korter dan een etmaal duurt. De artikelen 23 en 49 zijn in dit geval van toepassing.

  • 4 De oefentoelage bedraagt per etmaal 3% van:

    • a. het maximumsalaris per maand van salarisschaal 3 voor de ambtenaar met salarisschaal 1 tot en met 6;

    • b. het maximumsalaris per maand van salarisschaal 8 voor de ambtenaar met salarisschaal 7 tot en met 10.

  • 5 Indien bij een oefening langer dan een etmaal sprake is van een niet volledig etmaal, wordt de oefentoelage over het niet volledige etmaal berekend per half etmaal. Een tijdvak van minder dan 12 uren telt hierbij voor een half etmaal en van 12 uren of meer voor een heel etmaal.

  • 6 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid wordt aan de ambtenaar voor een oefening per etmaal 8 uur vrije tijd verleend, indien dit plaatsvindt op een ZZF-dag. Hierbij telt een periode van 8 uur of langer voor een etmaal. Bij een periode korter dan 8 uur wordt geen vergoeding in vrije tijd verleend.

  • 7 Indien naar het oordeel van de commandant het dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van de vergoeding in vrije tijd, bedoeld in het zesde lid, wordt in plaats van deze vergoeding voor ieder uur een compensatie in geld toegekend dat gelijk is aan het voor de ambtenaar geldende salaris per uur.

  • 8 De ambtenaar die aanspraak heeft op een toelage of vergoeding ingevolge dit artikel heeft uit anderen hoofde geen aanspraak op een toelage wegens beschikbaarheid of bereikbaarheid, vergoeding in geld of tijd voor overwerk of beloning voor bezwarende werkomstandigheden.

Artikel 51. Vervangingstoelage

  • 3 Voor zover de toelage op grond van de Toelageregeling afschaffing tariefbeloning Defensie op 30 juni 2003 deel uitmaakt van de bezoldiging onderscheidenlijk de grondslag voor de vakantie-uitkering onderscheidenlijk het pensioengevend inkomen, maakt de vervangingstoelage vanaf 1 juli 2003 op overeenkomstige wijze deel uit van de bezoldiging onderscheidenlijk de grondslag voor de vakantie-uitkering onderscheidenlijk het pensioengevend inkomen.

  • 4 Voor zover de toelage op grond van de Toelageregeling afschaffing tariefbeloning Defensie vóór 30 juni 2003 wordt aangepast met het percentage van een algemene salarismaatregel, wordt de vervangingstoelage vanaf 1 juli 2003 op overeenkomstige wijze aangepast met het percentage van een algemene salarismaatregel.

Artikel 52. Overige inkomsten

  • 1 Bij ministeriële regeling kan de ambtenaar een aanspraak worden toegekend op:

    • a. een toelage voor het verrichten van werkzaamheden waaraan naar het oordeel van Onze Minister bijzondere risico’s of inconveniënten zijn verbonden;

    • b. een toelage in verband met het vervullen van een door Onze Minister aangewezen functie of het bezit van een door Onze Minister aangewezen bekwaamheid;

    • c. een diensttijdgratificatie bij een – naar het oordeel van Onze Minister – eervolle diensttijd van twaalfeneenhalf, vijfentwintig, veertig of vijftig jaren;

    • d. een vergoeding of een tegemoetkoming in de kosten of – in de plaats daarvan – voorzieningen in natura ter zake van het verblijf van de ambtenaar buiten Nederland;

    • e. een vergoeding of een tegemoetkoming in de kosten van recepties en representatie;

    • f. een vergoeding of een tegemoetkoming in de kosten van maaltijden bij overwerk;

    • g. een vergoeding of een tegemoetkoming in de kosten van communicatie;

    • h. een vergoeding of een tegemoetkoming in de extra kosten voor zorg voor jonge kinderen bij inzet;

    • i. eventuele overige inkomsten.

  • 2 Van de bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d tot en met h, wordt mandaat verleend aan de hoofddirecteur personeel van het Ministerie van Defensie.

Hoofdstuk 7. Tegemoetkoming ziektekostenverzekering

[Vervallen per 16-08-2006]

Artikel 54. Aanspraak op tegemoetkoming ziektekostenverzekering

[Vervallen per 16-08-2006]

Artikel 57. Bedrag van de tegemoetkoming ziektekostenverzekering

[Vervallen per 16-08-2006]

Artikel 58. Uitbetaling van de tegemoetkoming ziektekostenverzekering

[Vervallen per 16-08-2006]

Hoofdstuk 8. Verschuldigde bedragen

Artikel 59. Definitie

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

berekeningsbasis: de bezoldiging met uitzondering van een toelage onregelmatige dienst, een aflopende toelage onregelmatige dienst en een consignatietoelage, met dien verstande dat de bezoldiging bij deeltijdaanstelling herleid wordt tot de bezoldiging, die geldt bij een voltijdaanstelling.

Artikel 60. Verschuldigde bedragen wegens kost en inwoning

  • 1 De ambtenaar is voor het verstrekken van kost en van inwoning door Defensie, anders dan bij een dienstreis als bedoeld in artikel 1 van het Besluit dienstreizen defensie, per maand een bedrag verschuldigd van onderscheidenlijk 12% en 8% van zijn berekeningsbasis, met inachtneming van bij ministeriële regeling te bepalen maxima.

Artikel 61. Verschuldigde bedragen wegens gebruik van een woning

  • 1 De ambtenaar is voor het gebruik van een woning die door Defensie beschikbaar is gesteld en voor verdere verstrekkingen in die woning waarvan de kosten niet afzonderlijk kunnen worden vastgesteld, per maand een bedrag verschuldigd aan Defensie, overeenkomende met de hierna genoemde percentages van zijn berekeningsbasis:

    • a. voor het gebruik van de woning:

      • 1°. die in Nederland is gelegen: 12%;

      • 2°. die buiten Nederland is gelegen: 17%;

    • b. voor verwarming van de woning: 2,4%;

    • c. voor energie voor kookdoeleinden: 0,9%;

    • d. voor elektrische energie, anders dan voor verwarming van de woning en voor kookdoeleinden: 0,9%;

    • e. voor leidingwater: 0,4%,

zulks met inachtneming van door Onze Minister aan te geven maxima voor de verstrekkingen bedoeld onder b tot en met e.

  • 2 Indien de ambtenaar aantoont dat de huurwaarde van de woning voor de heffing van de inkomsten- en loonbelasting minder bedraagt dan het op grond van het bepaalde in het eerste lid geldende bedrag wegens het gebruik van de woning, wordt het verschuldigde bedrag op dat van die huurwaarde gesteld.

  • 3 Voor het gebruik van de verstrekkingen genoemd in het eerste lid, onderdeel b tot en met e, is geen bedrag verschuldigd in het geval, bedoeld in het tweede lid, en in de gevallen waarin tevens kost en inwoning wordt verstrekt.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 62. Hardheidsclausule

Indien de billijkheid dat vordert, kan Onze Minister de ambtenaar schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming toekennen.

Artikel 76. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst, met dien verstande dat de artikelen 63, onderdeel A, 64, 65, 66, 68, 69, 70, onderdeel W, 71, onderdeel C, 72, onderdeel C, en 73 terugwerken tot en met 1 augustus 2004.

Artikel 77. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 april 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie ,

C. van der Knaap

Uitgegeven de tiende mei 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Naar boven