Besluit kinderopvangtoeslag

Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Besluit van 18 oktober 2004, houdende regels over de tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang (Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 augustus 2004, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/KO/2004/54428, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 7, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid, 18, 34, 94, derde lid, 95, vierde lid, van de Wet kinderopvang;

De Raad van State gehoord (advies van 9 september 2004 no. W12.04.0408/IV;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 oktober 2004, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/KO/2004/64987, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: Wet kinderopvang;

  • b. dagopvang: kinderopvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen tot de leeftijd waarop zij het basisonderwijs volgen;

  • c. maximum uurprijs: de maximaal voor kinderopvangtoeslag en voor tegemoetkomingen van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in aanmerking komende prijs per zestig minuten geboden kinderopvang;

  • d. kosten van kinderopvang: het aantal uren kinderopvang per kind, vermenigvuldigd met de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, van de wet;

  • e. tegenwoordige arbeid: tegenwoordige arbeid als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder a of b, van de wet.

Artikel 1a

Indien buitenschoolse opvang wordt geboden aan kinderen die basisonderwijs volgen waarvan de dagelijkse schooltijd verschillend is:

  • a. kan voor het eindtijdstip van de buitenschoolse opvang die voor de dagelijkse schooltijd plaatsvindt, worden uitgegaan van de dagelijkse schooltijd van de kinderen van wie de basisschool als laatste begint;

  • b. kan voor het aanvangstijdstip van de buitenschoolse opvang die na schooltijd plaatsvindt, worden uitgegaan van de dagelijkse schooltijd van de kinderen van wie de basisschool als eerste eindigt.

Hoofdstuk 2. De kinderopvangtoeslag

Paragraaf 1. Algemene berekeningsfactoren

Artikel 2

De hoogte van de kinderopvangtoeslag wordt voor iedere kalendermaand afzonderlijk bepaald.

Artikel 3

  • 1 Indien meer dan één kind van een ouder gebruik maakt van kinderopvang, wordt voor de kinderopvangtoeslag onderscheid gemaakt tussen het eerste kind en de overige kinderen.

  • 2 Het kind met het hoogste aantal uren kinderopvang wordt voor de berekening van de hoogte van de kinderopvangtoeslag als eerste kind beschouwd.

  • 3 In het geval meer kinderen van een ouder een zelfde aantal uren gebruik maken van kinderopvang, wordt het kind met de hoogste kosten van kinderopvang als eerste kind beschouwd.

  • 4 In het geval meer kinderen van een ouder een zelfde aantal uren gebruik maken van kinderopvang met gelijke kosten van kinderopvang, stelt de Belastingdienst/Toeslagen vast welk kind als eerste kind moet worden beschouwd.

Artikel 4

  • 1 De maximum uurprijs bedraagt voor:

    • a. dagopvang € 8,02;

    • b. buitenschoolse opvang € 6,89; en

    • c. gastouderopvang € 6,15.

  • 2 Indien de prijs per uur kinderopvang hoger ligt dan de maximum uurprijs wordt bij de bepaling van de hoogte van de kinderopvangtoeslag per kind in plaats van de prijs per uur kinderopvang de maximum uurprijs in aanmerking genomen.

Artikel 5

De maximum uurprijs, bedoeld in artikel 4, wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig:

  • a. 80% van de ontwikkeling van de loonvoet bedrijven en 20% van de consumentenprijsindex zoals deze voor het betrokken jaar, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in het voorafgaande jaar, is geraamd; en

  • b. het verschil tussen de ontwikkeling van 80% van de loonvoet bedrijven en 20% van de consumentenprijsindex zoals deze voor het voorafgaande jaar, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in dat jaar, was geraamd en de ontwikkeling van 80% van de loonvoet bedrijven en 20% van de consumentenprijsindex zoals deze voor het voorafgaande jaar, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in dat voorafgaande jaar, nader is geraamd.

Artikel 6

Voor de berekening van de kinderopvangtoeslag is de verdeling van de toetsingsinkomens in inkomensgroepen in de bij dit besluit behorende bijlage I opgenomen.

Artikel 7

De bedragen van de toetsingsinkomens van de inkomensgroepen, bedoeld in artikel 6, worden aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van de contractlonen, zoals deze voor het betrokken jaar, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in het voorafgaande jaar, is geraamd, waarbij onder ontwikkeling van de contractlonen wordt verstaan: het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, de gepremieerde sector en de gesubsidieerde sector, en bij de overheid, zoals dit door het Centraal Planbureau wordt bekendgemaakt.

Artikel 8

  • 1 De kinderopvangtoeslag wordt uitgedrukt in een percentage van de kosten van kinderopvang.

  • 2 De percentages, bedoeld in het eerste lid, worden vermeld in bijlage I.

  • 3 Indien het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 6, € 123 920, of meer bedraagt, ontvangt de ouder voor de kosten van de kinderopvang van het eerste kind, bedoeld in artikel 3, een kinderopvangtoeslag waarvan de hoogte 33,3 procent van die kosten betreft.

Artikel 8a

  • 1 Het aantal uren kinderopvang dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt, bedraagt voor ieder kind niet meer dan:

    • a. 230 uren per kalendermaand;

    • b. per berekeningsjaar:

      • 1°. 140 procent van het aantal gewerkte uren, waarbij reistijd niet wordt aangemerkt als gewerkte uren, voor dagopvang en gastouderopvang aan een kind in de leeftijd, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, gezamenlijk;

      • 2°. 70 procent van het aantal gewerkte uren, waarbij reistijd niet wordt aangemerkt als gewerkte uren, voor buitenschoolse opvang en gastouderopvang aan een kind in de leeftijd waarop kinderen naar het basisonderwijs kunnen gaan, gezamenlijk;

      • 3°. de duur van een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling of scholing, een opleiding of een cursus als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c tot en met j, van de wet uitgedrukt in kalendermaanden, vermenigvuldigd met 230 uren per kalendermaand.

  • 2 Voor het aantal uren dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt uitgegaan van het aantal uren van de ouder of partner die in dat berekeningsjaar het minste uren heeft gewerkt, gebruik heeft gemaakt van een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling of scholing, een opleiding of een cursus heeft gevolgd.

  • 3 Indien de ouder of partner op hetzelfde moment in een berekeningsjaar kan worden aangemerkt als ouder, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a of b, van de wet en als ouder, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel g of j, van de wet wordt voor het eerste lid, onderdeel b, uitgegaan van het subonderdeel dat leidt tot het meeste aantal uren als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Bij de toepassing van het eerste lid wordt indien een ouder of zijn partner aanspraak op een kinderopvangtoeslag behoudt op grond van artikel 1.6, vijfde of zevende lid, van de wet, uitgegaan van het aantal uren dat een ouder of zijn partner voorafgaand aan de beëindiging van de arbeid als bedoeld in dat artikel verrichtte.

Artikel 9

Indien een ouder of zijn partner in het berekeningsjaar 2017 werkloos wordt, behoudt hij in afwijking van artikel 1.6, vijfde lid, van de wet, gedurende zes kalendermaanden dezelfde aanspraak op een kinderopvangtoeslag indien sprake is van omstandigheden als bedoeld in artikel 1.6, vijfde lid, van de wet.

Paragraaf 2. Specifieke berekeningsfactor bij kinderopvangtoeslag voor ouder zonder partner

[Vervallen per 01-01-2017]

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 22b

Voor de aanspraak op kinderopvangtoeslag in een berekeningsjaar dat voorafgaat aan het lopende jaar blijft dit besluit, zoals dat luidde op 31 december van dat berekeningsjaar, van toepassing.

Artikel 23

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

's-Gravenhage, 18 oktober 2004

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ,

A. J. de Geus

De Minister van Financiën ,

G. Zalm

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport , a.i.,

G. Zalm

Uitgegeven de negenentwintigste oktober 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Bijlage I. behorende bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag

Kinderopvangtoeslagtabel 2019 (deel 1)

(gezamenlijk) toetsingsinkomen (€)

Tegemoetkoming Rijk als % van de kosten van kinderopvang

eerste kind

volgend Kind

lager dan

19 433

96,0%

96,0%

19 434

20 728

96,0%

96,0%

20 729

22 020

96,0%

96,0%

22 021

23 315

96,0%

96,0%

23 316

24 610

96,0%

96,0%

24 611

25 903

95,6%

95,7%

25 904

27 197

94,5%

95,5%

27 198

28 487

93,5%

95,3%

28 488

29 879

92,6%

95,1%

29 880

31 269

92,0%

95,0%

31 270

32 662

91,0%

94,8%

32 663

34 053

90,5%

94,6%

34 054

35 447

89,7%

94,6%

35 448

36 838

88,9%

94,6%

36 839

38 262

88,3%

94,6%

38 263

39 689

87,5%

94,6%

39 690

41 116

86,8%

94,6%

41 117

42 542

86,1%

94,6%

42 543

43 971

85,2%

94,6%

43 972

45 398

84,7%

94,6%

45 399

46 824

83,9%

94,6%

46 825

48 251

83,3%

94,6%

48 252

49 810

82,4%

94,6%

49 811

52 868

80,9%

94,6%

52 869

55 924

80,1%

94,2%

55 925

58 982

79,0%

93,6%

58 983

62 041

76,8%

93,2%

62 042

65 097

74,5%

92,9%

65 098

68 156

72,3%

92,2%

68 157

71 213

69,9%

91,7%

71 214

74 271

67,6%

91,2%

74 272

77 331

65,4%

90,5%

77 332

80 387

63,1%

90,0%

80 388

83 447

60,9%

89,6%

83 448

86 504

58,4%

89,3%

86 505

89 560

56,2%

88,6%

Kinderopvangtoeslagtabel 2019 (deel 2)

Inkomen (€)

eerste kind

Volgend Kind

89 561

92 618

54,0%

88,2%

92 619

95 737

51,6%

87,7%

95 738

98 869

49,6%

87,0%

98 870

102 000

47,5%

86,5%

102 001

105 131

45,4%

86,1%

105 132

108 261

43,3%

85,8%

108 262

111 393

41,4%

85,1%

111 394

114 527

39,5%

84,5%

114 528

117 658

37,6%

84,1%

117 659

120 787

35,7%

83,5%

120 788

123 919

34,1%

83,2%

123 920

127 051

33,3%

82,5%

127 052

130 182

33,3%

81,9%

130 183

133 313

33,3%

80,9%

133 314

136 444

33,3%

80,6%

136 445

139 576

33,3%

79,8%

139 577

142 710

33,3%

78,9%

142 711

145 839

33,3%

78,3%

145 840

148 971

33,3%

77,4%

148 972

152 101

33,3%

76,9%

152 102

155 234

33,3%

76,2%

155 235

158 366

33,3%

75,5%

158 367

161 497

33,3%

74,8%

161 498

164 628

33,3%

73,8%

164 629

167 757

33,3%

73,3%

167 758

170 890

33,3%

72,6%

170 891

174 021

33,3%

71,8%

174 022

177 154

33,3%

71,1%

177 155

180 285

33,3%

70,5%

180 286

183 416

33,3%

69,8%

183 417

186 548

33,3%

69,0%

186 549

189 678

33,3%

68,5%

189 679

en hoger

33,3%

67,6%

Bijlage II. , behorende artikel 6, tweede lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang

[Vervallen per 01-01-2007]

Bijlage IIa. , behorende artikel 6, tweede lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang

[Vervallen per 01-01-2007]

Bijlage IIb. , behorende artikel 6, tweede lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang

[Vervallen per 01-01-2007]

Bijlage IIc. , behorende artikel 6, tweede lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang

[Vervallen per 01-01-2007]

Naar boven