Vaststellingsregeling Selectielijst neerslag handelingen Stichting Nederlands Fonds [...] op het beleidsterrein Kunsten over de periode vanaf 1956

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 27-06-2004 t/m heden

Vaststellingsregeling Selectielijst neerslag handelingen Stichting Nederlands Fonds voor de Film op het beleidsterrein Kunsten over de periode vanaf 1956

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 8 maart 2004, nr. arc-2003.6675/2);

Besluit:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 28 mei 2004

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

Algemene Rijksarchivaris

,

M.W. van Boven

Basisselectiedocument van het bestuur van de stichting nederlands fonds voor de film op het beleidsterrein kunsten over de periode vanaf 1956

Inzake het handelen van:

  • Stichting Productiefonds voor Nederlandse Films (PNF) 1956–1993;

  • Stichting Fonds voor de Nederlandse Film (FNF) 1983–1993;

  • Stichting Nederlands Fonds voor de Film (NFF) 1993– .

1. Inhoudsopgave

(Deze is hier, als niet-functioneel zijnde, weggelaten.)

2. Lijst van afkortingen

Toelichting: de in het woordenboek voorkomende officiële afkortingen zijn niet opgenomen.

AB: ArchiefBesluit

AW: ArchiefWet

BSD: BasisSelectieDocument

Cobo: Coproductiefonds Binnenlandse Omroep

EZ: Economische Zaken

Fine: B.V. Filminvesteerders Nederland B.V.

FNF: Fonds voor de Nederlandse Film

HFP: Holland Film Promotion

NA: Nationaal Archief

NFC: Nederlandse Federatie voor de Cinematografie

NFF: Nederlands Fonds voor de Film

NOS: Nederlandse OmroepStichting

OC&W: Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

OK&W: Onderwijs, Kunsten & Wetenschappen

PIVOT: Project Invoering Verkorting OverbrengingsTermijn

PNF: Productiefonds voor Nederlandse Films

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

Stb.: Staatsblad

Stifo: Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties

WVC: Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

z.d.: zonder datum

z.h.: zonder handtekening

3. Inleiding

3.1. Geschiedenis wetgeving en filmbeleid:

De situatie van de Nederlandse speelfilm was in de jaren na de oorlog niet echt rooskleurig. De eerste jaren was de financiering een geheel particuliere aangelegenheid. In 1947 werd voor het eerst een aanzet gegeven tot het ontwikkelen van een filmbeleid door het reserveren van een bedrag in de begroting van het toenmalige ministerie van OK&W. Maar ook dit bood blijkbaar weinig stimulans want tot 1957 werden er slechts 9 films geproduceerd.

Om hierin verbetering aan te brengen overlegde het Ministerie van OK&W met de NBB. Dit leidde in 1956 tot de oprichting van het PNF. Dit overleg kreeg een permanent karakter door de gezamenlijke instelling van een Overlegorgaan waarbinnen de Raad voor de Kunst, namens de minister, en het PNF overlegden t.b.v. het verkrijgen van een optimale afstemming over de besteding van gelden. De geldmiddelen bestonden hoofdzakelijk uit bijdragen van het Ministerie van OK&W en de NBB. In 1976 adviseerde de Raad voor de Kunst deze twee geldstromen (begrotingspost 1947 en Rijksbijdragen PNF) samen te voegen tot één nieuw fonds. Dit advies werd later uitgewerkt en bijgesteld en in 1979 uitgebracht onder de titel ‘Plan Filmcentrum’. Daarin adviseert de Raad alle geledingen van de Nederlandse film onder te brengen in één samenwerkingsorgaan. Dit gaf veel bezwaren vanuit filmkringen. In 1981 kwam de Raad met een herzien advies om, naast het PNF, een nieuw fonds op te richten. Dit werd het FNF. Het FNF verving het begrotingsartikel ‘Korte kunstzinnige en culturele films’ van 1947.

De wettelijke basis voor de oprichting van het FNF was de in 1981 vastgestelde Fondsenwet Scheppende Kunsten (Stb. 1981, nr. 355). Op grond van de artikelen 2 en 3 van deze wet werd het voor de minister mogelijk om bepaalde taken m.b.t. de uitvoering van het kunstenbeleid over te dragen aan min of meer zelfstandige fondsen. De uitvoering van het filmbeleid werd opgedragen aan het FNF d.m.v. het Besluit ‘Fonds voor de Nederlandse Film’ (Stb. 1983, nr. 558). Bij dit besluit, dat ook de ontwerpstatuten van het FNF omvatte, werd de minister gemachtigd om over te gaan tot oprichting van het FNF.

Omdat tussen het PNF en het FNF de verschillen steeds kleiner werden, waardoor allerlei overlappingen voorkwamen, fuseerden in 1993 het PNF en het FNF tot het NFF.

De invoering van het ‘fondsenmodel’ heeft de volgende effecten gehad:

  • de uitvoering van het beleid vindt sneller en slagvaardiger plaats;

  • organisaties van belanghebbenden worden bij de uitvoering betrokken en krijgen;

  • daarin een eigen verantwoordelijkheid;

  • de overheid kan op afstand sturen en wordt ontlast van de eindverantwoordelijkheid;

  • voor beslissingen die in feite van artistieke aard zijn;

  • de professionaliteit wordt bevorderd.

3.2. Rechtsvoorgangers + NFF

3.2.1. Stichting Productiefonds voor Nederlandse Films (PNF)

Aanleiding voor de oprichting van dit fonds was het ontbreken van een echt continue productie van Nederlandse speelfilms. Maar ook de oprichting van het PNF bracht geen continue productie op gang. Van 1947 tot 1957 werden slechts negen films geproduceerd. Om hierin verbetering aan te brengen overlegden de minister van OK&W en de Nederlandse Bioscoopbond met elkaar. Dit leidde ertoe dat deze twee partijen het PNF oprichtten bij akte/statuten d.d. 8 november 1956.

Artikel 2 van de statuten omschreef de doelstelling als volgt: ‘het bevorderen van de Nederlandse filmproductie in het algemeen en de productie van Nederlandse speelfilms in het bijzonder, in hoofdzaak door het scheppen van financieel gunstige voorwaarden voor de continuïteit van die productie en wat verder voor dit doel bevorderlijk is’. Dit betrof m.n. de bevordering van de ontwikkeling en productie van de lange speelfilm.

Volgens artikel 3 van de statuten bedroegen de geldmiddelen van het fonds:

  • a. Subsidies van de minister van OK&W.

  • b. Opbrengsten uit eigen vermogen.

  • c. Bijdragen van de Nederlandse Bios⁠coopbond.

In het eerste decennium was er een gering aantal aanvragen van filmproducenten om financiële steun. De productie bleef bij ongeveer twee films per jaar.

In de jaren zeventig verbeterde dit maar door de opkomst van de televisie namen de bezoekersaantallen weer drastisch af. Dit leidde ertoe dat de doelstelling verder werd uitgewerkt. Het begrip ‘continuïteit’ werd ruimer opgevat en uitgebreid naar o.a. de creatieve krachten zoals scenarioschrijvers en regisseurs. Ook werd de diversiteit bevorderd door een veelzijdig aanbod van Nederlandse films voor een zo breed mogelijk publiek.

Ook werd de herkenbaarheid van onze cultuur in de film steeds belangrijker gevonden. Dit werd bevorderd door het stimuleren van de creatieve inbreng van filmmakers, acteurs en actrices en het gebruik van de Nederlandse taal. Ook in coproducties, een verschijnsel dat steeds meer voorkwam aan het eind van de jaren zeventig, speelde dit een belangrijke rol.

Ondanks de genoemde intensivering van het beleid bleven aansprekende resultaten uit. De beoogde continuïteit is vooral een zaak van kwantiteit en niet van kwaliteit. Ook bleef de Nederlandse film onrendabel. Oplossingen werden gezocht in samenwerking met de televisie en in internationale coproducties.

In 1983 kwam er een ander fonds bij, namelijk de Stichting FNF. Haar belangrijkste taak was opvang en kweekvijver te zijn voor aankomende cineasten en het bevorderen van diversiteit in de filmcultuur door een categorale indeling van films, b.v. documentair en animatie. De verschillen tussen PNF en FNF werden steeds kleiner. Het belangrijkste verschil was de hoogte van het productieplafond (ƒ 1 miljoen).

Uiteindelijk fuseerde het PNF in 1993 met het FNF.

Het bestuur bestond eerst uit 5 leden. Later werd dat tenminste 6 en ten hoogste 7 leden. De minister van OK&W benoemde 2 leden. Door en uit het hoofdbestuur van de Nederlandse Bioscoopbond werden 3 leden benoemd, t.w. de voorzitter, de vice-voorzitter en de directeur.

M.i.v. 1985 werden alle leden benoemd door de minister van WVC.

Het bestuur van het fonds verleende financiële bijdragen t.b.v. de productie van nationale films enerzijds en later de ontwikkeling van scenario’s anderzijds.

Het fonds ontving subsidie van de minister van Kunsten c.q. Cultuur en opereerde binnen diens beleidskader.

Het fonds was gevestigd te Amsterdam.

Het archief is in beheer bij het Informatiecentrum van het Filmmuseum te Amsterdam. Het is volledig geïnventariseerd inclusief de bestanden ‘Filmprojecten’ en ‘Scenario’s’. De ingang op deze bestanden vormen 3 kaartenbakken die alfabetisch zijn geordend op naam van de productiemaatschappij en van de filmtitel. De inhoud van de kaartenbakken is in Exel gezet zodat ook een digitale ingang beschikbaar is.

In een depot bij het NFF bevinden zich nog, deels in originele deels in duplikaat-/kopievorm, de volgende documenten:

  • a. Diverse correspondentie, o.a. betreffende de liquidatie van het fonds.

  • b. Kleurenfolders van diverse films.

  • c. Filmprojecten.

  • d. Scenario’s – niet gerealiseerd.

  • e. Financiële documenten.

Dit beslaat ongeveer de periode 1956–1982.

3.2.2. Stichting Fonds voor de Nederlandse Film (FNF)

Aanleiding voor de oprichting was om verbetering aan te brengen in de financiering van korte films en van de lange 16 mm-films. Beide categorieën werden tot dan toe door het ministerie van WVC gesubsidieerd. De distributie werd gedaan door de Rijksvoorlichtingsdienst. Subsidiëring en distributie werden overgenomen door het FNF.

Dit fonds werd opgericht en de statuten vastgesteld d.d. 24 november 1983 door de minister van WVC. Volgens art. 2 van de statuten was het doel van de stichting: ‘het bevorderen van de totstandkoming en het gebruiksgereed maken van kunstzinnige films als bijdrage tot de Nederlandse filmcultuur’. Hiertoe verstrekte het fonds financiële bijdragen aan filmproducenten.

Verder stimuleerde het fonds een geschakeerde ontwikkeling van alle filmgenres en de promotie en distributie van films. Ook werd beleid ontwikkeld om te komen tot afspraken met zendgemachtigden over een cofinanciering of een jaarlijkse bijdrage à fonds perdu t.⁠b.⁠v. afzonderlijke filmprojecten.

De geldmiddelen van het fonds bestonden uit:

  • a. Subsidies van de minister van WVC.

  • b. Subsidies uit andere openbare kassen.

  • c. Een percentage van de opbrengst van films waarvoor het FNF een bijdrage had verleend.

Het bestuur bestond uit zes leden, benoemd door de minister van WVC. Het bestuur besliste over de verlening van opdrachten en bijdragen na advies van één of meer adviescommissies, waarvan de leden door het bestuur werden benoemd.

Het bestuur diende jaarlijks een werkplan met begroting in bij de minister en legde jaarlijks rekening en verantwoording af aan de minister. Daarnaast deed het bestuur jaarlijks verslag van haar werkzaamheden en het gevoerde beleid. Via de Rijksbegroting werden middelen toegekend. M.i.v. 1988 voerde de minister het instrument in van een meerjaren-Kunstenplan. Hierin werden, voor elk terrein van de kunst, de beleidsvoornemens, activiteiten en middelen opgenomen voor een meerjaarlijkse periode.

De Fondsraad adviseerde het bestuur over het te voeren beleid.

De raad bestond uit zestien leden benoemd door het bestuur.

De samenstelling van de raad was als volgt:

  • a. de voorzitter van het FNF was tevens voorzitter van de raad.

  • b. De overige leden werden benoemd door het bestuur op bindende voordracht van:

    • 1. de Audiovisuele Beroepsvereniging NBF,

    • 2. het Genootschap van Nederlandse Speelfilmmakers,

    • 3. de Nederlandse Bioscoopbond, afdelingen filmverhuurders en exploitanten,

    • 4. de Nederlandse Bioscoopbond, afdelingen speelfilmproducenten en audiovisuele productie,

    • 5. de Vereniging Het Vrije Circuit,

    • 6. de Nederlandse Film- en Televisie Academie,

    • 7. de Stichting Productiefonds voor Nederlandse Films,

    • 8. de Stichting Holland Animation,

      allen voor één lid.

    • 9. de Nederlandse Omroepstichting, voor twee leden.

    • 10. de Raad voor de Kunst, voor vijf leden.

Voor de afstemming tussen PNF en FNF werd een Overlegcommissie ingesteld. Deze had tot belangrijkste taak om te beoordelen bij welk fonds een project thuishoorde.

In 1993 fuseerde het FNF met het PNF waardoor de Stichting NFF ontstond. Het Fonds was gevestigd te Amsterdam.

Het archief was moeilijk te traceren en lijkt incompleet. In Overveen liggen de films opgeslagen. Het papieren archief is verdeeld over een depot in Amsterdam bij het NFF, een depot aan het 24-oktoberplein in Utrecht en een deel bevindt zich in depot bij het Informatiecentrum van het Filmmuseum te Amsterdam.

In het depot bij het NFF bevinden zich, over de periode ca. 1983–1992, de volgende documenten:

  • a. jaarrekeningen en jaarverslagen;

  • b. statuten en huishoudelijk reglement;

  • c. diverse regelingen.

3.2.3. Stichting Nederlands Fonds voor de Film (NFF)

Algemeen

Na jaren van versnippering over diverse fondsen is de uitvoering van het Nederlandse filmbeleid in 1993 samengebracht in de Stichting NFF. Dit gebeurde door een fusie tussen het PNF en het FNF. In 1993 werd de Fondsenwet Scheppende Kunsten 1981 vervangen door de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid 1993. Op grond van art. 9 van deze wet werd de minister gemachtigd tot de oprichting van privaatrechtelijke rechtspersonen of het brengen van bestaande fondsen, waaronder het NFF, onder de werking van deze wet.

Beleidsplan

Volgens het beleidsplan kent het fonds drie functies:

  • Initiëren door de ontwikkeling van nieuwe financieringsinstrumenten.

  • Uitvoeren door het behandelen van projectaanvragen, de bijdragen aan internationale coproducties en de ondersteuning van productiehuizen voor meerjarige projectontwikkeling.

  • Faciliteren door deskundigheidsbevordering.

Statuten

De oorspronkelijke statuten zijn gepasseerd en geregistreerd op 27 mei 1993.

De statuten zijn in 1996 geheel herzien en gepasseerd en geregistreerd op 15 november 1996.

Zetel: Amsterdam

Doel:

  • het in Nederland stimuleren van de filmproductie, daarbij gericht op kwaliteit en diversiteit;

  • het bevorderen van een voor de filmkunst ontvankelijk klimaat in Nederland;

  • het besturen van de Stichting Holland Film Promotion;

  • het bevorderen van de uitvoering en nakoming van het bepaalde in de overeenkomsten die de Stichting is aangegaan met de Staat der Nederlanden en de te Amsterdam gevestigde Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (NFC) d.d. 27 oktober 1995.

Realisatie doelen d.m.v.:

  • het stimuleren van de totstandkoming en de verbreiding van filmproducties die van belang zijn voor de Nederlandse filmcultuur d.m.v. financiële ondersteuning van filmmakers;

  • alle andere wettige activiteiten die aan deze doelen dienstbaar zijn.

Duur: opgericht voor onbepaalde tijd.

Geldmiddelen:

  • subsidies;

  • bijdragen van instellingen en particulieren;

  • alle andere langs wettige weg verkregen baten.

Organisatie

De stichting kent de volgende organen:

  • het bestuur

  • het adviescollege

  • de intendant

  • de directeur

Bestuur

Het bestuur bestaat uit tenminste 3 en ten hoogste zeven leden die door de minister van OC&W worden benoemd. In het bestuur moet generieke deskundigheid op het terrein van de filmwereld vertegenwoordigd zijn. Tevens moet in het bestuur deskundigheid aanwezig zijn op juridisch gebied, op het gebied van de filmindustrie en op het gebied van de internationale infrastructuur, voor zover relevant voor de filmsector.

Het bestuur beslist over het verlenen van financiële steun met inachtneming van het door het bestuur vastgestelde reglement. Het bestuur betrekt het advies van het Adviescollege of de Intendant bij zijn beslissingen omtrent subsidiëring.

Verder stelt het bestuur reglementen vast waarin de werkwijze, de procedures en de criteria worden vastgelegd die het bestuur moet hanteren bij het beslissen op subsidieaanvragen. Deze reglementen moeten door de minister van OC&W worden goedgekeurd.

Het bestuur legt rekening en verantwoording af aan de minister van OC&W.

Adviescollege

Dit college adviseert het bestuur, gevraagd en ongevraagd, over de hoofdlijnen of specifieke deelgebieden van het beleid. Verder adviseert ze het bestuur m.b.t. de aanvragen om een bijdrage t.b.v. filmprojecten. Voor specifieke expertise kunnen specialisten op ad hoc-basis bij de advisering worden betrokken.

De leden van het college worden benoemd door het bestuur. Zij dienen een brede kennis op het terrein van de film te hebben.

Intendant

Deze functionaris adviseert het bestuur m.b.t. ingediende aanvragen om een financiële bijdrage in de categorie ‘commerciële film’. Verder adviseert de Intendant het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over de hoofdlijnen of specifieke deelgebieden van het beleid aangaande voornoemde filmcategorie.

De intendant is verantwoordelijk voor het stimuleren en begeleiden van de ontwikkeling en het productierijp maken van commerciële speelfilmscenario’s. De Intendant begeleidt de ontwikkeling tot de fase waarin het productierijpe project voor financiering kan worden aangeboden. De Intendant heeft een grote mate van beoordelingsvrijheid. De Intendant heeft direct contact met de aanvragers en functioneert als sparringpartner. De Intendant voert een pro-actief beleid, d.w.z. dat hij zelf scenarioschrijvers en regisseurs kan uitnodigen om een aanvraag in te dienen.

Directeur

De directeur geeft leiding aan het Fondsbureau.

Het Fondsbureau voert de dagelijkse werkzaamheden uit t.b.v. het bestuur.

Het personeel wordt benoemd door het bestuur. Het bestuur vraagt advies aan de minister van OC&W over de benoeming van de directeur.

Verhouding minister van OC&W en het Fonds

De minister heeft d.m.v. de Cultuurnota-procedure zeggenschap over het beleid en het instrumentarium van het Fonds. In de Cultuurnota van de minister wordt voor een periode van vier jaar het beleid en de financiering daarvan vastgelegd. Aan de hand van deze Cultuurnota moet het NFF een beleidsplan indienen en op basis van dit plan wordt vervolgens subsidie toegekend.

Verder heeft de rol van de minister vooral betrekking op het benoemen en ontslaan van bestuursleden, het goedkeuren van regelingen en de eventuele ontbinding van de stichting.

Met beslissingen t.a.v. de individuele subsidie-uitkeringen van het Fonds bemoeit de minister zich niet.

Verhouding NFF en de Stichting Holland Film Promotion (HFP)

Het NFF vormt met HFP een personele unie. Volgens art. 2 lid c van de statuten fungeert het NFF-bestuur ook als bestuur van HFP. Verder verlenen NFF-secretariaat en -directie bijstand aan HFP.

Zoals de naam al aangeeft verzorgt HFP promotionele activiteiten in binnen- en buitenland. Aangezien deze activiteiten partijen niet in rechte binden en er ook geen bezwaar en beroep mogelijk is tegen de bestuursbesluiten vallen de handelingen van HFP niet onder de Archiefwet 1995.

Andere samenwerkings- en financieringsinstrumenten

1. Cobo

Dit is een samenwerkingsverband met de NOS en het Stimuleringsfonds t.b.v. de productie van TV-films en bioscoopfilms.

2. Stifo

Dit is het Stimuleringsfonds voor Nederlandse Culturele Omroepproducties.

3. Eurimages

Dit is een organisatie t.b.v. de ondersteuning en stimulering van Europese coproducties. Het NFF neemt hierin (vermoedelijk) deel.

4. Fine B.V. = Filminvesteerders Nederland B.V.

Financiers kunnen, via Fine B.V., tegen aantrekkelijke voorwaarden investeren in filmproducties.

5. Samenwerkingsovereenkomst NFF – Filmstichting Nordrhein-Westfalen.

Doel is om coproducties te bevorderen en daarvoor bijdragen beschikbaar te stellen. Het NFF neemt hier direct of indirect in deel of heeft hierin een doorverwijsfunctie.

Archief

Het archief dient, na ontbinding van het Fonds, gedurende tien jaar in bewaring te worden gegeven bij een nader door de minister aan te wijzen instantie.

Bronnen:

  • archief Stichting Productiefonds voor Nederlandse Films 1956–1993;

  • archief Stichting Fonds voor de Nederlandse Film 1983–1993;

  • archief Stichting Nederlands Fonds voor de Film 1993– ;

  • Fondsenwet Scheppende Kunsten (Stb. 1981, nr. 355);

  • Besluit Fonds voor de Nederlandse Film (Stb. 1983, nr. 558);

  • Wet op het Specifiek Cultuurbeleid (Stb. 1993, nr. 193);

  • Statuten, reglementen, beleids- en activiteitenplannen, jaarverslagen, overeenkomsten e.d. van de Fondsen;

  • RIO nr. 71 ‘Volgens de regelen der kunst’ 1999, een institutioneel onderzoek naar het handelen van overheidsorganen op het beleidsterrein Kunsten, 1965–1999’;

  • BSD beleidsterrein ‘Kunsten’ 2002 (ministerie van OC&W).

4. Verantwoording

4.1. Relatie met het beleidsterrein Kunsten

In het kader van PIVOT zijn in het RIO nr. 71 d.d. 1999 ‘Volgens de regelen der kunst, een institutioneel onderzoek naar het handelen van overheidsorganen op het beleidsterrein ‘Kunsten’, 1965–1999’ alle handelingen beschreven van het beleidsterrein ‘Kunsten’ met als voornaamste actor de minister van Cultuur. Ook de geschiedenis van het filmbeleid en de handelingen m.b.t. de filmkunst zijn hierin beschreven. Verder is hierin de context beschreven waarbinnen de handelingen werden vastgesteld en uitgevoerd.

Aansluitend zijn in het BSD ‘Kunsten’ de handelingen gewaardeerd aan de hand van de PIVOT-selectiecriteria en is een verantwoording gegeven van de selectiedoelstelling.

4.2. Onderzoek, beschrijving en waardering

Aanvullend op het RIO nr. 71 is nieuw institutioneel onderzoek verricht dat samen met het oorspronkelijke onderzoek in dit BSD is opgenomen. Aansluitend op het laatste volgnummer in RIO nr. 71, nummer 208, zijn de hieruit voortvloeiende nieuwe handelingen genummerd van 209 t/m 259 en opgenomen in dit BSD.

In dit BSD wordt de neerslag van de handelingen gewaardeerd, op basis waarvan de daadwerkelijke selectie van archiefbescheiden kan worden uitgevoerd. Onder deze archiefbescheiden worden zowel de papieren als de digitale bescheiden verstaan. Gedigitaliseerde bestanden vallen namelijk ook onder de AW 1995.

Tevens kan dit BSD desgewenst betrokken worden bij de inrichting of herinrichting van de documentaire informatievoorziening. Voordeel hiervan is dat vernietiging en overbrenging van informatie dan direct gekoppeld is aan de informatiehuishouding.

Het aanvullend institutioneel onderzoek heeft vele nieuwe handelingen opgeleverd

die in dit BSD beschreven zijn. Sommige nieuwe handelingen vormen een aanvulling op die welke reeds in het RIO nr. 71 zijn beschreven. Dit omdat deze een te algemeen karakter hebben.

Voor zover het mogelijk was om de handelingen van het PNF en het FNF te reconstrueren zijn deze beschreven. Door het ontbreken van bepaalde bronnen fungeert de beschrijving van de handelingen van het NFF als referentiekader voor het PNF en het FNF.

4.3. Doel, functies en werking BSD

Een BSD is de vorm waarin één of meer selectielijsten, als bedoeld in art. 5 van de AW 1995 (Stb. nr. 277) worden vastgesteld.

Dit BSD heeft tot doel een grondslag te bieden voor het vernietigen dan wel het ter blijvende bewaring overbrengen van de neerslag van de handelingen van de zorgdrager, i.c. het bestuur, en de onder deze ressorterende actoren. Dit BSD bestaat uit meerdere selectielijsten waarbij per actor één lijst is aangelegd.

Het BSD heeft de volgende functies:

  • De selectielijsten bieden de grondslag voor de vernietiging en overbrenging van archiefbescheiden waarvoor het bestuur als zorgdrager verantwoordelijk is o.g.v. de AW 1995, art. 5, 1e lid.

  • Voor de zorgdrager is het BSD bovendien van belang voor de bedrijfsvoering en als mogelijke basis voor de archiefordening op basis van de bedrijfsprocessen.

  • Voor de zorgdrager dient het BSD verder als verantwoording tegenover recht- en bewijszoekenden. Deze hebben namelijk de mogelijkheid om, tijdens de ter inzage legging, invloed uit te oefenen op het bewaar- en vernietigingsbeleid o.⁠g.v. het AB 1995, art. 2, 1e lid, onder d (Stb. 1995, nr. 276).

  • Voor de minister, belast met het cultuurbeleid (vertegenwoordigd door de Rijksarchivaris) is het BSD de verantwoording inzake het bewaar- en vernietigingsbeleid vanuit cultureel-historisch belang o.g.v. het AB 1995, art. 2, 1e lid, onder c.

  • Voor het NA is het BSD, tezamen met het aanvullend institutioneel onderzoek, het uitgangspunt voor de Institutionele Toegangen.

4.4. Definitie en afbakening beleidsterrein

De taak van de zorgdrager op het terrein van de filmkunst en het filmbeleid is het ontwikkelen, regelgeven en uitvoeren van beleid. Dit alles binnen de kaders die de minister van OC&W aangeeft in de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid (Stb. 1993, nr. 193) en de Cultuurnota die steeds voor een periode van vier jaar wordt vastgesteld. In de Cultuurnota legt de minister het beleid en de financiering op hoofdlijnen vast. Aan de hand van deze Cultuurnota moet het NFF-bestuur een beleidsplan indienen en op basis van dit plan wordt vervolgens subsidie toegekend.

Binnen deze subsidiekaders heeft het NFF op grond van art. 1 van de statuten als doel en tot taak:

  • het in Nederland stimuleren van de filmproductie gericht op kwaliteit en diversiteit;

  • het bevorderen van een voor de filmkunst ontvankelijk klimaat in Nederland;

  • het besturen van de Stichting Holland Film Promotion.

4.5. Taakgebied beleidsterrein

De filmkunst is een onderdeel van het bredere beleidsterrein ‘Kunsten’. Voor de uitvoerige beschrijving van de relatie tussen deze twee terreinen wordt verwezen naar het RIO nr. 71. Verder wordt verwezen naar rubriek 3 van dit BSD.

5. Selectiedoelstelling

De doelstelling bij de selectie van overheids- en semi-overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het beschreven te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de actoren op het terrein van de filmkunst. Middels dit BSD is dit mogelijk gemaakt.

6. Selectiecriteria

Om de selectiedoelstelling te bereiken zijn de handelingen in dit BSD gewaardeerd met gebruikmaking van de, in het kader van de PIVOT-methode, ontwikkelde en in 1997 door het Convent van Rijksarchivarissen vastgestelde selectiecriteria B 1 t/m B 6.

B = handelingen die gewaardeerd zijn met Bewaren.

V = handelingen die gewaardeerd zijn met Vernietigen.

Handeling 193 ‘het beslissen op aanvragen om een financiële bijdrage’ kon niet onder één van de vastgestelde criteria B 1 t/m B 6 gebracht worden. Daarom is aanvullend een nieuw criterium B 7 toegevoegd: ‘handelingen die betrekking hebben op de uitvoering van het Nederlandse filmbeleid en nader inzicht geven in de ontwikkeling van de Nederlandse film’.

In onderstaand overzicht zijn deze selectiecriteria vermeld:

Handelingen die gewaardeerd worden met B(ewaren)

Algemene selectiecriteria

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren.

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt.

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

7. Handelingen die betrekking hebben op het Nederlandse filmbeleid en nader inzicht geven in de ontwikkeling van de Nederlandse film.

Toelichting: Betreft beslissingen op aanvragen om een financiële bijdrage t.⁠b.⁠v. filmprojecten.

Ingevolge art. 5 onder e, van het AB 1995 kan de neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

7. Vaststelling van het BSD

Op 19 oktober 2001 is het ontwerp-BSD door het bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film aan de Staatssecretaris van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 oktober 2003 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van Nederlands Fonds voor de Film, het Ministerie van OCW en de rijksarchieven in de provincie / regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant.

Op 8 maart 2004 bracht de RvC advies uit (arc-2003.6675/2, aanleiding heeft gegeven tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:

– de vernietigingstermijn van handeling 225, 226, 243 en 244 is gewijzigd in V, 10 jaar.

Daarop werd het BSD op 28 mei 2004 door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vastgesteld (C/S/04/1094).

8. Leeswijzer handelingen

Hieronder is een leeswijzer opgenomen worden welke duidelijk maakt, welke informatie in een handelingenblok te vinden is. In dit BSD is dat met het onderstaande voorbeeld duidelijk gemaakt.

(X): Dit is het volgnummer van de handeling. Dit nummer is overgenomen uit het RIO. Als het volgnummer van één of meerdere handelingen in het BSD afwijkt van het oorspronkelijke RIO-nummer, dan wordt deze vermeld in een concordans.

Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

Bijvoorbeeld: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein selectie van archiefbescheiden

Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.

Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.

Vermeld worden:

  • de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de ministeriële regeling;

  • het betreffende artikel en lid daarvan;

  • de vindplaats of bron

  • wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.

Bijvoorbeeld:

Reclasseringsregeling 1947, art. 9, lid 2 (Stb. 1947, H 423),

Reclasseringsregeling 1970, art. 8, lid, lid 3 (Stb. 1969, 598), gewijzigd 1978 (Stb. 1978, 254), vervallen in 1986 (Stb. 1986, 1).

N.B.: Met vindplaats wordt de vermelding in het staatsblad of staatscourant bedoelt. Het verdient de voorkeur de vindplaats van de grondslag op te nemen in het handelingenblok. Een andere mogelijkheid is de vindplaats in het overzicht van wet- en regelgeving te vermelden. Duidelijk moet zijn op welke versie van een wet- of regeling een handeling gebaseerd is.

Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Product: Hier achter staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten resulteren. Opsommingen geven een indicatie van de producten en zijn niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven eindproduct.

Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer (een onderdeel van) het handelingenblok toelichting behoeft.

Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).

Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.

Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.

Eventueel een nadere toelichting op de waardering.

9. Actorenoverzicht

N.B.: Dit overzicht is chronologisch ingedeeld op (voormalig) zorgdrager en vervolgens op de actoren die onder elke zorgdrager vallen.

1. PNF-bestuur

Ingesteld: 8 november 1956

Opgeheven: 29 oktober 1993*

1.1. Adviescommissie Nederlandse Scenario’s

Ingesteld: geen datum bekend

Opgeheven: geen datum bekend

2. FNF-bestuur

Ingesteld: 24 november 1983

Opgeheven: 29 oktober 1993*

2.1. Adviescommissie

Ingesteld: geen datum bekend

Opgeheven: 29 oktober 1993

2.2. Fondsraad

Ingesteld: geen datum bekend

Opgeheven: 29 oktober 1993

3. NFF-bestuur

Ingesteld: 27 mei 1993

3.1. Adviescollege

Ingesteld: 1994**

3.2. Intendant

Ingesteld: 27 augustus 1999

* fusiedatum

** precieze datum niet bekend

10. Selectielijsten

10.1. Toelichting

Dit BSD bevat uitsluitend selectielijsten die ter vaststelling worden ingediend. Selectielijsten van actoren die wel in het RIO nr. 71 genoemd worden, maar waarvoor geen vaststelling wordt aangevraagd, zijn niet opgenomen in dit BSD.

10.2. Selectielijsten actoren

10.2.1. Productiefonds voor Nederlandse films (PNF)

Actor: PNF-bestuur

Organisatie en beleid:

209.

Handeling: het wijzigen van de statuten

Periode: 1966–1985

Grondslag: Statuten

Product: statuten

Waardering: B 4

N.B.: bij de oprichting zijn de statuten vastgesteld door de minister

210.

Handeling: het ontbinden van het Fonds

Periode: 1993

Grondslag: Statuten, art. 6 lid 3

Product: besluit

Waardering: B 4

211.

Handeling: het ontwikkelen en vaststellen van beleid o.a. m.b.t.:

  • het filmproductiebeleid waaronder het coproductiebeleid

  • subsidie- en restitutievoorwaarden

Periode: 1978–1992

Grondslag: Statuten

Product: nota’s, notities

Waardering: B 1

212.

Handeling: het evalueren en verantwoorden van beleid o.a. m.b.t.:

– de resultaten van de door het PNF gesubsidieerde films

Periode: 1957–1993

Grondslag: Statuten

Product: nota’s, notities

Waardering: B 2

213.

Handeling: het vaststellen van de jaarrekening

Periode: 1956–1993

Grondslag: Statuten, art. 4 lid 9

Product: jaarrekening

Waardering: B 1

214.

Handeling: het vaststellen van het beleidsplan

Periode: 1990–1996

Grondslag: Statuten, art. 2

Product: beleidsplan

Waardering: B 1

215.

Handeling: het vaststellen van het jaarverslag

Periode: 1957–1993

Grondslag: Statuten, art. 4

Product: jaarverslag

Waardering: B 3

216.

Handeling: het afsluiten van overeenkomsten ter bevordering van het filmklimaat, o.a.:

  • met de NOS en het Stimuleringsfonds t.b.v. de productie van TV-films en bioscoopfilms

  • met producent en verhuurder (z.d. en z.⁠h.)

Periode: 1985–1990

Grondslag: Statuten, art. 2

Product: overeenkomst

Waardering: B 5

Procedures en regelgeving:

217.

Handeling: het vaststellen en wijzigen van procedures en reglementen, o.a.:

  • Huishoudelijk Reglement

  • Reglement van aftreden bestuursleden (z.h.)

Periode: 1975–1993

Grondslag: Statuten, o.a. art. 5

Product: procedures en reglementen

Waardering: B 1

Taakuitvoering:

177.

Handeling: het beslissen op aanvragen om een financiële bijdrage

Periode: 1956–1993

Grondslag: Statuten, art. 5

Product: beschikking

Waardering: B 5

Actor: Adviescommissie Nederlandse Scenario’s

218.

Handeling: het adviseren van het bestuur over de aanvragen om een financiële bijdrage

Periode: 1990–1991

Grondslag: Huishoudelijk Reglement

Product: advies

Waardering: B 5

10.2.2. Stichting fonds voor de Nederlandse film (FNF)

Actor: FNF-bestuur

Organisatie en beleid:

178.

Handeling: het wijzigen van de statuten

Periode: 1983–1993

Grondslag: Besluit Fonds voor de Nederlandse Film (Stb. 1983, nr.558), art. 3.

Product: statuten

Waardering: B 4

N.B.: bij de oprichting zijn de statuten vastgesteld door de minister.

180.

Handeling: het opheffen van het fonds

Periode: 1993

Grondslag: Besluit Fonds voor de Nederlandse Film (Stb. 1983, 558), art. 3; Statuten, art.12

Product: Besluit

Waardering: B 4

N.B.: het bestuur dient daarna een bestemming te geven aan het liquidatiesaldo

219.

Handeling: het ontwikkelen en vaststellen van beleid o.a. m.b.t.:

– de promotie van Nederlandse films in het buitenland

Periode: 1984–1993

Grondslag: Statuten, art. 2

Product: nota’s, notities

Waardering: B 1

220.

Handeling: het evalueren en verantwoorden van beleid o.a. inzake:

– de werkwijze van het Fonds en de bereikte resultaten aan de, met het verlenen van bijdragen, beoogde doeleinden

Periode: 1984–1993

Grondslag: Statuten, art. 2

Product: nota’s, notities

Waardering: B 2

221.

Handeling: het vaststellen van het jaarlijkse werkplan, de jaarbegroting en jaarrekening

Periode: 1984–1993

Grondslag: Statuten, art. 7 lid 1 en 2

Product: werkplan, begroting en rekening

Waardering: B 1

222.

Handeling: het vaststellen van het jaarverslag (inclusief verantwoording van het gevoerde beleid)

Periode: 1984–1993

Grondslag: Statuten, art.7 lid 3

Product: jaarverslag

Waardering: B 3

Procedures c.q. regelgeving:

223.

Handeling: het vaststellen en wijzigen van reglementen en richtlijnen – o.a.:

  • Huishoudelijk Reglement

  • Richtlijnen voor het aanvragen van een bijdrage

Periode: 1983–1993

Grondslag: Statuten, art. 10; Huishoudelijk Reglement, art. 1 lid 2

Product: reglement en richtlijnen

Waardering: B 5

224.

Handeling: het vaststellen van model-overeenkomsten c.q. -contracten voor o.⁠a.:

  • het maken van producties (inclusief algemene voorwaarden)

  • de vervaardiging van een synopsis, treatment of ontwerp van een film

  • de vervaardiging van een filmscenario, draaiboek of ontwerp (z.d.)

  • het afsluiten van contracten tussen producent en regisseur (z.d.)

Periode: 1988–1993

Grondslag: niet bekend

Product: model-overeenkomsten

Waardering: B 5

Taakuitvoering:

184.

Handeling: het beslissen op aanvragen om een financiële bijdrage

Periode: 1983–1993

Grondslag: Besluit Fonds voor de Nederlandse Film (Stb. 1983, 558), art. 3; Statuten, art. 5 lid 1, 2, 3 en 4; Huishoudelijk Reglement

Product: beschikking

Waardering: B 5

Benoeming, schorsing en ontslag

225.

Handeling: het benoemen en ontslaan van leden van de Adviescommissie

Periode: 1983–1993

Grondslag: Statuten, art. 5 lid 2

Product: besluit

Waardering: V. 70 jaar

226.

Handeling: het benoemen, schorsen en ontslaan van leden van de Fondsraad

Periode: 1983–1993

Grondslag: Statuten, art. 9 lid 2

Product: besluit

Waardering: V. 70 jaar

N.B.: de eerste keer worden de leden benoemd door de Minister van WVC

Actor: Adviescommissie

227.

Handeling: het adviseren van het bestuur m.b.t. de toekenning van bijdragen uit de middelen van het fonds

Periode: 1983–1993

Grondslag: Statuten, art. 5 lid 2

Product: beschikking

Waardering: B 5

Actor: Fondsraad

228.

Handeling: het adviseren van het bestuur over het te voeren beleid

Periode: 1983–1993

Grondslag: Fondsenwet Scheppende Kunsten (Stb. 1981, nr. 355); Statuten, art. 9 lid 1

Product: advies

Waardering: B 1

10.2.3. Stichting Nederlands Fonds voor de Film

Actor: NFF-bestuur

Organisatie en beleid:

229.

Handeling: het aangaan van een fusie tussen de Stichting PNF en de Stichting FNF

Periode: 29-10-1993

Grondslag: Statuten 27 mei 1993

Product: Akte

Waardering: B 4

185.

Handeling: het wijzigen van de statuten

Periode: 1996–

Grondslag: Wet op het Specifiek Cultuurbeleid (Stb.1993, 193), art. 10 lid 1

Product: statuten

Waardering: B 4

N.B.: de minister van OC&W regelt de oprichting d.m.v. het vaststellen van de statuten

187.

Handeling: het ontbinden van het Fonds

Periode: 1993–

Grondslag: Wet op het Specifiek Cultuurbeleid, art. 10 lid 3; Statuten, art. 18

Product: besluit

Waardering: B 4

N.B.:het bestuur dient daarna een bestemming te geven aan het liquidatiesaldo

230.

Handeling: het ontwikkelen en vaststellen van een coproductiebeleid

N.B.: besluit ontbreekt

Periode: 1993–1998

Grondslag: Statuten, art. 2

Product: nota

Waardering: B 1

231.

Handeling: het ontwikkelen en vaststellen van beleid t.b.v. het meer betrekken van allochtonen bij het produceren van films

Periode: 1999–

Grondslag: Statuten, art. 2

Product: nota

Waardering: B 1

232.

Handeling: het ontwikkelen en vaststellen van beleidsregels en beleidsplannen inzake o.a.:

  • marketing en promotie t.b.v. de distributie van films

  • marketing en promotie t.b.v. documentaires

Periode: 1997–

Grondslag: Statuten, art. 2

Product: nota’s

Waardering: B 1

233.

Handeling: het (mede) opdracht geven tot en het voorbereiden en begeleiden van extern (wetenschappelijk) onderzoek t.b.v. de ontwikkeling en vaststelling van het nationale en internationale filmbeleid

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. 2

Product: rapporten

Waardering: B 1

234.

Handeling: het evalueren van het nationale en internationale filmbeleid waaronder het NFF-beleid en de NFF-films

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. 2

Waardering: B 2

235.

Handeling: het vaststellen van het beleidsplan

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. 16 lid 1

Product: beleidsplan

Waardering: B 1

236.

Handeling: het vaststellen van het activiteitenplan

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art.16 lid 1

Product: activiteitenplan

Waardering: B 5

237.

Handeling: het vaststellen van meerjarenbegroting, jaarbegroting en jaarrekening

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. 16 lid 1 en 2

Product: (meerjaren)begroting en rekening

Waardering: B 1

238.

Handeling: het vaststellen van het jaarverslag

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art.16 lid 3

Product: jaarverslag

Waardering: B 3

Procedures c.q. regelgeving:

239.

Handeling: het vaststellen en wijzigen van het Reglement ‘Toekenning Oeuvreprijs’ + de hoogte van de oeuvreprijs

Periode: 1996–

Grondslag: Statuten, art. 2 lid 1a en 1b; Reglement ‘Toekenning Oeuvreprijs’ 1996, art. 3 lid 1

Product: reglement + besluit

Waardering: B 5

240.

Handeling: het vaststellen en wijzigen van het Huishoudelijk Reglement, het Bijdragenreglement met de Uitvoeringsreglementen en (nadere) -regels

Periode: 1993–

Grondslag: Wet op het Specifiek Cultuurbeleid, art. 10 lid 4 en 5; Statuten, art. 14; Huishoudelijk Reglement, art. 1 lid 3, art. 4 lid 1 en 7a, art. 6 lid 7; Bijdragen-Reglement art. 2 lid 3 en art. 6 lid 7

Product :

  • Uitvoeringsreglementen en (nadere) -regels

  • uiterste inleverdata voor aanvragen om een financiële bijdrage

  • ‘spelregels’ met model-aanvraagformulier t.b.v. de toetsing aanvragen om een financiële bijdrage

Waardering: B 5

N.B.:

  • het Bijdragen-reglement bevat de hoofdlijnen van de werkwijze, de procedures en de criteria die het bestuur hanteert bij het beslissen op aanvragen om financiële bijdragen. Ook bevat het de voorschriften die aan een financiële bijdrage verbonden worden.

  • de Uitvoeringsregelingen bevatten de details. Voor elke categorie film (commerciële-, lange speelfilm-, low-budget lange speelfilm-, korte animatiefilm en documentaire film) is er een Uitvoeringsregeling. Dit geldt ook voor onderzoek & ontwikkeling, praktijkstudie en distributie, meerjarige projectontwikkeling en promotie en marketing.

  • zie ook RIO-nr.: 189

241.

Handeling: het vaststellen van nadere regels, o.a. betreffende taak en werkwijze, m.b.t.:

  • het Adviescollege

  • de Adviescommissies

  • de Intendant

Periode: 1993–

Grondslag: Wet op het Specifiek Cultuurbeleid, art. 10 lid 4 en 5; Huishoudelijk Reglement, art. 4 lid 10

Product: besluit

Waardering: B 4

Samenstelling bestuur en adviescollege:

242.

Handeling: het vaststellen van de geledingen die vertegenwoordigd dienen te zijn in het bestuur en het adviescollege

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. 5 lid 1; Huishoudelijk Reglement, art. 4

Product: besluit

Waardering: B 4

Benoeming leden van het adviescollege, de intendant en de directeur:

243.

Handeling: het benoemen en ontslaan van leden van het Adviescollege

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. 11 lid 1; Huishoudelijk Reglement, art. 4 lid 2b, 4 en 5

Product: besluit

Waardering: V. 70 jaar

244.

Handeling: het benoemen en ontslaan van ad hoc adviseurs

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. 11 lid 1; Huishoudelijk Reglement, art. 8 lid b

Product: besluit

Waardering: V. 70 jaar

245.

Handeling: het benoemen en ontslaan van de intendant

Periode: 1999–

Grondslag: Huishoudelijk Reglement, art. 7 lid c

Product: besluit

Waardering: V. 70 jaar

246.

Handeling: het benoemen en ontslaan van de directeur

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. lid 3 en 4

Product: besluit

Waardering: V. 70 jaar

Taakuitvoering:

193.

Handeling: het beslissen op aanvragen om een financiële bijdrage

Periode: 1993–

Grondslag: Wet op het Specifiek Cultuurbeleid, art. 9 lid 1, art. 10 lid 4 en art. 11; Statuten, art. 10; Bijdragen-Reglement, art. 11

Product: beschikking

Waardering: B 5

247.

Handeling: het beslissen op bezwaarschriften ingediend n.a.v. de beschikkingen op de aanvragen om een financiële bijdrage

Periode: 1993–

Grondslag: Bijdragen-reglement, art. 12, lid 3 en 8

Product: beschikking

Waardering: V. 10 jaar

248.

Handeling: het beslissen op beroepschriften, ingediend n.a.v. de beschikkingen op bezwaarschriften, n.a.v. uitspraken van de Raad van State of de rechtbank, gedaan in beroepschriftenprocedures

Periode: 1993–

Grondslag: uitspraak Raad van State of rechtbank

Product: beschikking

Waardering: V. 10 jaar

249.

Handeling: het toekennen van de oeuvre-prijs

Periode: 1996–

Grondslag: Statuten, art. 2 lid 1; Reglement ‘Toekenning Oeuvre-prijs’ 1996, art. 2 lid 2

Product: besluit

Waardering: B 5

250.

Handeling: het aangaan van overeenkomsten met nationale en internationale filmorganisaties

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. 2

Product: overeenkomst

Waardering: B 5

251.

Handeling: het deelnemen in of het vertegenwoordigen van het NFF in besturen van nationale en internationale filmorganisaties

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. 2

Product: besluit

Waardering: B 5

252.

Handeling: het ter stimulering van het filmbeleid verlenen van subsidies c.q. bijdragen, niet gerelateerd aan filmprojecten of film-producenten, aan festivals, organisaties e. a. instellingen

Grondslag: begroting

Product: besluit

Waardering: V. 5 jaar

253.

Handeling: beoordeling filmprojectdossiers t.b.v. het Min.v.EZ i.v.m. afgifte ‘Verklaringen’ door EZ t.b.v. de subsidiëring van filmproducties

Periode: 1998–

Grondslag: Ministeriële Regeling ‘Willekeurige Afschrijving’

Product: advies

Waardering: V. 5 jaar

254.

Handeling: het voorbereiden, vaststellen en uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten voor derden

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. 2

Product: besluit

Waardering: V. 2 jaar

255.

Handeling: het instellen, reglementeren en analyseren van het functioneren van NFF-commissies

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten en Huishoudelijk Reglement

Product: besluit

Waardering: B 4

Actor: Adviescollege

256.

Handeling: het adviseren van het bestuur m.b.t. de hoofdlijnen of specifieke deelgebieden van het beleid, gevraagd en ongevraagd

Periode: 1993–

Grondslag: Statuten, art. 11 lid 1; Huishoudelijk Reglement, art. 4 lid 1; Bijdragen-Reglement, art. 9 en 10

Product: advies

Waardering: B 1

257.

Handeling: het adviseren van het bestuur over de aanvragen om een financiële bijdrage t.b.v. filmprojecten, m.u.v. de commerciële film

Grondslag: Statuten, art. 11 lid 1; Huishoudelijk Reglement, art. 4 lid 1

Product: advies

Waardering: B 5

Actor: Intendant

258.

Handeling: het adviseren van het bestuur m.b.t. de hoofdlijnen of specifieke deelgebieden van het beleid, gevraagd en ongevraagd, in de categorie commerciële film

Periode: 1999–

Grondslag: Huishoudelijk Reglement, art. 4 lid 7a; Nadere regels ‘Taak en werkwijze intendant’ 1999

Product: advies

Waardering: B 1

259.

Handeling: het adviseren van het bestuur over de aanvragen om een financiële bijdrage t.b.v. projecten in de categorie ‘commerciële film’.

Grondslag: Huishoudelijk Reglement, art. 4 lid 7b; Nadere regels ‘Taak en werkwijze intendant’ 1999

Product: advies

Waardering: B 5

Naar boven