Stb. 2011, 619, datum inwerkingtreding 01-01-2012, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2011.
-
a. de middelen die deze ontvangt ten behoeve van het levensonderhoud van een niet in
de bijstand begrepen persoon;
-
b. kinderbijslag ontvangen ten behoeve van zijn in of buiten Nederland woonachtige kinderen;
-
c. de jonggehandicaptenkorting alsmede, voor alleenstaande ouders van wie het jongste
kind jonger dan vijf jaar is, het bedrag waarmee de alleenstaande ouderkorting wordt
vermeerderd, bedoeld in artikel 8.15, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001,
en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, bedoeld 8.14a van de Wet inkomstenbelasting
2001;
-
d. tegemoetkomingen in de zin van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
-
e. eigenwoningbijdrage of een bijzondere bijdrage ontvangen op grond van de Wet bevordering
eigenwoningbezit;
-
f. vergoedingen en tegemoetkomingen, waaronder begrepen de tegemoetkoming ontvangen op
grond van het Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven, voor, alsmede
de vermindering of teruggave van, loonbelasting of inkomstenbelasting en van premies
volksverzekeringen op grond van kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten
behoren, tenzij voor deze kosten bijstand wordt verleend;
-
g. vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f
en onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij voor deze vergoedingen
en verstrekkingen bijstand wordt verleend;
-
h. inkomsten uit arbeid van de tot zijn last komende kinderen, alsmede door hen ontvangen
uitkeringen inzake werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, tenzij het de verlening
van bijzondere bijstand betreft voor bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan
van die kinderen;
-
i. rente ontvangen over op grond van artikel 34, tweede lid, onderdelen b en c, niet
in aanmerking genomen vermogen en spaargelden;
-
j. een een- of tweemalige premie van ten hoogste € 1984,00
[Red: per 1 juli 2011: € 2.267,00]
per kalenderjaar, voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn
arbeidsinschakeling;
-
k. een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste een
bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag;
-
l. bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen en vergoedingen voor materiële
en immateriële schade;
-
m. giften en andere dan de in onderdeel l bedoelde vergoedingen voor materiële en immateriële
schade voorzover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening
verantwoord zijn;
-
n. inkomsten uit arbeid tot 25 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 183,00
[Red: per 1 juli 2011: € 190,00]
per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, waarbij voor een persoon jonger
dan 65 jaar geldt dat die inkomsten gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden
niet tot de middelen worden gerekend en dat dit naar het oordeel van het college moet
bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling;
-
o. de ten behoeve van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, eerste lid,
van de Wet op de loonbelasting 1964 bij een uitvoerder als bedoeld in artikel 19g,
derde lid, van die wet opgebouwde voorziening;
-
p. een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 29a van de Algemene nabestaandenwet;
-
q. een uitkering als bedoeld in artikel 118a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet
of een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2:52 of 3:10 van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten;
-
r.
[Red: vervallen;]
-
s. een vergoeding als bedoeld in artikel 18 van de Wet inburgering voorzover deze niet
een vergoeding is als bedoeld in onderdeel f;
-
t. tegemoetkomingen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten;
-
u. een uitkering als bedoeld in artikel 19a van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
-
v. een tegemoetkoming op grond van artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming
oudere belastingplichtigen.