Besluit naturalisatietoets

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 27-06-2017 en zichtdatum 01-05-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2021

Besluit van 15 april 2002, houdende regels ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Besluit naturalisatietoets)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 31 januari 2002, Directie Wetgeving, nr. 5140649/01/6;

Gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 23 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 8 maart 2002, nr. W03.02.0053/I/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 9 april 2002, Directie Wetgeving, nr. 5157553/02/6;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van minister van het Koninkrijk;

  • b. verzoeker: vreemdeling die op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap verzoekt om verlening van het Nederlanderschap;

  • c. de naturalisatietoets: de toets, genoemd in artikel 2, tweede lid;

  • d. openbaar lichaam: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2

  • 1 Een verzoeker beschikt over voldoende kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, indien hij beschikt over een zodanige mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij, dat hij zelfstandig in de samenleving van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan functioneren.

  • 2 Of hij beschikt over de mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld aan de hand van een door Onze Minister op te stellen naturalisatietoets. Onze Minister stelt de naturalisatietoets voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten vast na overleg met de Minister van Justitie van het betrokken land.

  • 3 De toets van de kennis van de taal omvat een onderzoek naar:

    • a. spreekvaardigheid;

    • b. luistervaardigheid;

    • c. schrijfvaardigheid; en

    • d. leesvaardigheid.

  • 4 Onze Minister wijst de ambtenaren, autoriteiten of instellingen aan die de naturalisatietoets afnemen. Indien de plaatselijke omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan Onze Minister in overeenstemming met de Minister die het aangaat de beoordeling of de verzoeker beschikt over de mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij, bedoeld in het eerste lid, opdragen aan de autoriteit of ambtenaar die het verzoek om verlening van het Nederlanderschap in ontvangst neemt.

Artikel 3

  • 2 Bij een certificaat als bedoeld in het eerste lid, onder d, legt de verzoeker de verklaring over van het Regionaal Opleidingencentrum op grond waarvan het certificaat is afgegeven.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan worden voorzien in gedeeltelijke vrijstelling van de naturalisatietoets op grond van andere diploma’s, certificaten of documenten dan genoemd in het eerste en het tweede lid.

Artikel 4

  • 1 Het verzoek wordt niet afgewezen om de reden dat de naturalisatietoets niet is behaald, indien ten genoegen van Onze Minister is aangetoond dat:

    • a. de verzoeker door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, niet binnen vijf jaar in staat is de naturalisatietoets te behalen; of

    • b. het op grond van door de verzoeker geleverde inspanningen voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is de naturalisatietoets te behalen.

Artikel 5

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde diploma alsmede het certificaat met de aantekening dat de verzoeker beschikt over de vereiste kennis van de Nederlandse taal worden in het kader van een verzoek om naturalisatie in het gehele Koninkrijk erkend.

  • 3 Het certificaat met de aantekening dat de verzoeker beschikt over de vereiste kennis van de Engelse of Papiamentse taal wordt in het kader van zijn verzoek om naturalisatie alleen erkend op de eilanden waar die taal naast het Nederlands gangbaar is.

Artikel 6

Bij ministeriële regeling kunnen, de Ministers van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten gehoord, ter uitvoering van dit besluit nadere regels worden gesteld.

Artikel 7

Dit besluit is van toepassing op verzoeken om verlening van het Nederlanderschap die op of na de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend.

Artikel 8

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan en voor elk van de landen van het Koninkrijk verschillend kan worden vastgesteld. Dit besluit treedt niet eerder in werking dan de bij Rijkswet van 21 december 2000 (Stb. 618) gewijzigde artikelen 8, eerste lid, aanhef en onder d, en 23 van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 april 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de vijfentwintigste april 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals