Regeling Europese afvalstoffenlijst

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2014 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 05-03-2011 t/m 31-05-2015

Regeling Europese afvalstoffenlijst

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op beschikking nr. 2000/532/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 3 mei 2000 tot vervanging van beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PbEG L 226/3), zoals laatstelijk gewijzigd bij beschikking nr. 2001/573/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juli 2001 tot wijziging van Beschikking 2000/532/EG van de Commissie wat de lijst van afvalstoffen betreft (PbEG L 203/18) en op artikel 1.1, eerste, zesde en tiende lid, en 10.15 tot en met 10.17 jo. 21.6 van de Wet milieubeheer, artikel 3, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en artikel 2, tweede lid, van het Bestrijdingsmiddelenbesluit;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    afvalstoffenlijst:

    bijlage bij beschikking nr. 2000/532/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PbEG L 226/3);

    complementaire categorieën:

    indeling van een afvalstof in de afvalstoffenlijst in twee of meer categorieën waarbij aan de hand van de samenstelling of de fysische eigenschappen wordt bepaald of een afvalstof gevaarlijk dan wel niet-gevaarlijk is.

  • 2 De tekst van de afvalstoffenlijst alsmede de tekst van de wijzigingen daarvan worden in de Staatscourant geplaatst.

  • 3 Een wijziging in de bijlage bij de beschikking, genoemd in het eerste lid, gaat voor de toepassing van het eerste lid gelden met ingang van de dag waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 2

Als afvalstoffen in de zin van artikel 1.1, zesde lid, van de Wet milieubeheer, worden aangewezen de stoffen, preparaten of voorwerpen, genoemd in de afvalstoffenlijst.

Artikel 4

  • 1 Een afvalstof die in de afvalstoffenlijst is ingedeeld in complementaire categorieën wordt gerubriceerd onder de met een asterisk aangeduide categorie indien wordt vastgesteld dat de afvalstof een of meer eigenschappen bezit als bedoeld in bijlage III bij de kaderrichtlijn afvalstoffen.

  • 2 Een afvalstof bezit de eigenschappen, bedoeld in de onderdelen H3 tot en met H8, H10 en H11 van de bijlage, bedoeld in het eerste lid, indien deze een of meer van de volgende eigenschappen bezit:

    • a. een vlampunt ≤ 55 °C,

    • b. een of meer als zeer vergiftig ingedeelde stoffen met een totale concentratie ≥ 0,1%,

    • c. een of meer als vergiftig ingedeelde stoffen met een totale concentratie ≥ 3%,

    • d. een of meer als schadelijk ingedeelde stoffen met een totale concentratie ≥ 25%,

    • e. een of meer als R 35 ingedeelde bijtende stoffen met een totale concentratie ≥ 1%,

    • f. een of meer als R 34 ingedeelde bijten de stoffen met een totale concentratie ≥ 5%,

    • g. een of meer als R 41 ingedeelde irriterende stoffen met een totale concentratie ≥ 10%,

    • h. een of meer als R 36, R 37 of R 38 ingedeelde irriterende stoffen met een totale concentratie ≥ 20%,

    • i. een stof waarvan bekend is dat ze kankerverwekkend is (categorie 1 of 2) met een concentratie ≥ 0,1%,

    • j. een stof waarvan bekend is dat ze kankerverwekkend is (categorie 3) met een concentratie ≥ 1%,

    • k. een als R60 of R61 ingedeelde voor de voortplanting vergiftige stof (categorie 1 of 2) met een concentratie ≥ 0,5%,

    • l. een als R62 of R63 ingedeelde voor de voortplanting vergiftige stof (categorie 3) met een concentratie ≥ 5%,

    • m. een als R 46 ingedeelde mutagene stof (categorie 1 of 2) met een concentratie ≥ 0,1%,

    • n. een als R 40 ingedeelde mutagene stof (categorie 3) met een concentratie ≥ 1%.

  • 3 Bij het bepalen van de concentraties, bedoeld in het tweede lid, worden de gevolgen van het verdampen van een gevaarlijke stof of het verdunnen, vermengen of uitlogen van een afvalstof, niet in aanmerking genomen.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing indien een omgevingsvergunning voor een inrichting of een ontheffing als bedoeld in artikel 10.63 van de Wet milieubeheer is verleend die mede betrekking heeft op het verdampen van een gevaarlijke stof of het verdunnen, vermengen of uitlogen van afvalstoffen.

Artikel 5

  • 1 Bij het vaststellen of een afvalstof de in artikel 4 bedoelde eigenschappen bezit, wordt het tweede tot en met het vierde lid in acht genomen.

  • 2 Afvalstoffen worden als volgt bemonsterd:

    • a. afgewerkte olie volgens NEN-EN-ISO 3170: uitgave 1998,

    • b. olie uit elektrische toestellen volgens NEN 10567: uitgave 1993,

    • c. bitumen en teerproducten volgens NEN 3940: uitgave 1982,

    • d. asbest in afval en puingranulaat volgens ontwerp NEN 5897: uitgave 1999,

    • e. de overige afvalstoffen volgens NVN 5860: uitgave 1999.

  • 3 De voorbehandeling van monsters geschiedt als volgt:

    • a. monsters die worden ontsloten voor de bepaling van elementen worden behandeld volgens ontwerp NEN-EN 13657: uitgave 1999,

    • b. monsters ter bepaling van overige organische en anorganische stoffen worden behandeld volgens NVN 5870: uitgave 1998.

  • 4 De analyse van:

    • a. asbest in afval en puingranulaat geschiedt volgens ontwerp NEN 5897: uitgave 1999,

    • b. het totaal PCB-gehalte in afgewerkte olie geschiedt volgens EN 12766-1: uitgave 2000 en wordt berekend volgens EN 12766-2: uitgave 2001,

    • c. het EOX-gehalte in afgewerkte olie geschiedt volgens NEN 7425: uitgave 1999,

    • d. overige stoffen geschiedt volgens ontwerp NEN 5878: uitgave 2001.

  • 5 Met de methoden, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, worden gelijkgesteld de methoden die volgens een wettelijk voorschrift zijn voorgeschreven in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, en die ten minste gelijkwaardig zijn.

Artikel 8

De Regeling aanvulling aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen wordt ingetrokken.

Artikel 9

[Red: Wijzigt de Regeling samenstelling, indeling, verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen.]

Artikel 11

  • 1 Voor de toepassing van het begrip `gevaarlijke afvalstoffen' in voorschriften die zijn verbonden aan een vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan wel in beperkingen of voorwaarden waaronder een zodanige vergunning is verleend, worden tot 1 januari 2003 of, zoveel eerder als de wijziging van de vergunning of de beschikking op de aanvraag in werking is getreden, als gevaarlijke afvalstoffen aangemerkt, de afvalstoffen die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling als zodanig waren aangewezen.

  • 2 Het eerste lid is van toepassing op vergunningen als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling golden en waarvoor het bevoegd gezag voor dat tijdstip in verband met de aanpassing van die vergunning aan de bepalingen van deze regeling:

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Europese afvalstoffenlijst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 27 maart 2002

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.P. Pronk