Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van 20 september 2001, nr. MJZ2001102504, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling
Wetgeving, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat,
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst;
Gelet op de artikelen 24, 32, tweede en vierde lid, en artikel 39, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, artikel 3 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, artikel 2c, derde lid, van de Wet rampen en zware ongevallen en de artikelen 16 en 20 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, artikel 74c van het Wetboek van Strafrecht, artikel 18, derde lid, van de Wet politieregisters, artikel 9, vijfde lid, onder b, van de Wet wapens en munitie,
voor zover het betreft artikel 5.1.3, gelet op de artikelen 8.2, tweede lid, 8.5 en 8.7 van de Wet milieubeheer,
voor zover het betreft de artikelen 1.1.4, 1.2.2, eerste lid, onder b, 1.4.3, 2.1.2, 2.2.1, 2.2.3, 2.2.4 en 5.1.9 tot en met 5.1.14, gelet op de artikelen 8.19, 8.40 en 8.41 van de Wet milieubeheer,
voor zover het betreft de artikelen 1.1.4, 1.2.2, eerste lid, onder b, en tweede lid, onder b, 1.4.3, 2.1.2, 2.2.2, 2.2.3, 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.3, gelet op artikel 8.44 van de Wet milieubeheer,
voor zover het betreft de artikelen 4.1 tot en met 4.4, gelet op de artikelen 5.1 en 5.3 van de Wet milieubeheer, en
voor zover het betreft artikel 5.1.6, gelet op artikel 18.4 van de Wet milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 13 december 2001, nr. W08.01.0495/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 21 januari 2002, nr. MJZ2002005975, Centrale Directie Juridische
Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer
en Waterstaat, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;
Hebben goedgevonden en verstaan: