Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005.]
Geraadpleegd op 15-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2004 en zichtdatum 21-05-2024.
Geldend van 01-01-2004 t/m 13-07-2004

Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 55 tot en met 57, 64, derde en vijfde lid, 65, tweede lid, en 71 van het Besluit personenvervoer 2000;

Besluit:

§ 1. Definities

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit:

het Besluit personenvervoer 2000;

b. vervoeropbrengsten:

de vervoeropbrengsten, bedoeld in artikel 54 van het besluit;

c. bijdrage:

de bijdrage voor exploitatie van openbaar vervoer, bedoeld in artikel 76 van de Wet personenvervoer 2000.

§ 2. Verlening van de bijdrage

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 1 De bijdrage die jaarlijks voor de aanvang van het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft aan een concessieverlener wordt verleend, is voor het desbetreffende jaar opgenomen in bijlage 1. De hoogte van de bijdrage is het resultaat van de berekening, bedoeld in artikel 55 van het besluit, vermeerderd met de bedragen die zijn berekend op grond van de artikelen 6 tot en met 15.

  • 2 Indien een besluit tot aanwijzing van een gemeente als bedoeld in artikel 39 Wet personenvervoer (Stcrt. 1997, 249) wordt ingetrokken, wordt de bijdrage van die gemeente verleend aan de provincie binnen wiens grondgebied die gemeente is gelegen.

  • 3 Voor de exploitatie van openbaar vervoer in de gemeente, stelt de provincie de bijdrage, bedoeld in het tweede lid, ter beschikking van die gemeente. Op de besteding van de bijdrage door de gemeente is artikel 18 van toepassing.

§ 3. Berekening van de bijdrage

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 3 In afwijking van het eerste lid, wordt bij de berekening van de bijdrage voor het jaar 2002 in bijlage 2 uitgegaan van de vastgestelde vervoeropbrengsten op grond van artikel 19 van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 1 De rekenfactor, bedoeld in artikel 55 van het besluit, wordt jaarlijks berekend door de rekenfactor van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de rekenfactor betrekking heeft:

    • a. te verlagen in verband met de taakstellende bezuiniging ter verbetering van de verhouding tussen de vervoeropbrengsten en de bijdrage;

    • b. te verhogen of te verlagen, indien de gemiddelde landelijke tariefstijging lager respectievelijk hoger is dan de ontwikkelingen van de loonkosten en van de prijzen, bedoeld in artikel 64 van het besluit;

    • c. te verlagen indien de beschikbare middelen voor de exploitatie van openbaar vervoer zoals afgeleid uit het hoofdstuk van Verkeer en Waterstaat op de rijksbegroting, ontoereikend zijn.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 1 De kenmerken, bedoeld in artikel 56, onderdeel a, van het besluit worden per concessieverlener uitgedrukt in de componenten:

    • a. dunheid en dichtheid;

    • b. centrumfunctie;

    • c. inwoners;

    • d. oppervlakte land.

  • 2 De berekening van de in artikel 7 tot en met 10 gehanteerde begrippen: aantal inwoners, oppervlakte land, het aantal woningen, de omgevingsadressendichtheid en het regionaal klantenpotentieel per gemeente, vindt plaats op basis van opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek van gegevens zoals beschikbaar op 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

De component dunheid en dichtheid, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, wordt berekend door:

  • a. de correctiefactor dunheid, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de correctiefactor dichtheid, bedoeld in artikel 7, tweede lid, bij elkaar op te tellen en te delen door 2. Het resultaat is de correctiefactor dunheid en dichtheid;

  • b. de correctiefactor dunheid en dichtheid te vermenigvuldigen met de vervoeropbrengsten. Het resultaat wordt per concessieverlener uitgedrukt in een percentage van het totaal;

  • c. het percentage per concessieverlener, bedoeld in onderdeel b, te vermenigvuldigen met de totale vervoeropbrengsten van Nederland;

  • d. van de uitkomst van onderdeel c de vervoeropbrengsten per concessieverlener, af te trekken;

  • e. de uitkomst van onderdeel d te vermenigvuldigen met de rekenfactor, bedoeld in artikel 4, waarbij eerst het getal 1 wordt opgeteld.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 1 De correctiefactor dunheid wordt berekend door:

    • a. het aantal inwoners te delen door de oppervlakte land: dit is de bevolkingsdichtheid land per concessieverlener. Op dezelfde wijze wordt de gemiddelde bevolkingsdichtheid van Nederland berekend;

    • b. voor elk van de overheden de uitkomsten van onderdeel a de tweedemachtswortel te nemen;

    • c. de uitkomsten van onderdeel b voor elke concessieverlener te vermenigvuldigen met de parameter `dunheid b1', ter waarde van 0,02;

    • d. de uitkomsten van onderdeel c van het getal 1 af te trekken;

    • e. bij de uitkomsten van onderdeel d de jaarlijks te berekenen parameter `dunheid b2' op te tellen. Deze parameter is afhankelijk van de waarden van het structuurkenmerk `bevolkingsdichtheid'; de parameter is opgenomen in bijlage 3, onderdeel c;

  • 2 De correctiefactor dichtheid wordt berekend door:

    • a. de gemiddelde omgevingsadressendichtheid per concessieverlener te bepalen door per gemeente de omgevingsadressendichtheid te vermenigvuldigen met het aantal woningen en de som van de uitkomsten te delen door de som van het aantal woningen per gemeente;

    • b. de omgevingsadressendichtheid per concessieverlener op te tellen bij de parameter `dichtheid', ter waarde van 15.000. Op dezelfde wijze wordt de gemiddelde omgevingsadressendichtheid van Nederland berekend;

    • c. de uitkomsten van onderdeel b per concessieverlener te delen door de uitkomst van onderdeel b voor Nederland.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

De component centrumfunctie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, wordt berekend door het regionaal klantenpotentieel als maat voor de centrumfunctie te verlagen met het aantal inwoners. De uitkomst hiervan, het klantensurplus, wordt vermenigvuldigd met een jaarlijks vast te stellen tarief. Het tarief voor het desbetreffende jaar is opgenomen in bijlage 3, onderdeel d.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

De component inwoners, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, wordt berekend door het aantal inwoners te vermenigvuldigen met een jaarlijks vast te stellen tarief. Het tarief voor het desbetreffende jaar is opgenomen in bijlage 3, onderdeel e.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

De component oppervlakte land, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, wordt berekend door de oppervlakte land in hectare te vermenigvuldigen met een jaarlijks vast te stellen tarief. Het tarief voor het desbetreffende jaar is opgenomen in bijlage 3, onderdeel f.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

De tarieven, genoemd in de artikelen 8, 9 en10, worden jaarlijks berekend door het betreffende tarief van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het tarief betrekking heeft:

  • a. te verlagen in verband met de taakstellende bezuiniging ter verbetering van de verhouding tussen de vervoeropbrengsten en de bijdrage;

  • b. te verhogen met de ontwikkelingen van de loonkosten en van de prijzen, bedoeld in artikel 64 van het besluit;

  • c. te verlagen indien de beschikbare middelen voor de exploitatie van openbaar vervoer zoals afgeleid uit het hoofdstuk van Verkeer en Waterstaat op de rijksbegroting, ontoereikend zijn.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 1 Krachtens artikel 56, onderdeel c, van het besluit worden in verband met bestaande trolley- en tramnetten jaarlijks vast te stellen forfaitaire bedragen toegekend aan Knooppunt Arnhem-Nijmegen, Regionaal Orgaan Amsterdam, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam.

  • 2 De bedragen worden jaarlijks berekend door het betreffende bedrag van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop het bedrag betrekking heeft:

    • a. te verlagen in verband met de taakstellende bezuiniging ter verbetering van de verhouding tussen de vervoeropbrengsten en de bijdrage;

    • b. te verhogen met de ontwikkelingen van de loonkosten en van de prijzen, bedoeld in artikel 64 van het besluit;

    • c. te verlagen indien de beschikbare middelen voor de exploitatie van openbaar vervoer zoals afgeleid uit het hoofdstuk van Verkeer en Waterstaat op de rijksbegroting, ontoereikend zijn.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Krachtens artikel 56, onderdeel d, van het besluit worden forfaitaire bedragen in mindering gebracht bij het Regionaal Orgaan Amsterdam, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam. De bedragen voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage 3, onderdeel h.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 1 Krachtens artikel 57, eerste lid, van het besluit worden in verband met de inzet van extra toezichthouders in de metro, tram of sneltram de bijdragen aan het Regionaal Orgaan Amsterdam, Stadsgewest Haaglanden, de Stadsregio Rotterdam en het Bestuur Regio Utrecht verhoogd met jaarlijks vast te stellen forfaitaire bedragen. De bedragen voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage 3, onderdeel i.

  • 2 Krachtens artikel 57, eerste lid, van het besluit worden in verband met de instandhouding van de metro-infrastructuur de bijdragen aan het Regionaal Orgaan Amsterdam en de Stadsregio Rotterdam verhoogd met jaarlijks vast te stellen forfaitaire bedragen. De bedragen voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage 3, onderdeel j.

  • 3 Krachtens artikel 57, eerste lid, van het besluit worden in verband met de overdracht van gemeenten van het Bestuur Regio Utrecht aan de provincie Utrecht de bijdrage aan de provincie Utrecht verhoogd en de bijdrage aan het Bestuur Regio Utrecht verlaagd met jaarlijks vast te stellen forfaitaire bedragen. De bedragen voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage 3, onderdeel k.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De bijdrage wordt vermeerderd met 6% van het deel van de bijdrage dat door de concessieverlener voor het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, is toegekend aan een concessiehouder indien voldaan is aan de in het vierde lid opgenomen vereisten.

  • 2 De bijdrage wordt vermeerderd met 6% van het deel van de bijdrage dat door de concessieverlener in het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, is besteed aan een persoon waarmee de concessieverlener een overeenkomst heeft gesloten voor het verrichten van personenvervoer per auto als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit, indien voldaan is aan de in het vijfde lid opgenomen vereisten.

  • 3 De bijdrage wordt vermeerderd met 6% van het deel van de bijdrage dat door de concessieverlener in het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, is besteed aan een persoon waarmee de concessieverlener een overeenkomst heeft gesloten voor het verrichten van personenvervoer per passagiersschip als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit, indien voldaan is aan de in het vijfde lid opgenomen vereisten.

  • 4 De vereisten, bedoeld in het eerste lid zijn dat:

    • a. de inspecteur van de rijksbelastingdienst, die bevoegd is voor de heffing van de omzetbelasting ten aanzien van de concessiehouder, heeft besloten dat over de op basis van de concessie te ontvangen subsidie, omzetbelasting verschuldigd is; en

    • b. de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet op het BTW-compensatiefonds, heeft besloten dat de concessieverlener voor de omzetbelasting, in onderdeel a, geen recht heeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds.

  • 5 De vereisten, bedoeld in het tweede en derde lid zijn dat:

    • a. de inspecteur van de rijksbelastingdienst, die bevoegd is voor de heffing van de omzetbelasting ten aanzien van de persoon, bedoeld in het tweede lid en derde lid, heeft besloten dat over het op basis van de overeenkomst met de concessieverlener te ontvangen bedrag omzetbelasting is verschuldigd; en

    • b. de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet op het BTW-compensatiefonds, heeft besloten dat de concessieverlener voor de omzetbelasting, bedoeld in onderdeel a, geen recht heeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2004, 130, datum inwerkingtreding 14-07-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.

1 De bijdrage wordt vermeerderd met 6% van het deel van de bijdrage dat door de concessieverlener voor het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, is toegekend aan een concessiehouder indien voldaan is aan de in het vierde lid opgenomen vereisten.

2 De bijdrage wordt vermeerderd met 6% van het deel van de bijdrage dat door de concessieverlener in het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, is besteed aan een persoon waarmee de concessieverlener een overeenkomst heeft gesloten voor het verrichten van personenvervoer per auto als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit, indien voldaan is aan de in het vijfde lid opgenomen vereisten.

3 De bijdrage wordt vermeerderd met 6% van het deel van de bijdrage dat door de concessieverlener in het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, is besteed aan een persoon waarmee de concessieverlener een overeenkomst heeft gesloten voor het verrichten van personenvervoer per passagiersschip als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit, indien voldaan is aan de in het vijfde lid opgenomen vereisten.

4 De vereisten, bedoeld in het eerste lid zijn dat:

  • a. de inspecteur van de rijksbelastingdienst, die bevoegd is voor de heffing van de omzetbelasting ten aanzien van de concessiehouder, heeft besloten dat over de op basis van de concessie te ontvangen subsidie, omzetbelasting verschuldigd is; en

  • b. de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet op het BTW-compensatiefonds, heeft besloten dat de concessieverlener voor de omzetbelasting, in onderdeel a, geen recht heeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds.

5 De vereisten, bedoeld in het tweede en derde lid zijn dat:

  • a. de inspecteur van de rijksbelastingdienst, die bevoegd is voor de heffing van de omzetbelasting ten aanzien van de persoon, bedoeld in het tweede lid en derde lid, heeft besloten dat over het op basis van de overeenkomst met de concessieverlener te ontvangen bedrag omzetbelasting is verschuldigd; en

  • b. de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet op het BTW-compensatiefonds, heeft besloten dat de concessieverlener voor de omzetbelasting, bedoeld in onderdeel a, geen recht heeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds.

6 De toepassing van artikel 2, tiende lid, van de Wet op het BTW-compensatiefonds, blijft ten aanzien van het eerste tot en met vijfde lid buiten aanmerking.

§ 4. Vaststelling van de bijdrage

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

De minister stelt de bijdrage uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft ambtshalve vast. Indien de beschikking tot vaststelling van de bijdrage niet voor 1 juli kan worden gegeven, stelt de minister de concessieverlener daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Bij het gewijzigd vaststellen van de bijdrage, bedoeld in artikel 64 van het besluit, wordt 65% van de bijdrage aangemerkt als loongevoelig, en 35% als prijsgevoelig.

§ 5. Besteding van de bijdrage

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 1 De bijdrage kan uitsluitend worden besteed aan:

    • a. activiteiten van concessiehouders die leiden tot kosten, toe te rekenen aan openbaar vervoer;

    • b. activiteiten verricht door medewerkers van concessieverleners, voor zover deze direct betrekking hebben op het openbaar vervoer;

    • c. maatregelen ten behoeve van projecten sociale veiligheid en toegankelijkheid;

    • d. investeringen in infrastructuur ten behoeve van openbaar vervoer;

    • e. onderhoud en instandhouding van lokale en regionale (rail)infrastructuur voor tram, metro, sneltram en (trolley)bus;

    • f. reservering voor openbaar vervoer, met inbegrip van de wettelijke rente minus 4% over het positieve saldo van de reserve op 1 januari van het jaar waarop de rijksbijdrage betrekking heeft.

  • 2 De bijdrage kan tevens worden besteed aan:

    • a. vormen van vervoer waarvoor op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wet personenvervoer 2000 de artikelen met betrekking tot het verlenen van een bijdrage voor exploitatie van openbaar vervoer van toepassing zijn. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing;

    • b. vormen van vervoer waarvoor op grond van een experiment als bedoeld in artikel 3 van de Wet personenvervoer 2000 een bijdrage voor exploitatie van openbaar vervoer is verstrekt. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De per concessieverlener geoormerkte bijdragen worden uitsluitend aangewend voor de doelen waarvoor zij zijn verleend. Reservering van de geoormerkte bijdrage voor de verbetering van de sociale veiligheid kan plaatsvinden, waarbij de reserve aan het eind van het jaar niet groter mag zijn dan de bijdrage in dat jaar, of indien deze bijdrage lager is dan € 25.000,– niet groter dan het totaal van deze bijdragen in het lopende en het voorafgaande jaar, tenzij de reservering bestemd is voor de aanschaf van duurzame productiemiddelen..

§ 6. Verantwoording van de besteding van de bijdrage

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 2 De in het eerste lid bedoelde gegevens gaan vergezeld van een verklaring als bedoeld in artikel 70 van het besluit, die is opgesteld met inachtneming van het controleprotocol zoals opgenomen in bijlage 5.

  • 3 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden, vergezeld van de verklaring, bedoeld in het tweede lid, vóór 1 oktober van het jaar volgend op het kalenderjaar waar waarop zij betrekking hebben, bij de minister ingediend. Indien de termijn van indiening wordt overschreden, kan de minister besluiten tot het in mindering brengen van een bedrag op de bijdrage aan betrokken concessieverlener voor een van de eerstvolgende jaren.

§ 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 1 De Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de verantwoording van de bijdrage voor de jaren tot en met het jaar 2001, alsmede de rechtsgedingen die daarop betrekking hebben.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, blijven de artikelen 16 tot en met 19 van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer van toepassing op de vaststelling van de vervoeropbrengsten voor de berekening van de bijdrage voor het jaar 2002 met dien verstande dat in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, onder 1§, `'NS Reizigers BV'' wordt vervangen door: de treindiensten.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

In artikel 2, onderdeel a, van de Regeling vervoeropbrengsten rijksbijdrage openbaar vervoer wordt `'berekend op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer'' vervangen door: berekend op grond van artikel 3, tweede lid, van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

De Regeling experiment meerjarenafspraken openbaar vervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

  • A. In artikel 3, eerste lid, wordt `'artikel 7 van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer'' vervangen door: artikel 5 van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001.

  • B. Artikel 7 komt te luiden:

    Artikel 7

    De Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001 is niet van toepassing, met uitzondering van de artikelen 1, 3, 16, 17 en 19.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Bijlage 1. behorende bij de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Rijksbijdrage 2004 per concessieverlener (in duizenden euro’s, op prijspeil 2003)

Bestuur Regio Utrecht

52.196

Stadsgewest Haaglanden

123.485

Knooppunt Arnhem-Nijmegen

45.961

Regionaal Orgaan Amsterdam

270.233

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven

21.939

Stadsregio Rotterdam

163.053

Regio Twente

17.264

Provincie Drenthe

4.863

Provincie Flevoland

20.570

Provincie Fryslân

26.481

Provincie Gelderland

38.785

Provincie Groningen

7.037

Provincie Limburg

38.872

Provincie Noord-Brabant

55.855

Provincie Noord-Holland

41.995

Provincie Overijssel

17.234

Provincie Utrecht

18.882

Provincie Zeeland

15.137

Provincie Zuid-Holland

52.267

Totaal prijspeil 2003

1.032.109

Rijksbijdrage 2004 per concessieverlener (in duizenden euro’s, op prijspeil 2004):

Provincie Drenthe

16.257

Provincie Fryslân

2.027

Provincie Groningen

30.292

Totaal prijspeil 2004

48.576

   

Totaal Generaal

1.080.685

Bijlage 2. behorende bij de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Vervoeropbrengsten 2004 per concessieverlener (in duizenden euro’s, op tariefniveau 2003)
 

Fictieve Opbrengsten

Bedrijfsvervoer

(rzkm’s 2002

Opbrengst-

Derving

SOV (2003)

Overige Opbrengsten

(1-7-2002/

30-6-2003)

Totaal vervoer-

Opbrengsten

(RB 2004)

Bestuur Regio Utrecht

0

5.685

37.425

43.110

Stadsgewest Haaglanden

0

4.622

62.575

67.197

Knooppunt Arnhem-Nijmegen

0

4.195

27.457

31.652

Regionaal Orgaan Amsterdam

7

11.236

142.542

153.785

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven

33

2.253

11.304

13.590

Stadsregio Rotterdam

415

9.457

83.205

93.077

Regio Twente

0

2.935

7.463

10.398

Provincie Flevoland

0

1.448

12.833

14.281

Provincie Fryslân

0

4.150

12.793

16.943

Provincie Gelderland

0

5.498

21.468

26.966

Provincie Limburg

591

4.961

21.734

27.286

Provincie Noord-Brabant

75

6.685

31.988

38.748

Provincie Noord-Holland

818

4.508

26.895

32.221

Provincie Overijssel

13

2.190

8.048

10.251

Provincie Utrecht

0

3.233

5.685

8.918

Provincie Zeeland

196

1.859

8.109

10.164

Provincie Zuid-Holland

191

6.934

35.216

42.341

Totaal tariefniveau 2003

2.339

81.849

556.740

640.928

Vervoeropbrengsten 2004 per concessieverlener (in duizenden euro’s, op tariefniveau 2004)
 

Fictieve Opbrengsten

Bedrijfsvervoer

(rzkm’s 2002

Opbrengst-

Derving

SOV (2003)

Overige Opbrengsten

(1-7-2002/

30-6-2003)

Totaal vervoer-

Opbrengsten

(RB 2004)

Provincie Drenthe

0

2.285

9.781

12.066

Provincie Fryslân

0

532

922

1.454

Provincie Groningen

0

5.586

16.899

22.485

Totaal tariefniveau 2004

0

8.403

27.602

36.005

Bijlage 3. behorende bij de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Factoren, tarieven, parameters etc.

a. artikel 3 – omrekenfactor bedrijfsvervoer (in €)

omrekenfactor 2003

0,0179

tariefstijging 2003

0,0010

omrekenfactor 2004

0,0189

   

b. artikel 4 – rekenfactor

 

rekenfactor 2003

1,3903

kostenontwikkeling 2003 < tariefstijging 2003

0,0262–

reguliere taakstellende bezuiniging 2004

0,0196–

verlaging i.v.m. beschikbare middelen 2004

0,0430–

rekenfactor 2004

1,3015

   

c. artikel 7 – parameter dunheid b2

parameter dunheid b2 2004

0,0438

d, e en f. artikel 8, 9 en 10 – tarieven centrumfunctie, inwoners en oppervlakte land (in €)

 

Centrum-

functie

Inwoners

Oppervlakte

land

tarief 2003

11,6789

2,7928

14,9795

kostenontwikkeling 2003

0,4099

0,0980

0,5258

reguliere taakstellende bezuiniging 2004

– 0,1738

– 0,0416

– 0,2229

verlaging i.v.m. beschikbare middelen 2004

– 0,7217

– 0,1726

– 0,9256

tarief 2004

11,1934

2,6767

14,3567

g. artikel 12 – forfaitaire bedragen tra/trolley (in duizenden euro’s)

 

ROA

SRR

HGL

KAN

bedrag 2003

27.873

19.360

21.697

2.210

kostenontwikkeling 2003

978

680

762

78

reguliere taakstellende bezuiniging 2004

– 415

– 288

– 323

– 33

verlaging i.v.m. beschikbare middelen 2004

– 1.722

– 1.196

– 1.341

– 137

bedrag 2004

26.714

18.555

20.795

2.118

h. artikel 13 – forfaitaire bedragen kostendekkingsgraad (in duizenden euro’s)

 

ROA

SRR

HGL

 

Bedrag 2004

0

0

494

 

i. artikel 14 – forfaitaire bedragen toezichthouders tram/metro (in duizenden euro’s)

 

ROA

SRR

HGL

BRU

Bedrag 2004

14.414

10.958

6.883

343

j. artikel 14 – forfaitaire bedragen instandhouding metro (in duizenden euro’s)

 

ROA

SRR

   

Bedrag 2004

0

1.532

k. artikel 14 – forfaitaire bedragen herindeling Utrecht (in duizenden euro’s)

 

BRU

UTRECHT

   

Bedrag 2004

– 6.809

6.809

Bijlage 4. behorende bij de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

Modellen

Model 4a: Verantwoordingsmodel

Verantwoording inzake de besteding van de ontvangen bijdrage voor de exploitatie van openbaar vervoer in 2004 van [naam concessieverlener].

Bijlage 59472.png

Ondertekening concessieverlener:

Waarmerking accountant:

Model 4b: Specificatie bestedingen verbeteringen toegankelijkheid

Bijlage 59473.png

Model 4c: Specificatie sociale veiligheid (middelen)

Bijlage 59474.png

Model 4d: Specificatie sociale veiligheid (resultaten)

Bijlage 59475.png

Ondertekening concessieverlener:

Waarmerking accountant:

Bijlage 5. Controleprotocol

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

1 Inleiding

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 1.1 Dit controleprotocol heeft betrekking op de controle van de door de concessieverlener af te leggen verantwoording inzake de besteding van de ontvangen bijdrage voor de exploitatie van openbaar vervoer op basis van de Wet personenvervoer 2000.

  • 1.2 De volgende regelgeving is van toepassing:

  • 1.3 De volgende begrippen zijn van toepassing:

    • a. derde-accountant: de accountant van de concessieverlener;

    • b. verantwoording: de door de concessieverlener aan de Minister van Verkeer en Waterstaat in te zenden verantwoording, als bedoeld in artikel 68, onderdeel b, van het besluit;

    • c. jaarrekening: de door de concessieverlener aan de Minister van Verkeer en Waterstaat in te zenden jaarrekening van de concessiehouder, als bedoeld in artikel 68, onderdeel a, van het besluit.

  • 1.4 In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke algemene uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de controle door de accountant van de concessieverlener ten behoeve van de onder 1.1 genoemde bijdrage, alsmede op welke wijze de uitkomsten van deze controle dienen te worden gerapporteerd.

  • 1.5 Het is mogelijk dat door of namens de Departementale Accountantsdienst van Verkeer en Waterstaat een review zal worden uitgevoerd bij de derde-accountant ter toetsing van de naleving van dit controleprotocol. Indien een review wordt uitgevoerd, zal hierover tevens overleg worden gepleegd met de betreffende concessieverlener.

2 Algemene uitgangspunten voor de controle

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 2.1 De controle dient zowel de getrouwe weergave van de financiële verantwoording alsmede de rechtmatige besteding van de ter beschikking gestelde bijdrage te omvatten. Van de derde-accountant wordt derhalve verwacht dat hij niet alleen de getrouwheid van de verantwoording controleert, maar dat hij ook de naleving van de subsidievoorwaarden toetst. Dit betekent dat nagegaan dient te worden of de uitgaven passen binnen het kader van de geldende regelgeving.

3 Specifieke vereisten

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 3.1 Bij de uitvoering van de controle door de derde-accountant van de verantwoording van de concessieverlener dient te worden vastgesteld dat:

    • a. de onder 1.1 genoemde bijdrage geheel is aangewend voor openbaar vervoer zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a tot en met e, van de regeling, dan wel is opgenomen in een daarvoor bestemde reserve zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel f, van de regeling;

    • b. de verplichtingen voor de concessiehouder (zoals vastgelegd in de onder 1.2 genoemde regelgeving) zijn opgenomen in de overeenkomst c.q. afspraken tussen de concessieverlener en concessiehouder;

    • c. in het desbetreffende jaar de concessiehouder beschikt over een vergunning conform het gestelde in artikel 14 en 15 van het besluit;

    • d. de interne en administratieve organisatie van de concessieverlener voldoende waarborgen geeft, dat er redelijkerwijs van uit kan worden gegaan, dat de overige bestedingen geheel zijn aangewend voor de specifieke doelen waarvoor zij zijn bestemd (de geoormerkte bijdrage), danwel zijn aangewend voor openbaar vervoer;

    • e. ten aanzien van de activiteiten bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, van de regeling, waarvan de kosten ten laste van de bijdrage zijn gebracht, dient te worden vastgesteld dat deze zijn gebaseerd op een (sluitende) kostenverdeeladministratie en betrekking hebben op het openbaar vervoer. De derde-accountant beoordeelt tevens de aanvaardbaarheid van de gehanteerde kostenverdeelsleutels.

  • 3.2 De uitgaven voor sociale veiligheid worden op ‘middelenniveau’ gespecificeerd naar de volgende maatregelen:

    • a. menselijk toezicht in of nabij voertuigen, stations of halteplaatsen in zowel bedragen als kwantiteiten1;

    • b. materiële zaken als technische hulpmiddelen (o.a. camera’s en meld- of communicatiesystemen) en aanpassingen van voertuig (o.a. herstel vandalisme) of omgeving (o.a. herinrichting stations);

    • c. overige uitgaven als opleiding en training van rijdend, toezichthoudend en operationeel leidinggevend personeel, voorlichting en communicatie gericht op een breed publiek of specifieke doelgroepen, samenwerkingsverbanden met o.a. politie, justitie, gemeenten en (andere) vervoerbedrijven, coördinatie, advisering, onderzoek en overige ondersteuningskosten.

  • 3.3 Voor de uitgaven voor sociale veiligheid geldt tevens de verplichting tot specificatie van de effecten op ‘resultaatniveau’. Het gaat hierbij om een specificatie voor zowel reizigers als personeel onderverdeeld naar voertuig (per vervoersmiddel: trein, metro, tram bus) en naar station of halte, in de zin van:

    • a. feitelijke incidenten, m.n. lastig vallen, bedreiging, diefstal en mishandeling;

    • b. veiligheidsgevoel (de subjectieve veiligheid), uitgedrukt in een cijfer van 1–10.

    Bovenstaande informatie behoeft niet in het kader van deze verantwoording te worden aangeleverd wanneer al door deelname aan de landelijke monitorsystemen (klantenbarometer, personeelsmonitor en incidentenregistratie) in deze informatiebehoefte wordt voorzien.

    Bij de bestedingen van geoormerkte bijdragen voor bedragen kleiner dan € 20.000 vervalt de verplichting tot nadere specificatie op ‘resultaatniveau’.

  • 3.4 De uitgaven voor verbeteringen van de toegankelijkheid van rijdend materieel en stations of haltes worden op `middelenniveau' gespecificeerd naar de volgende maatregelen:

    • a. de meerkosten van de aanschaf van lage vloermaterieel;

    • b. overige toegankelijkheidsverbeteringen van het rijdend materieel;

    • c. verbeteringen van de toegankelijkheid van stations en haltes.

4. Rapportering

[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]

  • 4.1 Ten aanzien van de onder 3.1 genoemde specifieke aandachtspunten geldt dat alle bij de controle geconstateerde en niet gecorrigeerde fouten en onzekerheden, individueel of in totaal, groter dan 1% van de bijdrage danwel hoger dan € 225.000 worden gerapporteerd. De bevindingen worden als een gewaarmerkte bijlage toegevoegd aan de te hanteren modelverklaring die onder 4.2 is opgenomen.

  • 4.2 Model-accountantsverklaring bij een door een concessieverlener af te leggen verantwoording inzake de besteding van de bijdrage voor de exploitatie van openbaar vervoer.

Opdracht

Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde en door ons gewaarmerkte verantwoording van

< naam concessieverlener > over < jaar > inzake de besteding van de bijdrage voor het verrichten van openbaar vervoer gecontroleerd. Deze verantwoording is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de leiding van <naam concessieverlener>. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verantwoording te verstrekken.

Werkzaamheden

Onze controle is verricht in overeenstemming met algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Verder is ons onderzoek verricht met inachtneming van het controleprotocol genoemd in artikel 19, tweede lid, van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001.

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de verantwoording voldoet aan de ter zake gestelde eisen.

<Plaats en datum>

<Ondertekening>

  1. Voor het Regionaal Orgaan Amsterdam, de Stadsregio Rotterdam, het Stadsgewest Haaglanden en het Bestuur Regio Utrecht geldt als extra eis een nadere specificatie van de uitgaven naar toezichtfunctie (o.a. BOA’s, conducteurs, controleurs) alsmede een tabel met een cijfermatig overzicht van de fysieke aantallen per functiesoort, uitgedrukt in fte’s in het boekjaar en in die van het vorige jaar. ^ [1]
Naar boven