1. De opleiding voor RPL(A)
De opleiding voor RPL(A)SE piston(land) wordt aangeboden door:
-
a. een geregistreerde opleidingsinstelling met instructeurs die in het bezit zijn van
een geldige RFI in hun RPL(A)SE piston(land), of
-
b. een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling voor PPL(A)SE piston(land)
met instructeurs die in het bezit zijn van een geldige FI in hun PPL(A)SE piston(land),
CPL(A)SE piston(land) of ATPL(A)SE piston(land).
De opleiding voor RPL(A)TMG wordt aangeboden door:
-
a. een geregistreerde opleidingsinstelling met instructeurs die in het bezit zijn van
een geldige RFI in hun RPL(A)TMG, of
-
b. een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling voor PPL(A)TMG met instructeurs
met een geldig FI in hun PPL(A)TMG, CPL(A)TMG of ATPL(A)TMG.
De opleiding voor RPL(A)MLA wordt aangeboden door:
een geregistreerde opleiding met instructeurs die in het bezit zijn van een geldige
RFI in hun RPL(A)MLA.
2. De opleiding voor RPL(H)
De opleiding voor RPL(H) voor type bevoegdverklaringen voor eenmotorige helikopters
of voor gyroplanes wordt aangeboden door:
-
a. een geregistreerde opleidingsinstelling met instructeurs die in het bezit zijn van
een geldige RFI(H) in hun RPL(H) of FI in hun PPL(H), CPL(H) of ATPL(H) en de typebevoegdverklaring
waarvoor ze instructie geven, of
-
b. een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling voor PPL(H) met instructeurs
die in het bezit zijn van een geldige FI in hun PPL(H), CPL(H) of ATPL(H) en de typebevoegdverklaring
waarvoor ze instructie geven.
3. De praktijkopleiding voor RPL(A)
De praktijkopleiding voor elke klasse binnen het RPL(A) omvat ten minste 30 uur, waarvan
ten minste:
op een vliegtuig uit een willekeurige klasse uit RPL(A):
-
a. 1 solo overlandvlucht waarbij op twee andere luchtvaartterreinen wordt geland en gestart
dan waarop men vertrekt, of
-
b. een driehoeksvlucht over een afstand van ten minste 100 km en daarnaast een start
en een landing op ten minste drie verschillende terreinen.
Het opleidingsplan voor de praktijkopleiding voor RPL(A) omvat ten minste:
-
a. de vluchtvoorbereiding inclusief de berekening van de massa en het zwaartepunt, de
voor-de-vlucht-inspectie van het vliegtuig en de staat van onderhoud;
-
b. het gebruik van het luchtvaartterrein en het luchtverkeerscircuit, het vermijden van
botsingen (voorzorgen en uitwijkprocedures);
-
c. het besturen van het vliegtuig met behulp van het zicht naar buiten;
-
d. het vliegen met een kritische lage luchtsnelheid, herkenning van en het herstellen
uit een beginnende en volledige overtrek;
-
e. het vliegen met een kritische hoge luchtsnelheid, herkenning van en het herstellen
uit een spiraalduikvlucht of herkenning en het vermijden van een spiraalduikvlucht;
-
f. starts en landingen normaal en bij dwarswind;
-
g. starts waarbij een maximumprestatie van het vliegtuig is vereist (kort veld en over
hindernissen), landingen op een korte baan;
-
h. het maken van overlandvluchten met herkenningspunten op de grond, gegist bestek en,
wanneer dat beschikbaar is, radionavigatiehulpmiddelen;
-
i. noodprocedures, inclusief gesimuleerde situaties waarbij de uitrusting van het vliegtuig
niet of niet meer goed werkt;
-
j. het voorbereiden van vluchten van, naar en via verschillende luchtvaartterreinen,
procedures met luchtverkeersdienstverlening; en radiotelefonieprocedures en terminologie.
4. De opleidingsvliegtuigen voor RPL(A)
-
a. De opleidingsinstelling zorgt voor een adequate vloot van opleidingsvliegtuigen die
geschikt zijn voor de bedoelde opleiding en die zijn uitgerust en onderhouden volgens
de geldende regels.
-
b. Elk vliegtuig is voorzien van een dubbel besturingssysteem dat onafhankelijk kan worden
gebruikt door de instructeur en de leerling. Een overzwenkbare besturing is niet acceptabel.
-
c. De vloot bevat ook ten minste één vliegtuig dat geschikt is om te leren hoe men een
overtrek kan vermijden.
5. De theorieopleiding voor RPL(A)
De opleidingsinstelling zorgt voor theorieonderwijs voor het theorie-examen PPL(A)/RPL(A),
inclusief het theorie-gedeelte voor communicatie.
6. De praktijkopleiding voor RPL(H)
De praktijkopleiding voor elk type eenmotorige helikopter of gyroplane of voor de
klasse MLH binnen het RPL(H) omvat ten minste 30 uur, waarvan ten minste:
-
a. 20 uur dubbelbesturingsonderricht op het gewenste type eenmotorige helikopter of gyroplane
of de klasse MLH (dit kan minder zijn bij leerling-vliegers die in aanmerking komen
voor compensatie als bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen
voor luchtvarenden 2001),
-
b. 5 uur solo op het gewenste type eenmotorige helikopter of gyroplane of de klasse MLH,
en
op het gewenste type eenmotorige helikopter of gyroplane of de klasse MLH:
-
a. 1 solo overlandvlucht waarbij op twee andere luchthavens wordt geland en gestart dan
waarop men vertrekt, of
-
b. een driehoeksvlucht over een afstand van ten minste 100 km en daarnaast een start
en een landing op ten minste drie verschillende terreinen,
bij een gyroplane kunnen (voor zowel het type als voor de klasse MLH) de DBO uren,
gevlogen op een ongemotoriseerde gyroplane tot een maximum van 5 uren in mindering
worden gebracht.
Het opleidingsplan voor de praktijkopleiding voor RPL(H) voor eenmotorige helikopters
omvat ten minste:
-
a. de vluchtvoorbereiding inclusief de berekening van de massa en het zwaartepunt, de
voor-de-vlucht-inspectie van de helikopter en de staat van onderhoud;
-
b. het gebruik van het luchtvaartterrein en het luchtverkeerscircuit, het vermijden van
botsingen (voorzorgen en uitwijkprocedures);
-
c. het besturen van de helikopter met behulp van het zicht naar buiten;
-
d. starts, landingen, stilhangen, uitkijkbochten en normale overgangsvluchten van en
naar stilhangen;
-
e. noodprocedures, elementaire autorotaties, gesimuleerde motorstoring, herstel van grondresonantie
indien relevant voor het type;
-
f. zijwaartse en achterwaartse vlucht, bochten op de plek;
-
g. autorotaties op een landingspunt, gesimuleerde landingen met motor uit, oefenen van
noodlandingen. Gesimuleerde storingen van uitrusting en noodtoestandprocedures met
betrekking tot storing van motoren, besturing, elektrische en hydraulische circuits;
steile bochten;
-
h. overgangsvluchten, snelle stops, manoeuvres uit de wind, landingen en starts op hellend
terrein;
-
i. vluchten met beperkt vermogen en beperkte ruimte inclusief het kiezen van en het opereren
naar en van onvoorbereide plaatsen;
-
j. overlandvlucht met visuele referentie, gegist bestek en waar beschikbaar, radionavigatiehulpmiddelen;
-
k. het voorbereiden van vluchten van, naar en via verschillende luchtvaartterreinen,
procedures met luchtverkeersdienstverlening.
Het opleidingsplan voor de praktijkopleiding voor RPL(H) voor gyroplanes omvat ten
minste:
-
a. de vluchtvoorbereiding inclusief de berekening van de massa en het zwaartepunt, de
voor-de-vlucht-inspectie van de gyroplane en de staat van onderhoud;
-
b. wielblokprocedure, motor- en rotorstartprocedure evt. met de hand, taxiën met of zonder
rotorrotatie, taxiën met rugwind, tegenwind en dwarswind;
-
c. het gebruik van het luchtvaartterrein en het luchtverkeerscircuit, het vermijden van
botsingen (voorzorgen en uitwijkprocedures);
-
d. het besturen van de gyroplane met behulp van het zicht naar buiten;
-
e. rotormanagement bij de gyroplane met draaiende motor, waaronder herstelprocedure bij
flapping;
-
f. start zonder wind, met tegenwind, dwarswind en short-field start gevolgd door motorstoring
in grondeffect tijdens de start;
-
g. gecoördineerde horizontale bochten, klimmende en dalende bochten en steile bochten,
het klimmen met vol vermogen, maximum snelheid en het vliegen met minimaal vermogen;
vliegen met lage snelheid aan de backside van de powercurve;
-
h. normale landing met een flare, landing met een steile nadering, landing met doorstart,
noodlanding (motor uit), doellanding, landing met vermogen en landing met minimaal
vermogen (idle);
-
i. het stoppen van de rotor, het stoppen van de motor en het veilig parkeren van de gyroplane;
uitsluitend bij gebruikmaking van niet-gemotoriseerde gyroplanes:
-
j. het herstellen van pilot induced occilation (glider);
-
k. het herstellen van een pendel beweging (glider).
7. De opleidingshelikopters of gyroplanes voor RPL(H)
De opleidingsinstelling zorgt voor een adequate vloot van opleidingshelikopters of
gyroplanes die geschikt zijn voor de bedoelde opleiding en die zijn uitgerust en onderhouden
volgens de geldende regels.
Elke helikopter inclusief gyroplane is voorzien van een dubbel besturingssysteem dat
onafhankelijk kan worden gebruikt door de instructeur en de leerling. Een overzwenkbare
besturing is niet acceptabel.
8. De theorieopleiding voor RPL(H)
De opleidingsinstelling zorgt voor theorieonderwijs voor het theorie-examen PPL(H),
inclusief het theorie-gedeelte voor communicatie.
Hoofdstuk 1. Goedkeuring voor het verzorgen van de Basisopleiding voor cabinebemanningsleden
De minister kan een opleidingsinstelling goedkeuring verlenen voor het verzorgen van
de basisopleiding voor cabinebemanningsleden overeenkomstig CC.TRA.215 van verordening
(EU) nr. 1178/2011, indien de aanvraag daartoe is ingediend met een aanvraagformulier
van het model als hierachter opgenomen en is voldaan aan de volgende eisen:
-
1. De opleidingsinstelling voor het verzorgen van de basisopleiding voor cabinebemanningsleden
stelt een handboek op, waarin ten minste de volgende onderdelen beschreven zijn:
-
a.
organisatie en management:
-
1°. een beschrijving van de organisatie;
-
2°. de taken en verantwoordelijkheden van de verantwoordelijk manager, waaronder ten minste:
-
– bewaken dat de activiteiten van de opleidingsinstelling in overeenstemming zijn met
de van toepassing zijnde wet- en regelgeving;
-
– zorgdragen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om aan de eisen voor het verzorgen
van de basisopleiding voor cabinebemanningsleden te voldoen;
-
– het opstellen van een jaarlijkse evaluatie.
-
3°. de taken en verantwoordelijkheden van het hoofd Training, waaronder ten minste:
-
– zorgdragen dat de opleiding voldoet aan de eisen gesteld in bijlage V, deel CC, van
verordening (EU) nr. 1178/2011;
-
– het toezicht op de voortgang van de studenten.
-
4°. een procedure waarin beschreven wordt hoe om te gaan met geconstateerde onvolkomenheden,
met ten minste een beschrijving van:
-
– het achterhalen van de oorzaak van de onvolkomenheid;
-
– hoe corrigerende maatregelen te nemen binnen een vastgesteld termijn;
-
– de procedure voor het wijzigen van het handboek;
-
5°. De rol van de verantwoordelijk manager en hoofd training kunnen door één persoon worden
vervuld. Het hoofd training dient gedegen ervaring te hebben in het verzorgen van
opleidingen voor cabinebemanningsleden.
-
b.
archivering:
De opleidingsinstelling archiveert de volgende gegevens en bescheiden en bewaart deze
gedurende een periode van minimaal 5 jaar:
-
1°. het handboek;
-
2°. opleidingsplannen, handleidingen, presentaties en overig instructiemateriaal;
-
3°. de voortgang- en kwalificatietesten van zowel de praktijk- en theorie-instructie;
-
4°. persoonsgegevens en kwalificaties van leerlingen en instructeurs voor zover relevant
voor de opleiding.
-
c.
instructeurs:
-
1°. een beschrijving van de (her-) kwalificatieëisen aan de instructeur;
-
2° een overzicht van de instructeurs met vermelding van de opleidingsonderdelen die
door de betreffende instructeur verzorgd mogen worden.
-
d.
procedures en instructies:
Tenminste de volgende onderwerpen zijn als procedure of instructie beschreven:
-
1°. toelatingseisen waaraan de studenten moeten voldoen;
-
2°. het opstellen en bijhouden van opleidingsplannen, inclusief een amenderingsprocedure;
-
3°. het opstellen en bijhouden van handleidingen, presentaties en overig instructiemateriaal
en -middelen;
-
4°. het verzorgen van de opleidingsonderdelen;
-
5°. het volgen en adviseren van de studenten.
-
e.
opleidingsplan:
Het opleidingsplan bevat alle theorie- en praktijkelementen die vermeld staan in Appendix
1 bij Annex V, deel CC, van verordening (EU) nr.1178/2011. Per element wordt tenminste
vastgelegd:
-
1°. het te behalen resultaat na voltooiing van het betreffende element;
-
2°. de tijdsduur van de instructie;
-
3°. de te gebruiken instructiematerialen;
-
4°. de instructiemethode en de methode van toetsing.
-
f.
rapportage:
De opleidingsinstelling zal een procedure beschrijven voor het registreren van:
-
1°. de aanwezigheid van de studenten;
-
2°. het volgen van de resultaten van de student;
-
3°. de voortgangstesten voor theorie- en praktijktoetsen.
De te gebruiken formulieren maken onderdeel uit van het handboek.
-
g.
faciliteiten en middelen:
Een beschrijving van de te gebruiken faciliteiten, representatieve toestellen en overige
middelen, waar van toepassing.
-
h.
training door derden:
Ingeval de opleidingsinstelling onderdelen van de training uitbesteedt aan derden
wordt zeker gesteld dat het uitbestede gedeelte wordt verzorgd overeenkomstig de eisen
en standaarden gesteld door de opleidingsinstelling.
-
i.
overig:
In het handboek wordt ook een verklarende lijst van de gebruikte terminologie en afkortingen
opgenomen.
-
2. De trainingsorganisatie zal jaarlijks een interne evaluatie uitvoeren ten aanzien
van:
-
a. de taken en verantwoordelijkheden van het personeel en de organisatie;
-
b. de beoordeling van de effectiviteit van corrigerende maatregelen op onvolkomenheden;
-
c. de effectiviteit van de training en trainingsprogramma’s;
-
d. de overeenstemming van de opleidingsinstelling en de opleiding met de daarvoor geldende
regelgeving;
-
e. de prestaties van de instructeurs in overeenstemming met de vastgestelde standaard;
-
f. het aantal gegeven cursussen en de aantallen leerlingen;
-
g. de andere zaken die volgens de opleidingsinstelling van belang zijn.
De interne evaluatie dient beschikbaar te zijn voor de bevoegde autoriteit.
-
3. De bevoegde autoriteit is gerechtigd toegang te krijgen tot alle onderdelen van de
organisatie inclusief de toegang tot alle onderdelen van derden, indien van toepassing,
teneinde vast te kunnen stellen of wordt voldaan aan de eisen die deze regeling stelt.
Hoofdstuk 2. Bevoegdheid tot het afgeven van attesten voor Cabinebemanningsleden
Een goedgekeurde opleidingsinstelling voor het verzorgen van de basisopleiding voor
cabinebemanningsleden kan worden aangewezen om namens de minister attesten voor cabinebemanningsleden
af te geven in overeenstemming met artikel CC.CCA.100 (b), onderdeel 2, van bijlage
V van verordening (EU) nr. 1178/2011, indien de opleidingsinstelling de volgende onderdelen
aan het handboek bedoeld in hoofdstuk 1 heeft toegevoegd:
-
a.
procedures voor:
-
1°. Het vaststellen dat de kandidaat voor het verkrijgen van een attest aan alle eisen
van de basisopleiding voor cabinebemanningsleden heeft voldaan;
-
2°. Het opstellen, bijhouden en verzorgen van examens overeenkomstig CC.TRA.220(c) van
bijlage V van verordening (EU) nr. 1178/2011. De procedure beschrijft zowel de examennorm
als de normen om in aanmerking te komen voor een herexamen.
-
b.
eisen aan examinatoren:
Deze zijn gekwalificeerd voor de taak, en hebben geen persoonlijk belang bij de examenuitslag.
-
c.
archivering
De opleidingsinstelling archiveert:
-
1°. alle documentatie en informatie gerelateerd aan het verkrijgen van een attest in overeenstemming
met hoofdstuk 1, onderdelen a en e;
-
2°. alle uitgereikte attesten.
De opleidingsinstelling houdt de gearchiveerde documentatie en informatie ter beschikking
voor de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 11b, tweede lid, van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.
Hoofdstuk 3. Attest voor Cabinebemanningsleden
Het attest voldoet aan het model in appendix II van bijlage VI, deel ARA, van verordening
(EU) nr. 1178/2011.
De bevoegde autoriteit informeert de opleidingsinstelling over de op het attest vermelde
onderdelen 2, 3, 8 en 9.
De opleidingsinstelling neemt in het handboek bedoeld in hoofdstuk 1 een voorbeeldattest
op met voor de opleidingsinstelling relevante informatie.