Besluit van 26 juni 2001, houdende regelen betreffende de rechtspositie van de leden
van de centrale directies en de colleges van bestuur van de hogescholen (Besluit rechtspositie
leden van centrale directies en van colleges van bestuur van hogescholen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 16
december 1999, nr. WJZ/1999/38729 (4758), directie Wetgeving en Juridische Zaken,
gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op de artikelen 4.5, tweede lid, en 10.10, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
De Raad van State gehoord (advies van 17 januari 2000, No. W05.99.0625 III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
van 20 juni 2001, nr. WJZ/2001/21952 (4758), directie Wetgeving en Juridische Zaken,
uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan: