Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a. bevoegd gezag: de korpschef;
-
b. ontslag: een ontslag als bedoeld in artikel 88a van het Besluit algemene rechtspositie politie;
-
c. betrokkene: de gewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 88a, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, aan wie ontslag is verleend;
-
d. Stichting Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;
-
e. pensioenreglement: het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP;
-
f. ABP arbeidsongeschiktheidspensioen: een arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld
in hoofdstuk 11 van het pensioenreglement;
-
g. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 of artikel 5 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
-
h. bezoldiging: de bezoldiging, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bezoldiging politie;
-
i. eindejaarsuitkering: de eindejaarsuitkering, bedoeld in artikel 25b van het Besluit bezoldiging politie;
-
j. uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 88a, vijfde lid, Besluit algemene rechtspositie politie;
-
k. vakantie-uitkering: de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 23 van het Besluit bezoldiging politie;
-
l. WIA-uitkering: een uitkering op grond van artikel 47 of artikel 54 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
-
m. AOW-gerechtigde leeftijd: de leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene ouderdomswet
waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2020, 33191, datum inwerkingtreding 30-06-2020, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma worden
twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
n. pensioengevend inkomen: het voor de betrokkene op grond van hoofdstuk 7.1.1 van het
pensioenreglement vastgestelde pensioengevend inkomen;
-
o. pensioenovereenkomst: de overeenkomst, bedoeld in artikel 4 van de Wet privatisering
ABP.
Stcrt. 2020, 33191, datum inwerkingtreding 30-06-2020, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2018.
-
o. pensioenovereenkomst: de overeenkomst, bedoeld in artikel 4 van de Wet privatisering
ABP;
-
p. gerechtvaardigde aanspraak: de aanspraak, bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van het
Besluit bovenwettelijke werkloosheidsuitkering politie.
-
1 In deze regeling wordt verstaan onder berekeningsgrondslag: de bezoldiging berekend
over een kalendermaand, waarop betrokkene op de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak
had of bij uitoefening van zijn functie zou hebben gehad, vermeerderd met de vakantie-uitkering
en de eindejaarsuitkering.
-
3 Indien de toelagen die deel uitmaken van de berekeningsgrondslag in hoogte variëren,
wordt tot de berekeningsgrondslag gerekend de som van die toelagen over het jaar dat
onmiddellijk voorafgaat aan de in het eerste lid genoemde datum, indien van toepassing
vermeerderd met de vakantie-uitkering over die toelagen, gedeeld door twaalf.
De hoogte van de uitkering is gedurende de eerste zestig maanden 80% van de berekeningsgrondslag
en vervolgens 70% van de berekeningsgrondslag.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
2 De uitkering bedraagt een twaalfde deel van de in het eerste lid bedoelde overschrijding,
vermenigvuldigd met het voor dat kalenderjaar geldende percentage in de premie voor
ouderdoms- en nabestaandenpensioen, vastgesteld op grond van hoofdstuk 7.5 van het
pensioenreglement, voor zover het betreft het werkgeversdeel.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2020, 33191, datum inwerkingtreding 30-06-2020, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.
Het artikel is nieuw toegevoegd.
-
2 Vermindering van de uitkering vindt plaats voor zover het totale bedrag van de inkomsten,
bedoeld in artikel 5, eerste lid, en de onverminderde uitkering, bedoeld in artikel 3, tezamen de berekeningsgrondslag waarnaar de uitkering wordt berekend te boven gaat.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2020, 33191, datum inwerkingtreding 30-06-2020, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
Het artikel is nieuw toegevoegd.
-
1 De inkomsten, die de betrokkene geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid
of bedrijf, aangevangen met ingang van of na de dag van het ontslag, ter zake waarvan
de uitkering is toegekend, worden in mindering gebracht op het bedrag van de uitkering,
tenzij de betrokkene aannemelijk maakt dat die inkomsten, dan wel een gedeelte daarvan
geen verband houden met verhoogde werkzaamheid en geen verband houden met het ontslag.
-
1 De betrokkene is verplicht vanaf het moment waarop het ontslag is ingegaan, opgave
te doen van de inkomsten, bedoeld in artikel 5, eerste lid.
-
2 Indien de inkomsten niet vooraf kunnen worden vastgesteld, doet de betrokkene maandelijks,
voorafgaand aan de salarisbetaling, opgave van de inkomsten die hij sinds de vorige
opgave heeft genoten.
-
5 De betrokkene stemt er, door het aanvaarden van de uitkering, mee in dat allen die
daarvoor naar het oordeel van het bevoegde gezag in aanmerking komen, omtrent zijn
omstandigheden alle inlichtingen geven welke voor de uitvoering van deze regeling
noodzakelijk zijn.
-
1 Indien de betrokkene ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte binnen
vier weken na het ontslag, is hij verplicht daarvan terstond mededeling te doen aan
het bevoegd gezag. De betrokkene is eveneens verplicht zijn herstel terstond te melden
indien de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte is ontstaan voorafgaand
aan zijn ontslag dan wel binnen vier weken na zijn ontslag.
Indien de betrokkene ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, en
de ziekte is ontstaan voorafgaand aan zijn ontslag dan wel binnen vier weken na zijn
ontslag, kan hij door het bevoegd gezag worden verplicht zich geneeskundig te laten
onderzoeken.
Ten aanzien van de betrokkene die na zijn ontslag uit hoofde van ziekte of arbeidsongeschiktheid
nog aanspraken in verband met de betrekking waaruit hij is ontslagen, heeft of krijgt,
wordt de uitkering dan wel de toelage, bedoeld in artikel 12, tot het einde van de periode waarover die aanspraken bestaan, verminderd met het
bedrag daarvan.
Indien de betrokkene de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of de
vermindering van de uitkering niet, niet volledig of onjuist verstrekt, kan worden
bepaald, dat de uitkering, zolang zulks het geval is, niet of slechts gedeeltelijk
wordt uitbetaald.
-
1 Voor zover de aan betrokkene toegekende WIA-uitkering, eventueel vermeerderd met een
ABP arbeidsongeschiktheidspensioen, lager is dan de uitkering waarop hij aanspraak
zou hebben gehad, indien geen sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid, wordt hem
het verschil bij wijze van toelage uitgekeerd.
-
2 De betrokkene die na afloop van de periode van 104 weken, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geen WIA-uitkering aanvraagt, wordt voor de toepassing van dit besluit behandeld
alsof hem een WIA-uitkering is toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid
van 80% of meer.
-
3 Indien de WIA-uitkering van de betrokkene die ter zake van dezelfde dienstverhouding
aanspraak heeft op een uitkering en een WIA-uitkering, als gevolg van een handelen
of nalaten een vermindering ondergaat, of het recht daarop geheel of gedeeltelijk
wordt geweigerd, wordt bedoelde WIA-uitkering voor de toepassing van dit besluit geacht
onverminderd te zijn genoten.
De uitkering wordt in maandelijkse termijnen betaald.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
1 In afwijking van artikel 11 heeft de betrokkene, die op enig tijdstip in de periode van 1 januari 2013 tot de
datum van inwerkingtreding van dit artikel recht heeft op een uitkering op grond van
deze regeling, recht op een compensatie als bedoeld in het tweede lid.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2020, 33191, datum inwerkingtreding 30-06-2020, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2018.
1 In afwijking van artikel 11, eerste lid, onderdeel c, heeft de betrokkene die op enig tijdstip in de periode van 1 januari 2013 tot 26 juli
2016 recht had op een uitkering op grond van deze regeling en de leeftijd van 65 jaar
bereikt voor 1 april 2017, vanaf die leeftijd recht op de compensatie, bedoeld in
het tweede lid.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
1 In afwijking van artikel 11, eerste lid, onderdeel c, heeft de betrokkene die op enig tijdstip in de periode van 1 januari 2013 tot 26 juli
2016 recht had op een uitkering op grond van deze regeling en de leeftijd van 65 jaar
bereikt op of na 1 april 2017 vanaf die leeftijd recht op een tegemoetkoming die bestaat
uit:
-
a. een uitkering die netto een bedrag oplevert dat gelijk is aan het ouderdomspensioen,
verhoogd met de vakantiebijslag, dat de betrokkene op grond van de Algemene ouderdomswet had ontvangen, indien die wet al op hem van toepassing was geweest;
-
b. een financiële compensatie voor de verlaging van het ouderdomspensioen, bedoeld in
hoofdstuk 5 van het pensioenreglement wegens het eerder ingaan van dit pensioen dan
de op dat moment geldende pensioenrekenleeftijd, bedoeld in bijlage 2 bij het pensioenreglement,
waarbij voor de vaststelling van de omvang van de verlaging wordt uitgegaan van een
ingang van het ouderdomspensioen bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar door
de betrokkene;
-
c. een aanvullend bedrag voor zover de op grond van de onderdelen a en b vastgestelde
aanspraken tezamen minder bedragen dan 90 procent van de gerechtvaardigde aanspraak.
-
2 De tegemoetkoming wordt met ingang van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar maandelijks
uitgekeerd en eindigt met ingang van de dag waarop de betrokkene de AOW-gerechtigde
leeftijd heeft bereikt, waarbij geldt dat het op grond van het eerste lid, onderdeel
b, berekende totaal in die periode wordt uitgekeerd. Indien de betrokkene overlijdt
voordat hij de AOW-gerechtige leeftijd bereikt, eindigt de tegemoetkoming met ingang
van de dag volgend op de dag van overlijden.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2020, 33191, datum inwerkingtreding 30-06-2020, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2018.
Het artikel is nieuw toegevoegd.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling ontslaguitkering vliegers Landelijke
eenheid.