Artikel 1
Als energie-investeringen als bedoeld in artikel 3.42, tweede lid, van de wet worden aangemerkt:
A. Investeringen ten behoeve van energiebesparing in of bij bedrijfsgebouwen
Technische voorzieningen ten behoeve van energiebesparing in of bij bedrijfsgebouwen,
door:
-
1. De verbetering van de energie-efficiëntie door:
-
1.1.A. Toepassing van automatische meet- en regelapparatuur.
-
1.1.B.
-
1. Besparingssysteem voor het verminderen van het energiegebruik van klimaatinstallaties
in of bij bestaande bedrijfsgebouwen door het toepassen van een (individueel) instelbare
ruimteregelaar voor het schakelen, afhankelijk van automatische aan- of afwezigheidsdetectie,
en bestaande uit: individuele ruimteregelaar met (bewegings)sensor, (eventueel) regelunit,
(eventueel) individuele ruimte regelklep.
-
2. Hierbij geldt dat het maximumbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking
komt € 1.000 per ruimteregelaar bedraagt.
-
1.2.A. Toepassing van efficiëntere apparatuur.
-
1.2.B.
-
1.2.C.
-
1.2.D. Warmtepompboiler waarbij de warmte nuttig wordt aangewend voor de verwarming van tapwater
in bedrijfsgebouwen, en bestaande uit:
-
a. elektrisch gedreven warmtepompboiler met een COP ≥ 3,0 gemeten conform NEN-EN 16147:2023,
opslagvat, (eventueel) bodemwarmtewisselaar of grondwaterbron; of
-
b. elektrisch gedreven warmtepompboiler met een halogeenvrij koudemiddel met een COP
≥ 2,8, opslagvat, (eventueel) bodemwarmtewisselaar of grondwaterbron.
-
1.2.E. HR-pomp voor klimaatinstallaties in bedrijfsgebouwen, en bestaande uit:
-
a. stand-alone natloper-circulatiepomp tot 2.500 Watt, met een geïntegreerde toerenregeling,
met een EEI < 0,23 gemeten conform de methode zoals weergegeven in bijlage II van
de Verordening (EG) Nr 641/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp
voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen;
of
-
b. stand-alone inline droogloper circulatiepomp voorzien van een 2-, 4- of 6-polige elektromotor
met een nominaal vermogen kleiner dan 75kW die voldoet aan de IE4 efficiency-klasse
gemeten conform NEN-EN-IEC 60034-30-1:2014.
-
1.2.F. Brandstofcel voor het rechtstreeks omzetten van een brandstof in elektrische energie,
en bestaande uit: brandstofcel, (eventueel) brandstofreformer.
-
1.2.G.
-
1.2.H.
-
1. Energiezuinige ventilator voor mechanische ventilatie of luchtcirculatiesystemen in
bewaarloodsen, en bestaande uit:
een direct aangedreven axiaal ventilator, waarvan de efficiëntiegraad (N) conform
efficiëntiecategorie A, C (statisch) ten minste 57 is of conform efficiëntiecategorie
B,D (totaal) ten minste 75 is, (eventueel) frequentieomvormer, (eventueel) sensoren,
(eventueel) regeleenheid. De efficiëntiegraad (N) dient bepaald te worden volgens
Verordening (EU) nr. 327/2011.
-
2. Hierbij geldt dat de elektrische aansluiting van de ventilator niet in aanmerking
komt.
-
1.2.I.
-
1. Droog- en verwarmingssysteem voor ventilatielucht in bewaarloodsen voor het drogen
van akkerbouwproducten, in bewaarloodsen, en bestaande uit: warmtepomp werkend met
een halogeenvrij koudemiddel, direct werkende verdamper (eventueel) met CO2 of NH3 als koudedrager in de ingaande luchtstroom, (eventueel) warmtewisselaar in de uitgaande
luchtstroom, (eventueel) ventilator, (eventueel) regeling.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• een droog- en verwarmingsinstallatie waarbij in het samenstel van voorzieningen een
halogeen houdend koudemiddel of een andere koudedrager dan CO2 of NH3 wordt toegepast, niet in aanmerking komt voor Energie-investeringsaftrek. Onder samenstel
van voorzieningen wordt verstaan alle aanwezige middelen die onderling met elkaar
verbonden zijn voor het drogen en/of verwarmen van producten.
-
1.3.A. Additionele efficiency-verhogende voorzieningen.
-
2. Vermindering van de warmte- of koellast door:
-
2.1.A. HR-glas voor beglazing in buitengevel-, of dakconstructies voor:
bedrijfsgebouwen, en bestaande uit: meervoudig glas dat gemeten is conform NEN-EN
673:2022 voor warmtereflecterend isolerend glas met een vacuüm of gasgevulde spouw,
met een warmtedoorlatingscoëfficiënt U van maximaal 0,7 W/m2K, (eventueel) kozijn, (eventueel) kierdichting. Het maximumbedrag dat voor energie-investeringsaftrek
in aanmerking komt, is € 400 /m2 glas.
-
2.1.B. Isolatie voor bestaande constructies:
-
2.1.C. Faseovergangsmaterialen voor het verminderen van het energieverbruik voor het koelen
of verwarmen van bedrijfsgebouwen, en bestaande uit: faseovergangsmaterialen met een
gedefinieerd overgangstraject en een capaciteit in het overgangstraject van minimaal
100 kJ/kg. Het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking
komt bedraagt € 10/kg faseovergangsmateriaal.
-
2.2.A. Beperking van ventilatie- of tochtverliezen.
-
3. Warmtehergebruik door:
-
3.1.A. Warmteterugwinning.
-
3.1.B.
-
3.1.C.
-
3.1.D. Koude- of warmteterugwinningssysteem uit ventilatielucht voor het koelen of verwarmen
van veestallen door het benutten van koude of warmte in de afzuiglucht, en bestaande
uit: luchtbehandelingskast met warmtewisselaar met een rendement van minimaal 78%
gemeten conform NEN-EN 13053:2019.
-
3.1.E.
-
1. Luchtbehandelingskast voor het ontvochtigen, ventileren en verwarmen van zwembaden,
en bestaande uit: luchtbehandelingskast, voorzien van een warmtepomp, warmteterugwinningsysteem
met een rendement van minimaal 73%, automatische regeling, (eventueel) warmtewisselaar
voor het verwarmen van zwembadwater (badwatercondensor).
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• de ketel en het luchtkanaalsysteem (kanalen, roosters, appendages, regelkleppen, brandkleppen
en toebehoren) niet in aanmerking komen;
-
• het rendement van het warmteterugwinningssysteem bepaald dient te zijn conform NEN-EN
13053:2019; en
-
• het maximumbedrag voor niet geïntegreerde meet- en regeltechniek ten behoeve van de
luchtbehandelingskast dat in aanmerking komt voor Energie-investeringsaftrek € 5.000
per koude- of warmteterugwinningssysteem bedraagt.
-
3.2.A.
-
1. Systeem voor benutting van afvalwarmte voor het lokaal verwarmen van gebouwen, en
bestaande uit: afvalwarmtetransportleiding, warmtewisselaar bij de afvalwarmtebron,
(eventueel) warmtewisselaar tussen afvalwarmtetransportleiding en afgiftenet.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• afgiftenetten niet voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komen;
-
• het systeem voor benutting van afvalwarmte voor tenminste 70% van de energie-inhoud
gebruik dient te maken van afvalwarmte of voor tenminste 70% van de energie-inhoud
gebruik te maken van afvalwarmte gecombineerd met duurzame warmte;
-
• onder een afgiftenet wordt verstaan: leidingnet en installatieonderdelen ten behoeve
van warmte- of koudeafgifte binnen het gebouw van de eindverbruiker;
-
• onder afvalwarmte wordt verstaan: warmte die in de bestaande situatie niet nuttig
wordt aangewend; en
-
• onder duurzame warmte wordt hier verstaan: warmte afkomstig van investeringen als
bedoeld in onderdeel D.
-
4. Efficiënte verlichting door:
-
4.1.A. Toepassing van automatische meet- en regelapparatuur.
-
4.2.A. Toepassing van efficiëntere apparatuur.
-
4.2.B. LED-belichtingssysteem voor podium- of theaterbelichting, en bestaande uit: Spot-
en/of floodlightarmaturen, DMX river. De Power Factor van het belichtingssysteem moet
ten minste 0,90 bedragen.
-
4.3.A. Additionele efficiency-verhogende voorzieningen.
-
5.
B. Investeringen ten behoeve van energiebesparing bij processen
Technische voorzieningen ten behoeve van energiebesparing bij processen door:
-
1. De verbetering van de energie-efficiëntie door:
-
1.1.A. Toepassing van automatische meet- en regelapparatuur.
-
1.1.B. Intelligent lokaal warmtedistributiesysteem waarmee vraag en aanbod van diverse gebruikers
en producenten op elkaar kunnen worden afgestemd, en bestaande uit: meet- en regelsysteem
in combinatie met software voor de real-time koppeling tussen producenten en gebruikers
binnen het energienetwerk.
-
1.1.C.
-
2. Hierbij geldt dat een klimaatcomputer en eventuele netwerkonderdelen niet voor Energie-investeringsaftrek
in aanmerking komen.
-
1.2.A. Toepassing van efficiëntere apparatuur.
-
1.2.B. Hoogrendementmotor:
-
a. ontworpen voor rechtstreeks aansluiten op het elektriciteitsnet, bestaande uit: 2-,
4- of 6-polige elektromotor met een nominaal vermogen groter dan 200kW of 8-polige
elektromotor, die voldoet aan de IE4 efficiency-klasse conform NEN-EN-IEC 60034-30-1:2014;
of
-
b. Ex eb elektromotor, ontworpen voor rechtstreeks aansluiten op het elektriciteitsnet,
en
bestaande uit: Ex eb elektromotor, die voldoet aan de IE3 efficiency-klasse gemeten
conform NEN-EN-IEC 60034-30-1:2014; of
-
c. ontworpen voor variabel toerental en niet rechtstreeks aansluiten op het elektriciteitsnet,
bestaande uit: elektromotor, die voldoet aan de IE5 efficiency klasse conform NVN-CLC-IEC/TS
60034-30-2:2021, elektronische toerenregeling, (eventueel) geïntegreerde reductor
(niet zijnde wormwielreductor).
-
1.2.C.
-
1.2.D.
-
1. Mobiele compressed natural gas (CNG) hogedrukreiniger voor het reinigen van oppervlakken
met warm water onder hoge druk met een rendement van ten minste 93% op onderwaarde,
en bestaande uit: mobiele CNG hogedrukreiniger, (eventueel) accu.
-
1.2.E.
-
1. Decentraal koelsysteem (hydroloop) met een totaal koelvermogen van maximaal 50 kW
voor het koelen van producten in meubels en/of cellen tot maximaal + 16°C, en bestaande
uit: stekkerklare koelmeubels en/of gekoelde cellen, die onderling zijn verbonden
met een glycolnet en drycooler en waarbij:
-
– de aangesloten meubels en/of condensoreenheden:
-
a. werken met een halogeenvrij koudemiddel;
-
b. zijn voorzien van ten minste één frequentiegeregelde of elektronisch toerengeregelde
compressor; en
-
c. beschikken over een elektronische expansieregeling;
-
– de drycooler is ontworpen:
-
a. op maximaal 14 K temperatuurverschil tussen condensatietemperatuur en omgevingstemperatuur;
-
b. op maximaal 4 K temperatuurverschil tussen waterintrede- en wateruittredetemperatuur;
en
-
c. met een specifiek opgenomen vermogen van de drycooler van maximaal 21 W per kW drycoolervermogen;
-
– het systeem een weersafhankelijke regeling van de condensatiedruk tot +13°C buitenluchttemperatuur
bevat.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• het specifiek opgenomen vermogen van de drycooler de som van het totaal opgenomen
vermogen van de ventilatoren en pompen, gedeeld door het drycoolervermogen bij een
temperatuurverschil van maximaal 14 K tussen condensatietemperatuur en omgevingstemperatuur,
is;
-
• de omgevingstemperatuur een drogeboltemperatuur van +30°C met een relatieve vochtigheid
van 50% is;
-
• het maximale temperatuurverschil van 14 K tussen condensatie- en omgevingstemperatuur
geldt voor een buitenluchttemperatuur van +13°C en hoger;
-
• een koel- en/of vriesinstallatie waarbij in het samenstel van voorzieningen een halogeenhoudend
koudemiddel wordt toegepast, niet in aanmerking komt voor energie-investeringsaftrek.
Onder samenstel van voorzieningen wordt verstaan alle aanwezige middelen die onderling
met elkaar verbonden zijn voor het koelen en/of vriezen van ruimten of processen;
-
• het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt,
€ 3.000 per geïnstalleerde kW van het koel- en vriesvermogen van het decentraal koelsysteem
bedraagt; en
-
• het totale koelvermogen de som van alle afzonderlijke koelvermogens van de aangesloten
meubels en/of condensoreenheden binnen dezelfde inrichting is. Dit koelvermogen is
bepaald bij een condensatietemperatuur van +44°C, en een verdampingstemperatuur van
-10°C (voor koeltoepassingen) of een verdampingstemperatuur van -35°C (voor vriestoepassingen).
-
1.2.F.
-
1.
-
a. Energiezuinige subkritische koel- en/of vriesinstallatie met een koelvermogen < 100
kW voor het koelen en/of vriezen van ruimten of processen tot maximaal + 16°C, en
bestaande uit:
-
– ten minste één frequentiegeregelde of elektronisch toerengeregelde compressor;
-
– een luchtgekoelde, watergekoelde of verdampingscondensor, ontworpen op maximaal 10
K temperatuurverschil tussen condensatietemperatuur en omgevingstemperatuur, met een
specifiek opgenomen vermogen van de condensor van maximaal 21 W per kW condensorvermogen;
-
– een weersafhankelijke regeling van de condensatiedruk tot + 13°C buitenluchttemperatuur;
-
– een elektronische expansieregeling (bij een direct expansiesysteem);
-
– verdamper;
-
– (eventueel) warmteterugwinningssysteem;
-
– (eventueel) het koudenet met CO2 of NH3 als koudedrager; en
-
– (eventueel) adiabatische voorkoelblokken (pads) bij een luchtgekoelde condensor; of
-
b. Energiezuinige subkritische koel- en/of vriesinstallatie met een koelvermogen ≥ 100
kW voor het koelen en/of vriezen van ruimten of processen tot maximaal + 16°C, en
bestaande uit:
-
– ten minste één frequentiegeregelde of elektronisch toerengeregelde compressor;
-
– een luchtgekoelde, watergekoelde of verdampingscondensor, ontworpen op maximaal 8
K temperatuurverschil tussen condensatietemperatuur en omgevingstemperatuur, met een
specifiek opgenomen vermogen van de condensor van maximaal 21 W per kW condensorvermogen;
-
– een weersafhankelijke regeling van de condensatiedruk tot + 13°C buitenluchttemperatuur;
-
– een elektronische expansieregeling (bij een direct expansiesysteem);
-
– verdamper;
-
– bij cascadesystemen een warmtewisselaar ontworpen op maximaal 3 K temperatuurverschil
tussen verdampingstemperatuur en condensatietemperatuur van de twee koudemiddelen;
-
– bij systemen met een koudedrager een warmtewisselaar ontworpen op maximaal 3 K temperatuurverschil
tussen verdampingstemperatuur en de uitgaande temperatuur van de koudedrager;
-
– warmteterugwinningssysteem waarbij de warmte wordt gebruikt buiten de grenzen van
de koel- en/of vriesinstallatie;
-
– (eventueel) het koudenet met CO2 of NH3 als koudedrager; en
-
– (eventueel) adiabatische voorkoelblokken (pads) bij een luchtgekoelde condensor.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• koel- en/of vriestunnels en koel- en/of vriescellen niet voor energie-investeringsaftrek
in aanmerking komen;
-
• het specifiek opgenomen vermogen van de condensor de som is van het totaal opgenomen
vermogen van de ventilatoren en/of pompen, gedeeld door het condensorvermogen bij
het voorgeschreven temperatuurverschil tussen condensatietemperatuur en omgevingstemperatuur;
-
• een koel- en/of vriesinstallatie op basis van een halogeenvrij koudemiddel voor energie-investeringsaftrek
in aanmerking komt;
-
• een koel- en/of vriesinstallatie waarbij in het samenstel van voorzieningen een halogeenhoudend
koudemiddel wordt toegepast, niet in aanmerking komt voor energie-investeringsaftrek.
Onder samenstel van voorzieningen wordt verstaan alle aanwezige middelen die onderling
met elkaar verbonden zijn voor het koelen en/of vriezen van ruimten of processen;
-
• de omgevingstemperatuur bij de luchtgekoelde condensor een drogeboltemperatuur van
+ 30°C met een relatieve vochtigheid van 50% is, bij de verdampingscondensor dat een
natteboltemperatuur van + 22°C is. Indien niet met de buitenlucht wordt gekoeld is
de omgevingstemperatuur de (oppervlakte)-wateraanvoertemperatuur;
-
• het maximale voorgeschreven temperatuurverschil tussen condensatie- en omgevingstemperatuur
geldt voor een buitenluchttemperatuur van + 13°C en hoger; en
-
• het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt,
€ 2.000 per geïnstalleerde kW van het koel- of vriesvermogen van de compressoren bij
de in deze omschrijving genoemde condities, bedraagt.
-
1.2.G. Energiezuinige professionele koel- of vrieskast met een maximale netto inhoud van
1.500 liter voor:
-
a. het koelen van producten waarbij de producttemperatuur continu wordt gehandhaafd tussen
-1 °C en +5 °C, en bestaande uit: koelkast of gekoelde werkbank, werkend op een halogeenvrij
koudemiddel, voorzien van geforceerde ventilatie in de kast en een afzonderlijk geplaatste,
niet in de wanden ingebouwde verdamper, met een Energy Efficiency Index (EEI) kleiner
dan 25, in klimaatklasse 4 (30 °C, 55% RV) of in klimaatklasse 5 (40 °C, 40% RV),
gemeten conform Verordening (EU) 2015/1095; of
-
b. het vriezen van producten waarbij de producttemperatuur continu wordt gehandhaafd
beneden -15 °C, en bestaande uit: vrieskast, werkend op een halogeenvrij koudemiddel,
voorzien van geforceerde ventilatie in de kast en een afzonderlijk geplaatste, niet
in de wanden ingebouwde verdamper met een Energy Efficiency Index (EEI) kleiner dan
50, in klimaatklasse 4(30 °C, 55% RV) of in klimaatklasse 5 (40 °C, 40% RV), gemeten
conform Verordening (EU) 2015/1095.
-
1.2.H.
-
1.2.I. Brandstofcel voor het rechtstreeks omzetten van een brandstof in elektrische energie,
en bestaande uit: brandstofcel, (eventueel) brandstofreformer.
-
1.2.J.
-
1. Toerengeregelde vacuümpomp voor de vacuüm voorziening van een melkwinningsinstallatie,
en bestaande uit: vacuümpomp met toerenregeling.
-
2. Hierbij geldt dat vacuümvoorziening van een automatisch melksysteem (melkrobot) niet
voor Energie investeringsaftrek in aanmerking komt.
-
1.2.K.
-
1. Hoogfrequent hoogrendementslader voor het laden van lood-zuur tractiebatterijen, en
bestaande uit: hoogfrequent hoogrendement laadunit die de tractiebatterijen laadt
met een efficiency totaalscore groter dan 24 gemeten conform het meetprotocol KEMA
74100151-CES/NET 12-3187.
-
2. Hierbij geldt dat de tractiebatterijen niet voor energie-investeringsaftrek in aanmerking
komen.
-
1.2.L. Energie-efficiënte melkkoeling voor het koelen van melk en terugwinnen van warmte
uit melk waarbij de onttrokken warmte wordt benut, en bestaande uit warmtewisselaar
die is gemonteerd in de leiding tussen de melkmachine en de melkkoeltank (melkvoorkoeler),
warmtewisselaar tussen de compressor en condensor van de koelmachine, (eventueel)
frequentieregelaar op de melkpomp, (eventueel) buffervat voor het opgewarmde water,
(eventueel) elektrische boiler die gevoed wordt met het voorverwarmde water.
-
1.2.M.
-
1.
-
a. Transkritische koel- en/of vriesinstallatie met een koelvermogen < 100 kW, anders
dan voor toepassing in supermarkten, voor het koelen en/of vriezen van ruimten of
processen tot maximaal + 16°C met CO2 als koudemiddel, en bestaande uit:
-
• ten minste één frequentiegeregelde of elektronisch toerengeregelde compressor;
-
• een lucht- of watergekoelde gaskoeler, ontworpen op maximaal 2 K temperatuurverschil
tussen gaskoeleruittredetemperatuur en omgevingstemperatuur bij een persdruk van 84
bar(a), met een specifiek opgenomen vermogen van de gaskoeler van maximaal 14 W per
kW gaskoelervermogen;
-
• een weersafhankelijke regeling van de condensatiedruk tot +13°C buitenluchttemperatuur;
-
• een elektronische expansieregeling;
-
• verdamper;
-
• (eventueel) warmteterugwinningssysteem; en
-
• (eventueel) adiabatische voorkoelblokken (pads) bij een luchtgekoelde gaskoeler; of
-
b. Transkritische koel- en/of vriesinstallatie met een koelvermogen ≥ 100 kW, anders
dan voor toepassing in supermarkten, voor het koelen en/of vriezen van ruimten of
processen tot maximaal + 16°C met CO2 als koudemiddel, en bestaande uit:
-
• ten minste één frequentiegeregelde of elektronisch toerengeregelde compressor;
-
• toepassing van parallelcompressie of gas/vloeistof-ejecteur(s);
-
• een lucht- of watergekoelde gaskoeler, ontworpen op maximaal 2 K temperatuurverschil
tussen gaskoeleruittredetemperatuur en omgevingstemperatuur bij een persdruk van 84
bar(a), met een specifiek opgenomen vermogen van de gaskoeler van maximaal 14 W per
kW gaskoelervermogen;
-
• een weersafhankelijke regeling van de condensatiedruk tot +13°C buitenluchttemperatuur;
-
• een elektronische expansieregeling;
-
• verdamper;
-
• warmteterugwinningssysteem waarbij de warmte wordt gebruikt buiten de grenzen van
de koel- en/of vriesinstallatie; en
-
• (eventueel) adiabatische voorkoelblokken (pads) bij een luchtgekoelde gaskoeler.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• koel- en of vriestunnels en koel- en/of vriescellen niet voor energie-investeringsaftrek
in aanmerking komen;
-
• de omgevingstemperatuur bij de luchtgekoelde gaskoeler een drogeboltemperatuur van
+32°C is, en bij de watergekoelde gaskoeler de wateraanvoertemperatuur is;
-
• het specifiek opgenomen vermogen van de gaskoeler de som van het totaal opgenomen
vermogen van de ventilatoren en/of pompen, gedeeld door het gaskoelervermogen bij
een temperatuurverschil van 2 K tussen gaskoeleruittredetemperatuur en omgevingstemperatuur,
is;
-
• het maximum investeringsbedrag, dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking
komt, € 2.000 per geïnstalleerde kW van het koelvermogen van de koelcompressoren bij
de in deze omschrijving genoemde condities bedraagt. Indien parallelcompressie wordt
toegepast, kan ook het koelvermogen van deze parallelcompressoren worden meegerekend
om het koelvermogen van de koelcompressoren te berekenen; en
-
• installatiedelen, die het koudemiddel CO2 niet bevatten, niet voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komen.
-
1.2.N.
-
1. Energiezuinige rackkoeling voor het koelen van in racks opgestelde ICT-apparatuur,
en bestaande uit: rackkoeling door middel van een geïntegreerd direct expansiesysteem
(DX systeem). Het maximumbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking
komt, bedraagt € 15.000 per bouwkundige ruimte.
-
2. Hierbij geldt dat toepassingen in datacenters niet voor energie-investeringsaftrek
in aanmerking komen.
-
1.2.O. Energiezuinige krattendroger voor het drogen van gewassen kunststof kratten voor voedingsmiddelen,
en bestaande uit: krattendroogmachine waarin het vocht wordt verwijderd middels centrifugaal
kracht. Het restvochtgehalte dient na droging minder dan 5 gram per krat te zijn.
-
1.2.P. Energiezuinige drankenkoeler voor het inkoelen en verkopen van verpakte dranken in
de temperatuurklasse K4 (+9°C / -1°C) met een Energy Efficiency Index (EEI) kleiner
dan 50, gemeten conform Verordening (EU) 2019/2018 en (EU) 2019/2024, in de klimaatklasse CC1 (+25°C, 60% RV) of CC2 (+32°C, 65% RV),
en bestaande uit: een drankenkoeler, zoals beschreven in artikel 2 van Verordening (EU) 2019/2024, en werkend op een halogeenvrij koudemiddel.
-
1.2.Q.
-
1. Watertoevoersysteem voor het beregenen van gewassen op landbouwgrond, en bestaande
uit: elektrisch aangedreven pomp, frequentieregelaar, drukopnemer, (eventueel) transformator
voor het verhogen van de netspanning, (eventueel) watertransportleidingen tussen de
bron, pomp en de landbouwgrond.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• overige watertransportleidingen en het waterafgiftesysteem niet in aanmerking komen;
en
-
• systemen waarbij een pomp is opgenomen die met fossiele energie wordt aangedreven
niet voor Energie-Investeringsaftrek in aanmerking komen.
-
1.2.R.
-
1. Installatie voor het winnen van CO2 uit de buitenlucht voor het bemesten van gewassen in tuinbouwkassen, en bestaande
uit: installatie voor de adsorptie van CO2 uit buitenlucht (direct air capture), (eventueel) CO2-compressor, (eventueel) CO2-ventilator, (eventueel) CO2 transportleidingen binnen het glastuinbouwbedrijf, (eventueel) koppeling met warmtebron
voor desorptie, (eventueel) CO2 buffer.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
1.3.A. Additionele efficiency-verhogende voorzieningen.
-
2. Vermindering van de warmte- of koellast door:
-
2.1.A. Thermische isolering.
-
2.1.B.
-
1. Energieschermen voor:
het verminderen van het warmteverlies in tuinbouwkassen, door het aanbrengen van horizontaal
beweegbare energieschermen aan de binnenzijde van de lichtdoorlatende gebouwschil,
en bestaande uit: schermdoek dat voor tenminste 90% dicht is, waarbij de maasopeningen
van het weefsel, breisel of vlechtsel kleiner zijn dan 2 mm2 en waarbij de lichtdoorlatendheid voor diffuus opvallend licht groter is dan 10%,
mechanisch bedieningsmechanisme, (eventueel) kierafdichtingsvoorzieningen (eventueel)
scherm(kier)regeling, (eventueel) meetbox boven het energiescherm, (eventueel) nokcompartimentering.
Voor energie-investeringsaftrek komt in aanmerking het derde energiescherm van de
boven elkaar gelegen, horizontaal, door een luchtspouw gescheiden, beweegbare schermen;
-
2. Hierbij geldt dat de betreffende kas(afdeling) ten minste voorzien moet zijn van drie
horizontale energieschermdoeken waarbij het schermdoek voor ten minste 90% dicht is,
waarbij de maasopeningen van het weefsel, breisel of vlechtsel kleiner zijn dan 2
mm2 en waarbij van minimaal twee horizontale energieschermdoeken de lichtdoorlatendheid
voor diffuus opvallend licht groter is dan 10%. De schermen liggen onder elkaar en
kunnen tegelijk dichtgetrokken zijn.
-
2.1.C. Isolatie van gevels van bestaande tuinbouwkassen, en bestaande uit: isolatiemateriaal
waarbij de som van de warmteweerstand van de lagen R = Σ(Rm) = Σ(d/λ) toeneemt met
ten minste 2,00 m2K/W ten opzichte van de oude situatie. Het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek
in aanmerking komt bedraagt € 30 per m2 te isoleren oppervlak.
-
2.1.D. Faseovergangsmateriaal voor het verminderen van het energiegebruik voor het koelen
of verwarmen van ruimten of processen, en bestaande uit: faseovergangsmateriaal met
een gedefinieerd overgangstraject en een capaciteit in het overgangstraject van minimaal
100 kJ/kg. Het maximale investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in
aanmerking komt bedraagt € 10 per kg faseovergangsmateriaal.
-
3. Warmtehergebruik door:
-
3.1.A. Warmteterugwinning.
-
3.1.B. Systeem voor het koelen en verwarmen van (semi-)gesloten kassen door het afwisselend
onttrekken en toevoeren van warmte, waarbij de overtollige warmte tijdelijk wordt
opgeslagen om op momenten van warmtebehoefte weer ingezet te worden, en bestaande
uit: warmtewisselaar(s) met geïntegreerde ventilator, pomp, (eventueel) dagbuffer,
(eventueel) verdeler, (eventueel) warmtepomp als bedoeld in onderdeel B, onder 1.2.C,
(eventueel) warmte- of koudeopslag in de bodem als bedoeld in onderdeel D, onder 4.1.B.
-
3.1.C. Energiezuinige (vaat)spoel- of (vaat)wasmachine voor spoelen of wassen, en bestaande
uit: (vaat)spoel- of (vaat)wasmachine met geïntegreerde warmteterugwinning. Het maximum
investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt bedraagt
€ 5.000 per wastank.
-
4. Efficiënte verlichting door:
-
4.1.A. Toepassing van automatische meet- en regelapparatuur.
-
4.2.A. Toepassing van efficiëntere apparatuur.
-
4.2.B.
-
1. Belichtingssysteem voor het vervangen van een bestaand belichtingssysteem voor het
belichten van tuinbouwgewassen in tuinbouwkassen of daglichtdichte ruimten, en bestaande
uit: dimbaar belichtingsarmatuur inclusief lichtbron met een specifieke lichtstroom
van ten minste 2,75 micromol fotonen per seconde per Watt, dat dient ter vervanging
van een belichtingsarmatuur in dezelfde tuinbouwkas.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• de specifieke lichtstroom gemeten dient te zijn bij het maximale vermogen van het
armatuur conform LM-79-19 of gelijkwaardige protocollen;
-
• hier onder de specifieke lichtstroom wordt verstaan: de verhouding tussen de lichtstroom
van het belichtingssysteem (in micromol fotonen per seconde) en het daartoe opgenomen
elektrische vermogen (in Watt); en
-
• metingen op grond van LM-79-19 of gelijkwaardige protocollen verricht dienen te worden
door geaccrediteerde instellingen, waarbij elektrische- en fotometrische metingen
specifiek in de accreditatie-scope van de betreffende instelling dient te zijn opgenomen.
-
4.3.A. Additionele efficiency-verhogende voorzieningen.
C. Investeringen in of aan transportmiddelen ten behoeve van energiebesparing
Technische voorzieningen ten behoeve van energiebesparing in of aan transportmiddelen.
Onder transportmiddelen wordt verstaan: voertuigen voor het vervoer over de weg, voertuigen
voor intern transport, vaartuigen en railgebonden voertuigen. Deze voorzieningen moeten
er toe leiden dat het transportmiddel zelf energie-efficiënter wordt. Technische voorzieningen
die het transportmiddel zelf niet energie-efficiënter maken, maar indirect energie
besparen zijn uitgesloten voor energie-investeringsaftrek.
De energiebesparing moet gebaseerd zijn op dezelfde rij- of vaarroute, waarbij wordt
uitgegaan van dezelfde goederen en van een maximale belading.
Op een transportmiddel geplaatste bedrijfsmiddelen, die worden ingezet voor productiewerkzaamheden,
moeten voldoen aan de vereisten genoemd in artikel 1, onderdeel B, voor investeringen
ten behoeve van processen.
-
1. Verbetering van de energie-efficiëntie door:
-
1.1.A. Toepassing van automatische meet- en regelapparatuur.
-
1.2.A. Toepassing van efficiëntere apparatuur.
-
1.2.B. Energiezuinige scheepsmotor voor:
-
a. de hoofdvoortstuwing van een bestaand vaartuig voor de binnenvaart, met een nominaal
motorvermogen van tenminste 250 kW, en bestaande uit: scheepsdieselmotor, waarvan
het brandstofverbruik minder bedraagt dan 195 g/kWh, gemeten conform norm NEN-ISO
3046-1:2002, waarbij gerekend wordt met de in deze norm omschreven maximaal toegestane
tolerantie van 5%. Het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek
in aanmerking komt is € 125/kW nominaal vermogen;
-
b. de voortstuwing van een bestaand vaartuig voor de binnenvaart, met een nominaal motorvermogen
van tenminste 250 kW, waarbij meerdere scheepsdieselmotoren op één schroefas zijn
gekoppeld en waarbij afhankelijk van het gevraagde vermogen één of meer scheepsdieselmotoren
uitgeschakeld kunnen worden, en bestaande uit: scheepsdieselmotoren waarvan het brandstofverbruik
per scheepsdieselmotor minder bedraagt dan 195 g/kWh, gemeten conform norm NEN-ISO
3046-1:2002, waarbij gerekend wordt met de in deze norm omschreven maximaal toegestane
tolerantie van 5%, koppeling waarbij de kracht van meerdere scheepsdieselmotoren op
één schroefas wordt overgebracht. Het maximum investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek
in aanmerking komt is € 175/kW nominaal vermogen; of
-
c. de voortstuwing van een vaartuig, waarbij de motoren in dieselelektrische opstelling
als aandrijving worden gebruikt, en bestaande uit: scheepsdieselmotoren waarvan het
brandstofverbruik per scheepsdieselmotor minder bedraagt dan 195 g/kWh, gemeten conform
NEN-ISO 3046-1:2002, waarbij gerekend wordt met de in deze norm maximaal toegestane
tolerantie van 5%, elektromotor op de hoofdas.
-
1.2.C. Lichtgewicht composieten kipperbak voor het vervoer van bulkgoederen over de weg,
en bestaande uit: composieten kipperbak, (eventueel) schaarcilinder, (eventueel) kipframe.
-
1.2.D. Lange en zware vrachtwagen voor transport van goederen over de weg, en bestaande uit:
-
1.2.E. Brandstofcel in een transportmiddel voor het opwekken van elektriciteit, en bestaande
uit: brandstofcel, (eventueel) brandstofreformer.
-
1.2.F.
-
1. Hoogfrequent hoogrendementslader voor het laden van lood-zuur tractiebatterijen, en
bestaande uit: hoogfrequent hoogrendement laadunit die de tractiebatterijen laadt
met een efficiency totaalscore groter dan 24 gemeten conform het meetprotocol KEMA
74100151-CES/NET 12-3187.
-
2. Hierbij geldt dat de tractiebatterijen niet voor energie-investeringsaftrek in aanmerking
komen.
-
1.2.G. Elektrische transportkoeling voor het koelen en/of vriezen van producten die worden
vervoerd in een geïsoleerd transportvoertuig, en bestaande uit: elektrische koelinstallatie,
accu, energie-as.
-
1.3.A. Additionele efficiency-verhogende voorzieningen.
-
1.3.B. Hydrodynamische ankerkluizen en ankers voor het verlagen van de vaarweerstand van
een vaartuig voor de binnenvaart, en bestaande uit: anker, ankerkluis. Het maximumbedrag
dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt, bedraagt € 20.000 per combinatie
van ankerkluis en anker. Het betreft een anker dat in ingetrokken toestand het kluisgat
volledig afdicht en één geheel vormt met de huid van het schip.
-
1.3.C.
-
1.3.D.
-
1.3.E.
-
1. Cruisecontrol voor aandrijving van een vrachtwagen, en bestaande uit: cruisecontrol
die de transmissie aanstuurt op basis van wegenkaartinformatie en GPS-gegevens.
-
2. Hierbij geldt dat overige cruisecontrolsystemen zijn uitgesloten van energie-investeringsaftrek.
-
1.3.F.
-
1. Zijafscherming voor het verminderen van de luchtweerstand van vrachtwagen-bakwagens,
aanhangers of opleggers, en bestaande uit: dichte panelen ter volledige afsluiting
van de open ruimten tussen de wielen of dichte panelen over de wielen.
-
2. Hierbij geldt dat onder vrachtwagen-bakwagen wordt verstaan: een vrachtvoertuig of
bakwagen waarbij de belading in een laadbak, huif, container of tank direct op het
chassis van het voertuig bevestigd is.
-
2. Vermindering van de warmte- of koellast door:
-
3. Warmtehergebruik door:
-
4. Efficiënte verlichting door:
-
4.1.A. Toepassing van automatische meet en regelapparatuur.
-
4.2.A. Toepassing van efficiëntere apparatuur.
-
4.3.A. Additionele efficiency-verhogende voorzieningen.
D. Investeringen ten behoeve van het aanwenden of toepassen van duurzame energie
Technische voorzieningen die er toe strekken de inzet van fossiele brandstoffen te
beperken door gebruik te maken van:
-
1. Zonne-energie door:
-
1.1.A. Conversie naar elektriciteit of warmte (met uitzondering van het gebruik van passieve
zonne-energie).
-
1.1.B.
-
1. Fotovoltaïsch zonne-energiesysteem voor het opwekken van elektrische energie uit zonlicht
met behulp van zonnecellen, en bestaande uit: panelen met fotovoltaïsche zonnecellen
met een gezamenlijk piekvermogen ten minste 15 kW en maximaal 55 kW, die zijn aangesloten
op het elektriciteitsnet via een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde
van 3*80 A of minder, aansluiting op het elektriciteitsnet, (eventueel) actief zonvolgsysteem,
(eventueel) stroom/spanningsomvormer.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• voor het bepalen van het gezamenlijke piekvermogen van de panelen met fotovoltaïsche
zonnecellen het samenstel van voorzieningen dient te worden genomen. Onder een samenstel
van voorzieningen wordt verstaan: alle aanwezige middelen voor de productie van elektriciteit
opgewekt door middel van panelen met fotovoltaïsche zonnecellen die onderling met
elkaar via dezelfde elektriciteitsaansluiting op het openbare net verbonden zijn;
-
• indien voor het installeren van een grondgebonden fotovoltaïsch zonne-energiesysteem
een omgevingsvergunning als bedoeld in afdeling 5.1 van de Omgevingswet vereist is, door het bevoegde gezag een omgevingsvergunning is verleend ten tijde
van de aanmelding, bedoeld in artikel 3.42, zesde lid, van de wet. In voorkomend geval legt de belastingplichtige ten behoeve van het in behandeling
nemen van een verzoek om een verklaring als bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, van
de wet, indien de Minister daarom verzoekt, een kopie van de afgegeven omgevingsvergunning
over.
-
1.1.C.
-
1. Zonnecollectorsysteem voor het verwarmen van water of lucht, en bestaande uit:
-
a. zonnecollector met een totale apertuuroppervlakte van minder dan 200 m2, (eventueel) restwarmteopslagvat, (eventueel) warmtewisselaar, (eventueel) in het
vat geïntegreerde naverwarmer, (eventueel) in luchtverwarmer geïntegreerde fotovoltaïsche
zonnecellen, (eventueel) ab- of adsorptiekoelmachine die hoofdzakelijk werkt op zonne-energie;
of
-
b. onafgedekte zonnecollector met een totale apertuuroppervlakte van ten minste 100 m2, (eventueel) restwarmteopslagvat, (eventueel) warmtewisselaar, (eventueel) in het
vat geïntegreerde naverwarmer, (eventueel) ab- of adsorptiekoelmachine die hoofdzakelijk
werkt op zonne-energie.
-
2. Hierbij geldt dat voor het bepalen van de totale apertuuroppervlakte van een zonnecollector
het samenstel van nieuwe voorzieningen dient te worden genomen waarbij onder een samenstel
van nieuwe voorzieningen wordt verstaan: alle aanwezige nieuwe middelen die onderling
met elkaar verbonden zijn voor de productie van warmte opgewekt door middel van een
zonnecollector.
-
1.1.D. Fotovoltaïsch zonne-energiesysteem voor het opwekken van elektrische energie uit zonlicht
met behulp van zonnecellen op transportmiddelen, en bestaande uit: panelen of folie
met fotovoltaïsche zonnecellen, (eventueel) stroom/spanningsomvormer, (eventueel)
accu.
-
1.1.E.
-
1. Fotovoltaïsch zonne-energiesysteem voor het opwekken van elektrische energie uit zonlicht
met behulp van zonnecellen, en bestaande uit: panelen met fotovoltaïsche zonnecellen
met een gezamenlijk piekvermogen van ten minste 4 kW, die niet zijn aangesloten op
het elektriciteitsnet, accu met een vermogen van ten minste 5 kVA en een capaciteit
van ten minste 15 kWh, (eventueel) actief zonvolgsysteem, (eventueel) stroom/spanningsomvormer.
-
2. Hierbij geldt dat voor het bepalen van het gezamenlijke piekvermogen van de panelen
met fotovoltaïsche zonnecellen het samenstel van voorzieningen dient te worden genomen.
Onder een samenstel van voorzieningen wordt verstaan: alle aanwezige middelen die
onderling met elkaar verbonden zijn voor de productie van elektriciteit opgewekt door
middel van panelen met fotovoltaïsche zonnecellen.
-
1.1.F.
-
1. Netaansluiting voor het leveren van elektriciteit door panelen met fotovoltaïsche
zonnecellen, niet zijnde gebouwgebonden panelen, en bestaande uit: aansluiting op
het midden- of hoogspanningsnet.
-
2. Hierbij geldt dat de eenmalige aansluitvergoeding die door de netbeheerder in rekening
wordt gebracht niet voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt.
-
1.1.G.
-
1. Accu voor stationaire opslag van duurzaam opgewekte elektriciteit, en bestaande uit:
accu met een vermogen van ten minste 5 kVA en een capaciteit van ten minste 15 kWh,
(eventueel) stroom/spanningsomvormer, (eventueel) regelsysteem.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• accu's van (interne) transportmiddelen niet in aanmerking komen; en
-
• de accu aangesloten moet zijn op een duurzame energieopwekinstallatie met een opgesteld
vermogen van meer dan 15 kW, zowel de energieopwekinstallatie als de accu hebben dezelfde
aansluiting op het elektriciteitsnet.
-
2. Windenergie door:
-
2.1.A. Windwatermolen voor het op windkracht direct verpompen van water, en bestaande uit:
wieken, mast, waterpomp.
-
3. Energie uit waterkracht door:
-
4. Benutten of opslaan van omgevingswarmte door:
-
4.1.A.
-
1. Grondwarmtewisselaar voor:
-
a. het koelen of verwarmen van water voor gebruik in bedrijfsgebouwen, collectieve systemen
voor woningen of processen, met behulp van een warmtewisselaar, die zich in het grondwater
bevindt, en bestaande uit: ondergrondse warmtewisselaar, pomp, (eventueel) water-lucht
warmtewisselaar in stallen die de warmte of koude rechtstreeks uit de bodem afgeeft,
(eventueel) restwarmteopslagvat; of
-
b. het verwarmen van water voor gebruik in bedrijfsgebouwen, collectieve systemen voor
woningen of processen met behulp van een in de wegverharding liggende warmtewisselaar,
en bestaande uit: pomp(en), ondergrondse warmtewisselaar of warmtevoerende buizen
in de wegverharding, (eventueel) restwarmteopslagvat. De wegverharding komt niet voor
energie-investeringsaftrek in aanmerking; of
-
c. het voorkoelen of voorverwarmen van buitenlucht voor het gebruik in gebouwen met behulp
van ondergrondse buizen als warmtewisselaar, en bestaande uit: luchtgrondbuizen met
een diameter van maximaal 40 cm, (eventueel) luchtplenum, (eventueel) automatisch
geregelde centrale bypass; of
-
d. het koelen van elektronische inrichtingen en bestaande uit: ondergrondse warmtewisselaar,
(eventueel) pomp, water-lucht warmtewisselaar die de koude uit de bodem rechtstreeks
afgeeft, (eventueel) ventilator.
-
2. Hierbij geldt dat indien een grondwarmtewisselaar wordt gebruikt voor het koelen of
verwarmen van één woning er geen sprake is van een collectief systeem en komt deze
niet in aanmerking voor energie-investeringsaftrek.
-
4.1.B.
-
1. Warmte- of koudeopslag in de bodem (WKO) voor het opslaan van warmte of koude in de
bodem met behulp van grondwater als opslagmedium, ten behoeve van het koelen of verwarmen
van bedrijfsgebouwen of processen of het collectief koelen of verwarmen van woningen,
en bestaande uit: systeem met grondwaterbronnen die voor onttrekking en injectie worden
gebruikt, grondwaterpompen, (eventueel) warmtewisselaar die direct is gekoppeld aan
de grondwaterbron, (eventueel) warmtewisselaar die de grondwaterbron regenereert met
koude of warmte uit buitenlucht of oppervlaktewater, (eventueel) warmte- of koudetransportleiding.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• onder een warmte- of koudetransportleiding wordt verstaan: leiding tussen warmtebron
en het punt waar wordt overgegaan naar een lokale verdeling naar eindgebruikers; en
-
• indien een WKO wordt gebruikt voor het koelen of verwarmen van één woning er geen
sprake is van een collectief systeem en komt deze niet in aanmerking voor energie-investeringsaftrek.
-
5. Benutten van warmte of kracht uit biomassa door:
-
6. Conversie van duurzame warmte naar elektriciteit door:
-
6.1.A.
-
1. Organic Rankine Cycle of Kalinacyclus voor het omzetten van warmte naar mechanische
of elektrische energie waarbij gebruik wordt gemaakt van duurzame warmte, en bestaande
uit: condensor, verdamper, pomp, turbine, (eventueel) separator, (eventueel) warmtewisselaar,
(eventueel) generator, (eventueel) aansluiting op het elektriciteitsnet.
-
2. Hierbij geldt dat hier onder duurzame warmte wordt verstaan: warmte afkomstig van
investeringen als bedoeld in onderdeel D.
E. Investeringen ten behoeve van balanceren van energie in de energie-infrastructuur
Technische voorzieningen die er toe strekken energie te besparen door balanceren van
energie in de energie infrastructuur, door:
-
1. Opslag van elektrische energie door:
-
1.1.A.
-
1. Stationaire opslag van overtollige elektrische energie door het automatisch in- of
uitschakelen afhankelijk van een elektrische deelmarkt, en bestaande uit:
-
a. Lithium accu, inverter, regelelektronica, optimalisatiesoftware;
-
b. NaS accu, inverter, regelelektronica, optimalisatiesoftware;
-
c. redox flow batterij, inverter, regelelektronica, optimalisatiesoftware; of
-
d. zoutwaterbatterij, inverter, regelelektronica, optimalisatiesoftware.
-
2. Hierbij geldt dat onder optimalisatiesoftware wordt verstaan: de benodigde software
om een koppeling met één of meer elektrische deelmarkten tot stand te brengen. Deze
software regelt het benutten van overtollige duurzame energie waardoor er een lagere
inzet van fossiele brandstoffen (primaire energie) nodig is door het automatisch in
of uitschakelen van het bedrijfsmiddel.
-
1.1.B.
-
1. Mobiele elektriciteitsvoorziening voor het bufferen en afgeven van elektrische energie,
en bestaande uit: verplaatsbare container met daarin accu’s die geen lood bevatten
met een opgesteld vermogen van tenminste 30 kVA, inverter, regelelektronica, (eventueel)
ingebouwd klimaatsysteem, (eventueel) zonnepanelen of -folie, (eventueel) actief zonvolgsysteem.
-
2. Hierbij geldt dat voorzieningen gekoppeld aan verbrandingsmotoren (hybride systemen)
niet in aanmerking komen.
-
1.1.C.
-
1. Vliegwielopslagsysteem voor opslag van overtollige elektrische energie door het automatisch
in- of uitschakelen afhankelijk van een elektrische deelmarkt, en bestaande uit: vliegwielopslagsysteem,
inverter, regelelektronica, optimalisatiesoftware.
-
2. Hierbij geldt dat onder optimalisatiesoftware wordt verstaan: de benodigde software
om een koppeling met één of meer elektrische deelmarkten tot stand te brengen. Deze
software regelt het benutten van overtollige duurzame energie waardoor er een lagere
inzet van fossiele brandstoffen (primaire energie) nodig is door het automatisch in
of uitschakelen van het bedrijfsmiddel.
-
2. Power to gas door:
-
2.1.A.
-
1. Conversie van overtollige elektriciteit naar waterstof, en bestaande uit: elektrolyser,
optimalisatiesoftware, (eventueel) compressor, (eventueel) buffer voor opslag van
waterstof, (eventueel) aansluiting op het aardgasnet, (eventueel) aansluiting op waterstofnetwerk.
-
2. Hierbij geldt dat onder optimalisatiesoftware wordt verstaan: de benodigde software
om een koppeling met één of meer elektrische deelmarkten tot stand te brengen. Deze
software regelt het benutten van overtollige duurzame energie waardoor er een lagere
inzet van fossiele brandstoffen (primaire energie) nodig is door het automatisch in
of uitschakelen van het bedrijfsmiddel.
-
3. Power to heat door:
-
3.1.A.
-
1. Conversie van overtollige elektriciteit naar warmte, en bestaande uit: elektrische
boiler met een elektrisch vermogen groter of gelijk aan 100 kWe, optimalisatiesoftware,
(eventueel) warmteopslagvat.
-
2. Hierbij geldt dat onder optimalisatiesoftware wordt verstaan: de benodigde software
om een koppeling met één of meer elektrische deelmarkten tot stand te brengen. Deze
software regelt het benutten van overtollige duurzame energie waardoor er een lagere
inzet van fossiele brandstoffen (primaire energie) nodig is door het automatisch in
of uitschakelen van het bedrijfsmiddel.
-
3.1.B.
-
1. Langdurige opslag van warmte met een temperatuur van ten minste 40°C die geproduceerd
is uit hernieuwbare of duurzame bronnen, en bestaande uit: geïsoleerd buffervat met
een opslagcapaciteit van ten minste 1.000 m3, optimalisatiesoftware, (eventueel) warmtewisselaar, (eventueel) regelsysteem.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• onder optimalisatiesoftware wordt verstaan: de benodigde software om een koppeling
met één of meer elektrische deelmarkten tot stand te brengen. Deze software regelt
het benutten van overtollige duurzame energie waardoor er een lagere inzet van fossiele
brandstoffen (primaire energie) nodig is door het automatisch in of uitschakelen van
het bedrijfsmiddel; en
-
• onder hernieuwbare energiebronnen wordt verstaan: windenergie, zonne-energie (thermische
zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie,
getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen, waterkracht, en
energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties, en biogas.
-
3.1.C.
-
1.
-
a. Langdurige ondergrondse opslag van afvalwarmte, restwarmte of overtollige warmte uit
hernieuwbare bronnen, met een temperatuur van ten minste 30°C, tot een diepte van
maximaal 500 meter, en bestaande uit: ondergronds warmteopslagsysteem, leidingen,
pompen, (eventueel) warmtewisselaar, (eventueel) regelsysteem; of
-
b. Opslag van afvalwarmte, restwarmte of overtollige warmte uit hernieuwbare bronnen,
met een temperatuur van ten minste 400°C, en bestaande uit: warmteopslagsysteem, leidingen,
pompen, (eventueel) warmtewisselaar, (eventueel) regelsysteem.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• onder afvalwarmte wordt verstaan: warmte die in de bestaande situatie niet nuttig
wordt aangewend;
-
• onder restwarmte wordt verstaan: onvermijdelijke warmte of koude die als bijproduct
in industriële of elektriciteitsopwekkingsinstallaties wordt opgewekt, die ongebruikt
terecht zou komen in lucht of water zonder verbinding met een stadsverwarmings- of
-koelingssysteem; en
-
• onder hernieuwbare energiebronnen wordt verstaan: windenergie, zonne-energie (thermische
zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie,
getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen, waterkracht, en
energie uit biomassa stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties, en biogas.
-
4. Intelligent lokaal energienetwerk (smart grid) door:
-
4.1.A.
-
1. Het faciliteren van een intelligent lokaal energienetwerk waarmee vraag en aanbod
van diverse energiegebruikers en energiebronnen op elkaar kan worden afgestemd, en
bestaande uit: meet- en regelsysteem in combinatie met software voor de real-time
koppeling tussen producenten en gebruikers binnen het energienetwerk.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
4.1.B.
-
1. Het automatisch sturen van de elektriciteitsvraag van installaties op basis van de
elektriciteitsmarkt ten behoeve van netbalancering, en bestaande uit: optimalisatiesoftware,
(eventueel) regeleenheid.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• onder optimalisatiesoftware wordt verstaan: de benodigde software om een koppeling
met één of meer elektrische deelmarkten tot stand te brengen. Deze software regelt
het benutten van overtollige duurzame energie waardoor er een lagere inzet van fossiele
brandstoffen (primaire energie) nodig is door het automatisch in of uitschakelen van
het bedrijfsmiddel; en
-
• de installatie zelf niet in aanmerking komt.
-
5. Bufferen van overtollig groen gas door:
-
5.1.A.
-
1. Groen gas booster voor het comprimeren en transporteren van gas uit een netwerk met
relatief lage druk naar een regionaal of landelijk netwerk op een hoger drukniveau
(het zogenoemde regionale transportleidingsysteem (RTL) of hoofdtransportleidingsysteem
(HTL)) met als doel het vormen van buffercapaciteit waardoor geen invoerbeperking
ontstaat op een lagedruk gasnetwerk (netwerk van een regionale netbeheerder (RNB))
tijdens het produceren van groen gas, en bestaande uit: compressorinstallatie, aansluiting
op regionaal distributienet, aansluiting op regionaal- of landelijk transportleidingnet.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• de boosterinstallatie uitsluitend gebruikt dient te worden wanneer er sprake is van
overtollig groen gas. Met overtollig groen gas wordt bedoeld gas dat op een bepaald
moment niet kan worden afgegeven aan het lagedruk gasnetwerk (RNB) omdat de opnamecapaciteit
in dit netwerk, zonder inzet van de boosterinstallatie, ontoereikend is.
F. Investeringen ten behoeve van energietransitie en CO2-emissiereductie
Technische voorzieningen die bijdragen aan een toekomstbestendige energievoorziening
of CO2-emissiereductie, door:
-
1. Elektrificatie door:
-
1.1.A. Elektrische ovens voor het vervangen van gasgestookte ovens, en bestaande uit: elektrische
(droog)oven, (eventueel) noodzakelijke aanpassing van de elektriciteitsaansluiting.
-
1.1.B. Stoomrecompressie voor het opwaarderen van stoom naar hogere temperatuur en druk,
en bestaande uit: mechanische dampcompressor of thermische dampcompressor, aansluiting
op het stoomnetwerk, (eventueel) noodzakelijke aanpassing van de bestaande elektriciteitsaansluiting,
(eventueel) regelsysteem.
-
1.1.C. Infraroodpanelen voor het plaatselijk verwarmen van binnenruimtes met een gemiddelde
hoogte van meer dan 4 meter, en bestaande uit: elektrische infraroodpanelen, (eventueel)
aanwezigheidssensor.
-
1.1.D. Elektrische toestellen voor stoomopwekking of verwarming van thermische olie, en bestaande
uit:
-
a. elektrisch toestel dat stoom opwekt of thermische olie verwarmt, (eventueel) noodzakelijke
aanpassingen van de elektriciteitsaansluiting; of
-
b. hybride toestel dat stoom opwekt middels elektriciteit en gas, (eventueel) noodzakelijke
aanpassingen van de elektriciteitsaansluiting.
-
1.1.E.
-
1. Mobiel elektrisch werktuig zonder vaste bestuurdersplaats voor het vervangen van een
met fossiele brandstof aangedreven mobiel werktuig, en bestaande uit: elektromotor,
accu met een vermogen van tenminste 5 kVA en een capaciteit van tenminste 15 kWh.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
1.1.F. Elektrisch frituurtoestel voor het vervangen van gasgestookte frituurtoestellen, en
bestaande uit in een bakwand ingebouwd frituurtoestel met geïntegreerde inductiespoelen
of met in de frituurolie geplaatste elektrische elementen, (eventueel) bijbehorende
stroomregeling, (eventueel) noodzakelijke aanpassing van de elektriciteitsaansluiting.
-
2. Het verminderen van het gebruik van aardgas door:
-
2.1.A. Waterstofbijmenging door het aanpassen van bestaande installaties ten behoeve van
het bijmengen van waterstof in aardgas, en bestaande uit: noodzakelijke aanpassingen
voor het bijmengen van waterstof, (eventueel) lokale waterstofproductie door middel
van elektrolyse, (eventueel) meet- en regelapparatuur.
-
2.1.B.
-
1. Warmte- en/of koudenet voor het uitkoppelen bij de bron en het transporteren van warmte
of koude voor het verwarmen of koelen van gebouwen en/of processen, en bestaande uit:
warmte- of koudetransportleiding, (eventueel) warmtewisselaar bij de warmte- of koudebron,
(eventueel) warmte- of koudedistributienet, (eventueel) warmtewisselaar tussen warmte-
of koudedistributienet en afgiftenet, (eventueel) afleverset, (eventueel) absorptiekoelmachine.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• onder warmte- of koudenet wordt verstaan: combinatie van verbonden leidingen met bijbehorende
installaties en overige hulpmiddelen voor het transport van warmte en/of koude tot
en met een afleverset. Een inpandige warmte- of koudedistributienet, installaties
en hulpmiddelen in een gebouw waarbij geen sprake is van afleversets vallen niet onder
de definitie van warmte- of koudenet; onder een afleverset wordt verstaan: de verbinding
tussen het warmte- of koudedistributienet van een warmteleverancier en het afgiftenet
van een eindgebruiker. Deze set bevat een warmtewisselaar, apparatuur voor druk- en/of
temperatuurregeling, bemetering en de behuizing waarin deze apparatuur is ondergebracht;
-
• het afgiftenet niet voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt;
-
• het systeem voor tenminste 70% van de energie-inhoud gebruik dient te maken van warmte
uit een van de volgende bronnen: warmte-kracht-koppeling (WKK) gevoed door biomassa
of groengas, afvalwarmte, afvalverbrandingsinstallaties, hernieuwbare energiebronnen,
restwarmte uit processen, power to heat, warmte- koudeopslag (WKO);
-
• onder een warmte- of koudetransportleiding wordt verstaan: leiding tussen warmte-
of koudebron en het punt waar wordt overgegaan naar een lokale verdeling naar eindgebruikers;
-
• onder een warmte- of koudedistributienet wordt verstaan: leidingnet voor de uitkoppeling
vanaf de transportleiding ten behoeve van een lokale verdeling naar de eindgebruikers;
-
• onder een afgiftenet wordt verstaan: leidingnet en installatieonderdelen ten behoeve
van warmte- of koudeafgifte binnen het gebouw van de eindgebruiker;
-
• onder biomassa wordt verstaan: materiaal dat voor wat betreft de massa van de brandbare
componenten geheel of nagenoeg geheel bestaat uit koolstofverbindingen afkomstig uit
een korte CO2-cyclus, waarbij geldt dat de eventueel in het materiaal aanwezige koolstofverbindingen
afkomstig uit een lange CO2-cyclus onvermijdelijk in het materiaal aanwezig zijn. Hierbij mag geen sprake zijn
van bijstook van kunststoffen of bijmenging van kunststoffen. De volgende materiaalstromen
worden aangemerkt als biomassa:
-
– houtafval, sloophout, snoeihout, dunningshout en andere houtachtige stromen;
-
– stro, bermmaaisel, riet, mest en overige agrarische residuen;
-
– residuen van de papierindustrie, mits deze geen kunststoffen bevatten;
-
– oud papier en karton;
-
– steekvast papierslib of steekvast rioolwaterzuiveringsslib;
-
– organische residuen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie;
-
• onder afvalwarmte wordt verstaan: warmte die in de bestaande situatie niet nuttig
wordt aangewend;
-
• onder hernieuwbare energiebronnen wordt verstaan: windenergie, zonne-energie (thermische
zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie,
getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen, waterkracht, en
energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties, en biogas;
-
• onder restwarmte wordt verstaan: onvermijdelijke warmte of koude die als bijproduct
in industriële of elektriciteitsopwekkingsinstallaties wordt opgewekt, die ongebruikt
terecht zou komen in lucht of water zonder verbinding met een stadsverwarmings- of
-koelingssysteem; en
-
• onder power to heat wordt verstaan: conversie van overtollige elektriciteit naar warmte
met een elektrisch vermogen.
-
2.1.C.
-
1. Warmtekrachtinstallatie voor het gelijktijdig opwekken van warmte en mechanische of
elektrische energie door verbranding van uitsluitend waterstof, en bestaande uit:
warmtekrachtinstallatie, (eventueel) restwarmteopslagvat, (eventueel) rookgascondensor,
(eventueel) aansluiting op het elektriciteitsnet.
-
2. Hierbij geldt dat een warmtekrachtinstallatie gestookt op een brandstof anders dan
waterstof niet in aanmerking komt voor energie-investeringsaftrek.
-
2.1.D.
-
1. Privaat waterstofnetwerk voor het transporteren van gasvormige waterstof met een zuiverheid
van tenminste 95%, met uitzondering van leidingen die in het gereguleerde domein vallen,
en bestaande uit: leidingen voor waterstoftransport en waterstofdistributie met een
gezamenlijke lengte van ten hoogste 40 km, (eventueel) aansluiting op een openbaar
waterstofnetwerk, (eventueel) compressoren, (eventueel) meet- en regeltechniek.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
2.1.E. Stationaire waterstofopslag voor grondgebonden opslag van vloeibare waterstof of gasvormige
waterstof met een zuiverheid van tenminste 95% of waterstof gebonden aan een vloeibaar
dragermateriaal (LOHC), en bestaande uit:
-
a. opslagtank, (eventueel) compressor, (eventueel) expander, (eventueel) een installatie
om waterstof vloeibaar te maken, (eventueel) aansluiting op netwerk; of
-
b. installaties voor het benutten van een zoutcaverne, reservoir of aquifer, (eventueel)
compressor, (eventueel) expander, (eventueel) aansluiting op netwerk.
-
2.1.F.
-
1. Waterstofproductie door middel van elektrolyse met elektriciteit uit hoofdzakelijk
hernieuwbare energiebronnen, en bestaande uit: elektrolyser, (eventueel) elektriciteitsaansluiting,
(eventueel) installatie voor gedemineraliseerd water, (eventueel) installatie voor
reiniging van waterstof, (eventueel) installatie voor compressie en droging van waterstof.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• onder hernieuwbare energiebronnen wordt verstaan: windenergie, zonne-energie (thermische
zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie,
getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen, waterkracht, en
energie uit biomassa stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties, en biogas;
-
• alleen investeringen waarbij de geproduceerde waterstof grotendeels wordt toegepast
als brandstof voor Energie-investeringsaftrek in aanmerking komen.
-
2.1.G.
-
1. Energiesysteem voor het collectief verwarmen en/of koelen van bestaande bedrijfsgebouwen
en/of bestaande woningen, en bestaande uit: bron die voor minimaal 70% van de energie-inhoud
bestaat uit hernieuwbare energiebron en/of afvalwarmte en/of restwarmte en/of duurzame
warmte, warmtepomp, warmte- of koudedistributienet, afleversets, (eventueel) warmte-
of koudetransportleiding, (eventueel) warmtepompboiler als bedoeld in onderdeel A,
onder 1.2.D sub a of 1.2.D. sub b.
-
2. Hierbij geldt dat:
-
• het afgiftenet niet in aanmerking komt;
-
• onder duurzame warmte wordt verstaan: warmte afkomstig van investeringen als bedoeld
in onderdeel D;
-
• specifieke bedrijfsmiddelen voor duurzame warmte, die omschreven staan in onderdeel
D, moeten voldoen aan de eisen die onder onderdeel D vermeld staan;
-
• alleen elektrisch gedreven brine/water, water/water en lucht/water warmtepompen mogen
worden toegepast. Een lucht/water warmtepomp mag alleen ingezet worden in combinatie
met een brine/water of water/water warmtepomp;
-
• onder afvalwarmte wordt verstaan: warmte die in de bestaande situatie niet nuttig
wordt aangewend;
-
• onder restwarmte wordt verstaan: onvermijdelijke warmte of koude die als bijproduct
in industriële of elektriciteitsopwekkingsinstallaties wordt opgewekt, die ongebruikt
terecht zou komen in lucht of water zonder verbinding met een stadsverwarmings- of
-koelingssysteem;
-
• onder hernieuwbare energiebronnen wordt verstaan: windenergie, zonne-energie (thermische
zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie,
getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen, waterkracht, en
energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties, en biogas;
-
• de kosten voor de hernieuwbare energiebronnen windenergie, geothermische energie,
getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen of waterkracht,
niet in aanmerking komen;
-
• onder een warmte- of koudetransportleiding wordt verstaan: leiding tussen warmtebron
en het punt waar wordt overgegaan naar een lokale verdeling naar eindverbruikers;
-
• onder een warmte- of koudedistributienet wordt verstaan: leidingnet voor de uitkoppeling
vanaf de transportleiding ten behoeve van een lokale verdeling naar de eindverbruikers;
en
-
• onder een afleverset wordt verstaan: de verbinding tussen het warmte- of koudedistributienet
van een warmteleverancier en het afgiftenet van een eindgebruiker. Deze set bevat
een warmtewisselaar, apparatuur voor druk- en/of temperatuurregeling, bemetering en
de behuizing waarin deze apparatuur is ondergebracht.
-
3. Afvang en opslag van CO2 door:
-
3.1.A. CO2-afvang voor permanente opslag door het afscheiden, terugwinnen, transporteren en
opslaan van CO2 uit rookgassen of andere gasstromen, en bestaande uit: CO2-reinigingsapparatuur, CO2-compressor, transportleiding naar de opslaglocatie, (eventueel) wasser, (eventueel)
droger, (eventueel) koeling, (eventueel) CO2-buffer voor tijdelijke opslag, (eventueel) kosten voor gereedmaking van de aquifer
of reservoir.
-
4. De reductie van CO2-emissie door:
G. Energie-advies of een maatwerkadvies zoals dit is vastgelegd in ISSO 75.2 of CO2-emissiereductieplan of blowerdoortest
-
1. Een energie-advies ter verbetering van de energie-efficiency van objecten door middel
van een verkenning van de mogelijkheden om maatregelen te treffen, en bestaande uit:
-
a. een rapportage waarin de mogelijkheden om maatregelen te treffen ter verbetering van
de energie-efficiency zijn vastgelegd. Deze rapportage bevat in ieder geval:
-
1°. beschrijving van het object;
-
2°. een overzicht van de totale energiehuishouding van het bestaande totale object;
-
3°. een energiebalans van de relevante onderdelen van het bestaande totale object;
-
4°. een overzicht van de mogelijkheden en de kwantificering tot energiebesparing;
-
5°. een overzicht van de noodzakelijke organisatorische en administratieve aanpassingen;
-
6°. een raming van de te verwachten investeringskosten en de te verwachten baten, voor
afnemers met een energiegebruik van meer dan 25.000 m3 aardgas (of aardgasequivalent) of 50.000 kWh elektriciteit per jaar gelden de volgende
aanvullende eisen:
-
7°. inzicht in alle maatregelen met een terugverdientijd tot en met vijf jaar;
-
8°. van de energiebalans dient 90% van het totale energiegebruik te worden gespecificeerd,
tenzij daar gemotiveerd van afgeweken kan worden; en
-
9°. helder en eenvoudig plan voor het uitvoeren van de energiebesparende maatregelen;
of
-
b. het maatwerkadvies zoals dat neergelegd is in ISSO 75.2 publicatiedatum 1 april 2023
conform de BRL9500-MWA-U voor bestaande utiliteitsgebouwen. Dit maatwerkadviesrapport
bevat ten minste de volgende gegevens:
-
1°. projectgegevens;
-
2°. huidige situatie, inclusief gebruiksoppervlakte in m2;
-
3°. uitgangspunten en overwegingen;
-
4°. lijst van enkelvoudige maatregelen met hun standaardterugverdientijd;
-
5°. huidige energiegebruik;
-
6°. verwacht energiegebruik; en
-
7°. de terugverdientijd van de voorgestelde maatregelpakketten.
-
2. Het CO2-emissiereductieplan (hierna: plan) bestaat uit een verkenning van de mogelijkheden
om de CO2-emissie van de bestaande inrichting te reduceren.
Het gaat hier dus uitdrukkelijk niet om nieuwe bedrijfsprocessen en nieuwe inrichtingen.
Het plan bevat een pakket van technische voorzieningen waarmee uiterlijk in 2030 de
totale scope 1 en scope 2 CO2-emissie van de bedrijfsinrichting met ten minste 20% wordt gereduceerd ten opzichte
van de scope 1 en scope 2 emissie in 2020. Dit plan bevat ten minste de volgende gegevens:
-
1°. beschrijving van de bedrijfsprocessen;
-
2°. een overzicht van de huidige totale scope 1 en scope 2 CO2-emissie als gevolg van de bedrijfsprocessen;
-
3°. een CO2-emissie onderverdeling naar de relevante onderdelen van het bestaande bedrijfsproces,
die voor minimaal 90% dekkend is;
-
4°. toelichting op de rekenmethodiek(en) waarmee de CO2-emissie is bepaald;
-
5°. een overzicht van de mogelijkheden tot en de kwantificering van CO2-reductie, waarbij voor de berekening van de reductie moet worden uitgegaan van de
emissiefactoren uit 2020;
-
6°. een raming van de te verwachten investeringskosten per technische voorziening;
-
7°. plan van aanpak voor de planning en uitvoering van de in het plan benoemde technische
voorzieningen.
Verder moet het plan aan de volgende voorwaarden voldoen:
-
3. De blowerdoortest is een meetmethode om de luchtdoorlatendheid van gebouwen te bepalen.
Daarnaast kan de blowerdoortest helpen bij het lokaliseren van kieren of andere luchtlekkages.
De kosten van een blowerdoortest komen in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek
als deze worden gemeld in combinatie met een investering in maatregelen die voldoen
aan A.2.1.A. of A.2.1.B. Eventuele kosten van thermografisch onderzoek en rooktest/rookproef
voor het lokaliseren van luchtlekkages komen ook in aanmerking.
De test moet worden uitgevoerd volgens NEN 2686 of NEN-EN-ISO 9972 door een gecertificeerd
bedrijf. De blowerdoortest moet betrekking hebben op hetzelfde gebouw waarvoor de
investering is gemeld onder A.2.1.A. of A.2.1.B.
De kosten van een blowerdoortest kunnen slechts eenmaal worden gemeld en kunnen dus
niet worden toegerekend aan andere energie-investeringen.
Artikel 3
Voor het berekenen van de terugverdientijd door de energiebesparing bij nieuwe bedrijfsgebouwen
of processen of in of aan nieuwe transportmiddelen geldt de volgende formule:
Onder de investering vallen alle kosten die noodzakelijk zijn om het bedrijfsmiddel
in gebruik te nemen, met uitzondering van financieringskosten.
De energieprijs dient te worden vastgesteld door gebruikmaking van onderstaande gegevens
voor aardgas, elektriciteit en diesel. Indien wordt bespaard op een andere energiedrager,
dan dient de in de markt gangbare prijs voor die energiedrager te worden gebruikt.
Aardgas:
|
Inkoopomvang van de bedrijfsinrichting[Nm3 per jaar]
|
Prijs per Nm3
|
1
|
Niet hoger dan 170.000 Nm3
|
€ 1,16
|
2
|
Hoger dan 170.000, niet hoger dan 1.000.000 Nm3
|
€ 0,83
|
3
|
Hoger dan 1 miljoen, niet hoger dan 10 miljoen Nm3
|
€ 0,72
|
4
|
Hoger dan 10 miljoen Nm3
|
€ 0,62
|
Elektriciteit:
|
Inkoopomvang van de bedrijfsinrichting[kWh per jaar]
|
Prijs per kWh
|
1
|
Niet hoger dan 10.000 kWh
|
€ 0,26
|
2
|
Hoger dan 10.000, niet hoger dan 50.000 kWh
|
€ 0,29
|
3
|
Hoger dan 50.000, niet hoger dan 10 miljoen kWh
|
€ 0,21
|
4
|
Hoger dan 10 miljoen kWh
|
€ 0,16
|
Diesel:
|
Toepassing
|
Prijs per liter
|
1
|
Scheepvaart
|
€ 0,95
|
2
|
Wegtransport
|
€ 1,48
|
Artikel 5
Voor investeringen als bedoeld in artikel 1, onderdeel A, onder 5, in de energieprestatieverbetering
van bestaande bedrijfsgebouwen geldt dat op het moment van melden alle noodzakelijke
investeringsverplichtingen, waarmee wordt voldaan aan de gestelde eisen genoemd in
artikel 1, onderdeel A, onder 5, moeten zijn aangegaan.