Voorschrift Vreemdelingen 2000

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 29-06-2021 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 25-06-2021 t/m 30-06-2021

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Afdeling 1. Definitiebepalingen

Artikel 1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. het Besluit: het Vreemdelingenbesluit 2000;

  • b. EVRM: Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;

  • c. de BRP: de basisregistratie personen;

  • d. vervolging: vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag;

  • e. ernstige schade: daden als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet en artikel 15 van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PbEU 2011 L 337);

  • f. Terugtrekkingsakkoord: het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, 2019/C 384 I/01 van 12 november 2019.

Artikel 1.2

Ter uitvoering van een verdrag waarbij de grenscontrole is verlegd naar de buitengrenzen, wordt onder 'Nederland' in de artikelen 4.7 en 4.8 mede verstaan het grondgebied van andere bij dat verdrag aangesloten landen waarover de werking van dat verdrag zich uitstrekt.

Artikel 1.3

Voorzover uit een wettelijk voorschrift niet anders voortvloeit, worden de bevoegdheden genoemd in deze regeling uitgeoefend namens de Minister. Bij de uitoefening van deze bevoegdheden worden de algemene en bijzondere aanwijzingen van de Minister in acht genomen.

Afdeling 2. De referent

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1.4

De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor arbeid als kennismigrant of voor een overplaatsing binnen een onderneming, draagt er zorg voor dat de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte wordt gesteld van de relevante regelgeving.

Artikel 1.5

De referent van een vreemdeling die in het kader van uitwisseling als au pair in Nederland verblijft of wil verblijven draagt er zorg voor dat:

  • a. op zorgvuldige wijze wordt bemiddeld tussen de vreemdeling en het gastgezin;

  • b. het gastgezin op zorgvuldige wijze wordt geselecteerd;

  • c. indien hij op de hoogte is of vermoedens heeft van misbruik van een vreemdeling door een gastgezin plaatsing bij dit gastgezin achterwege blijft;

  • d. het gastgezin en de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte worden gesteld van de relevante regelgeving;

  • e. hij zich ervan vergewist dat zowel het gastgezin als de vreemdeling zich aan de verplichtingen houden;

  • f. hij zich vergewist van het welzijn en welbevinden van de vreemdeling gedurende het verblijf van de vreemdeling in het gastgezin;

  • g. de vreemdeling zich te allen tijde kan wenden tot de referent met vragen en klachten;

  • h. hij de vreemdeling op de hoogte stelt van het bestaan en de werking van het Meldpunt Misbruik au pairs, en

  • i. hij bij kennis of een redelijk vermoeden van onregelmatigheden, misstanden of misbruik en bij meldingen hiervan passende maatregelen treft.

Artikel 1.6

De referent van een vreemdeling die in het kader van uitwisseling als uitwisselingsjongere, niet zijnde een au pair, in Nederland verblijft of wil verblijven draagt er zorg voor dat:

  • a. indien sprake is van verblijf in een gastgezin er op zorgvuldige wijze wordt bemiddeld tussen de vreemdeling en het gastgezin;

  • b. de vreemdeling en, indien sprake is van verblijf in een gastgezin het gastgezin op zorgvuldige wijze wordt geselecteerd;

  • c. indien hij op de hoogte is of vermoedens heeft van misbruik van een vreemdeling door een gastgezin plaatsing in dit gastgezin achterwege blijft;

  • d. het gastgezin en de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte worden gesteld van de relevante regelgeving;

  • e. hij zich ervan vergewist dat de vreemdeling zich aan de verplichtingen houdt;

  • f. hij zich vergewist van het welzijn en welbevinden van de vreemdeling gedurende zijn verblijf;

  • g. de vreemdeling zich te allen tijde kan wenden tot de referent met vragen en klachten, en

  • h. hij bij kennis of een redelijk vermoeden van misbruik of misstanden en bij meldingen hiervan passende maatregelen treft.

Artikel 1.8

De referent van een vreemdeling die in Nederland wil verblijven voor studie in het hoger onderwijs draagt er zorg voor dat alleen studenten worden geworven die toelaatbaar tot de opleiding zijn en dat de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte wordt gesteld van de relevante regelgeving.

Artikel 1.9

  • 1 Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor studie, kan ook als referent optreden de krachtens artikel 2c van de Wet als referent erkende onderwijsinstelling, waaraan de vreemdeling voortgezet onderwijs volgt of wil volgen, die, voor zover op grond van de Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, en die:

    • a. door de Internationale Baccalaureaat Organisatie geaccrediteerd is;

    • b. het Internationale Baccalaureaat diplomaprogramma aanbiedt, en

    • c. deel uitmaakt van een internationale organisatie, waarbij een uitwisseling van leerlingen over de wereld plaatsvindt en het land van plaatsing wordt bepaald door landelijke comités van deze internationale organisatie, of die zijn leerlingen in een internaat plaatst.

  • 2 Ten behoeve van het verblijf van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor studie, kan ook als referent optreden de krachtens artikel 2c van de Wet als referent erkende onderwijsinstelling, waaraan de vreemdeling middelbaar beroepsonderwijs volgt of wil volgen die, voor zover op grond van de Handelsregisterwet 2007 vereist, is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de wet, en die is aangesloten bij de Gedragscode internationale student middelbaar beroepsonderwijs niveau 4 en is opgenomen in het daarbij behorende register.

Artikel 1.10

Als referent van een vreemdeling die arbeid voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht of wil verrrichten kan slechts optreden:

  • a. een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie met rechtspersoonlijkheid, of

  • b. een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie die deel uitmaakt van een organisatie die rechtspersoonlijkheid heeft.

Paragraaf 2. Erkenning als referent

Artikel 1.11

  • 1 Ter zake van de afdoening van een aanvraag om de erkenning als referent is de aanvrager een bedrag van € 4.125 verschuldigd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de aanvrager ter zake van de afdoening van een aanvraag om de erkenning als referent een bedrag van € 2.062 verschuldigd, indien:

    • a. de aanvraag verband houdt met uitwisseling;

    • b. de aanvraag verband houdt met arbeid en de aanvrager een onderneming met ten hoogste 50 medewerkers of een onderneming van een concern met ten hoogste 50 medewerkers betreft, of

    • c. het een aanvraag om erkenning met toepassing van artikel 1.13, tweede lid, onderdeel b tot en met d, betreft.

Artikel 1.12

De aanvrager om erkenning als referent die niet op grond van de Handelsregisterwet 2007 inschrijvingsplichtig is en niet is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, verstrekt bij de aanvraag de naam, de voornamen, de geboortedatum, de geboorteplaats, de nationaliteit, het burgerservicenummer en de functie van iedere bestuurder van de onderneming of rechtspersoon.

Artikel 1.13

  • 2 In afwijking van het eerste lid verstrekt de aanvrager een ondernemingsplan indien de onderneming nog geen anderhalf jaar bestaat of nog geen anderhalf jaar bedrijfsactiviteiten heeft verricht, tenzij:

    • a. de aanvrager een onderneming of rechtspersoon betreft die het volledige eigendom met volledige zeggenschap is van een onderneming of rechtspersoon die indien deze onderneming of rechtspersoon zelf de aanvraag indient niet verplicht is een ondernemingsplan ingevolge dit artikel over te leggen, in welk geval de aanvrager een verklaring van betalingsgedrag als bedoeld in artikel 1.1.12 van de Leidraad Invordering van de onderneming of rechtspersoon waarvan het volledig eigendom is over legt;

    • b. de aanvrager een onderneming of rechtspersoon betreft die voortkomt uit een fusie tussen twee ondernemingen of rechtspersonen die beide direct voorafgaand aan de aanvraag om erkenning zijn erkend als referent;

    • c. de aanvrager een onderneming of rechtspersoon betreft die volledig is overgenomen door een onderneming of rechtspersoon die direct voorafgaand aan de aanvraag om erkenning zelf als referent is erkend;

    • d. sprake is van een aanvraag om erkenning als referent vanwege een wijziging in de rechtsvorm van de onderneming of rechtspersoon van een erkend referent en uit de notariële akte blijkt dat:

      • 1°. de aard van de ondernemingsactiviteiten niet is uitgebreid, en

      • 2°. de zeggenschap in de nieuwe onderneming of rechtspersoon gelijk blijft; of

    • e. de aanvrager een uitwisselingsorganisatie in het kader van uitwisseling van au pairs die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie of Europese Economische Ruimte betreft.

  • 3 Indien de aanvrager een vestiging van een onderneming betreft die onderdeel uitmaakt van een buitenlandse onderneming, kan de aanvrager, in afwijking van het eerste en tweede lid, de continuïteit en solvabiliteit aantonen door een verklaring van bekendheid van de Netherlands Foreign Investment Agency van het Ministerie van Economische Zaken over te leggen.

  • 4 Indien er naar het oordeel van de Minister of de Minister van Economische Zaken twijfel bestaat of de continuïteit en solvabiliteit voldoende zijn gewaarborgd verstrekt de aanvrager, in afwijking van het eerste, tweede en derde lid:

    • a. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die nog geen anderhalf jaar bestaat of nog geen anderhalf jaar bedrijfsactiviteiten heeft verricht een ondernemingsplan;

    • b. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die langer dan anderhalf jaar maar korter dan drie jaar bestaat of langer dan anderhalf jaar maar korter dan drie jaar bedrijfsactiviteiten heeft verricht een ondernemingsplan en de beschikbare, door een onafhankelijke partij geverifieerde jaarrekeningen en geverifieerde exploitatieprognoses en liquiditeitsprognoses voor de komende twee jaar inclusief toelichting op de uitgangspunten;

    • c. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die langer dan drie jaar bestaat of langer dan drie jaar bedrijfsactiviteiten heeft verricht, door een onafhankelijke partij geverifieerde jaarrekeningen van de afgelopen drie jaren en geverifieerde exploitatieprognoses en liquiditeitsprognoses voor de komende twee jaar inclusief toelichting op de uitgangspunten.

  • 5 Voor de beoordeling of de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming voldoende zijn gewaarborgd, worden de bewijsmiddelen, bedoeld in het tweede en vierde lid, ter advisering voorgelegd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • 6 Indien de aanvrager om erkenning als referent in het kader van uitwisseling van au pairs een uitwisselingsorganisatie betreft die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie of Europese Economische Ruimte, is een verklaring die vergelijkbaar is met de verklaring, bedoeld in het eerste lid, vereist, voor zover die in de betreffende lidstaat verkrijgbaar is. Indien een vergelijkbare verklaring niet verkrijgbaar is, toont de aanvrager op andere wijze de continuïteit en solvabiliteit aan.

Artikel 1.14

Een onderneming die zich bezig houdt met arbeidsbemiddeling of het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b en c, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs wordt alleen erkend als referent indien de onderneming is opgenomen in het register van de Stichting normering arbeid.

Artikel 1.15

De aanvrager om erkenning als referent legt desgevraagd een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens over.

Artikel 1.15a

De erkenning als referent kan worden ingetrokken indien:

  • a. er in de afgelopen drie jaar ten behoeve van een vreemdeling geen machtiging tot voorlopig verblijf of een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, en

  • b. er geen vreemdeling is waarvoor de referent als erkend referent optreedt.

Artikel 1.16

Hoofdstuk 1a. Nationale visa

Artikel 1.17

  • 1 Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een terugkeervisum is de vreemdeling een bedrag van € 161 verschuldigd.

  • 3 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 2963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971,70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie, een bedrag van € 47 verschuldigd.

Hoofdstuk 2. Toegang

Artikel 2.1

  • 1 Als luchthavens, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit, zijn aangewezen:

    • a. de luchthavens die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling, en

    • b. de luchthavens, vanaf welke vluchten vertrekken voor het vervoer van personen in het ongeregeld vervoer, als bedoeld in het Besluit Vracht- en overige vluchten van de Minister van Infrastructuur en Milieu, met uitzondering van de vluchten die door onze Minister door tussenkomst van de Minister van Infrastructuur en Milieu van de verplichting tot het maken van een afbeelding zijn ontheven.

  • 2 De Minister kan bepalen dat de verplichtingen ingevolge artikel 2.2 van het Besluit voor één of meer vervoerders vanaf één of meer van de in het eerste lid, onder a, genoemde luchthavens tijdelijk worden opgeschort.

  • 3 De Minister kan bepalen dat de verplichtingen ingevolge artikel 2.2 van het Besluit van toepassing zijn op één of meer vervoerders door wiens tussenkomst de aanvoer van niet- of onvoldoende gedocumenteerde vreemdelingen op korte termijn vanaf een bepaalde, niet in het eerste lid, onder a, genoemde luchthaven aanzienlijk is toegenomen.

Artikel 2.1a

  • 1 De vervoerder, bedoeld in artikel 2.2a, eerste lid, van het Besluit, verzamelt de passagiersgegevens, bedoeld in artikel 2.2a, derde lid, van het Besluit, ten aanzien van alle passagiers die hij naar een luchthaven in Nederland vervoert vanaf een luchthaven die niet in de Europese Unie of een land dat betrokken is bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis gelegen is.

  • 2 De vervoerder zendt de krachtens het eerste lid verzamelde passagiersgegevens elektronisch, voor het einde van de instapcontroles aan de ambtenaar belast met de grensbewaking aan het door die ambtenaar aangegeven adres.

  • 3 De ingevolge het tweede lid te zenden gegevens worden verzonden in een bericht met de structuur die is gebaseerd op de vanwege de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties vastgestelde indeling voor elektronische gegevensuitwisseling voor overheid, handel en vervoer, gepubliceerd onder de titel: Electronic Data Interchange For Administration, Commerce and Transport (EDIFACT) Passenger List Message (PAXLST).

Artikel 2.3

Als de categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 2.3, derde lid, onder b, van het Besluit zijn aangewezen de vreemdelingen die behoren tot een van de categorieën, opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling, voor zover de vreemdeling:

  • a. voldoet aan de voor hem gestelde voorwaarden, en

  • b. zich naar Nederland begeeft voor een tijdsduur of doel als aangegeven bij die categorie.

Artikel 2.4

Als de vliegvelden in Nederland, bedoeld in artikel 2.4, derde lid, van het Besluit, zijn aangewezen de vliegvelden, vermeld in bijlage 4 bij deze regeling.

Artikel 2.6

Artikel 2.9

Voor de ondertekening door een daartoe solvabele derde van de garantverklaring, bedoeld in artikel 2.11, derde lid, van het Besluit, wordt bij het verlenen van toegang aan:

  • a. een zeeman of meerdere zeelieden gebruik gemaakt van het model, dat als bijlage 6a onderscheidenlijk als bijlage 6b bij deze regeling is gevoegd;

  • b. een andere vreemdeling gebruik gemaakt van het model, dat als bijlage 6c bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 2.10

  • 3 De bevoegde ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst kunnen besluiten de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, voort te zetten in overeenstemming met artikel 6a van de Wet.

  • 4 De oplegging of opheffing van de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de Wet, met toepassing van artikel 6, zesde lid, van de Wet vindt plaats door de bevoegde ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Hoofdstuk 3. Verblijf

Afdeling 1. Bescheiden rechtmatig verblijf

Artikel 3.1

  • 2 De beperking waaronder de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, wordt verleend, wordt vermeld op het document of de schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder a.

  • 3 Op het document of de schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder b, c, d en e, wordt de aantekening gesteld ‘arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’. Op het document of de schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt de aantekening gesteld:

    • a. ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’;

    • b. ‘TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid niet toegestaan’;

    • c. ‘TWV vereist voor arbeid van bijkomende aard, andere arbeid in loondienst niet toegestaan’;

    • d. ‘Arbeid toegestaan mits TWV is verleend’;

    • e. ‘TWV vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid niet toegestaan’;

    • f. ‘TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid toegestaan mits TWV is verleend’;

    • g. ‘Arbeid als kennismigrant en zelfstandige toegestaan, andere arbeid toegestaan met TWV’;

    • h. ‘Arbeid als houder van de Europese blauwe kaart en zelfstandige toegestaan, andere arbeid toegestaan met TWV’;

    • i. ‘Arbeid in loondienst alleen toegestaan met TWV’;

    • j. Arbeid als zelfstandige toegestaan, arbeid in loondienst alleen toegestaan met TWV;

    • k. ‘Arbeid toegestaan, TWV alleen gedurende eerste 12 maanden vereist’;

    • l. ‘Arbeid niet toegestaan’;

    • m. ‘arbeid toegestaan conform aanvullend document’;

    • n. ‘arbeid wegens overplaatsing binnen een onderneming en arbeid als zelfstandige toegestaan, andere arbeid toegestaan met TWV;’

    • o. ‘TWV niet vereist voor incidentele arbeid in het kader van WHP/WHS, andere arbeid niet toegestaan’;

    • p. arbeid als zelfstandige toegestaan, arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist.

  • 5 De documenten, bedoeld in het eerste lid, zijn ingevolge artikel 4.21, eerste lid, onder a, van het Besluit tevens vastgesteld als document ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d, van de Wet. Voor de schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder a, geldt dat deze enkel in combinatie met een geldig grensoverschrijdend document wordt beschouwd als document ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet.

  • 6 Als aanvullend document is aangewezen het document van het model dat als bijlage 7l bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 3.2

  • 1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder e, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:

    • a. voor gemeenschapsonderdanen die zes maanden in Nederland als werkzoekende of als grensarbeider verblijven: de sticker Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdanen van het model dat als bijlage 7h bij deze regeling is gevoegd;

    • b. voor gemeenschapsonderdanen, niet zijnde onderdanen van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, en voor gemeenschapsonderdanen die werkzaamheden in loondienst verrichten waarvan de te verwachten duur meer dan zes maanden maar minder dan een jaar bedraagt: het document I van het model, dat als bijlage 7a bij deze regeling is gevoegd;

    • c. voor vreemdelingen die hun rechtmatig verblijf ontlenen aan het Terugtrekkingsakkoord: de documenten ‘Terugtrekkingsakkoord’ van de modellen die als bijlage 7e2, 7e3, 7e4 en 7e5 bij deze regeling zijn gevoegd, en;

    • d. voor de overige gemeenschapsonderdanen: het document EU/EER van de modellen die als bijlage 7e6, 7e7, 7e8 en 7e9 bij deze regeling is gevoegd.

  • 2 Op de documenten en verklaringen, bedoeld in het eerste lid, wordt de aantekening gesteld: ‘arbeid toegestaan; tewerkstellingsvergunning niet vereist’.

  • 3 Op de documenten en verklaringen, bedoeld in het eerste lid, kan de aantekening worden gesteld:

    • a. ‘een beroep op publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’, of

    • b. ‘een meer dan aanvullend beroep op publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’.

Artikel 3.3

  • 1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder f tot en met h, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:

    • a. voor vreemdelingen die in afwachting zijn van een besluit of een rechterlijke beslissing omtrent een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet: het document W van het model dat als bijlage 7f bij deze regeling is gevoegd;

    • b. voor vreemdelingen die in afwachting zijn van een besluit of rechterlijke uitspraak omtrent een aanvraag tot verlening, verlenging van de geldigheidsduur of wijziging van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet en die rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, g of h van de Wet hebben en in het verleden een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Wet hebben ingediend: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd;

    • c. voor vreemdelingen die in afwachting zijn van de beslissing op een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de gecombineerde vergunning: de sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het derde lid;

    • d. voor overige vreemdelingen die in afwachting zijn van een besluit of een rechterlijke uitspraak omtrent een aanvraag tot verlening, verlenging van de geldigheidsduur of wijziging van een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Wet en die rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, g of h van de Wet hebben en waarbij naar oordeel van de Minister sprake is van zeer bijzondere omstandigheden: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd;

    • e. voor overige vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder f of g, van de Wet: de sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het vierde lid, en

    • f. voor overige vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder h, van de Wet: de sticker Verblijfsaantekeningen Vervolgprocedures van het model dat als bijlage 7i bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het vijfde lid;

    • g. voor vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder m, van de Wet: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd.

  • 2 Het document, bedoeld in het eerste lid, onder a, b, c en d, zijn ingevolge artikel 4.21, eerste lid, onder c en d, van het Besluit tevens vastgesteld als geldend document ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van vreemdelingen.

  • 3 De aantekening, bedoeld in het eerste lid, onder c, luidt: ‘verlenging aangevraagd voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 14 Vw 2000 op (datum). TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid toegestaan mits TWV is verleend. Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormelde aanvraag is beslist’.

  • 4 De aantekening, bedoeld in het eerste lid, onder e, luidt: 'aanvraag ingediend/verlenging aangevraagd voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 14/20/33/45a Vw 2000 op (datum). arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingsvergunning wel/niet vereist. Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormelde aanvraag is beslist'.

  • 5 De aantekening, bedoeld in het eerste lid, onder f, luidt: 'bezwaarschrift ingediend of beroep rechtbank ingediend op (datum). Arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingsvergunning wel/niet vereist. Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormeld bezwaar/beroep is beslist.'

  • 6 De aantekening bedoeld in het eerste lid, onder g, luidt: ‘verblijf als bedoeld in artikel 8, onder m, van de Wet. Arbeid niet toegestaan. Geldig tot (datum).’

  • 7 De aantekening, bedoeld in het derde lid, heeft een geldigheidsduur van ten hoogste drie maanden. Indien de geldigheidsduur van de aantekening verstrijkt voordat een beslissing op de aanvraag is genomen, kan de desbetreffende aantekening wederom worden gesteld met een geldigheidsduur van ten hoogste drie maanden. Indien afwijzend is beslist, wordt de aantekening ‘vervallen’ geplaatst.

  • 8 De aantekeningen, bedoeld in het vierde en vijfde lid, hebben een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden. Indien de geldigheidsduur van de aantekening verstrijkt voordat een beslissing is genomen op de aanvraag, onderscheidenlijk het bezwaar of beroep, kan de desbetreffende aantekening wederom worden gesteld met een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden. Indien afwijzend is beslist, wordt de aantekening 'vervallen' geplaatst.

Artikel 3.4

  • 1 Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder i, van de Wet blijkt, is aangewezen de Sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening, bedoeld in het tweede lid.

  • 2 De tekst van de aantekening, bedoeld in het eerste lid, luidt: 'aangemeld op (datum) voor verblijf op grond van artikel 12 Vw 2000 tot (datum). arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingvergunning wel/niet vereist'. Indien het betreft een vreemdeling die naar Nederland is gekomen om als zeeman werk te zoeken aan boord van een zeeschip, wordt de aantekening omtrent aanmelding aangevuld met 'voor verblijf als zeeman tot (datum)'.

Artikel 3.5

Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder j, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:

  • a. in de gevallen, bedoeld in artikel 4.29, derde lid, van het Besluit: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd;

  • b. in de overige gevallen: de Sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening 'verblijf als bedoeld in artikel 8, onder j, Vw 2000 tot (datum). Arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingsvergunning wel/niet vereist'.

Artikel 3.6

Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder k, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen:

Artikel 3.7

Artikel 3.8

  • 1 De stickers van de modellen die als bijlagen 7g, 7h en 7i bij deze regeling zijn gevoegd, worden geplaatst:

  • 2 Op de stickers, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetekend:

    • a. het V-nummer;

    • b. het paspoortnummer.

Artikel 3.9

  • 2 Documenten of schriftelijke verklaringen waaruit het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder c, f, g – laatstgenoemde twee onderdelen voor zover sprake is van een aanvraag tot het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning bedoeld in de artikelen 28 en 33 – alsmede j en k van de Wet blijkt, worden verstrekt door de korpschef.

Afdeling 2. De verblijfsvergunning regulier

Paragraaf 1. Inburgering in het buitenland

Artikel 3.10

  • 1 De vreemdeling die een beroep doet op artikel 3.71a, tweede lid, onder c, van het Besluit en daarbij medische omstandigheden aanvoert, overlegt een verklaring van het model dat als bijlage 19 bij deze regeling is gevoegd, dat is ingevuld en ondertekend door een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aangewezen arts. De verklaring mag niet ouder zijn dan zes maanden bij de indiening van de aanvraag.

  • 2 De kosten van een consult bij een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aangewezen arts of deskundige zoals bedoeld in het eerste lid, komen voor rekening van de vreemdeling.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt aan de aangewezen arts aangeboden met de in bijlage 19 opgenomen begeleidende brief en het in bijlage 19 opgenomen ingevulde registratieformulier.

Artikel 3.11

  • 2 De adviesprijs van het zelfstudiepakket bedraagt € 26,20.

Artikel 3.12

De kosten, bedoeld in artikel 3.98b, tweede lid, van het Besluit bedragen € 150 en worden voldaan door storting of overschrijving van het verschuldigde bedrag in Euro op een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen bankrekening.

Artikel 3.13

De vreemdeling met de Surinaamse nationaliteit die lager onderwijs in de Nederlandse taal, als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Wet, heeft gevolgd, overlegt:

  • a. een schooldiploma of getuigschrift behaald in Suriname voor 25 november 1975 waaruit blijkt dat tenminste de lagere school in de Nederlandse taal is afgerond en een verklaring van het Centraal Bureau Burgerzaken voorzien van een apostille waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van afronding van deze school woonachtig is geweest in Suriname;

  • b. een door het Surinaamse Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling afgegeven schooldiploma of getuigschrift, behaald in Suriname na 25 november 1975, waaruit blijkt dat tenminste de lagere school in de Nederlandse taal is afgerond, dan wel een verklaring van het Examenbureau van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling waaruit dit blijkt. Het diploma, het getuigschrift of de verklaring dient te zijn voorzien van een apostille;

  • c. een in Nederland gehaald diploma hoger dan dat van het lager onderwijs;

  • d. een historisch overzicht uit het Vestigingsregister te Den Haag waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de afronding van de lagere school, op de leeftijd van elf dan wel twaalf of dertien jaar, woonachtig is geweest in Nederland; of

  • e. een afschrift uit de BRP waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de afronding van de lagere school, op de leeftijd van elf dan wel twaalf of dertien jaar, woonachtig is geweest in Nederland.

Paragraaf 2. Verlening onder beperking en voorschriften

Artikel 3.16

  • 4 Ter zake van het advies, bedoeld in het tweede lid, is de vreemdeling aan de door de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen onafhankelijk medisch adviseur een bedrag van € 240,79 verschuldigd.

Artikel 3.16a

Als categorie vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.4, vierde lid, van het Besluit, is aangewezen vreemdelingen met het verblijfsdoel verblijf in het kader van de pilot huisvesting Akense niet-EU studenten.

Artikel 3.17

De situatie waarin wordt voldaan aan de voorwaarden voor de overgangsregeling van de Terugtrekkingsregeling wordt aangewezen als geval, bedoeld in artikel 3.6c, eerste lid, van het Besluit.

Artikel 3.18

Als de landen, bedoeld in de artikelen 3.21, 3.23, vierde lid, onder c, 3.24a, eerste lid, onder c, 3.30c, tweede lid, onder d, 3.33, tweede lid, onder c en 3.79, tweede lid, van het Besluit, zijn aangewezen:

  • a. de staten die partij zijn bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • b. de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

  • c. Australië, Canada, Israël, Japan, Monaco, Nieuw Zeeland, Suriname, de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland, en

  • d. de overige staten die op de landenlijst van het KNCV Tuberculosefonds zijn uitgezonderd van de binnenkomstscreening op tuberculose.

Artikel 3.19

  • 2 Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling, voor zover de vreemdeling als au pair verblijft of wil verblijven of van medische behandeling, zijn de middelen van bestaan in ieder geval voldoende, indien de in het eerste lid bedoelde som ten minste gelijk is aan het in het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe die persoon behoort, aangevuld met 50 procent van het in het eerste lid bedoelde minimumloon.

  • 3 Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van studie, zijn de middelen van bestaan voldoende, indien de in het eerste lid bedoelde som ten minste gelijk is aan het normbedrag voor uitwonende studenten, bedoeld in de Wet op de Studiefinanciering 2000, aangevuld met het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe de persoon behoort die het verblijf financiert.

  • 4 Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van medische behandeling en van zijn gezinsleden, zijn de middelen van bestaan in ieder geval voldoende, indien de in het eerste lid bedoelde som ten minste gelijk is aan het in het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe die persoon behoort, aangevuld met:

    • a. 90 procent van het in het eerste lid bedoelde minimumloon in het geval dat hij het verblijf van de vreemdeling die alleenstaande ouder is financiert of

    • b. 100 procent in het geval dat de derde het verblijf van een gezin financiert.

Artikel 3.20

  • 1 Middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige zijn eerst duurzaam, indien zij gedurende ten minste anderhalf jaar zijn verworven en nog een jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien de aanvraag strekt tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid als zelfstandige.

Artikel 3.20a

  • 2 Met de arbeid als zelfstandige is een wezenlijk Nederlands belang gediend, indien aan de vreemdeling met toepassing van het puntenstelsel, bedoeld in het eerste lid, ten minste 30 punten worden toegekend voor elk van de drie navolgende criteria: diens persoonlijke ervaring, diens ondernemingsplan als voor diens toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie.

  • 3 In afwijking van het tweede lid geldt dat met de arbeid als zelfstandige tevens een wezenlijk Nederlands belang is gediend, indien aan de vreemdeling met toepassing van het puntenstel, bedoeld in het eerste lid, minder dan 30 punten worden toegekend voor diens toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie en ten minste 45 punten worden toegekend voor diens persoonlijke ervaring en ten minste 45 punten voor diens ondernemingsplan.

  • 4 Het puntenstelsel is niet van toepassing op vreemdelingen met de nationaliteit van de Republiek Turkije die zelfstandig een beroep of bedrijf uitoefenen. De toetsingscriteria waar de vreemdeling met de nationaliteit van de Republiek Turkije die zelfstandig een beroep of bedrijf uitoefent aan moet voldoen zijn opgenomen in bijlage 8aa bij deze regeling.

Artikel 3.20b

  • 1 Verblijf in het kader van arbeid als zelfstandige als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit, is mogelijk indien de vreemdeling naar het oordeel van Onze Minister beschikt over een betrouwbare deskundige begeleider en voldoet aan artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit. De beoordeling geschiedt aan de hand van bijlage 8b bij deze regeling.

  • 2 Het verblijf kan door de vreemdeling of een persoon of rechtspersoon gezamenlijk worden bekostigd.

  • 3 Indien het verblijf middels periodieke betalingen wordt bekostigd, zijn middelen van bestaan slechts duurzaam, indien naar het oordeel van Onze Minister voldoende zekerheid is verschaft over het ongestoorde verloop van de periodieke geldstroom.

  • 4 Middelen van bestaan zijn duurzaam, indien deze op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als het voorgenomen verblijf in Nederland zal duren, beschikbaar zijn.

  • 5 Middelen van bestaan zijn eveneens duurzaam, indien op een ten name van de vreemdeling gestelde bankrekening in Nederland, dan wel op de bankrekening van de begeleider, een bedrag beschikbaar is, gelijk aan het maandelijkse normbedrag, bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, vermenigvuldigd met twaalf, of zoveel minder als het voorgenomen verblijf in Nederland zal duren.

  • 6 De verblijfsvergunning kan worden afgewezen indien de vreemdeling en de begeleider van elkaar bloedverwant zijn tot en met de derde graad.

Artikel 3.20c

Middelen van bestaan zijn duurzaam, indien deze op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als het voorgenomen verblijf in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming zal duren, beschikbaar zijn.

Artikel 3.20d

Een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801 kan worden verleend indien de vreemdeling een gastovereenkomst heeft gesloten met de referent, en daarin is opgenomen:

  • a. de titel of het doel van de onderzoeksactiviteit of het onderzoeksgebied;

  • b. een verklaring van de vreemdeling dat hij zal trachten de onderzoeksactiviteit volledig uit te voeren;

  • c. een verklaring van de onderzoeksinstelling dat zij de vreemdeling ontvangt met het oog op de voltooiing van het onderzoek;

  • d. de begindatum en de einddatum of de geschatte duur van de onderzoeksactiviteit;

  • e. informatie over de voorgenomen mobiliteit in een of meerdere tweede lidstaten, indien die mobiliteit op het moment van de aanvraag in de eerste lidstaat bekend is;

  • f. informatie over de rechtsbetrekking tussen de onderzoeksinstelling en de vreemdeling;

  • g. informatie over de arbeidsvoorwaarden van de vreemdeling.

Artikel 3.20e

  • 1 Onder geldige medewerkersparticipatie als bedoeld in artikel 1o, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen wordt verstaan:

    • a. aandelen in het bedrijf ter grootte van minimaal 1% van de onderneming bij sluiten van de overeenkomst;

    • b. certificaten van aandelen ter grootte van minimaal 1% in de onderneming bij sluiten van de overeenkomst;

    • c. aandelenopties die recht geven om tegen een vooraf bij tekenen van de arbeidsovereenkomst bepaalde prijs aandelen ter grootte van minimaal 1% van de onderneming op het moment van sluiten van de overeenkomst, te verkrijgen.

  • 2 Aan het recht om het minimale percentage aan aandelen, bedoeld in het eerste lid, te verkrijgen of wanneer deze onvoorwaardelijk worden, mogen geen individuele prestatievoorwaarden verbonden zijn.

  • 3 De eventueel overeengekomen periode waarin de medewerkersparticipatie onvoorwaardelijk wordt, valt binnen de termijn van drie jaar nadat de arbeidsovereenkomst in werking is getreden.

  • 4 Onze Minister van Justitie en Veiligheid beoordeelt of een onderneming startend en innovatief is met schaalbare bedrijfsactiviteiten aan de hand van het toetsingskader, bedoeld in artikel 1o, tweede lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 8c. Voor deze beoordeling wordt advies gevraagd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Artikel 3.21

Als opleiding of studie, bedoeld in artikel 3.41, eerste lid, onder c, van het Besluit zijn aangewezen:

  • a. opleidingen die worden verzorgd in het kader van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

  • b. opleidingsactiviteiten in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, en

  • c. een opleiding aan een Academie voor Bouwkunst waarbij werkervaring en studie worden gecombineerd.

Artikel 3.22

  • 1 In het kader van studie wordt onder voldoende middelen van bestaan verstaan:

    • a. indien de vreemdeling of een buiten Nederland gevestigde persoon of rechtspersoon de studie en het verblijf bekostigt: een netto-inkomen als bedoeld in artikel 3.74, tweede lid, van het Besluit, of

    • b. indien een in Nederland gevestigde persoon of rechtspersoon de studie en het verblijf van de vreemdeling bekostigt: een netto-inkomen als bedoeld in artikel 3.74, eerste lid, van het Besluit, aangevuld met het in artikel 3.74, tweede lid, van het Besluit bedoelde bedrag.

  • 2 Indien de studie en het verblijf middels periodieke betalingen worden bekostigd, zijn middelen van bestaan in afwijking van artikel 3.75 van het Besluit slechts duurzaam, indien naar het oordeel van Onze Minister voldoende zekerheid is verschaft over het ongestoorde verloop van de periodieke geldstroom.

  • 3 Middelen van bestaan zijn duurzaam, indien deze op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als de voorgenomen studie in Nederland zal duren, beschikbaar zijn.

  • 4 Middelen van bestaan zijn eveneens duurzaam, indien op een ten name van de vreemdeling gestelde bankrekening in Nederland, dan wel op de bankrekening van de onderwijsinstelling waar de student zich heeft ingeschreven, een bedrag beschikbaar is, gelijk aan het maandelijkse normbedrag, bedoeld in het eerste lid, vermenigvuldigd met twaalf of zoveel minder als het aantal maanden dat de voorgenomen studie in Nederland zal duren.

Artikel 3.23

Als buitenlandse onderwijsinstelling, bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit, zijn aangewezen de onderwijsinstellingen opgenomen in de top-200 van de algemene ranglijsten en de beschikbare ranglijsten per faculteit en vakgebied van:

  • a. de Times Higher Education World University Rankings;

  • b. de QS World University Rankings;

  • c. de Academic Ranking of World Universities.

Artikel 3.24

  • 1 Verblijf in het kader van uitwisseling is mogelijk indien de vreemdeling achttien jaar of ouder, maar jonger dan eenendertig jaar is.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is verblijf mogelijk als de vreemdeling tussen de vijftien en achttien jaar is, voor zover:

    • a. de vreemdeling niet als au pair in Nederland verblijft of wil verblijven, en

    • b. de mogelijkheid daartoe is opgenomen in het culturele uitwisselingsprogramma.

  • 3 In een uitwisselingsprogramma, als bedoeld in artikel 3.43, eerste lid, onder a, van het Besluit, wordt in ieder geval opgenomen:

    • a. op welke wijze de vreemdeling gedurende het tijdelijk verblijf in Nederland kennis maakt met de Nederlandse samenleving en cultuur;

    • b. de wijze waarop de referent invulling geeft aan de zorgplicht;

    • c. de aard en omvang van de werkzaamheden die de vreemdeling gaat verrichten;

    • d. indien het een uitwisselingsprogramma voor au pairs betreft, dat de au pair en het gastgezin de dagindeling overeenkomen, en

    • e. indien het een uitwisselingsprogramma voor au pairs betreft, dat de au pair en het gastgezin de bewustverklaring ondertekenen. De bewustverklaring is opgenomen in bijlage 10a van deze regeling.

  • 4 [Red: Vervallen.]

  • 5 Een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met uitwisseling in het kader van Europees Vrijwilligerswerk kan worden verleend indien de vreemdeling een overeenkomst heeft gesloten met de referent, en daarin is opgenomen:

    • 1°. een beschrijving van het vrijwilligersprogramma;

    • 2°. de duur van het vrijwilligerswerk;

    • 3°. de voorwaarden voor plaatsing en voor het toezicht op het vrijwilligerswerk;

    • 4°. het aantal uren dat de vreemdeling aan het vrijwilligerswerk moet besteden;

    • 5°. de beschikbare middelen ter dekking van de kosten van levensonderhoud en onderkomen van de vreemdeling en een minimumbedrag aan zakgeld voor de duur van het verblijf, en

    • 6°. indien van toepassing, de opleiding die de vreemdeling zal ontvangen om hem te helpen bij het verrichten van zijn vrijwilligerswerk.

Artikel 3.24a

De aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet in het kader van uitwisseling, ten behoeve van een uitwisselingsjongere, niet zijnde een au pair, wordt niet op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet afgewezen indien de uitwisselingsjongere in zijn eigen levensonderhoud voorziet.

Artikel 3.24aa

  • 1 Als categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit, zijn aangewezen vreemdelingen met het volgende verblijfsdoel:

    • a. verblijf in het kader van remigratie op grond van de Remigratiewet;

    • b. verblijf in het kader van verwesterde schoolgaande minderjarige vrouwen voor vreemdelingen met de Afghaanse nationaliteit;

    • c. verblijf in het kader van plaatsing in een pleeggezin of instelling op verzoek van een ander land op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996;

    • d. verblijf als vreemdeling die zich in de terminale fase van een ziekte bevindt;

    • e. verblijf op basis van de duurzaamheids- en proportionaliteitsbeoordeling van vreemdelingen aan wie artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen;

    • f. verblijf als minderjarige vreemdeling met een kinderbeschermingsmaatregel;

    • g. verblijf in het kader van beschermde getuige in beschermingsprogramma van de Politie Landelijke Eenheid.

  • 2 Als categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.51, derde lid, van het Besluit, zijn aangewezen vreemdelingen met het volgende verblijfdoel:

    • a. verblijf als oud-Nederlander in het kader van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, d en e van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

    • b. verblijf in het kader van de Afsluitingsregeling Definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen;

    • c. verblijf wegens bijzondere individuele omstandigheden na verblijf als familie- of gezinslid;

    • d. verblijf na verblijf als slachtoffer van mensenhandel die hiervan geen aangifte kan of wil doen;

    • e. verblijf na verblijf als slachtoffer van (dreigend) eergerelateerd geweld of van (dreigend) huiselijk geweld;

    • f. verblijf na verblijf als slachtoffer of slachtoffer-aangever van mensenhandel;

    • g. verblijf na verblijf als getuige aangever van mensenhandel;

    • h. verblijf in het kader van de uitoefening van het privéleven, bedoeld in artikel 8 EVRM;

    • i. verblijf in het kader van plaatsing in een pleeggezin of instelling op verzoek van een ander land op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996;

    • j. verblijf als minderjarige vreemdeling met een kinderbeschermingsmaatregel;

    • k. verblijf in het kader van beschermde getuige in beschermingsprogramma van de Politie Landelijke Eenheid.

Artikel 3.24b

In aanvulling op artikel 3.75, eerste lid, van het Besluit, zijn in het kader van verblijf als familie- of gezinslid middelen van bestaan verkregen uit arbeid in loondienst eveneens duurzaam, indien op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven een aaneengesloten periode van een jaar voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst zijn verworven en de middelen van bestaan nog zes maanden beschikbaar zijn.

Paragraaf 3. Procedurele bepalingen

Artikel 3.26

Artikel 3.33

Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen de vreemdelingenadministratie en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling van voorzieningen nodig hebben.

Artikel 3.33a

De artikelen 3.99a en 3.102b van het Besluit zijn niet van toepassing op de vreemdeling:

  • a. wiens vrijheid rechtens is ontnomen;

  • b. die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn verwijdering;

  • c. tegen wie de Minister het overdrachtsbesluit, bedoeld in de artikelen 44a en 62b van de Wet, heeft uitgevaardigd en die in afwachting is van de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat.

Artikel 3.34

Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen onderscheidenlijk verlengen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, is de vreemdeling die niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf geldig voor het doel waar verblijf voor wordt gevraagd, voor een verblijfsdoel als bedoeld in kolom I, het daarachter vermelde bedrag in kolom II onderscheidenlijk kolom III verschuldigd.

I. Verblijfsdoel

II. Verlening of wijziging

III. Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’

€ 192

€ 192

b. ‘verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’

€ 192, of als vermogende vreemdeling: € 2.283

€ 192, of als vermogende vreemdeling: € 1.142

c. ‘arbeid als zelfstandige’

In het kader van ‘arbeid als zelfstandige’ als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit € 342, overige € 1.416

€ 379

d. ‘arbeid als kennismigrant’

€ 320

€ 320

e. ‘verblijf als houder van de Europese blauwe kaart’

€ 320

€ 320

f. ‘seizoenarbeid’

€ 192

€ 192

g. ‘overplaatsing binnen een onderneming’

€ 320

€ 320

h. ‘arbeid in loondienst’

€ 320

€ 320

i. ‘grensoverschrijdende dienstverlening’

€ 320

€ 320

j. ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2016/801/EU’

€ 192

€ 192

k. ‘lerend werken’

€ 320

€ 320

l. ‘arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel’

€ 0

€ 0

m. ‘studie’

€ 192

€ 192

n. ‘het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’

€ 192

niet van toepassing

o. ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’

€ 320

€ 320

p. ‘medische behandeling’

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 1.086

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 379

q. ‘tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 342, overige € 0

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 342, overige € 0

r. ‘het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap

€ 1.086

€ 379

s. ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, overige € 1.086

In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, in het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen € 173, overige € 379

t. alle overige verblijfsdoelen

€ 1.086

€ 379

Artikel 3.34a

In afwijking van artikel 3.34 geldt voor de navolgende categorieën vreemdelingen als bedoeld in kolom I, het daarachter vermelde bedrag in kolom II onderscheidenlijk kolom III.

I. Categorie

II. Verlening of wijziging

III. Verlenging

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’ indien het een kind betrtikel 3.343.34d komen te luiden:nderdeel NNet Voorschrift Vreemdelingen 2000 worden de bij dit besluit opgenomen bijlagen ingreft die verblijf vraagt bij een ouder

€ 192

€ 192

b. gezinslid van een houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen welk gezinslid het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt

€ 192

€ 192

c. houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in een andere lidstaat of een gezinslid daarvan die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet aanvraagt

€ 192

€ 192

d. vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie

€ 64

€ 64

e. vreemdeling die in aanmerking komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet

€ 64

€ 64

f. vreemdeling met de nationaliteit van Argentinië, Australië, Canada, Hong Kong, Nieuw Zeeland dan wel Zuid-Korea die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in het kader van het Working Holiday Scheme of het Working Holiday Programme

€ 64

niet van toepassing

g. vreemdeling met de nationaliteit van Canada die het verblijfsdoel ‘lerend werken’ aanvraagt, in het kader van het Young Workers Exchange Programme

€ 64

€ 64

h. vreemdeling die werkzaamheden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het op 7 juni 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland (Trb. 2007, 25) verricht en het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 69

€ 69

i. vreemdeling die met het oog op de voorlaatste alinea van de brief van 21 december 2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties, behorend bij het op 21 december 2007 te New York tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228), het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 69

€ 69

j. vreemdeling die het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt en die om vrijstelling van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM en aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting te kunnen voldoen

€ 0

€ 0

k. vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden of met een ander verblijfsdoel dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit

€ 0

€ 0

m. de vreemdeling in aanmerking komt voor verlenging van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel van 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid voor verblijf bij een vreemdeling aan wie in het kader van dreigend eergerelateerd geweld, slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden is verleend

niet van toepassing

€ 0

n. de broer en zus die een aanvraag indienen voor ‘verblijf als familie- en gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van het beleid voor de Afghaanse vreemdeling die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is

€ 0

€ 0

o. vreemdeling die een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 3.101, tweede lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

p. de vreemdeling waaraan een verblijfsvergunning is verleend in het kader van verblijf als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command-headquarters) onder de beperking ‘arbeid in loondienst’

€ 320

€ 0

Artikel 3.34b

In aanvulling op artikel 3.34 en 3.34a kan de Minister in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken bepalen dat de vastgestelde leges niet zijn verschuldigd in het belang van de internationale betrekkingen.

Artikel 3.34c

  • 1 In afwijking van artikel 3.34 en 3.34a is de vreemdeling voor een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet een bedrag van € 402 verschuldigd die:

    • a. een aanvraag indient tot het wijzigen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden in het kader van dreigend eergerelateerd geweld, slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld, in een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden, in het kader van dreigend eergerelateerd geweld, slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld;

    • b. een aanvraag indient tot het wijzigen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder de beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, in een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden, in het kader van een verbroken relatie wegens ondervonden huiselijk geweld of eergerelateerd geweld;

    • c. als minderjarige vreemdeling een aanvraag indient tot het wijzigen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder de beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, in een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden, in het kader van ondervonden huiselijk geweld of eergerelateerd geweld;

    • d. een aanvraag indient tot het wijzigen van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, in een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden, in het kader van achterlating.

Artikel 3.34d

In afwijking van artikel 3.34 is de vreemdeling geen leges verschuldigd ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlengen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, indien:

  • a. deze aanvraag gelijktijdig is ontvangen met een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning, tenzij deze aanvragen zijn ontvangen een jaar of langer voordat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning afloopt;

  • b. deze aanvraag gelijktijdig is ontvangen met een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet, tenzij deze aanvragen zijn ontvangen een jaar of langer voordat de geldigheidsduur van de vergunning afloopt.

Artikel 3.34g

  • 1 Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, is de vreemdeling een bedrag van € 192 verschuldigd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling van Turkse nationaliteit aan wie het verrichten van arbeid is toegestaan ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, een bedrag van € 64 verschuldigd.

  • 3 In afwijking van het eerste lid is het toegelaten gezinslid van een vreemdeling als bedoeld in het tweede lid, ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, een bedrag van € 64 verschuldigd.

Artikel 3.34h

  • 1 Ter zake van de afdoening van een aanvraag om toetsing aan het gemeenschapsrecht en afgifte van het daaraan verbonden verblijfsdocument, is de vreemdeling een bedrag van € 64 verschuldigd.

  • 2 Onverminderd artikel 3.34g, derde en vierde lid, is de vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie, ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet, een bedrag van € 64 verschuldigd.

Artikel 3.34ha

  • 1 Ter zake van de afdoening van een aanvraag om toetsing aan het terugtrekkingsakkoord en afgifte van het daaraan verbonden verblijfsdocument, is de vreemdeling een bedrag van € 64 verschuldigd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling geen leges verschuldigd ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 19 van het terugtrekkingsakkoord indien de vreemdeling die deze aanvraag indient reeds in het bezit is van een document, waaruit het verblijfsrecht als bedoeld in artikel 8.17 van het Besluit blijkt.

Artikel 3.34j

  • 1 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een bedrag van € 139 verschuldigd.

  • 2 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder b, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een bedrag van € 139 verschuldigd.

  • 3 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder e, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een bedrag van € 64 verschuldigd.

  • 4 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling een bedrag van € 64 verschuldigd ter zake van de afgifte van een vervangend document:

    • a. waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet blijkt, voor zover de vreemdeling van Turkse nationaliteit is en de verblijfsvergunning is verleend onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid als zelfstandige;

    • b. waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder b, van de Wet blijkt voor zover de vreemdeling van Turkse nationaliteit is en de vreemdeling direct voorafgaande aan de aanvraag houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid als zelfstandige;

    • c. waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a, b of l, van de Wet blijkt voor zover de vreemdeling van Turkse nationaliteit is en het verrichten van arbeid is toegestaan;

    • d. waaruit het rechtmatig verblijf bedoeld in artikel 8, onder a, b of l, van de Wet blijkt, voor zover de vreemdeling het gezinslid is van een vreemdeling als bedoeld in onderdeel c.

  • 5 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling een bedrag van € 139 verschuldigd ter zake van de afgifte van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet blijkt, voor zover de verblijfsvergunning is verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid.

Artikel 3.34k

  • 1 Ter zake van de afgifte van een document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder a of b, van de Wet blijkt, aan de minderjarige vreemdeling die voor de eerste keer een zelfstandig verblijfsdocument aanvraagt, is de vreemdeling een bedrag van € 113 verschuldigd.

  • 2 Ter zake van de afgifte van een document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder e, van de Wet blijkt, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 33 verschuldigd.

  • 3 In afwijking van het eerste lid is de minderjarige vreemdeling die het gezinslid is van een vreemdeling als bedoeld in artikel 3.34j, vierde lid, onderdeel c een bedrag van € 33 verschuldigd.

Artikel 3.34l

Artikel 3.34m

Indien de referent de eigen verklaring, bedoeld in artikel 24a, tweede lid, van de Wet, niet kan afleggen, legt hij voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, de gegevens en bescheiden over op basis waarvan de Minister kan vaststellen of aan de voorwaarden wordt voldaan.

Afdeling 3. De verblijfsvergunning asiel

Paragraaf 1. Inhoudelijke bepalingen

Artikel 3.36

  • 1 Daden van vervolging in de zin van artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag moeten:

    • a. zo ernstig van aard zijn of zo vaak voorkomen dat zij een ernstige schending vormen van de grondrechten van de mens, met name de rechten ten aanzien waarvan geen afwijking mogelijk is uit hoofde van artikel 15, tweede lid, van het EVRM; of

    • b. een samenstel zijn van verschillende maatregelen, waaronder mensenrechtenschendingen, die voldoende ernstig zijn om iemand op een soortgelijke wijze te treffen als omschreven onder a.

  • 2 Daden van vervolging in de zin van het eerste lid kunnen onder meer de vorm aannemen van:

    • a. daden van lichamelijk of geestelijk geweld, inclusief seksueel geweld;

    • b. wettelijke, administratieve, politiële of gerechtelijke maatregelen die op zichzelf discriminerend zijn of op discriminerende wijze worden uitgevoerd;

    • c. onevenredige of discriminerende vervolging of bestraffing;

    • d. ontneming van de toegang tot rechtsmiddelen, waardoor een onevenredig zware of discriminerende straf wordt opgelegd;

    • e. vervolging of bestraffing wegens de weigering militaire dienst te vervullen tijdens een conflict, wanneer het vervullen van militaire dienst strafbare feiten of handelingen inhoudt die onder de uitsluitingsclausule van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag vallen;

    • f. daden van genderspecifieke of kindspecifieke aard.

  • 3 Er moet een verband zijn tussen enerzijds de gronden voor vervolging genoemd in artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag en anderzijds de daden, bedoeld in het eerste lid, die als vervolging worden aangemerkt of het ontbreken van bescherming tegen dergelijke daden.

Artikel 3.37

  • 1 Bij de beoordeling van de gronden van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag wordt rekening gehouden met de volgende elementen:

    • a. het begrip «ras» omvat met name de aspecten huidskleur, afkomst of het behoren tot een bepaalde etnische groep;

    • b. het begrip «godsdienst» omvat met name theïstische, niet-theïstische en atheïstische geloofsovertuigingen, het deelnemen aan of het zich onthouden van formele erediensten in de particuliere of openbare sfeer, hetzij alleen of in gemeenschap met anderen, andere religieuze activiteiten of uitingen, dan wel vormen van persoonlijk of gemeenschappelijk gedrag die op een godsdienstige overtuiging zijn gebaseerd of daardoor worden bepaald;

    • c. het begrip «nationaliteit» is niet beperkt tot staatsburgerschap of het ontbreken daarvan, maar omvat met name ook het behoren tot een groep die wordt bepaald door haar culturele, etnische of linguïstische identiteit, door een gemeenschappelijke geografische of politieke oorsprong of door verwantschap met de bevolking van een andere staat;

    • d. een groep wordt geacht een specifieke sociale groep te vormen als met name:

      • 1°. leden van de groep een aangeboren kenmerk vertonen of een gemeenschappelijke achtergrond hebben die niet gewijzigd kan worden, of een kenmerk of geloof delen dat voor de identiteit of de morele integriteit van de betrokkenen dermate fundamenteel is, dat van de betrokkenen niet mag worden geëist dat zij dit opgeven, en

      • 2°. de groep in het betrokken land een eigen identiteit heeft, omdat zij in haar directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd;

      • Afhankelijk van de omstandigheden in het land van herkomst kan een specifieke sociale groep een groep zijn die als gemeenschappelijk kenmerk seksuele gerichtheid heeft. Seksuele gerichtheid omvat geen handelingen die volgens het nationale recht van de lidstaten als strafbaar worden beschouwd. Wanneer moet worden vastgesteld of iemand tot een bepaalde sociale groep behoort of wanneer een kenmerk van een dergelijke groep wordt geïdentificeerd, wordt er terdege rekening gehouden met genderaspecten, waaronder genderidentiteit;

    • e. het begrip «politieke overtuiging» houdt met name in dat de vreemdeling een opvatting, gedachte of mening heeft betreffende een aangelegenheid die verband houdt met de in artikel 3.37a genoemde potentiële actoren en hun beleid of methoden, ongeacht of de vreemdeling zich in zijn handelen door deze opvatting, gedachte of mening heeft laten leiden.

  • 2 Bij de beoordeling of de vrees van de vreemdeling voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag gegrond is, doet het niet ter zake of de vreemdeling in werkelijkheid de raciale, godsdienstige, nationale, sociale of politieke kenmerken vertoont die aanleiding geven tot de vervolging indien deze kenmerken hem door de actor van de vervolging worden toegeschreven.

Artikel 3.37a

Actoren van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel van ernstige schade kunnen onder meer zijn:

  • a. de staat;

  • b. partijen of organisaties die de staat of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied beheersen;

  • c. niet-overheidsactoren, indien kan worden aangetoond dat de actoren als bedoeld onder a en b, inclusief internationale organisaties, geen bescherming als bedoeld in artikel 3.37c kunnen of willen bieden tegen vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel tegen ernstige schade.

Artikel 3.37b

  • 1 Een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico op ernstige schade kan gegrond zijn op gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden nadat de vreemdeling het land van herkomst heeft verlaten.

  • 2 Een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico op ernstige schade kan gegrond zijn op activiteiten van de vreemdeling sedert hij het land van herkomst heeft verlaten, met name wanneer wordt vastgesteld dat de betrokken activiteiten de uitdrukking en de voortzetting vormen van overtuigingen of strekkingen die de betrokkene in het land van herkomst aanhing.

Artikel 3.37c

  • 1 Bescherming tegen vervolging, dan wel tegen ernstige schade kan alleen worden geboden door:

    • a. de staat, of

    • b. partijen of organisaties, met inbegrip van internationale organisaties, die de staat of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied beheersen,

    mits zij bereid en in staat zijn bescherming te bieden overeenkomstig het tweede lid.

  • 2 Bescherming tegen vervolging of ernstige schade moet doeltreffend en van niet-tijdelijke aard zijn. In het algemeen wordt dergelijke bescherming geboden wanneer de actoren als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, redelijke maatregelen tot voorkoming van vervolging of ernstige schade treffen, onder andere door de instelling van een doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging of ernstige schade vormen, en wanneer de verzoeker toegang tot een dergelijke bescherming heeft.

Artikel 3.37d

  • 1 Bij de beoordeling of een vreemdeling op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Wet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van die wet geldt dat een vreemdeling geen behoefte heeft aan bescherming, indien hij in een deel van het land van herkomst:

    • a. geen gegronde vrees heeft voor vervolging of geen reëel risico op ernstige schade loopt; of

    • b. toegang heeft tot bescherming als bedoeld in artikel 3.37c tegen vervolging of tegen ernstige schade,

    en hij op een veilige en wettige manier kan reizen naar en zich toegang verschaffen tot dat deel van het land, en redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij er zich vestigt.

  • 2 Bij de beoordeling of de vreemdeling een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade loopt, of toegang heeft tot bescherming tegen vervolging of tegen ernstige schade in een deel van het land van herkomst overeenkomstig het eerste lid, wordt rekening gehouden met de algemene omstandigheden in dat deel van het land en met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling in overeenstemming met artikel 31 van de Wet. Daartoe wordt ervoor gezorgd dat wordt beschikt over nauwkeurige en actuele informatie uit relevante bronnen, zoals de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken.

Artikel 3.37e

  • 1 De beoordeling of een derde land een veilig derde land is, als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, onder c, van de Wet, dient te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties.

  • 2 De Minister onderzoekt de situatie in derde landen die zijn aangemerkt als veilige derde landen regelmatig opnieuw.

  • 3 Bij de beoordeling of de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Wet, niet-ontvankelijk wordt verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder c, van de Wet, worden betrokken de verklaringen van de vreemdeling inhoudende dat:

    • a. hij in het derde land zal worden blootgesteld aan vervolging of ernstige schade;

    • b. de band tussen hem en het derde land niet zodanig is dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan.

  • 4 Eerder verblijf, als bedoeld in artikel 3.106a, derde lid, van het Besluit wordt in ieder geval aangenomen indien uit objectieve feiten of omstandigheden blijkt dat de vreemdeling in het land van herkomst niet de intentie had om naar Nederland te reizen.

  • 5 Bij de uitvoering van een uitsluitend op artikel 30a, eerste lid, onder c, van de Wet gebaseerde beslissing, wordt aan de vreemdeling een document verschaft waarin de autoriteiten van het derde land in de taal van dat land ervan in kennis gesteld worden dat de asielaanvraag niet inhoudelijk is onderzocht.

Artikel 3.37f

  • 1 Een land wordt als veilig land van herkomst beschouwd als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Wet, wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging, noch van foltering of onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, noch van bedreiging door willekeurig geweld in het kader van een internationaal of intern gewapend conflict.

  • 2 Bij de beoordeling of een land als veilig land van herkomst wordt beschouwd, wordt onder meer rekening gehouden met de mate waarin bescherming wordt geboden tegen vervolging of mishandeling door middel van:

    • a. de desbetreffende wetten en andere voorschriften van het betrokken land en de wijze waarop die worden toegepast;

    • b. de naleving van de rechten en vrijheden die zijn neergelegd in het EVRM en/of het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en/of het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering, in het bijzonder de rechten waarop geen afwijkingen uit hoofde van artikel 15, lid 2, van het EVRM zijn toegestaan;

    • c. de naleving van het beginsel van non-refoulement overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag;

    • d. het beschikbaar zijn van een systeem van daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen schendingen van voornoemde rechten en vrijheden.

Artikel 3.37g

Bij de beoordeling of een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Wet, wordt ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, onder c, van de Wet, of de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan wordt afgewezen op die grond, wordt in aanmerking genomen of de wijziging van de omstandigheden een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft om de gegronde vrees voor vervolging dan wel het reële risico op ernstige schade weg te nemen. De rechtsgrond voor verlening van de desbetreffende verblijfsvergunning heeft niet opgehouden te bestaan indien de vreemdeling dwingende redenen kan aanvoeren die voorvloeien uit vroegere vervolging dan wel uit vroegere ernstige schade, om te weigeren de bescherming in te roepen van het land waarvan hij de nationaliteit bezit, of, in het geval van een staatloze, van het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfsplaats had.

Paragraaf 2. Procedurele bepalingen

Artikel 3.41

Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen het IND-informatiesysteem en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling van voorzieningen nodig hebben.

Artikel 3.42

Voor de termijnen, genoemd in artikel 3.110, eerste en tweede lid, van het Besluit, tellen mee de met algemeen erkende feestdagen gelijkgestelde dagen, bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, van de Algemene termijnenwet, met uitzondering van 14 april 2017.

Artikel 3.43b

  • 1 Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 33 van de Wet, is de vreemdeling een bedrag van € 192 verschuldigd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling van Turkse nationaliteit ter zake van de afdoening van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 33 van de Wet, een bedrag van € 64 verschuldigd.

  • 3 De leges, bedoeld in het eerste lid, worden door de vreemdeling door middel van een in opdracht van de IND toegezonden acceptgirokaart voldaan.

Artikel 3.43c

  • 1 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een bedrag van € 139 verschuldigd.

  • 2 Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder d, van de Wet blijkt of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens, is de vreemdeling een bedrag van € 139 verschuldigd.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid is de vreemdeling van Turkse nationaliteit ter zake van de afgifte van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Wet blijkt, een bedrag van € 64 verschuldigd.

  • 4 In afwijking van het eerste en tweede lid is de vreemdeling die het gezinslid is van een vreemdeling als bedoeld in het derde lid ter zake van de afgifte van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Wet blijkt, een bedrag van € 64 verschuldigd.

Artikel 3.45a

  • 1 Van minderjarige vreemdelingen kunnen de in Hoofdstuk 3, Afdeling 5, Paragraaf 2 van het Besluit bedoelde gehoren worden afgenomen indien zij:

    • a. niet alleenstaand zijn en de leeftijd van vijftien jaar hebben bereikt;

    • b. niet alleenstaand en tussen de twaalf en vijftien jaar zijn en zij dan wel hun wettelijk vertegenwoordiger hebben verzocht om te worden gehoord of indien er naar het oordeel van Onze Minister een goede reden is om hen te horen;

    • c. alleenstaand zijn en de leeftijd van zes jaar hebben bereikt.

  • 2 De gehoren van minderjarige vreemdelingen worden afgenomen op een kindvriendelijke manier.

  • 3 De gehoren van de in het eerste lid, onder a en b, bedoelde vreemdelingen worden afgenomen door personen die zijn opgeleid om rekening te houden met de behoeften van minderjarige vreemdelingen.

  • 4 De gehoren van de in het eerste lid, onder c, bedoelde vreemdelingen worden afgenomen door personen die zijn opgeleid om rekening te houden met de behoeften van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, zoveel mogelijk in aanwezigheid van hun voogd en, totdat zij de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt, in een kindvriendelijke hoorruimte.

Artikel 3.45b

  • 2 De termijn van twee weken, bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b en c, van de Wet, vangt aan met ingang van de dag na die waarop bekend is geworden dat de vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor onderscheidenlijk is verdwenen of zonder toestemming van de Minister is vertrokken.

Artikel 3.46

De in artikel 3.122 van het Besluit bedoelde informatie wordt verschaft door het verzenden dan wel uitreiken van een brochure aan de vreemdeling tegelijk met, dan wel zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de beschikking waarin de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Wet wordt ingewilligd.

Artikel 3.47

Indien de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet, wordt ingetrokken, wordt daarvan een aantekening gemaakt in het dossier van de vreemdeling.

Artikel 3.48

Artikel 3.49

Duidelijke aanwijzingen dat de vreemdeling de eerste opvolgende asielaanvraag heeft ingediend louter teneinde de uitvoering van het terugkeerbesluit te vertragen of te verhinderen als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder e, van het Besluit, zijn in ieder geval dat:

  • a. de vreemdeling bekend is met de datum waarop hij wordt uitgezet en de aanvraag indient kort voorafgaand aan zijn uitzetting terwijl:

    • hij voldoende mogelijkheid heeft gehad om de aanvraag eerder in te dienen, maar hij daarvan geen gebruikt heeft gemaakt;

    • hij de aanvraag niet heeft onderbouwd;

    • de argumenten of bewijzen die hij heeft voorgelegd, evident niet relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag of evident niet kunnen leiden tot inwilliging van de aanvraag; of

    • hij zijn eerder afgelegde verklaringen essentieel wijzigt of aanvult;

  • b. de vreemdeling eerst na aanhouding of een periode van feitelijk verblijf te kennen geeft dat hij een aanvraag wil indienen, en er duidelijke aanwijzingen zijn dat hij daarvoor niet de bedoeling had zich uit vrije wil bij de autoriteiten te melden en een aanvraag te doen.

Artikel 3.50

Artikel 3.118b van het Besluit is niet van toepassing op de vreemdeling:

  • a. aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen;

  • b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij na afwijzing van de eerdere aanvraag is teruggekeerd naar het land van herkomst;

  • c. die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn verwijdering, of

  • d. wiens eerdere aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Wet niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30 van de Wet of niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a, b, c of e, van de Wet en:

    • 1°. deze afwijzingsgrond niet meer van toepassing is; of

    • 2°. de vreemdeling na afwijzing van de eerdere aanvraag vrijwillig is teruggekeerd naar of overgedragen is aan het land dat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag.

Afdeling 4. De status van EU-langdurig ingezetene

Paragraaf 1. Procedurele bepalingen

Artikel 3.51

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling een bedrag van € 64 verschuldigd ter zake van de afgifte van een vervangend document:

    • a. waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder b, van de Wet blijkt voor zover de vreemdeling van Turkse nationaliteit is en de vreemdeling direct voorafgaande aan de aanvraag houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid als zelfstandige;

    • b. waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder b, van de Wet blijkt voor zover de vreemdeling van Turkse nationaliteit is en het verrichten van arbeid is toegestaan;

    • c. waaruit het rechtmatig verblijf bedoeld in artikel 8, onder b, van de Wet blijkt, voor zover de vreemdeling het gezinslid is van een vreemdeling als bedoeld in onderdeel b;

    • d. waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder d, van de Wet blijkt voor zover de vreemdeling van Turkse nationaliteit is of het gezinslid is van een dergelijke vreemdeling.

Artikel 3.52

Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, tweede lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder b en d, van de Wet blijkt, is de vreemdeling een bedrag van € 64 verschuldigd.

Artikel 3.52a

In afwijking van de artikelen 3.51, tweede lid en 3.52, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 33 verschuldigd.

Artikel 3.52b

In afwijking van artikel 3.51, eerste lid, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 64 verschuldigd.

Artikel 3.53

Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 45a van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen het IND-informatiesysteem en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling van voorzieningen nodig hebben.

Hoofdstuk 4. Grensbewaking, toezicht en uitvoering

Afdeling 1. Grensbewaking en toezicht

Artikel 4.1

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Met het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot vreemdelingen zijn belast:

    • a. de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, die tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn als bedoeld in artikel 142 Wetboek van Strafvordering en die ingevolge een akte en proces-verbaal van beëdiging van de Minister van Veiligheid en Justitie zijn belast met opsporing van een of meer strafbare feiten ingevolge de Wet;

    • b. de ambtenaren, bedoeld onder a, die zijn belast met de opsporing van andere dan de in dat onderdeel bedoelde strafbare feiten;

    • c. de ambtenaren van de Dienst Terugkeer en Vertrek die de functie hebben van senior medewerker behandelen en ontwikkelen of medewerker behandelen en ontwikkelen;

    • d. de ambtenaren van de Dienst Vervoer en Ondersteuning die tevens zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar in de zin van artikel 2 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer en Ondersteuning 2014;

    • e. de inspecteurs arbeidsmarktfraude van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor zover het de naleving van artikel 3.22 van het Besluit betreft.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2022, 8974, datum inwerkingtreding 01-04-2022, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-02-2019.

In het eerste lid, onderdeel d, wordt ‘Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer en Ondersteuning 2014’ vervangen door ‘Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer en Ondersteuning 2019’.

Artikel 4.1a

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot referenten zijn belast:

    • a. de inspecteurs arbeidsmarktfraude van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en

    • b. de ambtenaren van de directie Regulier Verblijf en Nederlanderschap en de directie Dienstverlenen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst in de functie van:

      • 1. medewerker of senior medewerker behandelen en ontwikkelen;

      • 2. medewerker verwerken en behandelen;

      • 3. inspecteur/medewerker toezicht of senior inspecteur/medewerker toezicht;

      • 4. operationeel manager; en

      • 5. middenmanager.

  • 2 Bij de uitoefening van zijn taak draagt de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, een legitimatiebewijs als opgenomen in bijlage 12a, bij zich.

Artikel 4.1b

Met het toezicht op de naleving en de uitvoering van de Schengengrenscode en de wettelijke voorschriften met betrekking tot de grensbewaking zijn tevens belast de daartoe door de korpschef aangewezen ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a en c, van de Politiewet 2012 die met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de Schengengrenscode voldoende zijn opgeleid. Deze aanwijzing geldt voor een periode van ten hoogste zes maanden en kan telkenmale worden verlengd met ten hoogste zes maanden.

Artikel 4.2

  • 1 Als de plaatsen waar grensdoorlaatposten zijn gevestigd, zijn aangewezen de plaatsen vermeld in kolom A van bijlage 4 bij deze regeling. Personencontrole in het kader van de grensbewaking kan worden uitgevoerd op de locaties, vermeld in kolom B van bijlage 4 bij deze regeling.

  • 2 De grensdoorlaatposten, bedoeld in het eerste lid, zijn voor het inreizen en uitreizen van personen opengesteld gedurende de tijden, vermeld in kolom C van bijlage 4 bij deze regeling.

Artikel 4.2a

  • 1 De grenscontrole vindt plaats na de tijdige kennisgeving van de afvaart. De tijdige kennisgeving van afvaart, bedoeld in punt 3.1.5. van bijlage VI van de Schengengrenscode, wordt gedaan tenminste drie uur en ten hoogste drie dagen voor het moment waarop het schip de buitengrens van het Schengengebied daadwerkelijk zal overschrijden.

  • 2 In onvoorziene en uitzonderlijke situaties of indien het schip zich korter dan drie uur bevindt bij de grensdoorlaatpost waar de kennisgeving moet plaatsvinden, wordt de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid gedaan op een zodanig tijdstip dat de met de bediening van de grensdoorlaatpost belaste ambtenaar in staat is de door hem uit te oefenen personencontrole uit te voeren.

Artikel 4.4. Modellen bemanningslijst/passagierslijst zeeschip

  • 1 Het model van de bemanningslijst, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid onder a, van het Besluit is opgenomen in bijlage 14a en 14b bij deze regeling. Op de bemanningslijst worden de gegevens verstrekt omtrent de familienaam, voornamen, rang, nationaliteit, geboortedatum en geboorteplaats, van zowel de gezagvoerder als van alle bij het binnenvaren van Nederland aan boord aanwezige personen die deel uitmaken van de bemanning en als zodanig op de monsterrol voorkomen.

Artikel 4.4a

  • 1 De gezagvoerder, scheepsagent, of een ander door de gezagvoerder naar behoren gemachtigd persoon van een zeeschip of ander schip, daaronder begrepen schepen die vanuit Nederlandse havens veerverbindingen met havens in derde landen verzorgen, zendt de in artikel 4.11 van het Besluit en artikel 4.4 bedoelde gegevens elektronisch aan het hoofd van de grensdoorlaatpost via een elektronisch platform waarvoor de autoriteit belast met grenstoezicht het Nederlandse Maritiem Single Window heeft aangewezen.

  • 2 De gegevens worden, onverminderd specifieke bepalingen betreffende aanmelding opgenomen in andere toepasselijke wet- en regelgeving, door de gezagvoerder, scheepsagent of een andere, door de gezagvoerder naar behoren gemachtigd persoon, verstuurd aan het hoofd van de grensdoorlaatpost:

    • a) uiterlijk vierentwintig uur voor aankomst in de haven, of

    • b) uiterlijk op het tijdstip waarop het schip de vorige haven verlaat, indien de reisduur minder dan vierentwintig uur bedraagt, of

    • c) indien de aanloophaven nog niet bekend is of tijdens de reis wordt gewijzigd, zodra deze informatie bekend is.

  • 3 De gegevens worden verzonden in een bericht met de structuur Extensible Markup Language (XML).

  • 4 De gezagvoerder, scheepsagent, of een ander door de gezagvoerder naar behoren gemachtigd persoon ontvangt van het hoofd van de grensdoorlaatpost via een elektronisch platform, waarvoor de autoriteit belast met grenstoezicht het Nederlandse Maritiem Single Window heeft aangewezen, een automatische elektronische ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 4.12 van het Besluit, van de informatie die hij verstrekt heeft.

Artikel 4.5

Artikel 4.6

  • 2 Het opleggen van een verplichting tot aanmelding bij de korpschef aan een vreemdeling, aan wie een bijzonder doorlaatbewijs als bedoeld in bijlage 3 onder I bij deze regeling is afgegeven, geschiedt door in dat document achter de woorden 'zich melden binnen drie dagen na afgifte van dit doorlaatbewijs bij' aan te tekenen: 'de korpschef te (plaats)'.

Artikel 4.7

  • 2 De aantekening, bedoeld in het eerste lid, kan worden aangevuld met een aantekening omtrent de grond waarop de weigering van toegang tot Nederland berust.

Artikel 4.8

  • 2 De aantekening, bedoeld in het eerste lid, kan worden aangevuld met een aantekening omtrent de reden van de verwijdering uit Nederland.

Artikel 4.9

Voor het stellen van aantekeningen in de reis- en identiteitspapieren van de vreemdeling, bedoeld in artikel 4.29 van het Besluit, wordt gebruik gemaakt van het model dat als bijlage 7j bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 4.10

De aantekening, bedoeld in artikel 4.29 van het Besluit, omtrent het voldoen aan een verplichting tot aanmelding of vervoeging bij een korpschef ingevolge de artikelen 4.39, 4.47 tot en met 4.51 van het Besluit luidt: 'Aangemeld op (datum)'. Indien het betreft een vreemdeling die naar Nederland is gekomen om als zeeman werk te zoeken aan boord van een zeeschip, wordt de aantekening aangevuld met de zinsnede 'voor verblijf als zeeman tot (datum)'.

Artikel 4.11

  • 1 In de reis- en identiteitspapieren van een vreemdeling wiens uitzetting gedurende enige tijd achterwege blijft, wordt een aantekening gesteld, luidende: 'vertrek voor (datum)'.

  • 2 In de reis- en identiteitspapieren van een vreemdeling wiens uitzetting achterwege blijft hangende de beslissing op een door hem ingediend verzoek om een voorlopige voorziening wordt de aantekening: 'verzoek voorlopige voorziening ingediend (datum). Arbeid is wel/niet toegestaan. Een tewerkstellingsvergunning is wel/niet verplicht. Geldig tot (datum), tenzij voor deze datum op voormeld verzoek is beslist' gesteld. Tevens worden aangetekend het V-nummer en het paspoortnummer.

  • 3 De aantekening, bedoeld in het tweede lid, heeft een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden. Indien de geldigheidsduur van de aantekening is verstreken voordat een beslissing is genomen op het verzoek om een voorlopige voorziening, kan de desbetreffende aantekening wederom worden gesteld met een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden. Indien afwijzend is beslist, wordt de aantekening 'vervallen' geplaatst.

  • 4 Voor de aantekeningen, bedoeld in het tweede lid, wordt gebruik gemaakt van de Sticker Aantekening Voorlopige Voorziening, waarvan het model als bijlage 7k bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 4.12

De aantekening omtrent verandering van woon- of verblijfplaats binnen Nederland, bedoeld in artikel 4.29, eerste lid, onder b, van het Besluit, luidt: 'verhuisd op (datum)'.

Artikel 4.13

De korpschef is bevoegd om met toepassing van artikel 4.51 van het Besluit:

Artikel 4.14

  • 1 De aantekening omtrent de ontheffing met toepassing van artikel 4.51, tweede lid, van het Besluit van de verplichting tot wekelijkse aanmelding, luidt: 'ontheffing verleend van de verplichting tot wekelijkse aanmelding onder de volgende beperking(en) en/of voorschrift(en) (beperkingen/voorschriften) (datum)'.

Artikel 4.15

  • 1 Indien met toepassing van artikel 54, derde lid, van de Wet een individuele verplichting tot periodieke aanmelding is opgelegd, wordt de aantekening gesteld 'Verplichting tot periodieke aanmelding krachtens artikel 54, derde lid, Vreemdelingenwet 2000', aangevuld met de periode van aanmelding en eventuele bijzonderheden.

  • 2 Indien de verplichting, bedoeld in artikel 54, derde lid, van de Wet, wordt opgeheven, wordt de aantekening gesteld: 'Verplichting tot periodieke aanmelding opgeheven op (datum)'.

Artikel 4.15a

  • 1 Aan de verplichting op grond van artikel 4.52 van het Besluit, om het verblijfsdocument in te leveren, wordt voldaan door inlevering in persoon door de vreemdeling, diens referent of gemachtigde bij een loket van de Immigratie- en Naturalisatiedienst of door verzending per post naar een door de Immigratie- en Naturalisatiedienst bepaald postadres.

  • 2 Indien de vreemdeling een nieuw verblijfsdocument in persoon komt afhalen bij het loket van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, kan aan de verplichting om het verblijfsdocument in te leveren uitsluitend worden voldaan door inlevering in persoon door de vreemdeling, bij het loket van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

  • 3 Indien de vreemdeling gebruikmaakt van terugkeerfaciliteiten, kan aan de verplichting om het verblijfsdocument in te leveren uitsluitend worden voldaan door inlevering in persoon door de vreemdeling, bij het loket van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Artikel 4.16

  • 1 De korpschef, de Commandant der Koninklijke marechaussee, alsmede de daartoe bevoegde ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst zijn bevoegd om

    • a. de plaats aan te wijzen waar de vreemdeling met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder f, van de Wet, zich in verband met het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de aanvraag om een verblijfsvergunning dient op te houden; en

    • b. aanwijzingen als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Wet, te geven.

  • 2 De korpschef of de Commandant der Koninklijke marechaussee is bevoegd om de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 4.38 van het Besluit, te vorderen.

  • 3 Een vordering als bedoeld in het tweede lid wordt niet bij algemene bekendmaking gedaan dan na goedkeuring van, en volgens voorschrift te geven door, de Minister.

Afdeling 2. Verplichtingen van de referent

Paragraaf 1. Informatieplichten

Artikel 4.17

  • 1 De inlichtingen, bedoeld in deze paragraaf, worden binnen vier weken door de vreemdeling, diens wettelijk vertegenwoordiger, diens referent of diens gewezen referent verstrekt, voor zover hij daarvan kennis heeft of kan hebben, in een door de Minister ter beschikking gesteld formulier.

  • 2 In de verklaring wordt in ieder geval melding gemaakt van:

    • a. het feit waarover hij inlichtingen dient te verstrekken;

    • b. de personalia van de vreemdeling waarop de inlichtingen betrekking hebben;

    • c. de relevante feiten en omstandigheden;

    • d. vanaf wanneer de wijziging of omstandigheden zich voordoen of voordeden.

Artikel 4.18

  • 1 De referent verstrekt inlichtingen over de vreemdeling wiens referent hij is indien:

    • a. de vreemdeling niet langer in Nederland verblijft en deze wijziging niet tijdig is gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de vreemdeling als ingezetene is ingeschreven;

    • b. de vreemdeling geen overkomst naar Nederland meer wenst.

  • 2 De erkende referent geeft kennis van het feit dat:

    • a. een uitschrijving van de onderneming, organisatie of rechtspersoon in het handelsregister, als bedoeld in artikel 2 van het Handelsregisterwet, heeft plaatsgevonden;

    • b. een surseance van betaling of faillissement van de onderneming, organisatie, natuurlijke of rechtspersoon is uitgesproken of aangevraagd;

    • c. de onderneming, organisatie of rechtspersoon is beëindigd, of

    • d. er geen aansluiting meer is bij een voor erkenning als referent verplicht gestelde gedragscode.

Artikel 4.19

  • 1 De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling verstrekt inlichtingen over de vreemdeling wiens referent hij is indien:

    • a. de tussen het gastgezin en de au pair overeengekomen dagindeling niet wordt nageleefd of zodanig is gewijzigd dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 1j, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 3 tot en met 5, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen;

    • b. de vreemdeling arbeid in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen verricht;

    • c. de vreemdeling bij een ander gastgezin gaat verblijven;

    • d. de vreemdeling, niet zijnde een au pair, werkzaamheden verricht welke niet vallen binnen de kaders van het door de Minister goedgekeurde uitwisselingsprogramma;

    • e. de samenstelling van het gastgezin wijzigt;

    • f. het gastgezin waarin de au pair verblijft niet langer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

    • g. de vreemdeling, niet zijnde een au pair, niet langer in zijn levensonderhoud kan voorzien;

    • h. de vreemdeling niet langer in het gastgezin verblijft;

    • i. de vreemdeling niet langer deelneemt aan het uitwisselingsprogramma;

    • j. hij weet of redelijkerwijs vermoedt dat er sprake is van onregelmatigheden, misstanden of misbruik.

  • 2 De referent, bedoeld in het eerste lid, verstrekt inlichtingen over de nakoming van zijn verplichtingen als referent indien hij:

    • a. niet meer kan voldoen aan een zorgvuldige werving en selectie van de uitwisselingsjongeren of gastgezinnen;

    • b. niet meer kan voldoen aan het toezicht op de naleving van de tussen het gastgezin en de au pair overeengekomen dagindeling;

    • c. niet meer kan voldoen aan het toezicht op de activiteiten die de uitwisselingsjongere onderneemt.

  • 3 De referent, bedoeld in het eerste lid, verstrekt inlichtingen over diens positie als referent indien hij voornemens is het uitwisselingsprogramma te wijzigen.

  • 4 De referent, bedoeld in het eerste lid, verstrekt inlichtingen over diens positie als referent, indien en voor zover van toepassing, een wijziging optreedt in de accreditatie door het Nederlands Jeugdinstituut.

Artikel 4.20

  • 1 De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van studie aan het hoger onderwijs verstrekt inlichtingen over de vreemdeling wiens referent hij is indien:

    • a. de vreemdeling niet meer voltijds aan de instelling studeert;

    • b. de vreemdeling zijn opleiding voortijdig heeft gestopt of voor de geplande einddatum heeft afgerond;

    • c. de vreemdeling aan de onderwijsinstelling komt studeren en al in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning voor studie aan het hoger onderwijs;

    • d. de accreditatie van de opleiding die de vreemdeling volgt, is vervallen;

    • e. er sprake is van onvoldoende studievoortgang als bedoeld in artikel 5.5 van de Gedragscode internationale student hoger onderwijs;

    • f. de vreemdeling aan het begin van een nieuw studiejaar niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

    • g. de vreemdeling, die onder een uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen of onder een overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor hoger onderwijs valt, voornemens is gebruik te maken van uitgaande mobiliteit.

  • 2 De referent, bedoeld in het eerste lid, verstrekt inlichtingen over de nakoming van zijn verplichtingen als referent indien de zorgplicht niet wordt nagekomen.

  • 3 De referent, bedoeld in het eerste lid, verstrekt inlichtingen over zijn positie als referent indien:

    • a. de hoger onderwijsinstelling niet meer geregistreerd is bij de registerbeheerder van de Gedragscode internationale student hoger onderwijs;

    • b. er geen opleiding meer wordt verzorgd in het kader van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

    • c. er geen opleidingsactiviteiten meer worden gefaciliteerd in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

  • 4 Indien de vreemdeling naar Nederland is gekomen voor een verblijf op grond van artikel 3.3, vijfde lid, van het Besluit doet de erkend referent, na machtiging daartoe door de vreemdeling, schriftelijk de aanmelding als bedoeld in artikel 4.47, vierde lid, van het Besluit.

    De erkend referent verstrekt dezelfde bescheiden en gegevens als bij een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met studie. Tevens meldt de referent in het kader van welk uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen, of welke overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor het hoger onderwijs, de mobiliteit plaatsvindt.

Artikel 4.21

  • 1 De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van studie aan het voortgezet of beroepsonderwijs, verstrekt inlichtingen indien:

    • a. de vreemdeling niet meer voltijds onderwijs volgt bij de instelling;

    • b. de vreemdeling zijn opleiding voortijdig heeft gestopt of voor de geplande einddatum heeft afgerond;

    • c. de vreemdeling aan het begin van een nieuw studiejaar niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

  • 2 De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van het volgen van het Internationaal Baccalaureaat diplomaprogramma, verstrekt inlichtingen over zijn positie als referent indien hij:

    • a. niet langer door de Internationale Baccalaureaat Organisatie geaccrediteerd is;

    • b. niet meer op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt bekostigd;

    • c. geen deel meer uitmaakt van een internationale organisatie, waarbij een uitwisseling van leerlingen over de wereld plaatsvindt en het land van plaatsing wordt bepaald door landelijke comités van deze internationale organisatie of deze internationale organisatie zijn leerlingen niet langer in een internaat plaatst.

  • 3 De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van het volgen van een studie aan het middelbaar beroepsonderwijs niveau 4, verstrekt inlichtingen over zijn positie als referent indien:

    • a. de vreemdeling niet meer voltijds onderwijs volgt bij de instelling;

    • b. de vreemdeling zijn opleiding voortijdig heeft gestopt of voor de geplande einddatum heeft afgerond.

Artikel 4.22

De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van seizoenarbeid, lerend werken of arbeid in loondienst verstrekt inlichtingen indien:

  • a. de vreemdeling niet meer bij de referent werkzaam is;

  • b. de vreemdeling niet meer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

  • c. de vreemdeling andere werkzaamheden gaat verrichten.

Artikel 4.23

  • 1 De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van arbeid als kennismigrant of als houder van de Europese blauwe kaart, verstrekt inlichtingen indien:

  • 2 De referent, bedoeld in het eerste lid, verstrekt inlichtingen over de nakoming van zijn verplichtingen als referent indien hij niet meer kan voldoen aan een zorgvuldige werving en selectie van de vreemdeling.

Artikel 4.23a

  • 1 De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, verstrekt inlichtingen indien:

    • a. de vreemdeling niet meer bij de referent of de buiten de Europese Unie gevestigde onderneming werkzaam is;

    • b. de vreemdeling niet langer een functie vervult die voldoet aan de definitie van leidinggevende, specialist of trainee-werknemer in de zin van artikel 3, onder e, f of g, van richtlijn 2014/66/EU;

    • c. de vreemdeling niet langer in Nederland verblijft voor een overplaatsing binnen een onderneming;

    • d. de vreemdeling geen arbeidsplaats meer vervult waarvan de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhoudingen of arbeidsomstandigheden ten minste op het niveau dat wettelijk vereist is en in de desbetreffende bedrijfstak gebruikelijk is, liggen;

    • e. de vreemdeling, die een beroep in de individuele gezondheidszorg verricht of wil verrichten waarvoor registratie verplicht is, niet in het Beroepen Individuele Gezondheidszorg register is geregistreerd;

    • f. de vreemdeling een gereglementeerd beroep in de zin van artikel 1 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties uitoefent en niet meer beschikt over een erkenning van de beroepskwalificaties in de zin van artikel 5 van die wet.

  • 2 De referent, bedoeld in het eerste lid, verstrekt inlichtingen over diens positie als referent indien de referent niet langer behoort tot dezelfde onderneming of tot dezelfde groep van ondernemingen als de buiten het grondgebied van de Europese Unie gevestigde onderneming, als bedoeld in artikel 3, onder l, van richtlijn 2014/66/EU.

Artikel 4.24

  • 1 De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801, verstrekt inlichtingen indien:

    • a. de vreemdeling geen onderzoek meer verricht bij de referent;

    • b. de vreemdeling niet langer aan de onderzoeksinstelling is verbonden;

    • c. de vreemdeling niet langer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

    • d. de vreemdeling voornemens is gebruik te maken van uitgaande mobiliteit en in het kader van welk uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen, of welke overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor het hoger onderwijs, de mobiliteit plaatsvindt.

  • 3 Indien de vreemdeling naar Nederland is gekomen voor een verblijf op grond van artikel 3.3, vierde lid, van het Besluit doet de erkend referent, na machtiging daartoe door de vreemdeling, schriftelijk de aanmelding als bedoeld in artikel 4.47, vierde lid, van het Besluit. De erkend referent verstrekt dezelfde bescheiden en gegevens als bij een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801.

Artikel 4.25

De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven als familie- of gezinslid, verstrekt inlichtingen indien:

  • a. de gezinsband met de vreemdeling is verbroken;

  • b. de vreemdeling en de referent niet meer samenwonen en deze wijziging niet tijdig is gemeld bij het betreffende college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de vreemdeling als ingezetene is ingeschreven.

Artikel 4.26

De vreemdeling die in Nederland verblijft in het kader van uitwisseling, studie, seizoenarbeid, lerend werken, arbeid in loondienst, arbeid als kennismigrant, als houder van de Europese blauwe kaart of in het kader van onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801, verstrekt inlichtingen indien hij van uitwisselings- of au pairorganisatie, onderwijsinstelling of werkgever wijzigt.

Paragraaf 2. Administratieplichten

Artikel 4.27

De referent, met uitzondering van de referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft als familie- of gezinslid, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is, het woonadres van de vreemdeling in de administratie op.

Artikel 4.28

  • 1 De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

    • a. de tussen de au pair en gastgezin overeengekomen dagindeling;

    • b. de naam en het adres van de hoofdpersonen van alle gastgezinnen waarbij de vreemdeling verblijft of heeft verbleven, de periode waarin de vreemdeling bij deze gastgezinnen heeft verbleven en de gezinssamenstelling van deze gastgezinnen;

    • c. bewijsmiddelen waaruit blijkt dat het gastgezin, voor zover het een gastgezin van een au pair betreft, zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende duurzame middelen van bestaan;

    • d. de door het gastgezin en au pair ondertekende bewustverklaring;

    • e. de overeenkomst bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a, van richtlijn (EU) 2016/801, indien de vreemdeling Europees Vrijwilligerswerk gaat verrichten;

    • f. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

  • 2 De referent, bedoeld in het eerste lid, neemt met betrekking tot de nakoming van zijn verplichtingen als referent in de administratie op:

    • a. een overzicht, voorzien van data en handelingen, van de meldingen van de vreemdeling aan de referent over het gastgezin en de gevolgen die hij daaraan heeft verbonden;

    • b. een overzicht van de inspanningen, voorzien van data en handelingen, die de referent heeft gepleegd opdat de au pair en het gastgezin de overeengekomen afspraken in de dagindeling nakomen;

    • c. een overzicht, voorzien van data en handelingen, waaruit blijkt op welke wijze de referent opgetreden heeft bij problemen, misstanden, misbruik of noodsituatie;

    • d. een overzicht van de inspanningen, voorzien van data en handelingen, die de referent heeft gepleegd om zich te vergewissen van het welzijn en welbevinden van de vreemdeling.

  • 3 De referent, bedoeld in het eerste lid, neemt met betrekking tot zijn positie als referent in de administratie het door de Minister goedgekeurde uitwisselingsprogramma op.

Artikel 4.29

  • 1 De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van studie aan het hoger onderwijs, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

    • a. de voorlopige en de definitieve inschrijving van de student aan de onderwijsinstelling, zowel van het eerste inschrijvingsjaar als van de opvolgende jaren waarin de onderwijsinstelling de vreemdeling als student inschrijft of als het een uitwisselingstudent betreft een verklaring van registratie;

    • b. een registratie van de studievoortgang van de vreemdeling;

    • c. een registratie van de vreemdeling die onvoldoende studievoortgang boekt vanwege een persoonlijke omstandigheid, alsmede het feit dat er geen afmelding bij de Minister heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 5.5 van de Gedragscode internationale student hoger onderwijs;

    • d. de bewijsstukken die ten grondslag hebben gelegen aan de eigen verklaring bij de aanvraag om toelating van de vreemdeling, waarin de instelling stelt dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

    • e. de eigen verklaring of eigen verklaringen waarin de vreemdeling na toelating jaarlijks verklaart zelfstandig en duurzaam te beschikken over voldoende middelen van bestaan;

    • f. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

  • 2 De referent, bedoeld in het eerste lid, neemt met betrekking tot de nakoming van zijn verplichtingen als referent bewijsstukken waaruit voldoende blijkt dat de student toelaatbaar tot de opleiding is gebleken, in de administratie op.

Artikel 4.30

  • 1 De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van studie aan het voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

    • a. een bewijs van inschrijving van de vreemdeling aan de onderwijsinstelling;

    • b. een registratie van de studievoortgang van de vreemdeling;

    • c. een bewijsstuk waaruit blijkt dat Nederland het meest aangewezen land is;

    • d. een bewijsstuk waaruit blijkt dat de vreemdeling een positieve bijdrage kan leveren aan zijn land;

    • e. de bewijsstukken die ten grondslag hebben gelegen aan de eigen verklaring bij de aanvraag om toelating van de vreemdeling, waarin de instelling stelt dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

    • f. de eigen verklaring of eigen verklaringen waarin de vreemdeling na toelating jaarlijks verklaart zelfstandig en duurzaam te beschikken over voldoende middelen van bestaan;

    • g. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

  • 2 In afwijking van het eerste lid neemt de referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van het volgen van het Internationaal Baccalaureaat diplomaprogramma, met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

    • a. een bewijs van inschrijving van de vreemdeling aan de onderwijsinstelling;

    • b. een registratie van de studievoortgang van de vreemdeling;

    • c. de bewijsstukken die ten grondslag hebben gelegen aan de eigen verklaring bij de aanvraag om toelating van de vreemdeling, waarin de instelling stelt dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

    • d. de eigen verklaring of eigen verklaringen waarin de vreemdeling na toelating jaarlijks verklaart zelfstandig en duurzaam te beschikken over voldoende middelen van bestaan;

    • e. een bewijsstuk waaruit blijkt dat door de vreemdeling het Internationale Baccalaureaat diplomaprogramma wordt gevolgd;

    • f. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

  • 3 De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van studie aan het middelbaar beroepsonderwijs niveau 4, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

    • a. een bewijs van inschrijving van de vreemdeling aan de onderwijsinstelling;

    • b. een registratie van de studievoortgang van de vreemdeling;

    • c. de bewijsstukken die ten grondslag hebben gelegen aan de eigen verklaring bij de aanvraag om toelating van de vreemdeling, waarin de instelling stelt dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

    • d. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

  • 4 De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van het volgen van het Internationaal Baccalaureaat diplomaprogramma neemt met betrekking tot zijn positie als referent in de administratie op:

    • a. een bewijs van zijn accreditatie door de Internationale Baccalaureaat Organisatie;

    • b. een bewijsstuk waaruit blijkt dat de referent op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt bekostigd.

Artikel 4.31

Bewijsstukken als bedoeld in de artikelen 4.29, eerste lid, onderdeel d en 4.30, eerste lid, onderdeel e, tweede lid, onderdeel c en derde lid, onderdeel c, zijn:

  • a. indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door de vreemdeling zelf:

    • 1°. een kopie van een bankafschrift van een bankrekening mede of uitsluitend op naam van de vreemdeling, waarop het saldo dat voor het studiejaar ter beschikking staat is vermeld, of

    • 2°. een originele verklaring van de bank waaruit blijkt welk bedrag maandelijks ten gunste van de student wordt overgemaakt op een bankrekening, die mede of uitsluitend op naam van de vreemdeling staat;

  • b. indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door middel van een beurs:

    • 1°. een kopie van het document waaruit blijkt dat de studiebeurs is toegekend, en

    • 2°. indien een derde partij via de onderwijsinstelling de beurs betaalt een kopie van de overeenkomst tussen een derde partij en de onderwijsinstelling;

  • c. indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door een derde financier die in het buitenland woont:

    • 1°. een originele verklaring van de bank waaruit blijkt welk bedrag maandelijks ten gunste van de vreemdeling wordt overgemaakt op de persoonlijke bankrekening van de vreemdeling, gedurende het verblijf in Nederland, of

    • 2°. een originele verklaring van de financier, waarin deze verklaart welk bedrag maandelijks wordt overgemaakt naar de persoonlijke bankrekening van de vreemdeling gedurende diens verblijf in Nederland, en

    • 3°. een kopie van het paspoort van de financier, en

    • 4°. een recent(e) bankafschrift of rekeningsspecificatie waar het rekeningsaldo van de financier op staat;

  • d. indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door een derde financier die in Nederland woont:

    • 1°. bewijsstukken omtrent het inkomen van de financier en van de eventuele (huwelijks)partner van de financier, en

    • 2°. een kopie van het identiteitsbewijs van de financier en van de eventuele (huwelijks)partner als hij of zij Nederlander is;

  • e. indien de middelen van bestaan worden gefinancierd uit middelen die zijn gestort op een rekening van de onderwijsinstelling een kopie van een bankafschrift van de onderwijsinstelling waarop het bedrag staat dat is gestort ten behoeve van de vreemdeling.

Artikel 4.32

De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van seizoenarbeid, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

  • a. een door de vreemdeling ondertekende verklaring waarin deze verklaart direct voorafgaand aan de aanvraag om toelating in het kader van seizoenarbeid gedurende een aaneengesloten periode van tenminste veertien weken buiten Nederland te hebben verbleven;

  • b. de originele tewerkstellingsvergunning;

  • c. de arbeidsovereenkomst waaruit de duur en aard van het dienstverband en het overeengekomen inkomen blijken;

  • d. de loonspecificaties;

  • e. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

Artikel 4.33

De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van lerend werken, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

  • a. de overeenkomst voor lerend werken, het leerplan of het stageprogramma waaruit de duur en de aard van het dienstverband of de stage en de overeengekomen onkostenvergoeding blijken;

  • b. de originele tewerkstellingsvergunning of, indien een gecombineerde vergunning is verleend, het aanvullend document;

  • c. de loonspecificaties of de specificaties van de stagevergoeding;

  • d. de stageovereenkomst bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdelen a en i tot en met v, van richtlijn (EU) 2016/801;

  • e. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

Artikel 4.34

De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van arbeid in loondienst, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

  • a. de originele tewerkstellingsvergunning of, indien een gecombineerde vergunning is verleend, het aanvullend document;

  • b. de arbeidsovereenkomst waaruit de duur en de aard van het dienstverband en het overeengekomen inkomen blijken;

  • c. de loonspecificaties;

  • d. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

Artikel 4.35

  • 1 De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van arbeid als kennismigrant of als houder van de Europese blauwe kaart, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

    • a. de arbeidsovereenkomst waaruit de duur en de aard van het dienstverband en het overeengekomen inkomen blijken;

    • b. indien de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van arbeid als kennismigrant, loonspecificaties waaruit blijkt dat de vreemdeling na toelating aan het looncriterium, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onder a, subonderdelen 1 en 2 van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, voldoet of, indien het looncriterium niet van toepassing is, zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt;

    • c. indien de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven als houder van de Europese blauwe kaart, loonspecificaties waaruit blijkt dat de vreemdeling na toelating aan het looncriterium, bedoeld in artikel 1i, eerste lid, onder b, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, voldoet;

    • d. een bewijs van inschrijving in het opleidingsregister van de Medisch Specialisten Registratie Commissie, de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie of de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie in het geval de vreemdeling een arts in opleiding tot specialist is;

    • e. de voor de desbetreffende sector benodigde getuigschriften van hoger onderwijs in de zin van artikel 2, onder h, van richtlijn 2009/50/EG, voor zover de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verbijven als houder van de Europese blauwe kaart en een gereglementeerd beroep in de zin van artikel 1 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties in de zin van artikel 5 van die wet uitoefent;

    • f. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

  • 2 De referent, bedoeld in het eerste lid, neemt met betrekking tot de nakoming van zijn verplichtingen als referent in de administratie op de stukken omtrent de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan de zorgplicht.

Artikel 4.35a

  • 1 De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

    • a. de arbeidsovereenkomst met de buiten de Europese Unie gevestigde onderneming en de opdrachtbrief van de werkgever of, indien de vreemdeling een trainee-werknemer is, de trainee-overeenkomst;

    • b. (loon)specificaties waaruit blijkt dat de vreemdeling na toelating een arbeidsplaats vervult van welke de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhoudingen of arbeidsomstandigheden ten minste op het niveau dat wettelijk vereist is en in de desbetreffende bedrijfstak gebruikelijk is, liggen;

    • c. een bewijs van inschrijving in het opleidingsregister van de Medisch Specialisten Registratie Commissie, de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie of de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie in het geval de vreemdeling een arts in opleiding tot specialist is;

    • d. de voor de desbetreffende sector benodigde getuigschriften van hoger onderwijs in de zin van artikel 2, onder h, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, voor zover de vreemdeling een gereglementeerd beroep in de zin van artikel 5 van die wet uitoefent;

    • e. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

  • 2 De referent, bedoeld in het eerste lid, neemt met betrekking tot de nakoming van zijn verplichtingen als referent in de administratie op de stukken omtrent de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan de zorgplicht.

Artikel 4.36

De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

  • a. de gastovereenkomst bedoeld in artikel 10 van richtlijn (EU) 2016/801;

  • b. een kopie van het passend diploma van hoger onderwijs dat toegang geeft tot doctoraal programma’s;

  • c. de eigen verklaring waaruit blijkt dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan en de bewijsmiddelen die daaraan ten grondslag liggen;

  • d. de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

Artikel 4.37

Bewijsstukken als bedoeld in artikel 4.36, onder c, zijn:

  • a. een afschrift van de arbeidsovereenkomst, een recente werkgeversverklaring voorzien van datum, handtekening van de werkgever en firmastempel en afschriften van loonspecificaties;

  • b. een verklaring inkomen van een gevestigde ondernemer en een uittreksel van de Kamer van Koophandel, voor zover inschrijving van de zelfstandig ondernemer op grond van de Handelsregisterwet 2007 is vereist;

  • c. sponsorovereenkomst(en) waaruit de hoogte van de sponsorgelden en de duur van de sponsorovereenkomst(en) blijken;

  • d. schriftelijke bewijsstukken waaruit de hoogte van de beurs of het stipendium blijkt en het tijdvak waarover de beurs of het stipendium is toegekend;

  • e. bewijsstukken van periodieke betalingen waaruit blijkt dat voldoende zekerheid bestaat over het ongestoorde verloop van de geldstroom;

  • f. in geval van een dienstbetrekking van de vreemdeling met een in het buitenland gevestigde werkgever een verklaring van die werkgever waaruit de duur van de dienstbetrekking en de hoogte van het salaris blijkt.

Artikel 4.38

  • 1 De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van verblijf als familie- of gezinslid, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

    • a. indien er sprake is van een huwelijk tussen de referent en vreemdeling, de gelegaliseerde huwelijksakte;

    • b. indien er sprake is van toelating van een partner, de gelegaliseerde ongehuwdverklaring van de vreemdeling;

    • c. indien er sprake is van toelating van een kind, de gelegaliseerde geboorteakte;

    • d. indien het rechtmatig gezag bij de toelating is aangetoond, de gelegaliseerde bescheiden waaruit het rechtmatig gezag van de ouder over het kind blijkt;

    • e. bewijsstukken waaruit blijkt dat de referent zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

  • 2 De referent van een minderjarige vreemdeling die ter adoptie in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van verblijf als familie- of gezinslid, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is of was in de administratie op:

    • a. het document waaruit de identiteit van de minderjarige vreemdeling blijkt;

    • b. de gelegaliseerde bescheiden waaruit blijkt dat de afstand door de ouder(s) van de minderjarige vreemdeling naar behoren is geregeld;

    • c. het gelegaliseerde bewijs van instemming van de daartoe bevoegde autoriteiten in het land van herkomst met opneming van de vreemdeling door de referent in zijn gezin.

  • 3 De referent van een minderjarige vreemdeling die in afwachting van het onderzoek naar de geschiktheid van de referent als adoptieouder in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van verblijf als familie- of gezinslid, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is of was in de administratie op:

    • a. het document waaruit de identiteit van de minderjarige vreemdeling blijkt;

    • b. de gelegaliseerde bescheiden waaruit blijkt dat de ouders van het kind, of als deze zijn overleden of een onbekende verblijfplaats hebben, de autoriteiten van het land van herkomst vóór de komst naar Nederland hebben ingestemd met het vertrek van de vreemdeling en met de opneming van het kind ter adoptie in het gezin van de referent.

  • 4 De referent van een minderjarige vreemdeling die als pleegkind in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van verblijf als familie- of gezinslid, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is of was in de administratie op:

    • a. de gelegaliseerde bescheiden waaruit de familierechtelijke relatie tussen de vreemdeling en referent blijkt;

    • b. de gelegaliseerde bescheiden waaruit blijkt dat de ouder(s) of wettelijk vertegenwoordiger(s) alsmede, indien het recht van het land van herkomst dit vereist, de autoriteiten van het land van herkomst, instemmen met het verblijf van het kind in het gezin van de referent;

    • c. bewijsstukken waaruit blijkt dat de referent zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

    • d. de gelegaliseerde bescheiden waaruit blijkt dat de referent het gezag heeft over het kind.

  • 5 Van het vereiste van legalisatie zijn vrijgesteld:

    • a. stukken die vallen onder een verdrag dat voorziet in vrijstelling of afschaffing van legalisatie en die afkomstig zijn uit een land dat partij is bij het betreffende verdrag;

    • b. afschriften en uittreksels van akten van de burgerlijke stand, opgemaakt en afgegeven in Indonesië, Nieuw Guinea of Suriname, voordat deze landen op 27 december 1949, 1 oktober 1962 onderscheidenlijk 25 november 1975 de onafhankelijkheid verkregen; en

    • c. uit het buitenland afkomstige stukken, overgelegd door een in Nederland woonachtig persoon die met betrekking tot hetzelfde rechtsfeit reeds eerder een gelegaliseerd stuk heeft overgelegd dat de basis heeft gevormd voor het opmaken van een akte van de burgerlijke stand in Nederland of voor de opname van gegevens over de betreffende persoon in de BRP, voorzover het later overgelegde niet-gelegaliseerde stuk inhoudelijk overeenstemt met de op grond van het eerder overgelegde gelegaliseerde stuk in de akte of in de BRP opgenomen gegevens en het latere stuk overeenstemt met het gelegaliseerde stuk.

Artikel 4.39

Bewijsstukken als bedoeld in 4.38, eerste lid, onder e en vierde lid, onder c, zijn:

  • a. indien de referent beschikt over inkomen uit arbeid in loondienst:

    • 1°. een afschrift van de arbeidsovereenkomst;

    • 2°. een recente werkgeversverklaring voorzien van datum, handtekening van de werkgever en firmastempel, en

    • 3°. afschriften van loonstroken over de drie maanden direct voorafgaand aan de aanvraag;

  • b. indien de referent beschikt over middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, van het Besluit:

    • 1°. de bewijsstukken genoemd onder a;

    • 2°. afschriften van arbeids- of uitzendovereenkomsten van de drie jaren voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven;

    • 3°. afschriften van jaaropgaven over de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning, en

    • 4°. voor zover van toepassing uitkeringsbeschikkingen en specificaties over de drie jaren voorafgaand aan de datum van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning;

  • c. indien de referent beschikt over middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.24b:

    • 1°. de bewijsstukken genoemd onder a;

    • 2°. afschriften van arbeids- of uitzendovereenkomsten van het jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven;

    • 3°. afschriften van jaaropgaven over het jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning, en

    • 4°. voor zover van toepassing uitkeringsbeschikkingen en specificaties over het jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning;

  • d. indien de referent beschikt over inkomen als zelfstandige:

    • 1°. een verklaring inkomen van een gevestigde ondernemer, en

    • 2°. een uittreksel van de Kamer van Koophandel, voor zover inschrijving van de zelfstandig ondernemer op grond van de Handelsregisterwet 2007 is vereist.

  • e. indien de referent naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt is:

  • f. indien de referent blijvend niet in staat is aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen:

    • 1°. alle toekenningsbesluiten ingevolge de Participatiewet die betrekking hebben op de vijf jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven;

    • 2°. voor zover van toepassing correspondentie met het college van burgemeester en wethouders omtrent ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling, die betrekking heeft op de vijf jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, en

    • 3°. voor zover van toepassing bescheiden waaruit blijkt dat een arbeidsinschakeling binnen een jaar niet te verwachten valt;

  • g. indien de referent beschikt over inkomen uit eigen vermogen:

    • 1°. de laatst afgegeven definitieve aanslag Inkomstenbelasting afgegeven door de rijksbelastingdienst;

    • 2°. de laatst afgegeven voorlopige aanslag Inkomstenbelasting afgegeven door de rijksbelastingdienst;

    • 3°. de meest recente aangifte Inkomstenbelasting aan de rijksbelastingdienst;

    • 4°. bescheiden waaruit het eigen vermogen op het moment van de indiening van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning blijkt.

Artikel 4.41

  • 1 De referent of de gewezen referent houdt de administratie ter plaatse waar hij in Nederland kantoor houdt, dan wel ter plaatse waar hij in Nederland een vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf of beroep heeft, of ter plaatse waar hij woont of gevestigd is. Bij gebreke aan een van vorenstaande plaatsen houdt hij de administratie onder zijn berusting. De referent doet bij het model, bedoeld in artikel 2a, derde lid, van de Wet, opgave van de plaats waar de administratie wordt gehouden.

  • 2 Indien het adres ter plaatse waar de administratie wordt gevoerd, wijzigt, doet de referent binnen twee weken melding van het nieuwe adres aan de Minister.

  • 3 De referent of gewezen referent verstrekt schriftelijk op verzoek van de Minister de gegevens of bescheiden binnen een periode van vier weken na ontvangst van het daartoe strekkend verzoek, of, indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, binnen een door de Minister te bepalen termijn.

  • 4 In bijzondere gevallen kan de Minister de in het derde lid bedoelde termijn verkorten.

Artikel 4.42

Indien de referent of gewezen referent niet aan de op hem ingevolge artikel 4.53 van het Besluit rustende verplichtingen kan voldoen, stelt hij de Minister daarvan binnen vier weken op de hoogte, alsmede van de redenen daarvan.

Hoofdstuk 5. Vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen

Artikel 5.1

Indien de korpschef of de Commandant der Koninklijke marechaussee de bevoegdheid, bedoeld in artikel 50, vierde lid, van de Wet, mandateert, doet hij dat niet dan aan een ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen, die tevens hulpofficier van justitie is, of aan de ambtenaar met ter zake voldoende kennis en kunde van politie of van de Koninklijke marechaussee die daartoe is aangewezen door de korpschef, respectievelijk de Commandant der Koninklijke marechaussee.

Artikel 5.2

De maatregel, bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Wet, wordt opgelegd, gewijzigd en opgeheven door de ambtenaar bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet, die tevens hulpofficier van justitie is, door de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die daartoe is aangewezen door de korpschef, of door de ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek en de ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst die daartoe bevoegd zijn.

Artikel 5.3

  • 1 De maatregel, bedoeld in artikel 59, 59a of 59b van de Wet, wordt opgelegd en opgeheven door de ambtenaar bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet, die tevens hulpofficier van justitie is, door de ambtenaar met ter zake voldoende kennis en kunde van politie of van de Koninklijke marechaussee die daartoe is aangewezen door de korpschef, respectievelijk de Commandant der Koninklijke marechaussee, of door de daartoe door de Minister aangewezen ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek of de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

  • 2 De maatregel, bedoeld in artikel 59 of 59a van de Wet, wordt gewijzigd en opgeheven door de ambtenaar van Dienst Terugkeer en Vertrek, die daartoe bevoegd is, of door de ambtenaar bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet die tevens hulpofficier van justitie is of door de ambtenaar met ter zake voldoende kennis en kunde van politie of van de Koninklijke marechaussee die daartoe is aangewezen door de korpschef, respectievelijk de Commandant der Koninklijke marechaussee.

  • 3 De maatregel, bedoeld in artikel 59, eerste lid, van de Wet, wordt verlengd als bedoeld in artikel 59, zesde lid, van de Wet, door de ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek die daartoe bevoegd is, of door de ambtenaar, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a of b, van de Wet, die tevens hulpofficier van justitie is of door de ambtenaar met ter zake voldoende kennis en kunde van politie of van de Koninklijke marechaussee die daartoe is aangewezen door de korpschef, respectievelijk de Commandant der Koninklijke marechaussee.

Artikel 5.4

De ambtenaren genoemd in artikel 5.3, eerste lid, zijn bevoegd tot het nemen van het besluit, bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, van het Besluit en tot het doen van de kennisgeving, bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, van het Besluit.

Hoofdstuk 6. Vertrek en uitzetting

Afdeling 1. Uitzetting en overdracht

Artikel 6.1

  • 1 De ambtenaren belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen zijn bevoegd tot uitzetting of overdracht over te gaan en daartoe alle benodigde handelingen te verrichten.

  • 2 De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, gaan niet dan ingevolge een bijzondere aanwijzing van de Minister over tot uitzetting of overdracht van de vreemdeling die te kennen geeft dat hij asiel wenst.

Artikel 6.1a

Artikel 6.1c van het Besluit is niet van toepassing op de vreemdeling:

  • a. wiens vrijheid rechtens is ontnomen;

  • b. die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn verwijdering;

  • c. tegen wie de Minister het overdrachtsbesluit, bedoeld in de artikelen 44a en 62b van de Wet, heeft uitgevaardigd en die in afwachting is van de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat.

Afdeling 2. Verhaal kosten van uitzetting

Artikel 6.2

De korpschef en de Commandant der Koninklijke marechaussee zijn bevoegd de kosten van verwijdering te verhalen op de vreemdeling of op een vervoersonderneming.

Artikel 6.2a

De hoogte van de kosten van uitzetting worden vastgesteld aan de hand van de kostensoort vermeld in kolom A van bijlage 22 bij deze regeling en de bijbehorende tarieven vermeld in kolom B van bijlage 22 bij deze regeling.

Artikel 6.3

  • 1 De verlenging, bedoeld in artikel 62, derde lid, van de Wet, van de vertrektermijn, bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de Wet, vindt uitsluitend plaats indien de vreemdeling ervoor zorg heeft gedragen dat de voor zijn vertrek uit eigen beweging noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn dan wel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn.

  • 2 De verlenging van de vertrektermijn bedraagt maximaal 90 dagen.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, kan de vertrektermijn met ten hoogste zes maanden worden verlengd indien de duur van het aan de vreemdeling verleende visum niet kan worden verlengd en zijn aanwezigheid in Nederland noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de procedure voor het Internationale Strafhof, het Speciale Tribunaal voor Libanon, het Internationaal Joegoslavië Tribunaal, het Speciale Hof voor Sierra Leone, het Kosovo Relocated Specialist Judicial Institution, dan wel het Internationaal Residumechanisme voor Straftribunalen.

  • 4 Bij het besluit omtrent verlenging van de vertrektermijn worden onder meer de aanwezigheid van schoolgaande kinderen of het bestaan van andere gezinsbanden en sociale banden betrokken.

  • 5 Het verzoek om de vertrektermijn te verlengen, wordt in persoon ingediend bij de ambtenaar belast met het begeleiden van de terugkeer of het loket van de IND.

Artikel 6.4

  • 2 Indien de kennisgeving, bedoeld in artikel 62a, eerste lid, van de Wet, wordt gegeven, wordt de vreemdeling in een taal die de vreemdeling begrijpt of redelijkerwijze geacht mag worden te begrijpen mondeling of schriftelijk op de inhoud en de rechtsgevolgen daarvan gewezen, en wordt de vreemdeling gewezen op de mogelijkheid daartegen rechtsmiddelen aan te wenden.

Artikel 6.5

  • 1 Het inreisverbod, bedoeld in artikel 66a van de Wet, wordt uitgevaardigd, gewijzigd of opgeheven door de daartoe bevoegde ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de daartoe bevoegde ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek of de ambtenaar, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet, die tevens hulpofficier van justitie is, of door de ambtenaar met ter zake voldoende kennis en kunde van politie of van de Koninklijke marechaussee die daartoe is aangewezen door de korpschef, respectievelijk de Commandant der Koninklijke marechaussee.

  • 2 Het inreisverbod wordt uitgevaardigd, gewijzigd of opgeheven door de ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst die daartoe bevoegd is, indien daaraan de rechtgevolgen, bedoeld in artikel 66a, zevende lid, van de Wet, zijn verbonden.

  • 3 Indien het inreisverbod wordt uitgevaardigd, wordt in een taal die de vreemdeling begrijpt of redelijkerwijze geacht mag worden te begrijpen mondeling of schriftelijk op de inhoud en de rechtsgevolgen daarvan gewezen, en wordt de vreemdeling gewezen op de mogelijkheid daartegen rechtsmiddelen aan te wenden.

Artikel 6.6

  • 1 Het inreisverbod wordt ambtshalve opgeheven indien door of namens de vreemdeling tegen wie het inreisverbod is uitgevaardigd een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet is aangevraagd en door de Immigratie- en Naturalisatiedienst is vastgesteld dat de vreemdeling voor verlening van de gevraagde verblijfsvergunning in aanmerking komt, indien het betreft een vergunning die verband houdt met een beperking als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder a tot en met e, g, j, m, n, q en s, van het Besluit.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de vreemdeling tegen wie een inreisverbod is uitgevaardigd waaraan de rechtgevolgen, bedoeld in artikel 66a, zevende lid, van de Wet, zijn verbonden.

  • 3 Het inreisverbod wordt ambtshalve opgeheven indien uit een door Nederland aangegane verdragsrechtelijke verplichting volgt dat aan de vreemdeling een verblijfsvergunning dient te worden verleend.

Hoofdstuk 7. Algemene en slotbepalingen

Artikel 7.1

  • 1 Het bestuursorgaan of orgaan als bedoeld in artikel 107 van de Wet, dat de Minister met toepassing van artikel 8.1, derde lid, van het Besluit vraagt om onverwijld nadere gegevens over de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling te verstrekken, maakt daarvoor gebruik van het formulier van het in bijlage 17a bij deze regeling aangeduide model. Op dit formulier wordt tevens aangegeven om welke reden onduidelijkheid bestaat over de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling.

  • 2 De verstrekking van de nadere gegevens over de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling aan de in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan, vindt plaats door gebruikmaking van het formulier van het in bijlage 17b bij deze regeling aangeduide model.

  • 3 Bij het vragen van gegevens omtrent de toekenning of beëindiging van een verstrekking, voorziening, uitkering, ontheffing of vergunning bij het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan of orgaan op grond van artikel 8.2, eerste lid, van het Besluit, wordt gebruik gemaakt van het formulier van het in bijlage 17c van deze regeling aangeduide model.

  • 4 Het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan of orgaan dat de Minister desgevraagd of uit eigen beweging op grond van artikel 8.2, tweede of derde lid, van het Besluit, gegevens verstrekt omtrent de toekenning of beëindiging van een verstrekking, voorziening, uitkering, ontheffing of vergunning, maakt daarvoor gebruik van het formulier van het in bijlage 17d bij deze regeling aangeduide model.

Artikel 7.1a

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in artikel 107a, eerste lid, van de Wet is noodzakelijk:

    • a. voor de beoordeling van het bij een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Wet beoogde verblijfsdoel, voor de beoordeling van een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur alsmede voor de beoordeling van de algemene weigeringsgronden of intrekkingsgronden van de verblijfsvergunning en ambtshalve beoordelingen;

    • b. voor het beoordelen van een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet, voor de beoordeling van een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur alsmede voor de beoordeling van de algemene weigeringsgronden of intrekking van de verblijfsvergunning en ambtshalve beoordelingen;

    • c. voor het beoordelen van een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 45a van de Wet, alsmede voor de beoordeling van de algemene weigeringsgronden of intrekkingsgronden van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen en ambtshalve beoordelingen;

    • d. voor het beoordelen van de gronden voor het ongewenst verklaren van een vreemdeling en de opheffing van de ongewenstverklaring;

    • e. voor de beoordeling van de voorwaarden voor het verlenen van de toegang als bedoeld in artikel 2.1, 2.9 en 2.10 van het Besluit;

    • f. voor de toepassing van vrijheidsbeperkende en -ontnemende maatregelen krachtens de artikelen 6, 56, 57, 58 en 59 van de Wet;

    • g. voor de handhaving van de afschriftplicht van vervoerders als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van het Besluit;

    • h. voor de beoordeling van de voorwaarden voor verblijf in de vrije termijn als bedoeld in de artikelen 3.2 en 3.3 van het Besluit;

    • i. bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het uitzetten van een vreemdeling als bedoeld in 6.1 van het Besluit, daaronder begrepen de verwerking van bijzondere gegevens in het kader van de beoordeling of de uitzetting achterwege dient te blijven als bedoeld in artikel 64 van de Wet;

    • j. voor de beoordeling van de voorwaarden voor de erkenning als referent, bedoeld in artikel 2c van de Wet;

    • k. voor de beoordeling van de gronden voor het uitvaardigen van een inreisverbod tegen een vreemdeling en de opheffing of tijdelijke opheffing van het inreisverbod.

  • 2 De bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard worden ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde doeleinden opgenomen in documenten die in een persoonsgebonden dossier en in een geautomatiseerd bestand worden neergelegd. De gegevens in het geautomatiseerde bestand worden gebruikt voor het opstellen van beschikkingen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2021, 42404, datum inwerkingtreding 01-10-2021, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 31-12-2011.

In het eerste lid, onder i, wordt ‘als bedoeld in 6.1 van het Besluit’ vervangen door ‘als bedoeld in artikel 6.1a van het Besluit’.

Artikel 7.1b

  • 1 Voorzover de bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard zijn opgeslagen in de vreemdelingenadministratie, wordt dit bestand beveiligd tegen ongeautoriseerd gebruik door:

    • a. het toekennen van autorisaties aan alleen die personen, die voor het uitoefenen van hun taak toegang tot de opgeslagen informatie moeten hebben;

    • b. het bewaren van een reservebestand op een voor niet-geautoriseerde personen ontoegankelijke plaats.

  • 2 De autorisaties als bedoeld in het eerste lid worden toegekend aan medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Terugkeer en Vertrek en de ambtenaren, bedoeld in de artikelen 46 tot en met 48 van de Wet.

  • 3 De Minister stelt richtlijnen op voor het verwerken van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in het geautomatiseerde systeem.

Artikel 7.1c

  • 1 Bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in artikel 107a, eerste lid, van de Wet kunnen worden verstrekt aan de volgende derde personen en instanties:

    • a. de Minister van Buitenlandse Zaken of door de Minister van Buitenlandse Zaken voorgedragen onderzoekers of onderzoeksbureaus, voor het verrichten van onderzoek in het buitenland op verzoek van de Minister alsmede ten behoeve van de beoordeling van visumaanvragen;

    • b. artsen, voor het beoordelen van de gezondheidstoestand van de vreemdeling op basis van de door de vreemdeling ondertekende toestemmingsverklaring, alsmede de overdracht van medische gegevens van een vreemdeling in het kader van uitzetting.

  • 2 De verstrekking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard aan de in het eerst lid genoemde personen geschiedt op geen andere wijze dan schriftelijk.

Artikel 7.1d

  • 1 De onverenigbare verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard wordt op de volgende wijze tegengegaan:

    • a. de toegang tot de gegevens in het persoonsgebonden dossier en het geautomatiseerde bestand is voorbehouden aan die personen, die voor het uitoefenen van hun taak, bedoeld in de artikelen 7.1a en 7.1c toegang tot de informatie moeten hebben;

    • b. de verwerkingsverantwoordelijke stelt een Functionaris voor de Gegevensbescherming aan, die toeziet op de naleving van de Algemene verordening gegevensbescherming;

    • c. de verwerkingsverantwoordelijke verricht integriteits- en kwaliteitsaudits ten aanzien van de verwerking van de persoonsgegevens en rapporteert deze aan de Functionaris voor de Gegevensbescherming.

  • 2 De vernietiging van de gezichtsopnames en vingerafdrukken na afloop van de bewaartermijn, bedoeld in artikel 8.35 van het Besluit, en de verwijdering en de vernietiging van de gezichtsopname en vingerafdrukken op verzoek van de vreemdeling, op grond dat deze de hoedanigheid heeft gekregen van gemeenschapsonderdaan anders dan door verkrijging van het Nederlanderschap, geschiedt op de wijze als voorgeschreven in artikel 8 van de Wbp-regeling Basisvoorziening vreemdelingen en paragraaf 8.2 van het Protocol Identificatie en Labeling.

Artikel 7.1e

Als wettelijke voorschriften, bedoeld in artikel 107, tweede lid, onder b, van de wet, zijn aangewezen:

Artikel 7.1f

Indien aan een vreemdeling die arbeid voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie wil verrichten rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder a, van de Wet, wordt verleend stelt de Minister de Dienst Uitvoering Onderwijs, in het kader van de uitvoering van de Wet inburgering, daarvan op de hoogte.

Artikel 7.1g

  • 2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden niet doorgeleverd.

Artikel 7.1h

Als voorschriften vastgesteld bij of krachtens de Schengengrenscode, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet, zijn aangewezen:

  • Bijlage VI, onder 2.3.1, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.1.2, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.1.4, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.1.5, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.1, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.5, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.6, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.9, i, van de Schengengrenscode

Artikel 7.1i

Als bestand in de vreemdelingenadministratie, bedoeld in artikel 8.29, eerste lid, van het Besluit, is aangewezen de Basisvoorziening vreemdelingen.

Artikel 7.1j

De vreemdeling van wie is vastgesteld dat de vingers niet blijvend fysiek beschadigd zijn, wordt uitgenodigd om op een tijdstip, gelegen uiterlijk binnen een jaar na de vaststelling, opnieuw zijn vingerafdrukken te laten afnemen.

Artikel 7.1l

  • 2 Als gemachtigden, bedoeld in artikel 8.34, derde lid, van het Besluit, zijn aangewezen de ambtenaar of medewerker van de ketenpartners, bedoeld in hoofdstuk 2.2 van het Protocol Identificatie en Labeling die uit hoofde van hun functie de verificatie van persoonsgegevens uitvoeren.

  • 3 Ten behoeve van de verstrekking van gegevens uit de vreemdelingenadministratie, bedoeld in artikel 107 van de Wet, op basis van vergelijking van vingerafdruksporen met vingerafdrukken uit het biometrieregister in de vreemdelingenadministratie, zijn slechts de ambtenaren van politie bevoegd die uit hoofde van hun functie als dactyloscopisch expert werkzaam of aangesteld zijn.

Artikel 7.2

De artikelen 3.1 en 3.2 zijn niet van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar, die bij een van hun ouders inwonen, indien in het aan deze ouder verstrekte document, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.2, is aangetekend dat de hem verleende verblijfsvergunning mede voor deze kinderen geldt.

Artikel 7.2a

  • 1 Indien de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van het Besluit, zich aanmeldt voor inschrijving in de vreemdelingenadministratie, legt hij de volgende gegevens en bescheiden over:

    • a. een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort;

    • b. voor zover hij in Nederland verblijft als werknemer: een werkgeversverklaring of arbeidsovereenkomst waaruit blijkt dat hij in Nederland reële en daadwerkelijke arbeid verricht anders dan louter marginaal en bijkomstig van aard;.

    • c. voor zover hij in Nederland verblijft als zelfstandige: een bewijs van inschrijving in het handelsregister en bewijs waaruit blijkt dat hij in Nederland reële en daadwerkelijke arbeid verricht anders dan louter marginaal en bijkomstig van aard, zoals een daartoe strekkende balans, winst- of verliesrekening, maandelijkse opgaven van bedrijfsresultaten of, als de genoemde bewijsstukken nog niet aanwezig zijn, verklaring of prognose, opgesteld door een accountant of financieel adviseur;

    • d. voor zover hij in Nederland verblijft als student: een bewijs van inschrijving voor een opleiding, bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, onder c, van het Besluit, een verklaring of een gelijkwaardig middel naar zijn keuze waaruit blijkt hij beschikt over voldoende middelen van bestaan en een bewijs van een verzekering die de ziektekosten in Nederland volledig dekt;

    • e. voor zover hij in Nederland verblijft als economisch niet-actieve: een bewijsstuk waaruit blijkt dat wordt beschikt over toereikende bestaansmiddelen om te voorkomen dat de vreemdeling tijdens het verblijf ten laste komt van de algemene middelen en een bewijs van een verzekering die de ziektekosten in Nederland volledig dekt.

  • 2 Indien de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid, van het Besluit, die de nationaliteit bezit van een staat als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, zich aanmeldt voor inschrijving in de vreemdelingenadministratie, legt hij de volgende gegevens en bescheiden over:

    • a. een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort;

    • b. de verklaring van inschrijving van de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van het Besluit, bij wie hij in Nederland verblijft;

    • c. een document waaruit de familierechtelijke relatie of duurzame relatie blijkt met de vreemdeling, bedoeld onder b; en

    • d. voor zover hij in Nederland verblijft als familielid als bedoeld in artikel 8.7, tweede lid, onder c of d, van het Besluit: bewijs dat hij een dergelijk familielid is;

    • e. voor zover hij in Nederland verblijft als familielid als bedoeld in artikel 8.7, derde lid, van het Besluit: een door de bevoegde instantie van het land van herkomst afgegeven verklaring dat hij ten laste komt van of inwoont bij de vreemdeling, bedoeld onder b, onderscheidenlijk bewijs van ernstige gezondheidsredenen die de persoonlijke zorg door die vreemdeling noodzakelijk maken;

    • f. voor zover hij in Nederland verblijft als partner als bedoeld in artikel 8.7, vierde lid, van het Besluit: een relatieverklaring als bedoeld in bijlage 23 bij deze regeling;

    • g. voor zover hij in Nederland verblijft als rechtstreekse bloedverwant in de neergaande lijn, jonger dan 18 jaar, van een partner als bedoeld onder f: bewijs dat is voldaan aan de artikelen 3.13 tot en met 3.22 van het Besluit.

Artikel 7.2b

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid geldige verblijfsvergunning, verleend onder een beperking als genoemd in kolom A, wordt vanaf dat tijdstip aangemerkt als een verblijfsvergunning, verleend onder een beperking als genoemd in kolom B:

A

B

Beschikking conform minister op grond van B20 Vc 2000 eergerelateerd geweld

Tijdelijke humanitaire gronden

Beschikking conform minister op grond van B20 Vc 2000 huiselijk geweld

Tijdelijke humanitaire gronden

Beschikking conform minister op grond van B9/12 Vc 2000 slachtoffer van mensenhandel

Tijdelijke humanitaire gronden

Beschikking conform minister op grond van B19 Vc 2000 verblijf op religieuze of levensbeschouwelijke gronden

Arbeid in loondienst

Beschikking conform minister op grond van B7/5 Europees vrijwilligerswerk

Uitwisseling

Verblijf in het kader van de Zetelovereenkomst B12

Arbeid in loondienst

Overgangsregeling langdurig verblijvende kinderen

Niet-tijdelijke humanitaire gronden

Definitieve regeling langdurig verblijvende kinderen

Niet-tijdelijke humanitaire gronden

Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling

Tijdelijke humanitaire gronden

Artikel 7.2c

Op aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, waarbij de vreemdeling in het bezit dient te zijn van een machtiging tot voorlopig verblijf, en de aanvraag om de machtiging tot voorlopig verblijf is ingediend voor inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid, is het processuele recht en het bijbehorende legesbedrag van toepassing zoals dat gold op de dag voor inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid.

Artikel 7.2d

Een op 1 oktober 2017 geldige verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier, verleend onder de beperking ‘tijdsverloop asiel’, wordt vanaf dat tijdstip aangemerkt als een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier, verleend onder de beperking verband houdend met niet-tijdelijk humanitaire gronden.

Artikel 7.4

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet in werking treedt.

Artikel 7.5

Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel: Voorschrift Vreemdelingen 2000.

's-Gravenhage, 18 december 2000

De

Staatssecretaris

van Justitie,

M.J. Cohen

Bijlage 1. behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Luchthaven

Luchthavencode

Accra International Airport

ACC

Amman Queen Alia International Airport

AMM

Abu Dhabi International Airport

AUH

Bahrein International Airport

BAH

Boryspil International Airport

KBP

Casablanca International Airport

CMN

Ezeiza International Airport

EZE

Damman- King Fahd International Airport

DMM

Dar Es Salaam International Airport

DAR

Dubai International Airport

DXB

Dubai Al Maktoum International Airport

DWC

Entebbe International Airport

EBB

Guangzhou Baiyun International Airport

CAN

Hong Kong International Airport

HKG

Hamad International Airport

DOH

Istanbul International Airport

IST

Istanbul Sabiha Gökçen International Airport

SAW

Izmir International Airport

ADB

Johan Adolf Pengel International Airport

PBM

Johannesburg International Airport

JNB

Kigali International Airport

KGL

Kuala Lumpur International Airport

KUL

Konya Airport

KYA

Kuwait International Airport

KWI

Lagos International Airport

LOS

Lungi International Airport

FNA

Marrakesh Menara Airport

RAK

Moskou Sheremetjevo International Airport

SVO

Muscat International Airport

MCT

Nairobi Jomo Kenyatta International Airport

NBO

New Delhi Indira Gandhi International Airport

DEL

Rafael Núnez International Airport

CTG

Rafik Hariri International Airport

BEY

Roberts International Airport

RBO

Rio de Janeiro Galeao International Airport

GIG

Sao Paulo International Airport

GRU

Singapore Changi International Airport

SIN

Teheran Imam Khomeini International Airport

IKA

Tirana Nene Tereza International Airport

TIA

Bijlage 2. behorend bij artikel 2.2 Voorschrift Vreemdelingen (landen van welke de onderdanen zijn vrijgesteld van de MVV-plicht)

Niet MVV-plichtig

Lidstaten van de EU

Lidstaten van de EER

Australië

Canada

Japan

Monaco

Nieuw-Zeeland

Vaticaanstad

Verenigd Koninkrijk van Groot Brittannië en Noord-Ierland

Verenigde Staten

Zuid-Korea

Zwitserland

Bijlage 3. behorend bij artikel 2.3 Voorschrift Vreemdelingen (categorieën vreemdelingen die toegang tot Nederland hebben, zonder in het bezit te zijn van een mvv)

  • 1. Houders van een geldig paspoort en een geldig verblijfsdocument voor Nederland (zie bijlagen 7a, 7b, 7c en 7e VV);

  • 2. Houders van een geldig document voor grensoverschrijding en van een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven EG-verblijfsvergunning als langdurig ingezetene dan wel de echtgenoot of het minderjarig kind van die houder, in geval het gezin reeds was gevormd in die andere staat;

  • 3. Visumplichtige familieleden van een vreemdeling met de nationaliteit van een lidstaat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, die in het bezit zijn van een geldig grensoverschrijdingsdocument dat is voorzien van een visum kort verblijf;

  • 4. Houders van een geldig paspoort alsmede van een door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven geldig gepriviligieerdendocument (zie Model M81);

  • 5. Kinderen beneden de leeftijd van zestien jaar die reizen in het gezelschap van een ouder, een grootouder of van hun voogd, dezelfde nationaliteit bezitten als hun begeleider en in het geldige grensoverschrijdingsdocument van hun begeleider, dat is voorzien van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, zijn bijgeschreven;

  • 6. Uitgenodigde vluchtelingen die houders zijn van een “laissez-passer” afgegeven door de Nederlandse autoriteiten;

  • 7. Houders van een “laissez-passer” afgegeven door de Verenigde Naties, door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, door de Secretaris-Generaal van de Internationale Douaneraad of door de Voorzitters van de instellingen van de Europese Unie;

  • 8. Houders van een “officieel legitimatiebewijs” of een “Reiswijzer” (“Ordre de Mission – Travel Order”) van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie;

Bijlage 3a. , behorend bij bijlage 3, onder G, Voorschrift Vreemdelingen (Model Collectieve lijst voor in groepsverband reizende minderjarigen)

[Vervallen per 04-01-2008]

Bijlage 3b. , behorend bij bijlage 3, onder G, onder 3, Voorschrift Vreemdelingen (Model Reizigerslijst voor schoolreizen)

[Vervallen per 04-01-2008]

Bijlage 4. behorend bij de artikelen 2.4 en 4.2 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (vliegvelden, andere grensdoorlaatposten en hun openingstellingstijden)

A. doorlaatpost

B. locatie

C. openstellingstijden

Amsterdam

 

00.00 – 24.00 uur

– Centraal Station (ambulant)

   

Amsterdam Schiphol

 

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

   

Amsterdam IJmond

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

   

De Kooy

 

06.00 – 23.00 uur

– luchthaven

   

Den Helder

 

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

   
     

Dordrecht

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

   
     

Eemshaven

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

   
     

Eindhoven

 

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

   
     

Enschede Twente

 

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

   
     

Gent-Terneuzen

 

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

   

Groningen Eelde

 

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

   

Harlingen

 

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

   

Hoek van Holland/Europoort

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven

   

Lelystad

 

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven (ambulant)

   

Maastricht Aachen

 

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

   

Moerdijk

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

   

Rotterdam

 

00.00 – 24.00 uur

– Centraal Station (ambulant)

   

Rotterdam

 

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

   

Rotterdam-Havens

alle aanlegmogelijkheden,

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

behoudens de specifiek genoemde

 

Scheveningen

 

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

   

Vlissingen

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven

   

IJmuiden

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven

   

Bijlage 5b. , behorend bij artikel 2.6, tweede lid, Voorschrift Vreemdelingen (verklaring toegangverlening)

[Vervallen per 04-03-2006]

Bijlage 7a2. behorend bij artikel 3.1, eerste lid, onder a

Schriftelijke verklaring waaruit volgt dat een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk of zijn derdelander familielid hier een tijdelijk verblijfsrecht op grond van artikel 3.4, derde lid van het Besluit geniet
Bijlage 262345.png
Bijlage 262346.png

Bijlage 7a3. behorend bij artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a

Schriftelijke verklaring waaruit volgt dat een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk of zijn derdelander familielid hier een tijdelijk verblijfsrecht op grond van artikel 3.4, derde lid van het Besluit geniet
Bijlage 263477.png
Bijlage 263478.png

Bijlage 7e2. Verblijfsrecht voor bepaalde tijd onder het Terugtrekkingsakkoord (economisch inactief)

Bijlage 264713.png
Bijlage 264714.png

Bijlage 7e3. Verblijfsrecht voor bepaalde tijd onder het Terugtrekkingsakkoord (economisch actief)

Bijlage 264715.png
Bijlage 264716.png

Bijlage 8. behorend bij artikel 3.8, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen (afzonderlijk inlegblad)

model 1994

Bijlage 42726.png
Bijlage 42727.png

model 1997

Bijlage 42728.png
Bijlage 42729.png

Bijlage 8a. behorend bij artikel 3.20a, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Criterium persoonlijke ervaring (minimum score 30 punten)

Criterium

Punten

 

Controle

Opmerking

Opleiding

(max. 35 punten)

PhD (Doctor)

35

Diploma als bewijs vereist.

Opleiding dient erkend te zijn door IDW (Nuffic/Colo).

Geen directe relatie tussen opleiding en voor de onderneming benodigde kennis = max. 5 punten aftrek.

 

Master

30

   
 

Bachelor

20

   
 

MBO-4

10

   
         

Ondernemerschapservaring

(max. 35 punten)

0–35 punten (t/m)

Geen/minder punten

– ervaring is niet relevant voor onderneming

– marginale betrokkenheid in onderneming

– ervaring < 1 jaar

meer/max. punten

– actief oprichter/eigenaar onderneming

– lid directie(team)

– > 10 werknemers

– > 5 jaar ervaring

 

Ondernemers dienen schriftelijke bewijzen te overleggen (bijv. jaarrekeningen, bewijzen van rol in onderneming etc.).

Deze score kan lagere score op andere onderdelen compenseren.

Hardheid bewijsmateriaal dient buiten twijfel te zijn voor een positieve score.

Actief: niet alleen aandeelhouder/financier.

         

Werkervaring

(max. 10 punten)

Bachelor/academisch

 

Werkgever-referenties schriftelijk aantonen.

Hardheid bewijsmateriaal en daadwerkelijk niveau van functioneren dienen buiten twijfel te zijn.

 

1–<2 jaar

1

   
 

2–<5 jaar

5

   
 

≥ 5 jaar

10

   
 

Seniorniveau

     
 

1–<2 jaar

1

   
 

2–<5 jaar

5

   
 

≥ 5 jaar

10

   
 

Specialistische functie

     
 

1–<2 jaar

1

   
 

2–<5 jaar

5

   
 

≥ 5 jaar

10

   
         

Inkomen

(max. 10 punten)

Bruto inkomen over 12 maanden voorafgaand aan aanvraag:

 

Als bewijs kunnen dienen:

– (loon)belastingaanslagen

– jaarrekening

– jaaropgave

Alleen inkomsten gerelateerd aan: activiteiten in CV

 

< € 12.000

0

   
 

€ 12.000–<€ 25.000

5

   
 

€ 25.000–< €45.000

7

   
 

≥ € 45.000

10

   
         

Ervaring met Nederland

(max. 10 punten)

Ondernemerschap

– (handels)partners of opdrachtgevers uit NL

0–4

Alleen schriftelijke bewijzen.

Hardheid bewijsmateriaal dient buiten twijfel te zijn;

NT2 niveau 4 of hoger / Europees referentiekader niveau B2 of hoger;

Bij familiebezoek, inburgeringscursus of vakantie in Nederland geen punten

 

Cultuur

– Taal NT2/4

0–2

   
 

Opleiding/ervaring

– In NL gevolgde opleiding (min. MBO 4) of proefschrift

– Werkervaring als kenniswerker (min. MBO 4)

0–4

   
         

Startende ondernemer, in het bezit van:

a. een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.30, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

b. een verklaring van de deskundige begeleider die de startende ondernemer minimaal drie maanden heeft begeleid, waaruit blijkt dat het begeleidingstraject positief is afgelegd.

(max. 30 punten)

 

30

Schriftelijke verklaring, volgens het model dat door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beschikbaar is gesteld.

 

Criterium ondernemingsplan (minimum score 30 punten)

Criterium

Punten

 

Controle

Opmerking

Marktpotentie

(max. 25 punten)

Product/dienst:

– kenmerken

– toepassing

– behoefte

– unique selling points

0–10

Marktpotentie:

Voor alle aspecten geldt: Zo veel mogelijk schriftelijk bewijs (patenten referenties enz.).

Geraadpleegde bronnen dienen algemeen aanvaard en/of gerenommeerd te zijn.

Marktpotentie: Aannemelijk dient te worden gemaakt dat men een positie op de markt kan innemen en dat product/dienst tegen gewenste prijs ook verkocht kan worden met revenuen voor Nederland.

 

Marktanalyse:

– marktonderzoek

– potentiële klanten

– concurrenten

– toetredingsbarrières

– samenwerking

– risico’s

– marketing/promotie

0–10

   
 

Prijs:

Duidelijke prijsopbouw met alle kosten daarin verdisconteerd

0–5

Kostprijsberekening.

 
         

Organisatie

(max. 25 punten)

0–25 punten (t/m)

 

Zo veel mogelijk schriftelijke bewijzen

Bij schriftelijke bewijzen meer punten dan bij ontbreken daarvan.

 

– Beoordeling of voorgestelde structuur, competenties, kennis en vaardigheden passend zijn voor product of dienst

0–10

   
 

– De ondernemer kan extra punten krijgen voor sector overschrijdende en multidisciplinaire organisatie

0–15

   
         

Financiering

(max. 50 punten)

Solvabiliteit (verhouding eigen vermogen-totaal vermogen)

 

Voor alle aspecten: Zo veel mogelijk schriftelijk aantonen; documenten moeten zijn goed gekeurd door onafhankelijke deskundige (bijv. bij financiering door een Nederlandse bank).

Financiering:

– Prognoses van minstens 3 jaar aanleveren.

– Punt van aandacht is realiteit van onderliggende vooronderstellingen.

– Revenuen voor de Nederlandse economie aantonen.

– Indien al actief in Nederland: aanleveren van jaarrekeningen, BTW- en IB-aangiftes en- beschikkingen.

         
       

NB!: indien financiering door een Nederlandse bank is verleend kan zonder verdere controle 50 punten worden gegeven.

 

Balanstotaal

< € 5.000

Ook bij solvabiliteit van 100%

0

   
         
 

Balanstotaal

€ 5.000 – € 25.000

     
 

Solvabiliteit

< 20%

0

   
 

20% -< 35%

1

   
 

35% -< 50%

3

   
 

≥ 50%

5

   
         
 

Balanstotaal

€ 25.000 – € 50.000

Solvabiliteit

< 20%

0

   
 

20% -< 35%

4

   
 

35% -< 50%

9

   
 

≥ 50%

13

   
         
 

Balanstotaal

> € 50.000

Solvabiliteit

< 20%

0

   
 

20% -< 35%

9

   
 

35% -< 50%

16

   
 

≥ 50%

20

   
         
 

Omzet

< € 35.000

0

   
 

€ 35.000-< €100.000

5

   
 

€100.000 -< €250.000

10

   
 

€250.000 -< €500.000

15

   
 

≥ € 500.000

20

   
         
 

Liquiditeitsprognose (gunstige verwachting gedurende):

   

Aantonen dat de onderneming levensvatbaar is.

 

het eerste jaar

5

   
 

de eerste 2 jaren

de eerste 3 jaren

8

10

   

Startende ondernemer, in het bezit van:

a. een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.30, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

b. een verklaring van de deskundige begeleider die de startende ondernemer minimaal drie maanden heeft begeleid, waaruit blijkt dat het begeleidingstraject positief is afgelegd.

(max. 30 punten)

 

30

Schriftelijke verklaring, volgens het model dat door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beschikbaar is gesteld.

 

Criterium toegevoegde waarde van de economische activiteiten voor de Nederlandse economie (minimum score 30 punten)

Criterium

Punten

 

Controle

Opmerking

Innovativiteit

(max. 20 punten)

0–20 punten (t/m)

– Is product/dienst nieuw voor Nederlandse markt?

– Is sprake van nieuwe technologie bij productie, distributie, marketing?

– Is sprake van innovatieve organisatorische opzet en werkwijze?

 

Zo veel mogelijk schriftelijke bewijzen

Bij schriftelijke bewijzen meer punten dan bij ontbreken daarvan.

         

Arbeidscreatie

(max. 40 punten)

Aantal arbeidsplaatsen (excl. aanvrager):

 

Aantal en aard van te realiseren arbeidsplaatsen moet blijken uit het ondernemingsplan, waarbij de realiteit van het plan op dit punt een rol speelt.

Binnen 1,5 jaar moeten de arbeidsplaatsen zijn gerealiseerd en de medewerkers ook daadwerkelijk in dienst zijn genomen.

 

0,5–< 2 fte

10

   
 

2–< 5 fte

20

   
 

5–< 10 fte

30

   
 

≥ 10 fte

40

   
 

Bij hoogwaardige arbeidsplaatsen

(> € 45.000):

     
 

1–< 3 fte

20

   
 

3–< 6 fte

30

   
 

≥6 fte

40

   
         

Investeringen

(max. 40 punten)

Materiële en immateriële vaste activa:

 

Hoogte van de investeringen moet blijken uit onderne- mingsplan, waarbij de realiteit van het plan op dit punt een rol speelt.

De investeringen moeten binnen 1 jaar zijn gerealiseerd.

 

€ 0–< 5.000

0

   
 

€ 5.000–< 50.000

10

   
 

€ 50.000–< 100.000

20

   
 

€ 100.000–< 500.000

30

   
 

≥ € 500.000

40

   

Hoogopgeleide met gedegen ondernemingsplan

Indien de aanvrager op de onderdelen A en B reeds het minimum aantal punten van 90 heeft gehaald (voor A. minimaal 45 en voor B. minimaal 45), maar op onderdeel C de minimaal benodigde 30 punten niet haalt wordt onderdeel C op 30 punten gesteld. Aanvrager krijgt daarmee een positief advies.

     

Startende ondernemer, in het bezit van:

a. een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.30, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

b. een verklaring van de deskundige begeleider die de startende ondernemer minimaal drie maanden heeft begeleid, waaruit blijkt dat het begeleidingstraject positief is afgelegd.

(max. 30 punten)

 

30

Schriftelijke verklaring, volgens het model dat door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beschikbaar is gesteld.

 

Bijlage 8aa. behorend bij artikel 3.20a, vierde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Criterium

Invulling

Toelichting

De onderneming voorziet in een behoefte in Nederland

Er is sprake van een zodanige markt voor de producten / diensten van de aanvrager, dat de onderneming levensvatbaar is. Dit betekent dat de onderneming een zodanig resultaat behaalt dat de ondernemer minimaal het bruto minimumloon aan de onderneming kan onttrekken.

In het geval van een V.O.F. geldt dat iedere vennoot minimaal het bruto minimumloon kan onttrekken; bij een B.V. iedere eigenaar.

In het geval van toetreding tot een bestaande onderneming, geldt bovenstaande ook en geldt dat het marginale aandeel van de zittende vennoten / eigenaren niet verslechtert.

In het geval van een negatief eigen vermogen en geen aannemelijke vooruitzichten op een positieve kentering wordt uitgegaan van een gebrek aan continuïteitsperspectief en dit leidt tot een negatief advies.

     
   

De behoefte in Nederland en de levensvatbaarheid worden met de volgende bescheiden aangetoond:

Ondernemingsplan, waarin minimaal de volgende onderwerpen zijn opgenomen:

– persoonlijke gegevens van de ondernemer;

– het product of de dienst en wat het unieke daarvan is;

– een marktanalyse toegespitst op het eigen product of dienst;

– de organisatie;

– de (openings)balans;

– de omzet- en liquiditeitsprognose inclusief berekeningen; en

– een specificatie en begroting arbeidscreatie en investeringen (indien aanwezig).

     
   

Nadere toelichting bij de gevraagde bescheiden:

• De marktanalyse bevat minimaal informatie over de kenmerken van de specifieke markt, de doelgroep, de concurrentie (het onderscheidend vermogen), potentieel marktaandeel, marketing, risico’s, prijsbeleid. Voor onderbouwing van de marktanalyse moeten de volgende bewijsmiddelen toegevoegd worden:

– Branchegegevens van de specifieke markt, waarop de onderneming zich richt;

– Prognoses van balansen, omzetten en resultaten;

– Kopieën van concrete (omvang in tijd en geld) intentieverklaringen van toekomstige opdrachtgevers; eventuele al verkregen opdrachten;

– gegevens ter onderbouwing van de competenties van de ondernemer zoals:

○ een kopie van referenties en arbeidsovereenkomst(en) van de voormalige dienstbetrekking(en);

○ kopieën van behaalde diploma’s. Betreft het een buitenlands diploma? Dan moet deze voorzien zijn van een waardering van Nuffic/stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB);

   

• Voor onderbouwing van eventuele al gerealiseerde omzetgegevens moeten de volgende bewijsmiddelen toegevoegd worden: BTW aangiftes en -beschikkingen, definitieve jaarrekeningen en tussentijdse balansen en exploitatieoverzichten, aangiftes Inkomstenbelasting en aanslagen, loonaangiften, verkoopfacturen en bankafschriften (alleen positie aan eind verslagperiode).

• Als sprake is van een BV moet een kopie van het aandelenregister en de oprichtingsakte toegevoegd worden; is sprake van een VOF/CV, dan wordt een kopie van het VOF/CV contract toegevoegd waarin minimaal staat: inbreng van vennoten, verantwoordelijkheden en het aandeel in het resultaat.

• Als de vreemdeling als freelancer werkt: kopieën van intentieverklaringen en/of overeenkomst(en) van (de) opdracht(en) waaruit blijkt dat deze in opdracht als freelancer werkt.

• Zowel bij een overname van als toetreding tot een bestaande onderneming zijn over meerdere jaren exploitatiecijfers van de oude situatie nodig.

Financiële stukken die de aanvraag onderbouwen moeten gecontroleerd zijn door een daartoe bevoegd extern onafhankelijk deskundige (register accountant, een accountant administratieconsulent, boekhouder, of een financieel adviseur).

Er mag geen negatieve invloed op de markteconomie zijn

De op te richten onderneming zorgt niet voor verstoring op de markt.

De actuele situatie op de specifieke markt waarop de onderneming zich begeeft, is bij de beoordeling van belang. Dit betekent dat de concurrentieverhoudingen niet verstoord worden door bijvoorbeeld prijsdumping, toetreding tot een markt met overcapaciteit, toetreding tot een markt met dalende vraag, optreden als extra schakel op al bestaand sectorkolomniveau (toelevering aan gelijksoortige ondernemingen, ook wederzijds). Bij branches die na een dip weer aantrekken, zal worden gekeken naar de mate van groeiverwachting in relatie tot eventuele bestaande overcapaciteit.

Er is ook sprake van een negatief gevolg voor de markteconomie als de (verwachte) resultaten onder de norm van het bruto minimumloon liggen en de ondernemer grote kans loopt zijn onderneming te moeten staken. De ondernemer zal dan uiteindelijk in het sociale vangnet terecht kunnen komen, wat geen bijdrage aan de markteconomie betekent. Ook wanneer de onderneming al eerder is opgestart zal de beoordeling plaatsvinden alsof het bedrijf nieuw op de markt komt.

Er mag geen negatieve invloed voor de werkgelegenheid zijn

Toetreding tot de markt door betrokkene mag geen verstoring betekenen van de arbeidsmarkt voor werknemers en zelfstandigen.

De actuele arbeidsmarktsituatie in de branche waar betrokkene toetreedt is van belang. Toetreding tot een branche met hoge werkloosheid onder werknemers en zelfstandigen is arbeidsmarkt verstorend. Hierbij wordt ook de regio, waarin de activiteiten worden uitgevoerd mee genomen. Cijfers van UWV worden in de beoordeling betrokken.

Ook toetreding tot de markt in het verleden, betekent in de toetsing nieuw op de arbeidsmarkt.

     
   

Wijziging van het werknemerschap in mede-eigendom (vennoot, aandeelhouder) kan leiden tot een negatief advies op grond van verstoring van de arbeidsmarkt indien voor en / of na omzetting geen sprake is van een geldige verblijfsvergunning.

Bijlage 8b. behorende bij artikel 3.20b, eerste lid, onder b, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000

1. Beoordeling van de deskundige begeleider

Onderwerp

Toetsingscriterium

Toelichting

Voortoets

De begeleider krijgt opnieuw een positief advies als deze niet langer dan een jaar voor indiening van de aanvraag van de startende ondernemer een positief advies voor zijn begeleiding heeft gekregen.

Een eerder positief advies van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) dat niet ouder is dan een jaar leidt zonder verdere toetsing wederom tot een positief advies. De betrouwbaarheid en de deskundigheid van de begeleider worden door de RVO in dat geval aangenomen.

Een eerder afgegeven positief advies ouder dan een jaar (of nog geen eerdere toets) leidt tot een (nieuwe) toets.

1.1 Inschrijving Kamer van Koophandel

De begeleider staat ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

Een uittreksel is niet vereist. De inschrijving wordt door de RVO in het Handelsregister gecontroleerd. Geen inschrijving betekent een negatief advies.

1.2 Deskundigheid

a) De begeleider biedt een pakket ‘op maat’ van faciliteiten aan de startende ondernemer.

b) De begeleider heeft ervaring.

a) Een pakket ‘op maat’ betekent dat de begeleider in staat is om de startende ondernemer van idee tot onderneming te begeleiden. Niet iedere ondernemer heeft dezelfde begeleiding nodig. Het pakket aan faciliteiten verschilt daarom per startende ondernemer. Faciliteiten bestaan bijvoorbeeld doch niet uitputtend uit: (toegang tot) coaching, technologie, onderzoek, bescherming intellectueel eigendom, marktonderzoek en financiering.

b) Ervaring betekent minimaal twee jaar ervaring met het begeleiden van innovatieve startende ondernemers bij minimaal twee personen. Aan te tonen via bijvoorbeeld een eigen ondernemingsplan, voorbeelden van begeleide startende ondernemers, referenties en CV’s. Indien de begeleiding door verschillende personen wordt gedaan, is informatie over alle personen die begeleiden nodig.

1.3 Betrouwbaarheid

De begeleider is financieel gezond.

De begeleider verkeert niet in surseance of faillissement en heeft een gezonde solvabiliteit en liquiditeit. Aan te tonen via bijvoorbeeld (niet uitputtend) recente jaarrekeningen en/of overeenkomsten met / garantstellingen door financiers en/of accountantsverklaringen en/of bankafschriften en/of onderbouwde financiële prognoses.

2. Beoordeling van de startende ondernemer

Onderwerp

Toetsingscriterium

Toelichting

2.1 Inschrijving Kamer van Koophandel

De startende ondernemer staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Een uittreksel is niet vereist. De inschrijving wordt door de RVO in het Handelsregister gecontroleerd. De startende ondernemer moet zeggenschap in de startende onderneming hebben. Dit is van belang omdat hij beslissingen over de toekomstige onderneming moet kunnen nemen. Geen inschrijving betekent een negatief advies.

2.2 Stappenplan

a) In het stappenplan staat beschreven wat de taak en rol is van de startende ondernemer in de startende onderneming.

b) In het stappenplan staat beschreven waarom het product of dienst innovatief is.

c) In het stappenplan staat beschreven welke activiteiten (stappen) de startende ondernemer verricht in het eerste jaar om van idee tot onderneming te komen.

a) De startende ondernemer moet een actieve rol hebben. Dit betekent dat de aanvrager niet alleen aandeelhouder of financier is.

b) Er is sprake van innovativiteit bij aanwezigheid van minstens één van onderstaande drie aspecten:

1) Het product of de dienst is nieuw voor Nederland.

2) Er is sprake van nieuwe technologie bij productie, distributie, marketing.

3) Er is sprake van een innovatieve organisatorische opzet en werkwijze.

Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld (niet uitputtend opgesomd):

– Activiteiten die in het kader van het Topsectorenbeleid worden gestimuleerd.

– Zelf ontwikkelde nieuwe producten of diensten.

– Originele aanpak energiebesparing.

– Originele aanpak duurzaamheidsproblematiek.

– Slimme en creatieve aanpassingen of combinaties ten behoeve van sector overschrijdende toepassingen.

– Nieuwe product-marktcombinaties.

– Creatieve of vernieuwende marktbenadering.

– Sociale innovatie.

– Introductie maatschappelijk verantwoord ondernemen.

2.3 Overeenkomst met begeleider

a) In de overeenkomst is de aard van de begeleiding beschreven.

b) De voorwaarden van de overeenkomst mogen niet nadelig of belemmerend zijn voor een gezonde ontwikkeling van de startende ondernemer.

c) De begeleider mag geen meerderheidsbelang hebben in de startende onderneming.

d) De overeenkomst is door beide partijen (begeleider en startende ondernemer) ondertekend.

a) De begeleiding moet op maat zijn (zie 1.2. onder a).

b) Er mag geen sprake zijn van ‘wurgcontracten’.

c) Uit de overeenkomst wordt duidelijk welk belang de begeleider heeft in de startende onderneming.

d) De begeleider moet bevoegd zijn om de overeenkomst te ondertekenen.

Bijlage 8c. behorend bij artikel 3.20e, vierde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000

Beoordeling van de startende innovatieve onderneming met schaalbare bedrijfsactiviteiten die essentieel personeel wil aantrekken, de rol van het essentieel personeelslid en de vorm van medewerkersparticipatie.

Onderwerp

Toetsingscriterium

Toelichting

Voortoets

Ten tijde van begeleiding door een goedgekeurde deskundige begeleider in het kader van arbeid als zelfstandige als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit, wordt getoetst:

a) welke essentiële rol het aan te trekken personeelslid gaat vervullen binnen de onderneming (1.2c).

b) de overeenkomst tussen de startende ondernemer en het essentieel personeelslid (1.4).

Als de startende onderneming ten tijde van de aanvraag een begeleidingsovereenkomst voor een startup verblijfsvergunning heeft of heeft gehad met een goedgekeurde deskundige begeleider, dan is de toetsing op organisatie, innovatie, schaalbare bedrijfsactiviteiten en financiering niet meer nodig. De aanvraag voor het essentiële personeelslid wordt ingediend maximaal 18 maanden na ondertekening van de begeleidingsovereenkomst en de goedgekeurde deskundige begeleider is nog aantoonbaar en actief betrokken bij de startup.

1.1 Organisatie

a) De startende onderneming staat ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

b) De juridische entiteit is toereikend om aan de voorwaarde van de participatie/deelname van het essentieel personeel binnen de onderneming te kunnen voldoen.

c) De oprichters van de onderneming hebben zeggenschap binnen de onderneming en nemen actief deel aan de onderneming.

d) De competenties, kennis en vaardigheden binnen de onderneming zijn passend bij de groei-ambitie van de onderneming.

a) Een uittreksel is vereist. De inschrijving wordt in het Handelsregister gecontroleerd. Geen inschrijving betekent een negatief advies.

b) Rechtsvormen die hieronder vallen zijn een besloten vennootschap (bv), een commanditaire vennootschap (cv) en een naamloze vennootschap (nv).

c) De oprichter(s) moet(en) een actieve rol binnen de onderneming hebben. Dit betekent dat de oprichter niet alleen aandeelhouder of financier is. De uiteindelijk belanghebbende (UBO) binnen de onderneming draagt aantoonbaar bij aan de vormgeving van de innovatieve en schaalbare bedrijfsactiviteiten. De aandelenverhouding binnen de onderneming dient aangetoond te worden.

d) De in de bedrijfsdocumentatie beschreven groei-ambitie van de onderneming wordt onderbouwd op basis van competenties, kennis en vaardigheden die aanwezig zijn bij de oprichters, directie, bestuurder(s) en het essentiële personeel. De aanwezige competenties, kennis en vaardigheden kunnen onderbouwd worden door opleiding, werkervaring, etc. Te denken valt aan onderbouwde CV’s, diploma’s en referenties.

1.2 Groei

De onderneming dient door middel van het overleggen van bedrijfsdocumentatie, bijvoorbeeld een ondernemingsplan, aan te tonen:

a) dat de onderneming innovatief is en sprake is van schaalbare bedrijfsactiviteiten.

b) welke activiteiten (stappen) de onderneming neemt om groei te realiseren.

c) welke essentiële rol het aan te trekken personeelslid gaat vervullen binnen de onderneming.

.

a) Een onderneming wordt als innovatief beoordeeld bij aanwezigheid van minstens één van onderstaande drie aspecten:

1) Het product of de dienst is nieuw voor Nederland.

2) Er is sprake van nieuwe technologie bij productie, distributie, marketing.

3) Er is sprake van een innovatieve organisatorische opzet en werkwijze.

Hierbij kan worden gedacht aan (niet uitputtend opgesomd):

– Activiteiten die in het kader van het Topsectorenbeleid-en innovatiebeleid en de Nederlandse Digitaliseringstrategie worden gestimuleerd.

– Zelf ontwikkelde nieuwe producten, technologieën of diensten.

– Originele aanpak energiebesparing.

– Originele aanpak duurzaamheidsproblematiek.

– Slimme en creatieve aanpassingen of combinaties ten behoeve van sector overschrijdende toepassingen.

– Nieuwe product-marktcombinaties.

– Creatieve of vernieuwende marktbenadering.

– Sociale innovatie.

– Introductie maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Er is sprake van schaalbare bedrijfsactiviteiten als aannemelijk kan worden gemaakt dat de onderneming een product/dienst duurzaam kan blijven leveren terwijl deze een snelle groei realiseert. Duurzaam blijven leveren betekent in deze context dat een onderneming tijdens deze snelle groei financieel aan al haar verplichtingen kan blijven voldoen. Met realiseren van snelle groei wordt een versnelde (niet lineaire) waardeontwikkeling bedoeld. Op basis van de bedrijfsdocumentatie, zoals een uitgebreid ondernemingsplan, met diverse prognoses en financiële analyses dient duidelijk te worden dat producten/diensten van de onderneming zich kenmerken door lage marginale kosten en nauwelijks plaats-of tijdgebonden zijn. Uit de bedrijfsdocumentatie dient duidelijk te worden dat de onderneming na een investering in vaste kosten in staat is haar groei te versnellen.

b) Bedrijfsdocumentatie, bijvoorbeeld een uitgewerkt ondernemingsplan, met diverse prognoses en financiële analyses waarin opgenomen wordt welke activiteiten (stappen) de onderneming wil nemen om de groei van de onderneming te realiseren.

c) In de bedrijfsdocumentatie staat beschreven welke rol het essentieel personeel heeft om groei van de onderneming te realiseren. Het essentiële personeelslid moet een actieve rol hebben ten aanzien van de schaalbare en innovatieve bedrijfsactiviteiten. Dit betekent dat deze niet alleen aandeelhouder of financier is. Dit kan aantoonbaar zijn door middel van de bedrijfsdocumentatie, waaronder het ondernemingsplan, waarin de groei beschreven staat. Daarin wordt aangegeven welke rol het essentiële personeelslid zal vervullen.

1.3 Financiering

De onderneming is financieel betrouwbaar

De onderneming verkeert niet in surseance of faillissement en heeft een passende solvabiliteit en liquiditeit voor een startende innovatieve onderneming met schaalbare bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in deze regeling. Dit is aan te tonen via bijvoorbeeld (niet uitputtend) recente jaarrekeningen inclusief balans, winst & verliesrekening en toelichting, opgesteld door een onafhankelijke derde eventueel aangevuld met overeenkomsten met garantstellingen door financiers en/of accountantsverklaringen en/of bankafschriften en/of onderbouwde financiële prognoses. De startende onderneming kan jaarrekeningen, BTW- en IB-beschikkingen aanleveren.

Indien de onderneming kan aantonen dat zij een financieringsovereenkomst van minimaal € 100.000 met een durfinvesteerder of een Nederlandse bank heeft dan kan zonder verdere toetsing worden voldaan aan deze voorwaarde.

1.4 Overeenkomst tussen startende ondernemer en het essentiële personeelslid

De overeenkomst wordt getoetst op:

a) de aard van de werkzaamheden.

b) de overeengekomen vorm van medewerkersparticipatie en eventuele hieraan gestelde voorwaarden.

c) de lengte van de eventueel overeengekomen periode waarin de medewerkersparticipatie onvoorwaardelijk wordt.

d) een onderbouwing door de ondernemer op basis waarvan de eventuele (uitoefen)prijs van de medewerkersparticipatie is gebaseerd.

e) ondertekening door beide partijen (onderneming en essentieel personeelslid).

a) De werkzaamheden komen overeen met de activiteiten beschreven in de aangeleverde bedrijfsdocumentatie.

b) Uit de overeenkomst wordt duidelijk welke vorm en mate van medewerkersparticipatie is overeengekomen. De overeengekomen vormen van medewerkersparticipatie zijn het verkrijgen van aandelen, certificaten van aandelen en aandelenopties. Voor deze vormen geldt dat ze aan het essentieel personeelslid het recht geven op aandelen ter waarde van minimaal 1% van de onderneming. Aan het recht om deze minimale grootte van de onderneming in aandelen te verkrijgen, eventueel na verloop van een overeengekomen periode (zoals beschreven in 1.4.c van het toetsingskader), mogen geen individuele prestatievoorwaarden verbonden zijn.

c) De eventueel overeengekomen periode waarin de medewerkersparticipatie onvoorwaardelijk wordt, valt binnen drie jaar nadat de arbeidsovereenkomst formeel in werking is getreden.

d) De overeengekomen uitoefenprijs van de medewerkersparticipatie mag het recht om de aandelen na verloop van tijd te verkrijgen onder normale omstandigheden niet verhinderen. De onderbouwing van de eventuele uitoefenprijs moet logischerwijs verbonden zijn met de vereiste bedrijfsdocumentatie, zoals een ondernemingsplan (1.2 van het toetsingskader).

e) De overeenkomst is door een tekenbevoegde van de onderneming en het essentiële personeelslid getekend.

Bijlage 10a. behorend bij artikel 3.24, derde lid, onderdeel e, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Bewustverklaring au pair

Inleiding

Het doel van de au-pairregeling is dat de au pair in Nederland verblijft om kennis te maken met de Nederlandse cultuur en samenleving. Het gastgezin biedt de au pair kost en inwoning en een maandelijks onderling overeen te komen bedrag aan zakgeld. In ruil voor de faciliteiten die het gastgezin biedt, verleent de au pair hulp in de huishouding van alleen het gastgezin, en/of bij het opvangen en verzorgen van eventuele kinderen van dit gezin. Het gaat dan om lichte werkzaamheden in de huishouding en/of de opvang en verzorging van eventuele kinderen, niet om werk waarvoor een tewerkstellingsvergunning (twv) of gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid vereist is. Dit betekent dat de au pair alleen die werkzaamheden mag verrichten waarvoor in zijn/haar aanwezigheid steeds een aantoonbaar alternatief voorhanden is. Dat betekent dus dat een au pair niet alleen verantwoordelijk mag zijn voor de opvang van kinderen maar dat er bijvoorbeeld een ouder of grootouder aanwezig (of direct beschikbaar) is die verantwoordelijk is. Het ondersteunende karakter van het werk houdt tevens in dat de au pair niet volledig verantwoordelijk is voor de huishoudelijke taken. De au pair verblijft immers op basis van gelijkheid (met de gezinsleden) in het gastgezin.

In dit kader verklaart de ondergetekende, verder te noemen gastgezin, als volgt:

Het gastgezin is ermee bekend dat verblijf als au pair in Nederland slechts wordt toegestaan als:

  • De au pair 18 jaar of ouder maar jonger dan 31 is.

  • De au pair niet eerder in Nederland een verblijfsvergunning voor uitwisseling heeft gehad.

  • De au pair nog niet eerder voor het gastgezin (in het buitenland) heeft gewerkt.

  • De au pair geen geldbedrag als borg heeft betaald aan een (Nederlands of buitenlands) bemiddelingsbureau of au-pairbureau.

  • De au pair niet meer dan € 34 heeft betaald aan kosten voor de voorbereiding op het verblijf in Nederland.

  • De au pair geen contract met een gastgezin of een (Nederlands of buitenlands) bemiddelingsbureau of au-pairbureau heeft ondertekend waarmee de au pair zich verplicht tot het betalen van geld of een geldboete als sanctie wegens het niet nakomen van een of meerdere bepalingen van dit contract.

  • De au pair geen taken gaat verrichten voor mensen die meer bijzondere zorg nodig hebben, die een specifieke vaardigheid vereist.

  • De au pair geen familierechtelijke relatie tot in de derde graad heeft met een van de leden van het gastgezin.

  • De au pair gaat wonen op het adres van het gastgezin en daarop ook ingeschreven staat in de Basisregistratie persoonsgegevens.

  • Het gastgezin uit 2 of meer personen bestaat.

  • De au pair maximaal 8 uur per dag en maximaal 30 uur per week lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden verricht. Daarnaast heeft de au pair minimaal 2 vrije dagen per week.

  • De au pair alleen lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden verricht.

  • Het gastgezin en de au pair een dagindeling maken voor alle 7 dagen van de week. Het gastgezin en de au pair hebben deze dagindeling ondertekend. In de dagindeling moet minimaal staan:

    • hoeveel uur lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden de au pair gaat doen (tijden/tijdstippen),

    • hoeveel uur opvang en verzorging van kinderen de au pair gaat doen (tijden/tijdstippen),

    • welke 2 dagen in de week de au pair vrij is en wie het alternatief is van de au pair voor het doen van de lichte huishoudelijke werkzaamheden en het opvangen en verzorgen van eventuele kinderen van het gezin.

  • Het gastgezin voldoende inkomen heeft als bedoeld in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (zie website IND voor normbedragen).

In het kader van het toezicht op de au-pairregeling verklaart het gastgezin als volgt:

Het gastgezin is zich ervan bewust dat in het kader van het toezicht op naleving van de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) de Vreemdelingenpolitie, de Inspectie SZW of de IND de au pair en/of het gastgezin hetzij met een concrete aanleiding, hetzij steekproefsgewijs aan huis kunnen bezoeken of uitnodigen voor een gesprek. Als het gastgezin de au pair werkzaamheden laat verrichten die niet voldoen aan de voorwaarden die de wet- en regelgeving stellen, is het gastgezin in overtreding en kan een bestuurlijke boete volgen.

  • 1. Gegevens au pair

    • 1.1 Achternaam

    • 1.2 Voornaam

    • 1.3 Geboortedatum

    • 1.4 Geboorteplaats

    • 1.5 Nationaliteit

    (zoals in het document voor grensoverschrijding)

  • 2. Gegevens beide hoofden/het hoofd van het gastgezin

    • 2.1 Naam persoon 1.................................

    • 2.2 Naam persoon 2.................................

    • 2.3 Woonadres....................................

  • 3. Ondertekening

    Ik heb de verklaring naar waarheid ingevuld

    • 3.1 Plaats en datum..............................

    • 3.2 Handtekening au pair

      .....................................

    • 3.3 Plaats en datum............................

    • 3.4 Handtekening gastgezin persoon 1

      ...........................................

    • 3.5 Handtekening gastgezin persoon 2

      ........................................

Bijlage 13. behorend bij artikel 3.37f, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 (veilige landen van herkomst)

Lidstaten van de EER

Albanië

Algerije

Andorra

Armenië

Australië

Bosnië-Herzegovina

Brazilië

Canada

Georgië

Ghana

India

Jamaica

Japan

Kosovo

Marokko

Monaco

Mongolië

Montenegro

Nieuw-Zeeland

Noord-Macedonië

Oekraïne

San Marino

Senegal

Servië

Trinidad en Tobago

Tunesië

Vaticaanstad

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

Verenigde Staten

Zwitserland

Bijlage 19. behorend bij artikel 3.10, eerste en derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Voor wie is het medisch vragenformulier bestemd en wie vult deze in?

Het medisch vragenformulier (1.) wordt ingevolge artikel 3.10, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 ingevuld en ondertekend door een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aangewezen arts.

Het model medisch vragenformulier (1.) wordt ingevolge artikel 3.10, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 aan de aangewezen arts aangeboden met daarbij de in deze bijlage opgenomen begeleidende brief (2.) en het (deels) door de verzoeker ingevulde registratieformulier/toestemmingsverklaring (3.)

1. Standaard medisch vragenformulier (in te vullen door aangewezen arts)

Betreft:

Geslachtsnaam

 

Voorna(a)m(en)

 

Geboortedatum

 

Nationaliteit

 

Betrokkene heeft een verzoek ingediend tot ontheffing van het basisexamen inburgering waarbij medische omstandigheden een rol spelen. Niet-medische omstandigheden (zoals bijvoorbeeld analfabetisme) die in de aanvraagprocedure worden aangevoerd, worden door de Immigratie- en Naturalisatiedienst ook meegewogen bij de beoordeling van het verzoek om ontheffing. U hoeft hier als medicus niks over op te merken. Graag hier aangeven van welke medische informatie gebruik is gemaakt voor het onderzoek

Naam medische behandelaar

 

Betrokkene is voor het onderzoek gezien op (datum)

 

Graag ontvang ik van u de antwoorden op de relevante vragen.

Kruis hieronder enkel aan welke van de onderstaande type-aandoening of aandoeningen van toepassing is /zijn en beantwoord de hierbij gestelde vragen.

1. Visus-aandoening:

     
 

1a.

Wat zijn de klachten?

     
 

1b.

Wat is de diagnose? (Bij voorkeur met een ICD code)

     
 

1c.

Kunt u het gezichtsverlies per oog in percentages aangeven? (Bijvoorbeeld 0.8 (80%), 0.1 (10%)).

     
 

1d.

Zijn de klachten van blijvende aard of is naar uw oordeel (door behandeling) herstel mogelijk? (Bijvoorbeeld binnen enkele weken, enkele maanden, enkele maanden tot een jaar, een aantal jaren of chronisch / in ieder geval langer dan 3 jaar).

     
 

1e.

In hoeverre is betrokkene met hulpmiddelen (zoals bijvoorbeeld lenzen, een bril) in staat om plaatjes en letters van dichtbij duidelijk te kunnen zien?

   

Kruis hetgeen van toepassing is aan:

     
   

□ (vrijwel) nihil

   

□ ernstig beperkt

   

□ matig beperkt

   

□ (vrijwel) onbeperkt

     

2. Gehoor-aandoening:

     
 

2a.

Wat zijn de klachten?

     
 

2b.

Wat is de diagnose? (Bij voorkeur met een ICD code)

     
 

2c.

Kunt u het gehoorverlies per oor in dB aangeven? U kunt dit zo nodig schatten.

     
 

2d.

Zijn de klachten van blijvende aard of is naar uw oordeel (door behandeling) herstel mogelijk? (Bijvoorbeeld binnen enkele weken, enkele maanden, enkele maanden tot een jaar, een aantal jaren of chronisch / in ieder geval langer dan 3 jaar).

     
 

2e.

In hoeverre is betrokkene in staat met behulp van hulpmiddelen (zoals bijvoorbeeld een gehoorapparaat) met behulp van een headset zinnen uitgesproken door een computer te verstaan? Kruis aan hetgeen van toepassing is.

     
   

□ (vrijwel) nihil

   

□ ernstig beperkt

   

□ matig beperkt

   

□ (vrijwel) onbeperkt

     

3. Spraak-aandoening:

     
 

3a.

Wat zijn de klachten?

     
 

3b.

Wat is de diagnose? (Bij voorkeur met een ICD code)

     
 

3c.

Zijn de klachten van blijvende aard of is naar uw oordeel (door behandeling) herstel mogelijk? (Bijvoorbeeld binnen enkele weken, enkele maanden, enkele maanden tot een jaar, een aantal jaren of chronisch / in ieder geval langer dan 3 jaar).

     
 

3d.

De spraak van betrokkene valt te typeren als:

   

Kruis aan hetgeen van toepassing is.

     
   

□ (vrijwel) nihil

   

□ ernstig beperkt

   

□ matig beperkt

   

□ (vrijwel) onbeperkt

     

4. Psychiatrische aandoeningen en/of verstandelijke handicaps:

     
 

Let op: in het geval van psychiatrische aandoeningen en/of bij verstandelijke handicaps (zoals bijvoorbeeld aangeboren syndromale aandoeningen) dient u een deskundige op het gebied van (neuro)psychiatrische ziektebeelden te raadplegen (bijvoorbeeld psychiater, klinisch psycholoog of neuropsycholoog) voor het uitvoeren van een psychiatrische expertise.

     
 

Het deskundigenoordeel moet u betrekken bij het beantwoorden van de volgende vragen.

     
 

4a.

Welke deskundige is door u geraadpleegd? Graag naam, datum en specialisme aangeven (en voeg de schriftelijke rapportage bij van de door u geraadpleegde onafhankelijk deskundige).

 

4b.

Geef aan welke methodiek de deskundige heeft gebruikt.

     
 

Vragen met betrekking tot mentale beperkingen:

     
 

4c.

Kunt u -indien aan de orde- zo nauwkeurig mogelijk beschrijven waaruit de psychiatrische aandoening bestaat en welke diagnose is vastgesteld (bij voorkeur met een ICD code)?

     
 

4d.

Kunt u -indien aan de orde- zo nauwkeurig mogelijk beschrijven waaruit de verstandelijke handicap bestaat en welke eventuele medische oorzaken daarbij zijn vastgesteld (Bij voorkeur met een ICD code)?

     
 

4e.

Kunt u aangeven wat de verwachte duur is van de beperking van de cognitieve vaardigheden door de psychiatrische aandoening of verstandelijke handicap? (Bijvoorbeeld binnen enkele weken, enkele maanden, enkele maanden tot een jaar, een aantal jaren of chronisch / in ieder geval langer dan 3 jaar).

     
 

4f.

De cognitieve vaardigheden van betrokkene zijn door de verstandelijke handicap of de psychiatrische aandoening (kruis hieronder aan hetgeen van toepassing is):

     
   

□ (vrijwel) nihil

   

□ ernstig beperkt

   

□ matig beperkt

   

□ (vrijwel) onaangetast

     
   

Let wel, niet-medische omstandigheden, zoals bijvoorbeeld analfabetisme of sociale omstandigheden, dienen hier buiten beschouwing gelaten te worden.

     

5. Andere medische klachten:

     
 

5a.

Heeft betrokkene andere medische aandoeningen en zo ja, welke?

     
 

5b.

Wat is de diagnose (Bij voorkeur met een ICD code)?

     
 

5c.

Wordt betrokkene voor deze medische aandoening(en) behandeld?

     
 

5d.

Kunt u aangeven wat de verwachte duur is van de medische aandoening(en) (en -indien behandeling wordt gegeven- ook de duur van de aandoening(en) onder continuering van medische behandeling)? (Bijvoorbeeld enkele weken, enkele maanden, enkele maanden tot een jaar, een aantal jaren of chronisch / in ieder geval langer dan 3 jaar).

     
 

5e.

Op welke wijze wordt betrokkene door de medische klachten belemmerd in het dagelijks leven?

Middels ondertekening van het registratieformulier -tevens toestemmingsverklaring- heeft deze persoon op ............................... (datum) ook toestemming gegeven voor het beschikbaar stellen van dit ingevuld vragenformulier aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Nederland, door tussenkomst van de ambassade/het consulaat.

Naam arts / Dr.

 

Adres

 

Plaatsnaam en datum

 

Handtekening

(Eventueel voorzien van stempel van arts)

 

2. Standaardbrief voor de arts betreffende zijn/haar rol in het kader van de ontheffing basisexamen inburgering buitenland

Plaatsnaam, datum

Geachte heer/mevrouw,

U hebt aan de Nederlandse ambassade/het consulaat-generaal laten weten dat u bereid bent om een medische keuring te doen bij personen die medische ontheffing wensen van (onderdelen van) het basisexamen inburgering. Dit document is bedoeld om u nadere informatie te geven over het examen en de ontheffingsprocedure.

De beoordeling of er reden is voor ontheffing van (onderdelen van) het basisexamen inburgering wordt gedaan door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in Nederland. Medische omstandigheden worden hierbij betrokken. Een duidelijke beantwoording door u van de vragenlijst over de medische aandoening(en) is dan ook erg belangrijk.

Het is niet de bedoeling dat u zelf een oordeel geeft over het verzoek om ontheffing van het basisexamen.

Wat is het basisexamen inburgering en waaruit bestaat dit?

Het behalen van het basisexamen inburgering is een van de voorwaarden voor toelating tot Nederland. Dit betekent dat de betrokkene vóór zijn/haar komst naar Nederland kennis op basisniveau moet hebben van de Nederlandse samenleving en van de Nederlandse taal (A1-niveau van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen (lezen en spreken). A1-niveau houdt in dat betrokkene vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen, gericht op concrete behoeften, kan begrijpen en gebruiken. Hij/zij kan zichzelf aan anderen voorstellen en kan vragen stellen en beantwoorden over persoonlijke gegevens zoals waar hij/zij woont, mensen die hij/zij kent en dingen die hij/zij bezit. Hij/zij kan op een simpele wijze reageren, als de andere persoon langzaam en duidelijk praat en bereid is om te helpen.

Het basisexamen inburgering wordt afgelegd bij de Nederlandse ambassade/het Nederlandse consulaat en bestaat uit drie onderdelen:

  • 1. Kennis van de Nederlandse Samenleving;

  • 2. Spreekvaardigheid; en

  • 3. Leesvaardigheid.

De examenonderdelen kunnen los van elkaar worden afgelegd. Het is niet nodig om te kunnen schrijven. Het is bovendien niet nodig om te kunnen lezen om de onderdelen Spreekvaardigheid en Kennis van de Nederlandse Samenleving te kunnen behalen.

Het examen wordt via een computer met headset afgenomen. Het afleggen van het gehele examen (drie onderdelen) duurt maximaal 95 minuten. Het afleggen van de onderdelen Kennis van de Nederlandse Samenleving en Spreekvaardigheid duurt elk maximaal 30 minuten. Het afleggen van het onderdeel Leesvaardigheid duurt maximaal 35 minuten.

Voor de voorbereiding op de verschillende onderdelen van het basisexamen is een studiepakket beschikbaar. Dit studiepakket is verkrijgbaar in 34 talen. Het is een zelfstudiemethode. Het materiaal is ook geschikt voor analfabeten en personen die alleen een ander schrift beheersen.

Het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving toetst kennis over Nederland. Ter voorbereiding op het examen is een film beschikbaar. De film is ingesproken in 34 talen en er is een versie in het Nederlands. Bij de film hoort een fotoboek met een audio-cd. In het fotoboek staan 100 genummerde foto’s met beelden uit de film. Bij elke foto hoort een vraag en moet gekozen worden uit twee antwoorden. De vragen en antwoorden kunnen op de cd in het Nederlands beluisterd worden. Dit examenonderdeel bestaat uit 30 vragen die gekozen zijn uit de 100 vragen van het fotoboek en de cd. Op het examen ziet de kandidaat foto’s en leest de vragen. De vragen worden ook uitgesproken in een langzaam spreektempo. De kandidaat ziet en hoort twee antwoordmogelijkheden en moet het juiste antwoord aanklikken met de muis.

Het onderdeel Spreekvaardigheid bestaat uit 24 vragen. Alle vragen die op het examen gesteld kunnen worden, zijn beschikbaar als oefenmateriaal zodat iemand zich goed kan voorbereiden op het examen.

Het examen Leesvaardigheid bestaat uit de onderdelen ‘woorden lezen en naar woorden luisteren’ en ‘teksten lezen en vragen maken’. De vragen zijn meerkeuzevragen waarbij de antwoorden moeten worden aangeklikt met de muis.

Wie kan ontheven worden van de verplichting om het basisexamen inburgering af te leggen?

Het kan voorkomen dat door een medische aandoening een persoon langdurig (periode van drie jaar) niet in staat is om te oefenen voor het basisexamen inburgering buitenland of om het basisexamen af te leggen.

Voor wat betreft lichamelijke medische aandoeningen gaat het met name om blindheid en doofheid. Tevens kan onder meer gedacht worden aan een spraakgebrek dat de menselijke communicatie verhindert en het afleggen van het examen onmogelijk maakt. Onder blindheid of doofheid valt mede slechtziendheid en hardhorendheid, indien de persoon niet met eigen hulpmiddelen (bijvoorbeeld een bril of hoorapparaat) alsnog voldoende gezichts- of hoorvermogen krijgt om het examen te kunnen afleggen.

Voor wat betreft psychiatrische medische aandoeningen en verstandelijke handicaps gaat het met name om aandoeningen die een langdurig en ernstig gebrek aan cognitieve vaardigheden (leervermogen) veroorzaken, waardoor iemand niet in staat is om te oefenen voor (onderdelen van) het basisexamen of om (onderdelen van) het basisexamen af te leggen.

Vanzelfsprekend zijn er in de praktijk meer medische aandoeningen dan hierboven genoemd. In de bijlage treft u een lijst aan met voorbeelden van dergelijke aandoeningen.

De persoon die als gevolg van (een) medische aandoening(en) langdurig niet in staat is het basisexamen inburgering af te leggen of hiervoor te oefenen, kan ontheffing krijgen van (een deel van) het examen. Bij de persoon die hier niet aan voldoet, maar die wel (een) medische aandoening(en) heeft, zal dit samen met de overige individuele en bijzondere omstandigheden betrokken worden bij de beoordeling van het verzoek om ontheffing door de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Uw rol als arts

De ambassade/het consulaat–generaal zal de persoon, die (mede) vanwege een medische aandoening(en) ontheffing van het basisexamen inburgering wenst, naar u als arts doorverwijzen voor een medische keuring. Deze persoon geeft vooraf toestemming voor het beschikbaar stellen van het door u ingevulde vragenformulier aan deze ambassade/dit consulaat–generaal.

In beginsel is beantwoording van het bijgevoegde vragenformulier door u als arts over de medische toestand van betrokken persoon voldoende. Het staat u vrij om een deskundige te raadplegen indien u dat voor de beantwoording van de vragen wenselijk acht. In het geval er sprake is van een psychiatrische aandoening of verstandelijke handicap moet u altijd een deskundige raadplegen.

Een deskundige op het gebied van psychiatrische ziektebeelden, zoals bijvoorbeeld een psychiater, klinisch psycholoog of neuropsycholoog (tenzij u zelf een dergelijke deskundige bent) dient dit te beoordelen. In die gevallen beantwoordt u de vragen 4a, b, c, d, e en f op het vragenformulier met onderbouwing uit de rapportage van deze deskundige. De rapportage van de deskundige voegt u toe als bijlage.

Deze deskundige dient de betreffende persoon zelf te onderzoeken en van deze expertise een rapportage uit te brengen. Het is belangrijk dat u de deskundige een kopie van deze brief stuurt. Vraag van tevoren en controleer achteraf goed of de ingeschakelde deskundige (of uzelf) in de schriftelijke rapportage duidelijk de methodiek van de psychiatrische expertise benoemt (bijvoorbeeld anamnese, psychiatrisch onderzoek, eventuele aanvullende psychologische testen, het raadplegen van een medisch dossier van betrokkene, het raadplegen van behandelend artsen).

Uw contactpersoon op de Nederlandse ambassade/het consulaat is de consul/het hoofd van de Consulaire Afdeling; de heer/mevrouw ......................, ...................., functie .............................

In geval van problemen of vragen kunt u te allen tijde met hem/haar contact opnemen.

De ambassadeur,

voor deze

Handtekening: …………………………………….

Naam en functie: …………………………………….

Verzoekt u akkoord te gaan met bovenstaande procedure en ter bevestiging onderstaand uw handtekening te plaatsen en een exemplaar te retourneren aan de Nederlandse ambassade/het Nederlandse consulaat.

   

Handtekening arts

Plaats en datum

* In de bijlage treft u in chronologische volgorde de te volgen stappen aan.

Bijlage:

STAPPEN

  • 1. Alvorens u bijgevoegde brief ondertekent dient door de ambassade/het consulaat met u besproken te worden:

    • a. op welke wijze het consult wordt betaald (door de betrokkene zelf bij u of bij de ambassade/consulaat die het geldbedrag dan weer aan u overmaakt);

    • b. welke procedure (met name omtrent betaling) gevolgd dient te worden indien u nadere informatie van een specialist wenst; en

    • c. wie (u of ambassade/consulaat) een kopie verleent aan de betrokkene van het door u ingevulde vragenformulier.

  • 2. U ontvangt van de ambassade/het consulaat en registratieformulier met gegevens en pasfoto van de betrokkene.

  • 3. Door de betrokkene of de ambassade/het consulaat wordt met u contact opgenomen om een afspraak te maken.

  • 4. Betrokkene meldt zich op de afspraak en overhandigt een door de ambassade/het consulaat afgegeven registratieformulier met pasfoto van hem of haar. U had reeds van de ambassade een formulier met pasfoto gekregen. Het is van belang dat u controleert dat beide pasfoto’s overeenkomen. Betrokkene kan eventueel een verklaring bij zich dragen van de eigen arts. Dit is echter niet noodzakelijk, dit is enkel ter eventuele verduidelijking van de medische achtergrond.

  • 5. U beantwoordt zo volledig mogelijk de vragen op het vragenformulier. Indien u hiervoor meer tijd of advies van (een) deskundige(n) nodig hebt, meldt u dit aan de betrokkene en neemt u hierover contact op met de ambassade/het consulaat. Dit houdt namelijk in dat de betrokkene extra kosten zal moeten betalen voor de medische rapportage van een deskundige.

  • 6. Met de eventueel ingewonnen schriftelijke informatie van de deskundige(n) vult u het vragenformulier in. U geeft de betrokkene een kopie van uw medisch vragenformulier en de schriftelijke verklaring van de deskundige (dit kan eventueel ook door de ambassade/het consulaat worden gedaan; dit dient met de ambassade/het consulaat te worden afgestemd).

  • 7. U stempelt en ondertekent het vragenformulier en verzendt dit vergezelt van het door de betrokkene aan u overhandigde originele registratieformulier aan de ambassade/het consulaat.

  • 8. De ambassade/het consulaat zendt het vragenformulier ter beoordeling door naar de IND.

  • 9. De IND in Nederland beoordeelt vervolgens of er reden is voor ontheffing van (onderdelen van) het basisexamen inburgering. Het is mogelijk dat de IND via de ambassade/het consulaat contact met u opneemt naar aanleiding van uw antwoorden op de vragen.

Alvorens het hele proces van start gaat, is het van belang dat de hele procedure voor u helder is en dat er goede afspraken worden gemaakt met de ambassade/het consulaat over de te volgen procedure, betaling, vertrouwelijkheid, kopieverlening van uw verklaring aan betrokkene, alsmede het zelf archiveren van stukken van cliënten.

3. Registratieformulier, tevens toestemmingsverklaring

Dit registratieformulier, tevens toestemmingsverklaring, is ten behoeve van arts/deskundige in het kader van een verzoek tot ontheffing basisexamen inburgering buitenland. In te vullen door verzoeker van ontheffing (mede) vanwege medische indicatie.

Gelieve hieronder uw persoonlijke gegevens in te vullen en te retourneren met 2 gelijkende pasfoto’s.

Bijlage 264470.png

(Geslachts)na(a)men

 

M/V (doorhalen)

Voorna(a)m(en)

 

Geboortedatum

 

Adres

 

Woonplaats

 

Land

 

Telefoon

 

Beroep

 

Nationaliteit

 

Toestemmingsverklaring

Met de ondertekening van dit formulier verklaar ik mijn toestemming en medewerking te verlenen aan een medische consultatie door een door de ambassade/het consulaat-generaal aangewezen arts over mijn gezondheidstoestand, en dat hierover – door tussenkomst van de ambassade/het consulaat – een medisch rapport ten behoeve van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Nederland zal worden uitgebracht.

Ondertekening door betrokkene (tevens toestemmingsverklaring)

 

Handtekening

 

Plaats en datum

 

In te vullen door de post:

 

Datum registratie in VIB

(Voorziening Identiteitsvaststelling van vreemdelingen in het

Buitenland)

 

V-nummer

 

Plaats, datum, stempel post

 

Bijlage 20. behorend bij artikel 1.16, eerste en tweede lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Kolom A

Administratie

Kolom B

Gegeven(s) of bescheid

Het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007

Inschrijving in het Handelsregister

Gegevens over surseance van betaling of faillissement

Gegevens over de doelstelling van een uitwisselingsreferent

Statuten van levensbeschouwelijke of religieuze organisaties

Het gehele bedrijfsprofiel

Centraal Insolventieregister

Gegevens over surséance van betaling of faillissement

Het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs

Vermelding van de opleiding in het register

Het openbare register van onderwijsinstellingen die de gedragscode internationale student in het Nederlandse hoger onderwijs hebben ondertekend

Vermelding van de onderwijsinstelling in het register

Het openbare register van toegelaten onderwijsinstellingen voor het verzorgen van opleidingen in het kader van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken

Vermelding van de onderwijsinstelling in het register

Het openbare register van toegelaten onderwijsinstellingen die opleidingen faciliteren in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid

Vermelding van de onderwijsinstelling in het register

Het National Academic Research and Collaborations Information System

Vermelding van de onderzoeksinstelling in het informatiesysteem

Register Normering Arbeid

Vermelding van het uitzendbureau in het register

Bijlage 21. behorend bij artikel 3.34l, eerste en tweede lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Kolom A

Administratie

Kolom B

Gegeven(s) of bescheid

de BRP

Bewijs van inschrijving

Bewijs van inschrijving huwelijk

Bewijs van verbreking huwelijk

Bewijs van de burgerlijke staat

Bewijs van de adresgegevens

De polisadministratie, bedoeld in bijlage I behorend bij artikel 5.2, eerste lid, besluit SUWI

Gegevens ter beoordeling van de hoogte en duurzaamheid van middelen van bestaan, verworven uit arbeid in loondienst als bedoeld in artikel 3.73, eerste lid, onder a, van het Besluit of inkomensvervangende uitkeringen als bedoeld in artikel 3.73, eerste lid, onder c, van het Besluit, waaronder:

Afschrift van een arbeidsovereenkomst

Afschrift van een uitzendovereenkomst

Afschrift van een uitkeringsbeschikking

Afschrift van een toekenningsbeschikking van de uitkerende instantie ingevolge de WAO, WAZ, WIA of Wajong

Afschrift van een loonstrook

Afschrift van een uitkeringsspecifatie

Afschrift van een jaaropgave

Het register Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg

Vermelding in het register

Het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007

Uittreksel uit het Handelsregister

Bijlage 22. behorend bij artikel 6.2a Voorschrift Vreemdelingen 2000

Kolom A

Kostensoort

Kolom B

Tarief

Vervoer (per vervoerde vreemdeling)

 

Binnen Rotterdam

Van Rotterdam naar Den Haag

Van Rotterdam naar Amsterdam

Van Rotterdam naar Brussel

Binnen Amsterdam

Van Amsterdam naar Den Haag

Van Amsterdam naar Rotterdam

Van Amsterdam naar Brussel

Vervoer naar overige bestemmingen, per vreemdeling per uur

€ 149,80

€ 299,60

€ 299,60

€ 449,40

€ 149,80

€ 299,60

€ 299,60

€ 599,20

€ 74,90

Laissez passer

 

Kosten aanvraagproces

Tolk tijdens vooronderzoek (per aanvraag)

Prijs laissez passer

€ 686,00

€ 60,00

variabel

Escortering tijdens het terugvervoer

 

Salariskosten (per escort per uur)

Kosten voor het verblijf van de escort (per escort)

Ticketkosten (per escort)

Vliegvergoeding (per escort per uur)

Onkostenvergoeding (per escort per dag)

Reisverzekering (per escort)

€ 63,78

variabel

variabel

€ 17,05

€ 13,50

variabel

Verblijf van de geweigerde vreemdeling

 

Enige verblijfplaats aangewezen als plaats of ruimte bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, Vw 2000 (per persoon per dag)

€ 298,00

Overige kosten

variabel

Administratiekosten

(maximaal € 500 administratiekosten per vreemdeling)

8%