Regeling eisen verwerking CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur 2000

[Regeling vervallen per 13-08-2004.]
Geraadpleegd op 07-05-2024.
Geldend van 27-10-2000 t/m 12-08-2004

Regeling eisen verwerking CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur 2000

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 3c, tweede lid, 3d, derde lid, en 3e van het Besluit verwijdering wit- en bruingoed;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Bij het be- of verwerken van CFK- of HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur wordt de hoeveelheid restolie per compressorpot bepaald overeenkomstig het protocol dat is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Bij het be- of verwerken van CFK- of HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur wordt ontgast PUR-schuim dat voor hergebruik is bedoeld, geanalyseerd overeenkomstig het protocol dat is opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

  • 1 De be- of verwerker van CFK- of HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur registreert de gegevens met betrekking tot de be- of verwerking van deze apparatuur overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling.

  • 2 De be- of verwerker van CFK- of HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur zendt de in het eerste lid bedoelde gegevens jaarlijks voor 1 maart toe aan de Vereniging van Afvalverwerkers te Utrecht.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

De Regeling eisen verwerking CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur (Stcrt. 1999, 56) wordt ingetrokken.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het besluit van 4 september 2000, houdende wijziging van het Besluit verwijdering wit- en bruingoed (verbreding rechtsgrondslag) (Stb. 2000, 377) in werking treedt.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen verwerking CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.P. Pronk

Bijlage 1. , behorende bij artikel 1 van de Regeling eisen verwerking CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur 2000

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

PROTOCOL RESTOLIEBEPALING IN COMPRESSORPOTTEN

Het gehalte restolie in afgetapte compressorpotten wordt gravimetrisch bepaald door middel van het laten uitlekken van de potten. De opgevangen olie wordt vervolgens gewogen.

1. Monsterneming

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Frequentie monsterneming

Per bedrijf worden compressorpotten éénmaal per kwartaal bemonsterd en geanalyseerd op restolie.

Monstername en analyse gebeurt door een extern bedrijf.

Steekproefgrootte

Per keer wordt een a-selecte steekproef genomen van drie afgetapte compressorpotten (< 12 kg), uit de verzamelbak voor afgetapte potten.

Behandeling potten

Voor vervoer worden de leidingen van de geselecteerde potten dichtgeknepen en het boorgat wordt afgedicht met een stop. Het vervoer moet zodanig zijn dat er geen olie lekt tijdens vervoer.

Aanvangsgewicht

Het aanvangsgewicht wordt vóór het uitlekken gewogen. Het gewicht dient kleiner te zijn dan 12 kilo.

2. Restoliebepaling middels uitlekken

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Omstandigheden

Het uitlekken dient onder gelijke omstandigheden uitgevoerd te worden, om verschillen te voorkomen. De potten dienen eerst te acclimatiseren bij een temperatuur van 18 °C (gedurende circa één etmaal), dit in verband met de viscositeit van olie.

Uitlekken

Voor het uitlekken wordt de stop verwijderd en worden de leidingen iets geopend, om onderdruk tegen te gaan. Vervolgens worden de potten zodanig geplaatst, op een opvangbak van bekend gewicht (0,1 gr nauwkeurig), dat het boorgat verticaal naar onder is gericht.

Na drie uur uitlekken worden de potten gecontroleerd. Indien dan geen olie is uitgelekt moet geconcludeerd worden dat het boorgat niet goed gepositioneerd is, waarna de ligging van de pot wordt gecorrigeerd.

Vervolgens laat men de pot nogmaals zes uur uitlekken.

Gemiddelde restolie per pot

De totaal uitgelekte hoeveelheid olie wordt gewogen, per pot, door middel van het terugwegen van de opvangbak (0,1 gr nauwkeurig). Vervolgens wordt de gemiddelde hoeveelheid restolie over de drie waarden berekend (gr/pot).

3. Toetsing van de eis

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Eis

De verwerkingseis wordt overschreden indien: gemiddeld uitlekgewicht (gr/pot) > 15.

Overschrijding van de eis

Indien de eis wordt overschreden dient het bedrijf een tweede analyse te laten maken, ter controle. Indien ook hierbij de eis wordt overschreden, moet het bedrijf maatregelen nemen. Dit kunnen maatregelen zijn betreffende de gebruikte techniek of betreffende de werkmethoden.

De getroffen maatregelen moeten duidelijk worden vastgelegd, zodat ook deze achteraf te verifiëren zijn.

Monitoring via registatieformat

Per bedrijf worden minimaal vier analyseresultaten overgelegd per jaar (gemiddelde hoeveelheid restolie; gr/pot), via het registratieformat (zie bijlage 3 behorende bij artikel 3, eerste lid, van de Regeling eisen verwerking CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur 2000).

Bijlage 2. , behorende bij artikel 2 van de Regeling eisen verwerking CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur 2000

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

PROTOCOL CFK-ANALYSE IN (ONTGAST) PUR-SCHUIM

Deze meting is van toepassing indien het ontgaste poly-urethaanschuim (PUR-schuim) is bestemd voor hergebruik.

1. Monsterneming

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Voor elke partij ontgast PUR-schuim, bestemd voor hergebruik, dient een monster te worden genomen. Het nemen van een representatief monster gebeurt volgens de algemene richtlijnen voor monsterneming opgesteld door VROM/RIVM (NVN 5860 Afvalstoffen, bemonstering van afvalstoffen).

2. Analyseprotocol

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Bepaling van het gehalte CFK 11 en CFK 12 in ontgast- en oud PUR-schuim door middel van purge en trap op kool, vloeistof-desorptie en analyse met gaschromatografie-massaspectrometrie.

Voor het opstellen van dit protocol is gebruik gemaakt van de volgende literatuur:

  • 1. Validatie van de bepaling van CFK's in polyurethaan schuim, rapportnummer R3558533.L01, TAUW Milieu 1997.

  • 2. Chemiekaarten 5e editie, 1989 (blz. 280 en 860).

3. Onderwerp en toepassinggebied

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Dit protocol geeft een beschrijving van de bepaling van het gehalte CFK 11 en CFK 12 in PUR-schuim door oplossen van de PUR in zwavelzuur waarbij door middel van purge en trap de CFK's geadsorbeerd worden op actief kool. De actief kool wordt na desorptie met koolstofdisulfide geanalyseerd met gaschromatografie en massaspectrometrie.

Deze methode is van toepassing op PUR-schuim afkomstig uit koelkasten waarin het als isolatiemateriaal was aangebracht. De vorm waarin de PUR-schuim kan voorkomen is vast plaatmateriaal (oud PUR-schuim) of poedervormig materiaal wat overblijft na verkleining en ontgassing van het vaste plaatmateriaal bij de verwerking van de koelkasten (ontgast PUR-poeder).

De methode is bruikbaar vanaf een CFK-concentratie van 0,1 m/m%.

4. Beginsel

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Er wordt gebruikgemaakt van een Purge en Trap opstelling volgens NEN 6401. Een bekende hoeveelheid PUR wordt verwarmd met zwavelzuur in een Purge en Trap opstelling. Na het oplossen van de PUR wordt gedurende 30 minuten stikstof doorgeleid. De met de stikstofstroom meegevoerde CFK's worden vervolgens geadsorbeerd op een actief koolbuis (800/200 mg).

De analyse van de actief kool wordt uitgevoerd door de kool te desorberen met een bekende hoeveelheid koolstofdisulfide. Na desorptie wordt een hoeveelheid van de koolstofdisulfide-oplossing geïnjecteerd in de gaschromatograaf waar de scheiding van de componenten plaatsvindt. Detectie van de componenten geschiedt met behulp van een massaspectrometer.

5. Reagentia en hulpstoffen

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Gebruik alleen reagentia van analysekwaliteit. Zie voor gevaren die verbonden zijn aan het werken met chemicaliën, de desbetreffende Chemiekaart.

Voor het uitvoeren van de onderhavige methode zijn de volgende stoffen benodigd:

  • 1. Trichloorfluormethaan (CFK 11)

  • 2. Dichloorfluormethaan (CFK 12), 5000 u/ml

  • 3. Methanol

  • 4. Zwavelzuur 95-97%

  • 5. Koolstofdisulfide

  • 6. Dichloormethaan

  • A. Calibratie standaard hoog niveau (oud PUR)

    Weeg 500 mg CFK 11 nauwkeurig af in een 10 ml maatkolf welke voor de helft gevuld is met methanol (zie opmerking). Vul aan met methanol en homogeniseer. De concentratie CFK 11 bedraagt 50.000 mg/ml.

    Voor CFK 12 wordt gebruikgemaakt van een commercieel verkrijgbare referentieoplossing (5000 mg/ml) in methanol.

  • B. Calibratie standaard laag niveau (ontgast, poeder PUR)

    Weeg 50 mg CFK 11 nauwkeurig af in een 10 ml maatkolf welke voor de helft gevuld is met methanol (zie opmerking). Voeg 1,0 ml stamoplossing CFK 12 (5000 mg/ml) toe. Vul aan met methanol en homogeniseer. De concentratie CFK 11 is 5000 mg/ml en de concentratie CFK 12 bedraagt 500 mg/ml.

  • C. Stockoplossing dichloormethaan (interne standaard)

    Voeg met behulp van een injectiespuit 100 ml dichloormethaan toe aan een maatkolf van 10 ml welke voor de helft gevuld is met methanol. Vul aan met methanol en homgeniseer. De concentratie dichloormethaan bedraagt 13.200 mg/ml.

  • D. Desorptievloeistof (koolstofdisulfide)

    Breng met behulp van een injectiespuit 250 ml stockoplossing dichloormethaan (C) in een maatkolf van 250 ml waarin zich circa 245 ml koolstofdisulfide bevindt. Vul aan tot 250 ml met koolstofdisulfide en homogeniseer.

    Opmerking: Voor CFK 11 dient tijdens het inwegen gewerkt te worden met een vooraf bij 2-8 °C gekoelde injectiespuit. Dit om verliezen door verdamping te voorkomen vanwege het lage kookpunt (23,7 °C). Voor alle oplossingen geldt dat ze bewaard dienen te worden bij 2-8 °C. De houdbaarheid van de oplossingen is niet bekend; aangenomen mag worden dat deze zeer beperkt zijn (als richtlijn wordt maximaal drie dagen voorgesteld).

6. Apparatuur en hulpmiddelen

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

  • 1. Headspace vial 20 ml met caps

  • 2. Maatkolf 10 ml met stop

  • 3. Maatkolf 250 ml met stop

  • 4. Balans, nauwkeurig op 0,0001 gram

  • 5. Spatel

  • 6. Dispenser 50 ml

  • 7. Monsterfles 250 ml met schroefdop

  • 8. Injectiespuit 100 ml

  • 9. Injectiespuit 250 ml

  • 10. Injectiespuit 1000 ml

  • 11. Vials 1,8 ml met caps

  • 12. Pasteurpipetten 150 mm

  • 13. Actief koolbuizen 800/200 mg

  • 14. Haaknaald

  • 15. Purge en Trap opstelling volgens NEN 6401

  • 16. Flowmeter

  • 17. Appelboor

  • 18. Gaschromatograaf, geschikt voor het gebruik van capillaire kolommen, met massaspectrometrische detectie (EI)

  • 19. Split/splitless injector

  • 20. Capillaire kolom (voorbeeld zie bijlage II)

7. Monsterneming, -conservering en -voorbehandeling

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Monsterneming

Voor ontgast en poedervormig PUR dient een representatief deelmonster in bewerking te worden genomen.

Voor oud PUR (isolatieplaten uit koelkasten) wordt met behulp van een appelboor één of meerdere dwarsdoorsneden van een plaat PUR genomen. Er dient in verband met mogelijk afwijkende concentraties aan de randen van een plaat PUR géén dwarsdoorsnede uit de buitenste rand te worden genomen.

Monsterconservering

Bewaar de monsters in het donker bij 2-8 °C.

Monstervoorbehandeling

Als het ontgaste PUR vermengd is met andere materialen (bijvoorbeeld stukjes kunststof), dienen deze verwijderd te worden. Het overgebleven materiaal wordt voor de analyse gebruikt.

8. Werkwijze

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Er wordt gebruikgemaakt van een Purge en Trap opstelling volgens NEN 6401. Vooraf dient de stikstofflow met behulp van een flowmeter ingesteld te worden op 40 ml per minuut.

Temperatuur van de gebruikte opstelling dient gecontroleerd te worden op juistheid.

Monsters

  • -

    Plaats een koolbuis boven op koeler.

  • -

    Weeg circa 1000 mg ontgast PUR of circa 500 mg oud PUR nauwkeurig af in de kolf.

  • -

    Plaats de kolf in de verwarmingsmantel, sluit het thermokoppel en de gasinleidbuis direct aan.

  • -

    Voeg 50 ml geconcentreerd zwavelzuur toe en plaats de koeler direct op kolf en sluit deze met een klem af.

  • -

    Verwarm de kolf tot 85 °C en zet de stikstofflow aan.

  • -

    Na exact 30 minuten stikstof uitzetten.

  • -

    De koolbuis kan verwijderd worden van de koeler en dient direct geanalyseerd te worden. Is dit niet mogelijk, dan dient de koolbuis bij -20 °C opgeslagen te worden.

Blanco

  • -

    Plaats een koolbuis boven op koeler.

  • -

    Plaats de kolf in de verwarmingsmantel, sluit het thermokoppel en de gasinleidbuis direct aan.

  • -

    Voeg 50 ml geconcentreerd zwavelzuur toe en plaats de koeler direct op kolf en sluit deze met een klem af.

  • -

    Verwarm de kolf tot 85 °C en zet stikstofflow aan.

  • -

    Na exact 30 minuten stikstof uitzetten.

  • -

    De koolbuis kan verwijderd worden van de koeler en dient direct geanalyseerd te worden. Is dit niet mogelijk dan dient de koolbuis bij -20 °C opgeslagen te worden.

Standaard

  • -

    Plaats een koolbuis boven op koeler.

  • -

    Plaats de kolf in de verwarmingsmantel, sluit het thermokoppel en de gasinleidbuis direct aan.

  • -

    Voeg 50 ml geconcentreerd zwavelzuur toe.

  • -

    Voeg 1,0 ml van iedere (indien zowel CFK 11 als 12 onderzocht worden) standaardoplossing (oud PUR) of 1,0 ml stamoplossing (ontgast PUR) toe aan de zwavelzuur en plaats de koeler direct op kolf en sluit deze met een klem af.

  • -

    Verwarm de kolf tot 85 °C en zet de stikstofflow aan.

  • -

    Na exact 30 minuten stikstof uitzetten.

  • -

    De koolbuis kan verwijderd worden van de koeler en dient direct geanalyseerd te worden. Is dit niet mogelijk dan dient de koolbuis bij -20 °C opgeslagen te worden.

Desorberen koolbuizen

Een koolbuis bestaat uit een eerste (800 mg) en een tweede compartiment (200 mg). Het tweede compartiment wordt geanalyseerd om eventuele doorslag van het eerste compartiment waar te nemen.

Werkwijze voor het desorberen van koolbuizen:

  • -

    Verwijder met behulp van een haaknaald beide compartimenten en doe deze apart in een headspace vial waarin zich koude (bij -20 °C gekoelde) desorptievloeistof (CS2) bevindt. Voor het eerste compartiment wordt 10,0 ml CS2 gebruikt, voor het tweede 5,0 ml.

  • -

    Sluit de vial direct af.

  • -

    Laat de vial, onder af en toe omzwenken, op kamertemperatuur komen.

  • -

    Breng een gedeelte van de CS2 over in 1,8 ml vial.

  • -

    Dit extract is klaar voor de gaschromatografische analyse.

Opmerking: bij oud PUR dient het verkregen extract altijd (minimaal) 10 maal verdund te worden om binnen het lineaire meetgebied te blijven.

Bepaling met gaschromatografie

Instellingen gaschromatograaf:

Stel de gaschromatograaf zo in dat een optimale scheiding wordt verkregen.

Instellingen massaspectrometer:

Voordat kan worden overgegaan op de meting van extracten dient de massaspectrometer getuned te worden volgens het voorschrift van de leverancier. Dit voorschrift staat beschreven in de manuals die bij de apparatuur horen.

Identificatie

Bij de gebruikte methode wordt er in de S(elective)I(on)M(onitoring)-mode gemeten. Identificatie vindt plaats op basis van de intensiteitsverhouding target-ion en qualifier-ion en op relatieve retentietijd.

Het target-ion is het ion met de hoogste intensiteit van het massaspectrum, het qualifier-ion het ion met de één na hoogste intensiteit.

Voor de relatieve retentietijd van de component geldt dat deze niet meer dan 0,01 minuut afwijkt van dezelfde component in de kalibratiestandaard.

Voor de intensiteitsverhouding target/qualifier-ion geldt dat deze niet meer dan 20% mag afwijken van de verwachte verhouding.

Kwantificering vindt plaats op basis van het target-ion.

Component

Purge en Trap op kool

target ion

a.m.u.

methode

qualifier ion

a.m.u.

verhouding

target/qualifier

%

CFK 12

85,0

87,0

33,6

CFK 11

101,0

103,0

65,2

Dichloormethaan

84,0

86,0

61,8

Kwantificering

Na meting van de kalibratiestandaard worden de selectieve massa's (target-ion) van de verschillende componenten (inclusief referentiestof) geïntegreerd.

Uit de oppervlakte en de concentratie wordt een responsfactor berekend:

R(x,r) =

Ar standaard * Cx standaard

 

Ax standaard * Cr standaard

 

waarin:

  • R(x,r) = responsfactor van component x ten opzichte van de referentiestof r

  • Ar standaard = piekoppervlak selectieve massa referentiestof r in de kalibratiestandaard

  • Ax standaard = piekoppervlak selectieve massa van component x in de kalibratiestandaard

  • Cx standaard = hoeveelheid component x in de kalibratiestandaard in mg/ml

  • Cr standaard = hoeveelheid referentiestof r in de kalibratiestandaard in mg/ml

De berekening van de extract concentraties wordt gegeven door:

Cx =

Ax * R(x,r) * Cr

 

Ar

 

waarin:

  • Cx = concentratie van component x in mg/ml

  • Ax = oppervlakte selectieve massa component x in het monster

  • R (x,r) = responsfactor component x ten opzichte van de referentiestof

  • Cr = concentratie referentiestof in het monster in mg/ml

  • Ar = piekoppervlak selectieve massa referentiestof

Gehalte berekening monsters:

Cm =

Cx * Vd * f

 

10 * a

 

waarin:

  • Cm = gehalte component x in m/m%

  • Cx = gehalte component in het extract in mg/ml

  • Vd = hoeveelheid desorptiemiddel in ml

  • f = verdunningsfactor

  • a = inweeg in mg

  • 10 = omrekeningsfactor van mg/mg naar %

Analyse tweede compartiment

Het tweede compartiment wordt geanalyseerd om eventuele doorslag van het eerste compartiment vast te stellen. Wanneer er in het tweede compartiment geen componenten worden aangetroffen is de analyse goed verlopen.

Wanneer er wel een component wordt aangetroffen dient de opwerking herhaald te worden met een verminderde (halve) inzet. Dit kan alleen wanneer monster-inhomogeniteit geen belangrijke rol speelt.

Afronding

Gehalte m/m %

(gram/kg)

Afronden op

0 - 0,1

(0 - 1)

<0,1

0,1 - 1,0

(1 - 10)

0,01

1,0 - 10

(10 - 100)

0,1

>10

(> 100 )

1

9. Toetsing aan de eis

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Eis

De verwerkingseis wordt overschreden indien:

rest-CFK in ontgast PUR-schuim > 10 gr/kg of > 1 massa/massa%

Op basis van bevindingen uit methode evaluerend onderzoek moet rekening gehouden worden met onzekerheden in de meting van een representatief deelmonster met betrekking tot juistheid en spreiding. In onderstaande tabel wordt aangegeven wanneer het materiaal kan worden toegepast voor hergebruik en wanneer het materiaal afgekeurd wordt voor hergebruik.

Gemeten gehalte

beoordeling

gevolg

< 0,61 m/m %

met tenminste 95% zekerheid voldoet het materiaal aan de eis van 1,0 m/m%

het materiaal kan toegepast worden voor hergebruik

=> 0,61 en =< 1,39 m/m/%

het is niet zeker of het materiaal voldoet aan de eis van 1,0 m/m/%

het materiaal kan toegepast worden voor hergebruik

> 1,39 %

met tenminste 95% zekerheid voldoet het materiaal niet aan de eis van 1,0 m/m/ %

het materiaal is afgekeurd voor hergebruik

Overschrijding van de eis

Indien de eis wordt overschreden, dient het bedrijf een tweede analyse te laten maken, ter controle. Indien ook hierbij de eis wordt overschreden, mag de partij ontgast PUR-schuim niet aangewend worden als secundaire grondstof (hergebruik). Indien het CFK-gehalte van de partij door middel van nabehandeling (verwarmen) tot onder de grenswaarde wordt gebracht, kan het PUR-schuim worden hergebruikt.

10. Monitoring via registratieformulier

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Via het registratieformulier (bijlage 3 behorende bij artikel 3, eerste lid, van de Regeling eisen verwerking CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur 2000) dient een bedrijf de analyseresultaten over te leggen aan de VVAV die betrekking hebben op partijen PUR-schuim die zijn hergebruikt.

Bijlage 3. , behorende bij artikel 3, eerste lid, van de regeling eisen verwerking CFK- en HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur 2000

[Regeling vervallen per 13-08-2004]

Bijlage 30671.png
Bijlage 30672.png
Bijlage 30673.png
Bijlage 30674.png
Naar boven